Ministerie van Buitenlandse Zaken


---


1 Inleiding

2 Historische achtergrond

3 Omvang van Palestijnse gemeenschap

4 UNRWA

5 Politieke factoren
5.1 Integratie
5.2 General Authority for Palestine Arab Refugees
5.3 Nationaliteit

6 Sociale factoren

7 Vluchtelingenkampen

8 Palestijnse groeperingen

9 Detentie

10 Documenten

11 Terugkeer

12 Beleid van andere Westeuropese landen

13 Samenvatting

Bijlage(n) 1 - Protocol

Bijlage 2 - Literatuurlijst

Algemeen ambtsbericht Syrië/Palestijnen januari 2002


1 Inleiding

---

Dit rapport bevat informatie over de positie van Palestijnen in Syrië. Het document is opgesteld met het oog op de beoordeling van asielaanvragen van Palestijnen uit Syrië in Nederland en de eventuele verwijdering van uitgeprocedeerde Palestijnen vanuit Nederland naar Syrië.

Over de algemene situatie in Syrië is op 6 december 2000 een algemeen ambtsbericht Syrië (kenmerk DPC/AM-675345) verschenen. Een geactualiseerde bewerking van dit algemene ambtsbericht zal binnen afzienbare tijd worden uitgebracht. In het algemeen ambtsbericht van 6 december 2000 (kenmerk DPC/AM-663895) inzake asiel in derde landen wordt in hoofdstuk 6 onder meer aandacht besteed aan de asielpraktijk in Syrië en de rol daarbij van UNHCR. Op 21 december 2001 is een algemeen ambtsbericht Syrië/identiteitsnummer (kenmerk DPV/AM-746495) verschenen.

Onderhavig rapport dient gelezen te worden in samenhang met en in aanvulling op bovenstaande algemene ambtsberichten.

Bij de totstandkoming van dit rapport is gebruik gemaakt van rapportages van de Nederlandse ambassade in Damascus, alsmede van informatie van UNHCR, UNRWA, Amnesty International, Human Rights Watch, het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken en het Internationale Rode Kruis. Ook is gebruik gemaakt van vakliteratuur en berichtgeving in de media. De tekst van dit rapport is in een aantal gevallen gebaseerd op informatie die op vertrouwelijke basis is ingewonnen. Een overzicht van de openbare bronnen is opgenomen in de literatuurlijst.

Na een kort historisch overzicht in hoofdstuk 2 en algemene gegevens in hoofdstuk 3, wordt in hoofdstuk 4 de positie van UNRWA behandeld. In de daarop volgende hoofdstukken komen politieke en sociale factoren aan bod. Na een schets van de situatie in de diverse Palestijnse vluchtelingenkampen in hoofdstuk 7 volgt in hoofdstuk 8 een beschrijving van de verschillende Palestijnse groeperingen in Syrië. Detentie, documenten en terugkeer komen aan de orde in de daarop volgende hoofdstukken. Hoofdstuk 12 geeft het asielbeleid van een aantal Westeuropese landen weer met betrekking tot personen van Palestijnse identiteit afkomstig uit Syrië. Een algehele samenvatting is opgenomen in hoofdstuk 13.


2 Historische achtergrond

---

Het latere Britse mandaatgebied Palestina (hiermee wordt ruwweg het gebied bedoeld dat het huidige Israël, de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook bestrijkt) stond in de periode van 636 tot 1099 onder Arabisch gezag. In dat jaar kwam het gebied onder bewind van de kruisvaarders, een bewind dat bijna honderd jaar zou duren. Onder de Arabieren was het gebied verdeeld in twee militaire districten, ter weerszijden van de rivier de Jordaan. De westelijke oever werd Falastin (naar het Romeinse Palaestina) genoemd, het gebied ten oosten van de Jordaan stond bekend als Urdun (Arabisch voor Jordaan en voor Jordanië). Na de kruisvaarders namen de Mamelukken de heerschappij over het gebied over. Zij werden op hun beurt in l516 opgevolgd door de Turken. De daaropvolgende vierhonderd jaar maakte Palestina deel uit van het Ottomaanse Rijk. Gedurende de Eerste Wereldoorlog veroverden de Engelsen het gebied op de Turken.

In l897 werd te Basel de World Zionist Organization door Theodor Herzl opgericht. Deze organisatie had als doel het stichten van een 'joods nationaal tehuis in Palestina'. Op 2 november 1917 maakte A.J. Balfour, de toenmalige Britse minister van Buitenlandse Zaken, bekend dat het Verenigd Koninkrijk de stichting van een joods nationaal tehuis in Palestina zou steunen. Toen de Volkenbond in l920 Palestina en Transjordanië als Britse mandaatgebieden aanwees, werd expliciet naar deze 'Balfour Declaration ' verwezen.

Was tot l920 het aantal joden in Palestina gering geweest, vanaf dat jaar nam de joodse immigratie aanmerkelijk toe. Dit leidde tot de eerste anti-joodse rellen.

In de jaren dertig namen de onlusten tussen de Arabische en joodse bevolkingsgroepen in aantal en hevigheid toe. Mede ten gevolge van de jodenvervolging door nazi-Duitsland trokken joden in groten getale naar Palestina.

Op 29 november l947 nam de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties resolutie l8l aan. In deze resolutie werd de aanbeveling gedaan het Britse mandaat te beëindigen en Palestina te verdelen in een joodse en een Arabische staat. Op Jeruzalem zou een internationale regeling van toepassing worden. Het voorstel werd door het Joods Agentschap aanvaard, doch verworpen door de Arabische bevolking van Palestina en door alle Arabische landen.

Op 14 mei l948 werd de staat Israël uitgeroepen, vlak voordat het Britse mandaat zou aflopen. Bijna gelijktijdig vielen legereenheden van de omringende Arabische landen de nieuwe staat binnen en brak de eerste Arabisch-Israëlische oorlog uit. Na deze oorlog, die ruim een jaar zou duren, controleerde Israël het overgrote deel van het voormalige mandaatgebied Palestina. Uitzonderingen waren de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, die onder (Trans-)Jordaanse respectievelijk Egyptische controle stonden.

Als gevolg van de oorlog van l948/l949 werden ongeveer driekwart miljoen Palestijnen uit hun huizen en van hun land verdreven. Zij zochten hun heil voornamelijk in de Gazastrook , de Westelijke Jordaanoever , Syrië, Jordanië en Libanon, waar zij in afwachting van terugkeer in geïmproviseerde tentenkampen terechtkwamen.

Kleinere groepen vluchtelingen vestigden zich in l948 in andere Arabische landen in het Midden-Oosten . Ongeveer 150.000 Palestijnen bleven achter. Zij verkregen na verloop van tijd het Israëlische staatsburgerschap en werden zo een Arabische minderheid in de joodse staat.

Al gauw bleek dat van een spoedige terugkeer van de gevluchte Palestijnen geen sprake kon zijn. De instelling van strenge grenscontroles aan de Israëlische zijde van de grens maakte bijvoorbeeld een einde aan de mogelijkheid om de eigen bezittingen te inspecteren en achtergebleven familieleden te bezoeken. Vervolgens gingen de Israëlische autoriteiten ertoe over om Palestijnen die langere tijd van huis waren weggebleven als 'afwezig' te classificeren, hetgeen de weg opende om hen het recht op terugkeer te ontzeggen en hun bezittingen verbeurd te verklaren. Joodse nederzettingen verrezen in wat eens Palestijnse gebieden waren. Het verblijf van de gevluchte Palestijnen in de gebieden en landen van opvang kreeg daarmee een steeds permanenter karakter.

Intussen had de internationale gemeenschap besloten dat de Palestijnse vluchtelingen niet onder het mandaat van het Bureau of the United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) zouden vallen, maar dat voor hen een aparte VN-organisatie in het leven zou worden geroepen. Op 8 december l949 werd het United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA) opgericht, dat zich richt op gezondheidszorg, onderwijs, opleiding, sociale bijstand en noodhulp .

In de vluchtelingenkampen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook ontstond een veelheid aan Palestijnse groeperingen (waaronder Al-Fatah van Mohammed Abdul-Rauf Al-Qudwa Al-Husseini ('Yasser Arafat' )) die zich verzetten tegen de staat Israël. Met de oprichting in l964 van de Palestine Liberation Organization (PLO) onder leiding van de Palestijnse advocaat Ahmed Shukairy kwam een overkoepelende organisatie tot stand, die bijdroeg tot een verdergaande structuur en onderlinge samenhang tussen de verschillende Palestijnse groeperingen , waarbij 'the PLO was supposed to preserve the national identity of the Palestinians and to provide them with the political and military mechanism they needed to reclaim their national rights from Israel' .

Op 11 september 1965 namen de lidstaten van de Arabische Liga in Casablanca een Protocol on the Treatment of Palestinians aan, waarbij de onderscheiden lidstaten (waaronder Syrië) Palestijnse vluchtelingen gelijk stelden aan de overige ingezetenen van die staten wat betreft verblijf en recht op werk .

Gedurende de Arabisch-Israëlische oorlog van juni l967 bezette Israël in enkele dagen het Sinaï-schiereiland, de Gazastrook, de Westelijke Jordaanoever en de Golan- hoogvlakte. Deze gebieden werden niet geannexeerd, maar onder militair bestuur geplaatst; alleen Oost-Jeruzalem werd geannexeerd. Als gevolg van deze oorlog vond er opnieuw een exodus van Palestijnen plaats . Vanuit de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, waar velen van hen nog maar kort tevoren een bestaan hadden opgebouwd, vertrokken ongeveer 355.000 vluchtelingen naar Arabische buurlanden. Van dit aantal waren zo'n 210.000 personen niet eerder vluchteling geweest; zij werden door UNRWA als 'displaced' aangemerkt .

Vanwege de Israëlische bezetting van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook trokken veel PLO-strijders naar de omringende Arabische buurlanden. De belangrijkste bases van de Palestijnse guerilla's in die tijd waren te vinden in Syrië en Jordanië. Gefrusteerd door de eerdere Arabische nederlagen raakten veel Palestijnen in toenemende mate geradicaliseerd en zochten zij in hun gastlanden de nodige bewegingsvrijheid voor militaire acties tegen Israël.

De Palestijnse guerillastrijders vormden op den duur in Jordanië een dermate machtige en soeverein opererende beweging dat de Jordaanse binnenlandse stabiliteit hierdoor ernstig werd ondermijnd. Uiteindelijk heeft dit in september l970 ('Zwarte September') en de daaropvolgende maanden in een gewapend optreden van het Jordaanse regeringsleger en een kortstondige burgeroorlog geresulteerd .

Veel Palestijnen zochten daarop vanuit Jordanië hun toevlucht in Syrië en Libanon. Syrië trachtte de aanwezigheid van Palestijnse groeperingen op zijn grondgebied veelal te gebruiken voor eigen politieke doeleinden. Het land stond een zeer beperkte bewegingsvrijheid voor Palestijnen toe. Acties vanaf Syrisch grondgebied werden door de Syrische autoriteiten niet toegestaan uit vrees voor Israëlische represailles.

In oktober l973 raakte Israël wederom in oorlog toen Syrië en Egypte aanvallen op Israëlische stellingen lanceerden. Deze oorlog genereerde geen nieuwe stroom Palestijnse vluchtelingen.


3 Omvang van Palestijnse gemeenschap

---

Het bij UNRWA/Syrië per 30 juni 2001 geregistreerde aantal Palestijnen bedroeg 391.651. Dit aantal vormt ongeveer 2½ procent van de bevolking van Syrië en circa tien procent van het totale aantal bij UNRWA geregistreerde Palestijnen. Het betreft vluchtelingen als gevolg van de oorlog van l948/l949, en hun nazaten. Van de Palestijnen die bij UNRWA-Syrië geregistreerd staan, verblijft ongeveer dertig procent in kampen .

Er zouden zo'n 418.000 Palestijnen bij de Syrische autoriteiten (General Authority for Palestine Arab Refugees - GAPAR) geregistreerd staan, waaronder zowel veel Palestijnen die bij UNRWA geregistreerd staan, als Palestijnen die na l948/l949 naar Syrië zijn gekomen.

Schattingen van het aantal Palestijnen dat bij UNRWA/Syrië noch bij GAPAR geregistreerd staat, variëren van 40.000 tot 50.000 personen . Het betreft voornamelijk Palestijnen die naar Syrië zijn gekomen na l948/l949, en hun nazaten.

Op basis van deze gegevens kan het aantal Palestijnen in Syrië ruwweg geschat worden op zo'n half miljoen personen.

Naar verluidt zou de S yrische overheid jaarlijks meer dan US$ 60 miljoen uitgeven aan sociaal-economische ondersteuning van Palestijnen. Het reguliere UNRWA-budget voor Syrië bedroeg voor het jaar 2001 US$ 22 miljoen. Geregeld worden additionele contributies ontvangen van donorlanden, waaronder Nederland.

De meeste Palestijnen in Syrië zijn nazaten van vluchtelingen die in l948/l949 het voormalige Britse mandaatgebied Palestina verlieten. Circa 95.000 Palestijnen kwamen toen naar Syrië. De grootste groep was afkomstig uit de omgeving van de steden Safad en Tiberias, terwijl een andere belangrijke groep uit de regio's Haifa en Akko kwam. Het merendeel van de Palestijnen zocht zijn toevlucht in en om Damascus, terwijl de rest zich over Syrische provincies verspreidde.

Later kwamen daar Palestijnen bij die bijvoorbeeld in de jaren vijftig vanuit de gedemilitariseerde zone in de hoogvlakte van Golan naar elders in Syrië waren getrokken, of Palestijnen afkomstig uit de grensdorpen op de Westelijke Jordaanoever, dan wel Palestijnen die na Z warte September in l970 Jordanië hebben verlaten. Tijdens de Zesdaagse Oorlog van juni l967, toen Israëlische strijdkrachten onder andere de hoogvlakte van Golan en het gebied rond de stad Al-Quneitra bezetten, trok er nog een aantal Palestijnen dat al bij UNRWA/Syrië geregistreerd stond, richting Damascus. Van deze groep vestigde een deel zich in zuidelijke richting nabij de stad Dera'a'.


4 UNRWA

---

Palestijnse vluchtelingen als gevolg van de oorlog van l948/l949 vallen buiten zowel de internationale bescherming van UNHCR als buiten de kaders van het Vluchtelingenverdrag van l951. Krachtens artikel 1d van het Vluchtelingenverdrag is het verdrag niet van toepassing op personen die bescherming of bijstand genieten van andere VN-organen of -instellingen dan UNHCR. Wanneer de bescherming of bijstand van dergelijke andere VN-organen of -instellingen zoals UNRWA om welke reden dan ook is beëindigd, dan zullen deze personen van rechtswege alsnog onder het Vluchtelingenverdrag komen te vallen .

UNRWA kan op grond van het bestaande mandaat geen bescherming bieden aan Palestijnen die stellen te vrezen te hebben voor vervolging van overheidswege. De organisatie treedt dan ook niet in rechte op voor de Palestijnen, zoals bijvoorbeeld UNHCR dit zou kunnen doen. UNHCR-Syrië treedt niet op voor onder UNRWA-auspiciën in Syrië verblijvende Palestijnen, noch voor overige Palestijnen aldaar.

UNRWA definieert een Palestijnse vluchteling als 'any person whose normal place of residence was Palestine during the period 1 June l946 to 15 May l948 and who lost both home and means of livelihood as a result of the l948 conflict' . UNRWA maakt onderscheid tussen (nazaten van) vluchtelingen die naar Syrië kwamen als gevolg van de oorlog van l948/l949 enerzijds, en (nazaten van) vluchtelingen die later naar Syrië kwamen. De laatste categorie valt niet onder het formele UNRWA-mandaat. Desondanks kunnen niet bij UNRWA geregistreerde Palestijnse vluchtelingen in aanmerking komen voor speciale UNRWA-noodhulpprogramma's , waaronder medische noodhulp en eventuele voedselpakketten.

UNRWA kreeg het mandaat om, in samenwerking met de landen van opvang, hulp- en werkprojecten op te zetten voor Palestijnse vluchtelingen als gevolg van de oorlog van l948/l949. Met de verschillende gastlanden (Syrië, Jordanië, Libanon en Egypte) sloot UNRWA bilaterale overeenkomsten; met Syrië gebeurde dit in 1953 .

Registratie

Registratie van Palestijnen bij UNRWA geschiedt op vrijwillige basis. Palestijnen laten regelmatig geboortes registreren, maar verzuimen vaak om overlijden van familieleden aan te geven. Het aantal bij UNRWA geregistreerde Palestijnen omvat niet het totale aantal van alle in Syrië verblijvende Palestijnen .

Indien nergens registratie heeft plaatsgevonden, kunnen die Palestijnen die aan de door UNRWA bepaalde definitie van een Palestijnse vluchteling voldoen, zich alsnog bij UNRWA laten registreren.

Aanspraak op voorzieningen

Alle Palestijnen die bij UNRWA geregistreerd staan, kunnen aanspraak maken op de voorzieningen onder UNRWA-auspiciën. Ook kinderen van bij UNRWA geregistreerde Palestijnen die buiten het UNRWA-mandaatgebied zijn geboren, kunnen aanspraak maken op UNRWA-assistentie. In beginsel kunnen niet geregistreerde Palestijnen geen beroep doen op UNRWA. Wel zouden zij in uitzonderlijke gevallen in aanmerking kunnen komen voor speciale UNRWA-noodhulpprogramma's .

Palestijnen die niet bij UNRWA/Syrië staan geregistreerd, maar elders bij UNRWA, kunnen op basis van die registratie een beroep (blijven) doen op UNRWA.

Indien een bij UNRWA geregistreerde vrouw trouwt met een niet bij UNRWA geregistreerde Palestijn, krijgt dit gezin geen steun van UNRWA. Hierbij wordt uitgegaan van de door UNRWA bepaalde definitie van vluchteling, welke de mannelijke lijn volgt.

Voor de dienstverlening door UNRWA in de vorm van onderwijs, gezondheidszorg of bijstand maakt het niet uit of Palestijnen in of buiten kampen wonen.

Medische zorg

UNRWA voorziet in medische zorg door middel van een netwerk van eigen artsen, eigen gezondheidscentra en Syrische privé-klinieken. Hieraan zijn voor geregistreerde vluchtelingen geen kosten verbonden. Indien het gaat om bijzonder gecompliceerde medische ingrepen, dan worden deze buiten de UNRWA-structuur verricht (in lokale privé-ziekenhuizen) met behulp van een geldelijke UNRWA-bijdrage. Uit bezuinigingsoverwegingen heeft UNRWA het doorverwijzen van patiënten naar privé-klinieken echter beperkt tot spoedgevallen. Ziekenhuizen van de Syrische staat staan zonder onderscheid open voor iedere patiënt. Echter, vanwege de grote afstanden tussen Palestijns vluchtelingenkampen en dergelijke ziekenhuizen, alsmede door een gebrek aan voldoende diensten van ziekenauto's, kunnen Palestijnen niet optimaal gebruik maken van de medische voorzieningen in Syrië.

UNRWA verschaft geneesmiddelen en medicamenten aan de door haar beheerde gezondheidscentra.

Onderwijs

UNRWA verzorgt eigen onderwijs voor bij de organisatie geregistreerde Palestijnen. Het betreft primair basisonderwijs plus middelbaar onderwijs (eerste drie jaar). UNRWA heeft in Syrië een eigen instituut waar technisch onderwijs wordt gegeven. Dit instituut, dat bekend staat als het 'Damascus Training Centre', geeft 'vocational and semi-professional post preparatoy and post secondary training' aan honderden Palestijnse studenten .

De UNRWA-schoolgebouwen dateren vaak uit de jaren zestig. Bezuinigings-maatregelen hebben ertoe geleid dat UNRWA aan deze gebouwen onvoldoende onderhoud heeft kunnen plegen.

Sociale en financiële ondersteuning

UNRWA geeft bijstand op basis van een toelage per kwartaal, die bestaat uit voedsel en geld (per persoon US$ 120 per jaar aan die gezinnen die geen mannelijke kostwinner hebben tussen de negentien en zestig jaar). Ook wordt de financiële ondersteuning voor éénouder-gezinnen stopgezet indien de oudste zoon achttien jaar wordt. Deze wordt dan geacht als kostwinner op te treden.

UNRWA heeft ook gemeenschapscentra, vrouwencentra en centra voor gehandicapten. Deze centra worden deels gefinancieerd door UNRWA, deels door de lokale Palestijnse gemeenschap.

UNRWA verzorgt tevens de vuilnisophaal in de door haar officieel erkende vluchtelingenkampen.

UNRWA heeft voorts een programma voor het verstrekken van kleine leningen en het geven van financiële garanties teneinde vluchtelingen te helpen met inkomensgenererende projecten. Het sociale hulpprogramma van UNRWA biedt ook de mogelijkheid om de oprichting van kleine bedrijfjes die door vrouwen worden bestierd, financieel te steunen.

Budgettaire problemen

UNRWA heeft steeds meer te kampen met budgettaire problemen. Sinds enkele jaren kent UNRWA substantiële financiële tekorten die elk jaar met moeite worden gedicht. Daarbij moeten salarissen van UNRWA-personeel worden bevroren, moet onderhoud aan UNRWA-materieel worden uitgesteld en moet het aantal uitgezonden medewerkers aanzienlijk worden teruggebracht. Ook UNRWA-Syrië heeft last van budgettaire problemen. Deze kunnen van invloed zijn op de kwaliteit van de dienstverlening, hetgeen bijvoorbeeld blijkt uit bezuinigingen op de basisgezondheidszorg, het onderwijs en de bijstand.


5 Politieke factoren

---

Politiek uitgangspunt voor de S yrische autoriteiten is dat zij zich verzetten tegen een permanente vestiging van Palestijnen in Syrië. Hiermee zou in Syrische ogen mogelijk het Palestijnse recht op terugkeer kunnen worden ondermijnd.

5.1 Integratie36

---
De situatie in Syrië in l948 verschilde van die van andere Arabische gastlanden van Palestijnse vluchtelingen. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Libanon en Transjordanië was er in Syrië ten tijde van de instroom in l948/l949 van Palestijnse vluchtelingen nauwelijks sprake van werkloosheid of beperkte natuurlijke hulpbronnen. Ook vormde de instroom van zo'n 90.000 tot 100.000 Palestijnse vluchtelingen geen bedreiging voor de economie of de sociale structuur van Syrië. Syrië ontving in de loop der jaren relatief minder Palestijnse vluchtelingen dan andere Arabische landen waar UNRWA werkzaam is. Palestijnen hebben nooit meer dan drie procent van de totale bevolking in Syrië uitgemaakt.

Als gevolg hiervan verschilde de houding van de Syrische autoriteiten vanaf het begin van de instroom van Palestijnse vluchtelingen aanzienlijk van die van andere Arabische gastlanden. Sommige economen zagen de nieuwkomers als een aanwinst voor een verdere ontwikkeling van het land. In l949 sprak de toenmalige Syrische minister-president Husni Al-Za'im de bereidheid uit om 300.000 Palestijnse vluchtelingen in Syrië op te nemen als onderdeel van een algehele oplossing voor het Arabisch-Palestijnse conflict. Zijn voorstel hield in vestiging van Palestijnen in de regio Al-Jazirah in het noord-oosten van Syrië om dit vruchtbare en onderbevolkte gebied langs de rivier de Eufraat tot ontginning te brengen . Dit voorstel nam echter nooit concrete vormen aan, omdat premier Za'im kort nadat hij zijn voorstel had gelanceerd, met een militaire staatsgreep werd afgezet.

In l949 maakte de Syrische regering een begin met wat zich geleidelijk aan zou ontwikkelen als een reeks van wetten die de Palestijnen in Syrië wat betreft verblijf en recht op werk vrijwel op gelijke voet zou plaatsen met Syrische ingezetenen. Zo stelde in september l949 het Legislative Decree no. 37 Palestijnen vrij van een bepaling in de Civil Servants Act die bepaalde dat pas na een periode van vijf jaar een Syrisch ingezetene te zijn geweest iemand in Syrische overheidsdienst zou kunnen treden . Het jaarrapport van UNRWA over de periode l951 - l952 geeft een opsomming van de wettelijke maatregelen die als doel hadden de economische integratie van Palestijnen in Syrië te vergemakkelijken .

In de wet nr. 260 van 7 oktober l956 werd bepaald dat 'Palestinians residing in Syria as of the date of the publication of this law are to be considered as originally Syrian in all things covered by the law and legally valid regulations connected with the right to employment, commerce, and national service, while preserving their original nationality.' . Bepaalde onderwerpen werden echter niet door deze wet geregeld, zoals onderwijs, reizen, eigendomsrechten en pensionering. Deze onderwerpen werden ter beslissing overgelaten aan de diverse Syrische regeringsinstanties.

Op het gebied van het onderwijs blijkt echter dat de praktijk in overeenstemming is met de inhoud van bovengenoemde wet uit l956. De overgrote meerderheid van de Palestijnen volgt basis- en middelbaar onderwijs op UNRWA-scholen. Palestijnen kunnen gratis middelbaar onderwijs volgen op Syrische staatsscholen; deze scholen kennen naast een beroepsopleiding ook voorbereidend wetenschappelijk onderwijs. Palestijnen mogen net als Syrische ingezetenen onderwijs volgen aan universiteiten en andere instellingen van wetenschappelijk onderwijs. De hieraan verbonden onderwijskosten zijn voor Syriërs en Palestijnen gelijk.

Palestijnen hebben geen werkvergunning nodig om in Syrië te mogen werken.

Palestijnen mogen in Syrië meer dan één bedrijf of handelsonderneming hebben. Ook mogen zij bezittingen (ver)huren of (ver)pachten. Het lidmaatschap van een (door de Syrische regering gecontroleerde) vakvereniging staat in Syrië open voor Palestijnen.

Palestijnen mogen door heel Syrië reizen en hebben de mogelijkheid om zich vrij te vestigen in welke Syrische plaats dan ook.

De Syrische rechtspraak is van toepassing op Palestijnen.

Ook kunnen Palestijnen lid worden van de Palestijnse tak van de Baath-partij. Zij zijn hiertoe niet verplicht. Naar verluidt is ongeveer zes procent van de Palestijnen in Syrië lid van de Palestijnse tak van de Baath-partij.

Hoewel Palestijnen in velerlei opzicht op gelijke wijze worden behandeld als Syriërs, bestaan er enkele uitzonderingen.

Zo hebben Palestijnen geen actief kiesrecht. Ook mogen zij zich niet kandidaat stellen voor het parlement of het presidentschap. Als gevolg hiervan zijn er geen Palestijnse ministers, parlementsleden of gouverneurs.

Palestijnen mogen geen bouwland kopen; zij hebben evenmin het recht om meer dan één huis te bezitten.

Syrië is het enige Arabische land waar Palestijnen dienstplichtig zijn. Toen in l964 het Palestinian Liberation Army (PLA) werd opgericht, kregen Palestijnen in Syrië de mogelijkheid om te kiezen tussen dienstneming in het PLA of het Syrische leger. Thans worden Palestijnen ingelijfd in een Palestijns bataljon binnen het Syrische leger.

Palestijnen in Syrië stuiten op dezelfde problemen als Syrische ingezetenen indien zij een (niet-gouvernementele) organisatie zouden willen oprichten . Zij moeten zich daarbij houden aan de restrictieve voorwaarden die het Syrische ministerie van Sociale Zaken aan de oprichting van een ngo stelt.

Er blijkt vanuit de Palestijnse gemeenschap in Syrië weinig initiatief te bestaan om nieuwe Palestijnse organisaties op te richten. Een opvallende uitzondering hierop vormt een groep Palestijnen die zich 'Aidoun' noemt. Deze Palestijnen hebben de oprichting in beraad van een organisatie die zich richt op het recht van terugkeer. Van de Syrische autoriteiten hebben zij voorzover bekend nog geen toestemming gekregen om een dergelijke organisatie daadwerkelijk op te richten.

Sommige Palestijnen die na l949 naar Syrië kwamen, staan niet bij UNRWA/Syrië, maar bij UNRWA/Jordanië of UNRWA/Libanon geregistreerd. In totaal gaat het hierbij om ongeveer 40.000 tot 50.000 Palestijnse vluchtelingen. Zij hebben geen Syrische identiteitsbewijzen, omdat zij meestal niet geregistreerd staan bij het Syrische 'General Authority for Palestine Arab Refugees (GAPAR) . Sommigen van hen hebben bijvoorbeeld Jordaanse paspoorten in hun bezit. Deze zijn veelal verlopen. Hun rechtspositie in Syrië is vergelijkbaar met die van onderdanen van andere Arabische landen. Deze Palestijnen kunnen in Syrië wonen zonder verblijfsvergunning en hebben in beginsel toegang tot openbaar onderwijs en gezondheidsvoorzieningen. Zij kunnen daarentegen niet in de publieke sektor werkzaam zijn. Ook is het voor hen niet mogelijk om onroerend goed te bezitten . Zolang deze personen niet in aanraking komen met de politie, hebben zij naar het voorkomt weinig te duchten. In het geval dat dit wel gebeurt, zou dit tot uitzetting naar bijvoorbeeld Jordanië of Libanon kunnen leiden. Of en hoe vaak personen uit deze groep worden uitgezet, is niet bekend.

5.2 General Authority for Palestine Arab Refugees

---
Hoewel zij aan de Palestijnen geleidelijk aan bijna alle voorrechten van het Syrische staatsburgerschap verleende , blijft de Syrische overheid nauwkeurige controle uitoefenen over alle aangelegenheden die Palestijnen betreffen . Zo richtte zij bij wet no. 450 van 25 januari 1949 de Palestine Arab Refugee Institution (PARI) op. Taak van PARI was het reglementeren en het beheer voeren over alle aangelegenheden met betrekking tot de aanwezigheid van alle Palestijnen in Syrië .

De organisatie die later de taken en verantwoordelijkheden van PARI overnam, de General Authority for Palestine Arab Refugees (GAPAR) , dat een (semi-autonome) afdeling vormt binnen het Syrische ministerie van Sociale Zaken en Arbeid, is verantwoordelijk voor de meeste zaken die Palestijnen in Syrië betreffen.

Uitgangspositie van GAPAR bij alle hulpprojecten voor Palestijnen is dat deze geen invloed repercussies hebben voor het recht op terugkeer van deze Palestijnen naar hun land van herkomst.

GAPAR is verantwoordelijk voor de registratie van Palestijnen in Syrië. Daarnaast is GAPAR belast met het dagelijkse beheer van de Palestijnse vluchtelingenkampen in Syrië en ziet de instantie toe op huisvesting, gezondheidszorg en onderwijs aan Palestijnen. GAPAR heeft voorts de verantwoordelijkheid over een drietal weeshuizen. Daartoe heeft GAPAR een eigen begroting en een bijstandsprogramma voor vluchtelingen. Ter uitvoering van een aantal programma's werkt zij nauw samen met UNRWA . Er vindt samenwerking tussen beide organisaties plaats op het gebied van riolering en herstel van wegen. De laatste twee jaar besteedt GAPAR in samenwerking met UNRWA veel aandacht aan allerlei infrastructurele projecten zoals verbetering van de watervoorziening en de riolering in Palestijnse vluchtelingenkampen.

5.3 Nationaliteit

---
Het is moeilijk aan te geven hoeveel Palestijnen thans de Syrische nationaliteit bezitten. Om een eventuele toekomstige terugkeer van Palestijnen niet in de weg te staan, hanteert de Syrische overheid - conform de politieke uitgangspunten - standaard een beleid waarbij het Palestijnen in Syrië niet wordt toegestaan de Syrische nationaliteit te verwerven. In de praktijk is het echter regelmatig voorgekomen dat Palestijnse vrouwen die met Syrische mannen zijn getrouwd, de Syrische nationaliteit hebben gekregen. Het omgekeerde geval, waarbij Palestijnse mannen de Syrische nationaliteit zouden kunnen krijgen door met Syrische vrouwen te huwen, komt in de praktijk voor zover bekend niet voor. Het bepalen van de nationaliteit van eventuele kinderen die uit een dergelijke verbintenis worden geboren, levert in de praktijk problemen op. Syrische vrouwen kunnen namelijk hun Syrische nationaliteit niet doorgeven aan eventuele kinderen die uit een verbintenis met een Palestijnse man worden geboren. Volgens de Syrische wet kunnen alleen Syrische mannen hun Syrische nationaliteit aan hun kinderen doorgeven ongeacht de nationaliteit van hun partner.


6 Sociale factoren

---

Veel Palestijnen hebben in Syrië een bestaan opgebouwd onafhankelijk van hulpverlening. Palestijnen zijn in Syrië niet verplicht om in vluchtelingenkampen te wonen. Palestijnen die de mogelijkheid hebben om zich buiten deze kampen te vestigen, zullen deze gelegenheid vaak aangrijpen. Het gevolg hiervan is dat de armste Palestijnen in deze kampen achterblijven. Huisvesting in vluchtelingenkampen is overigens kosteloos. In de praktijk ontstaat er vaak een soort de facto eigendomsrecht met betrekking tot een woning. Indien bewoners uit hun kamp vertrekken dan kunnen zij dit eigendomsrecht aan achterblijvers of nieuwkomers overdoen.

De Palestijnse gemeenschap in Syrië is een wat betreft leeftijdsopbouw betrekkelijk jonge gemeenschap. In l998 was ongeveer 44 procent van de leden van deze gemeenschap jonger dan vijftien jaar . Het aantal Palestijnen in de werkbare leeftijd wordt geraamd op ongeveer 54,5 procent. Ongeveer 2,3 procent van de Palestijnse gemeenschap in Syrië is zestig jaar of ouder . Het geboortecijfer ligt op 43 per 1000 ; de gemiddelde levensverwachting is ongeveer 66 jaar. Volgens UNRWA ligt het sterftecijfer onder kinderen op 0,29 . Voor het jaar l997 lag de gemiddelde leeftijd waarop in het huwelijk werd getreden op twintig jaar .


7 Vluchtelingenkampen

---

De Palestijnse vluchtelingenkampen in Syrië vallen via GAPAR onder beheer van de Syrische overheid. UNRWA is in de door haar erkende kampen slechts 'dienstverlener'. De kampen zien eruit als geïntegreerde woonwijken, met veelal stenen woningen en een vaak verouderde infrastructuur.

De sociaal-economische omstandigheden in de kampen zijn over het algemeen pover. Er is een hoge bevolkingsdichtheid in de kampen en men leeft in kleine woonruimtes. Er zijn onvoldoende basisvoorzieningen als wegen en rioleringen.

Er bestaan grote verschillen tussen de levensomstandigheden in de verschillende kampen. Zo is er in het Palestijnse vluchtelingenkamp bij de stad Hama met behulp van de Italiaanse niet-gouvernementele organisatie Movimondo een moderne behuizing gebouwd voor een gemeenschapsgebouw. In dit nieuwe centrum worden lessen gegeven zoals borduurklassen voor vrouwen, terwijl er daarnaast aandacht is voor bijvoorbeeld computeronderwijs, en voor zorg aan moeder en kind. In het bij Aleppo gelegen Palestijnse vluchtelingenkamp Naireb komen grote armoede en erbarmelijke leefomstandigheden voor.

Via 'Women's Programme Centres' in de vluchtelingenkampen en de in de jaren zestig opgerichte 'Palestinian Charitable Organisation' zijn 'zelf-hulp-groepen' actief . Deze groepen zijn er op gericht om zelfhulp en gemeenschapsvorming te stimuleren via het verbeteren van het onderwijs; ook andere onderwerpen kunnen in deze 'zelf-hulp-groepen' aan de orde worden gesteld.

In elk Palestijns vluchtelingenkamp in Syrië zijn kantoren van de Syrische Baath-partij en van de politieke veiligheidsdiensten gevestigd. De kampen hebben geen eigen Palestijnse ordediensten. In feite kennen de Palestijnse vluchtelingenkampen in Syrië dezelfde wetshandhavingsstructuren als de rest van Syrië. Daarbij wordt een vergelijkbare overheidscontrole uitgeoefend op mogelijke dissidente meningen, bijeenkomsten of demonstraties.

Van het totaal aantal door UNRWA geregistreerde vluchtelingen leeft ongeveer een derde in een vluchtelingenkamp. Gerelateerd aan het totaal aantal Palestijnse vluchtelingen in Syrië leeft ongeveer een kwart in een vluchtelingenkamp.

In Syrië bevinden zich de volgende door UNRWA officieel erkende Palestijnse vluchtelingenkampen, met daarbij het in die kampen in 2000 geregistreerde aantal vluchtelingen :

Bij de hoofdstad Damascus

1. Jaramana 5.680

2. Khan Danoun 8.152

3. Qabr Essit 12.895

4. Sbeineh 16.550

5. Khan Eshieh 15.804

Bij de stad Dera'a62

6. Dera'a 5.950

7. Dera'a (Emergency) 5.557

Bij de stad Aleppo

8. Naireb 17.628


Bij de stad Homs

9. Homs 13.669

Bij de stad Hama

10. Hama 7.485
De vluchtelingenkampen in Syrië kunnen als volgt worden gekenschetst :

Damascus en omgeving

Yarmouk

Er wonen meer dan honderdduizend Palestijnen in de wijk Yarmouk in Damascus. In de Syrische volksmond wordt deze wijk ook aangeduid met de Arabische term 'mukhayyam', dat wil zeggen 'kamp'. In werkelijkheid is het geen officieel vluchtelingenkamp en wordt het door UNRWA niet als zodanig erkend. UNRWA ontplooit er wel activiteiten.

In groot-Yarmouk (dat wil zeggen Yarmouk en omgeving) wonen meer dan een miljoen mensen. Yarmouk bevat een van de grootste concentraties Palestijnen in het Midden-Oosten. In het begin waren veel vluchtelingen afkomstig uit de omgeving van Safad en Tiberias. Naar verloop van tijd kwam er ook uit andere delen van Syrië een groot aantal Palestijnen naar Yarmouk, omdat het in economisch maar ook in politiek opzicht een middelpunt vormt. Na de Golfoorlog kwamen er veel Palestijnen die voordien in de Golfstaten werkten naar Yarmouk.

Er is een relatief laag werkloosheidscijfer van ongeveer twintig procent en een laag analfabetisme-cijfer. Veel vluchtelingen zijn werkzaam in de dienstensector, met name in het onderwijs en bij de overheid.

Talrijke vluchtelingen hebben eigen bedrijfjes of zijn werkzaam in fabrieken in de omgeving. Omdat Yarmouk in de nabijheid van Damascus ligt (op acht kilometer afstand van het centrum van de stad), biedt het gemakkelijk toegang tot werk buiten deze wijk. Het hoofd en alle leden van de stadsdeelraad van Yarmouk zijn Palestijnen, hoewel het merendeel van de bewoners van groot-Yarmouk Syrische ingezetenen zijn.

UNRWA heeft 28 scholen in Yarmouk, met zeshonderd leraren voor zo'n drieëntwintigduizend leerlingen. Er zijn verschillende Syrische middelbare scholen in het gebied. UNRWA heeft een tweetal 'Women's Programme Centres'. GAPAR heeft een opvangplaats voor kinderen die gedeeltelijk particulier en deels van de overheid is. Er zijn ook particuliere opvangplaatsen voor kinderen. Er zijn voorts diverse particuliere instellingen waarbij talen-, computer- en beroepsonderwijs (mechanica en electronica) wordt gegeven.

UNRWA beheert een drietal gezondheidsklinieken. Ook is er een Palestinian Red Crescent Society (PRCS) ziekenhuis, met daaraan verbonden tandheelkundige en prothetische klinieken. Het PRCS heeft een eigen pharmaceutisch bedrijf om haar eigen instellingen goedkopere geneesmiddelen en medicijnen te verschaffen. Ook is er een PLA-ziekenhuis. Op ongeveer zes kilometer afstand van Yarmouk is er een gratis staatsziekenhuis. Er zijn voorts diverse privé-klinieken in de omgeving.

De Palestine Charitable Organisation heeft in Yarmouk een klein ziekenhuis.

Hoewel Yarmouk een betrekkelijk welvarende gemeenschap vormt, betekent het grote aantal aldaar verblijvende Palestijnen - dat in aantal nog steeds toeneemt - een ware aanslag op de lokale hulpbronnen en infrastructuur.

Jaramana

Dit kamp bij het gelijknamige dorp werd in l948 opgericht en huisvest meer dan vijfduizend vluchtelingen op een gebied van circa dertigduizend m². Het bestaat uit een gedeelte waar het officiële kamp is gevestigd, en een gedeelte buiten de omheining van het kamp, waar ook nog vluchtelingen verblijven. Het ligt op acht kilometer van Damascus aan het begin van de weg naar het vliegveld.

Het dorp ligt in een van oudsher druzisch-christelijk gebied. Jaramana is een van de armste kampen in Syrië. De vluchtelingen aldaar waren oorspronkelijk landbouwers. Velen werken nu nog als seizoensarbeider in de landbouw. Volgens UNRWA en GAPAR is meer dan de helft van de vluchtelingen in het kamp werkloos. Naast de landbouw is de meerderheid van de mannelijke bevolking af en toe werkzaam in de bouw of horeca. Veel vrouwen werken als schoonmaakster. Er is ook sprake van kinderarbeid.

Er is een UNRWA-gezondheidskliniek en een staatsziekenhuis op vijf kilometer afstand van het kamp. Bloedarmoede komt veel voor.

Er is een achttal scholen met ongeveer vijfendertighonderd leerlingen. De dichtstbijzijnde middelbare scholen bevinden zich in het dorp. Met name onder vrouwen en ouderen komt analfabetisme veel voor. Ondanks het verplichte onderwijs is er een betrekkelijk groot aantal meisjes in het kamp dat voortijdig van school gaat. Er is een 'Women's Programme Centre' met kinderopvang.

Zowel Palestijnse als Syrische gezinnen uit Jaramana (meer dan vijfduizend personen) zijn in verband met verbreding van de snelweg van Damascus naar het vliegveld overgeplaatst door de Syrische autoriteiten naar een behuizingsproject in Husseiniyya.

Husseiniyya

Husseiniyya is een behuizingsproject van de Syrische overheid dat drie kilometer van het kamp Qabr Essit is gelegen. Het is bedoeld voor mensen die hun woningen hebben moeten verlaten vanwege bouwprojecten van de overheid. Enkele duizenden Palestijnse vluchtelingen zijn uit kampen als Jaramana overgeplaatst naar dit behuizingsproject.

UNRWA heeft er een school voor lager en voorbereidend middelbaar onderwijs. Er is een gezondheidscentrum en een Women's Programme Centre.

Khan Danoun

Khan Danoun ligt 23 kilometer ten zuiden van Damascus. Het werd in l950 ingericht, beslaat ongeveer 255.000 m² en huisvest zo'n achtduizend vluchtelingen. De bouw van woningen vindt steeds meer plaats buiten de omheining van het kamp.

Veel bewoners zijn werkzaam in de landbouw. Anderen werken in fabrieken in de omgeving. De gemiddelde werkloosheid wordt geschat op vijftig procent; veel werk is seizoensgebonden. Khan Danoun behoort tot de armste vluchtelingenkampen in Syrië.

Het analfabetisme wordt geschat op veertig procent. UNRWA heeft een tweetal scholen met meer dan zestienhonderd leerlingen in totaal. Een bovengemiddelde aantal kinderen haakt voortijdig van school af. De dichtstbijzijnde middelbare school ligt in Kisweh, op drie kilometer van het kamp. Er is geen kinderopvang. Er is een Women's Programme Centre dat cursussen verzorgt op het gebied van haarverzorging, borduren, naaien en computergebruik.

Er is een UNRWA-gezondheidscentrum en een PRCS-kliniek. Het dichtstbijzijnde staatsziekenhuis ligt in Damascus, op een afstand van 25 km.

Khan Danoun heeft het hoogste aantal sterfgevallen onder moeders van alle kampen in Syrië. Net als in Jaramana is het aantal vluchtelingen met bloedarmoede hoog. Een ander probleem in het kamp vormt de gebrekkige riolering. Vanwege de slechte riolering en de open afval- en vuilnisverzameling komt veel typhus voor.

Qabr Essit

Qabr Essit ligt vijftien km ten zuiden van Damascus. Het kamp werd in l948 opgericht en beslaat slechts 23.000 m². Met bijna dertienduizend vluchtelingen is dus sprake van een hoge bevolkingsdichtheid. De werkloosheid in dit kamp is hoog. Belangrijkste vormen van arbeid zijn straatverkoop en interieurverzorging.

UNRWA heeft een viertal scholen met in totaal zo'n 3500 leerlingen. Er is geen kinderopvang in dit kamp. In het Women's Programme Centre worden diverse (taal-)cursussen gegeven. Ook zijn er inkomensgenererende projecten. Vrouwen in dit kamp hebben een 'community banking service' opgezet, waardoor het onderling verschaffen van kleine leningen mogelijk wordt gemaakt.

UNWRA heeft een gezondheidscentrum in dit kamp. Het dichtstbijzijnde staatsziekenhuis bevindt zich in Damascus.

Inwoners van dit kamp lijden aan bloedarmoede. Kinderen zijn vaak ziek omdat zij in afval- en vuilnishopen zoeken naar bruikbare zaken. Het rioleringssysteem.

functioneert slecht.

Sbeineh

Sbeineh werd in l948 opgericht. Dit kamp met meer dan zestienduizend inwoners ligt veertien kilometer ten zuiden van Damascus. Enkele duizenden bewoners zijn in l967 van de Golan-hoogvlakte naar dit kamp getrokken. Hoewel dit kamp dichtbij fabrieken is gelegen, is de werkloosheid groot. Dit heeft deels te maken met de huidige economische neergang in Syrië, waardoor sommige particuliere bedrijven het aantal werknemers hebben verminderd. Sommige vluchtelingen werken op het platteland.

UNRWA heeft een zestal scholen in het kamp waar zo'n vierduizend leerlingen les krijgen. Het aantal jongeren dat voortijdig de school verlaat, is groot. De schoolgebouwen dateren uit l970 en hebben te kampen met achterstallig onderhoud.

Er is een gezondheidscentrum met een arts. Het PRCS heeft een klein medisch bureau. Het dichtstbijzijnde staatsziekenhuis bevindt zich in Damascus.

Er is kinderopvang voor zo'n 125 kinderen. Er zijn computercursussen en er is een kleine bibliotheek.

Goede watervoorziening vormt een probleem in het kamp. Bewoners krijgen hun water via een systeem van bronnen die bij gebrek aan regenval vaak droog komen te liggen. Watervoorziening door vrachtwagens vindt onvoldoende plaats vanwege gebrekkige financiële middelen.

Khan Eshieh

Dit kamp met meer dan vijftienduizend vluchtelingen, ligt zevenentwintig kilometer ten zuidwesten van Damascus. Het kamp werd in l949 opgericht op een stuk grond van 690.000 m². Er verblijven enkele duizenden vluchtelingen in de nabijheid van het kamp.

De bewoners van het kamp zijn over het algemeen goed opgeleid. Veel studenten uit dit kamp voltooien hun universitaire studie. UNRWA heeft een zestal scholen waaraan zo'n drieduizend leerlingen onderwijs ontvangen. Er is een opembare middelbare school in de nabije omgeving. Ook is er een Women's Programme Centre dat basiscursussen verzorgt, alsmede kinderopvang voor zo'n 45 kinderen.

UNRWA beheert een gezondheidscentrum. Ook is er een privé-ziekenhuis.Het dichtstbijzijnde staatsziekenhuis ligt in Damascus.

Er werken enkele bewoners in de fabrieken in de directe omgeving. Velen zijn werkzaam als landbouwer. Anderen werken als ambtenaar of leraar. De werkloosheid bedraagt ongeveer dertig procent.

Provincie Dera'a

Er bevinden zich zo'n drieëntwintigduizend Palestijnse vluchtelingen in de provincie Dera'a in het zuiden van Syrië. Er is een tweetal kampen binnen de grenzen van de stad Dera'a met een totale bevolking van ongeveer elfduizend mensen. Deze twee kampen staan bekend als het 'oude kamp' (opgericht in l950) en het 'nieuwe kamp' of 'Emergency Camp' (opgericht in l967). In werkelijkheid bevindt het 'oude kamp' zich in het centrum van de stad Dera'a; het 'nieuwe kamp' (dat weer verdeeld is in het 'noordelijke kamp' en het 'zuidelijke kamp') omringt het 'oude kamp'.

In het 'oude kamp' leven bijna zesduizend personen op een oppervlakte van 39.000 m². Het betreft hoofdzakelijk vluchtelingen uit l948/l949, en hun nazaten.

De infrastructuur is armoedig in vergelijking met het 'nieuwe kamp'. Sommige van de oorspronkelijk lemen woningen bestaan nog steeds.

Hoewel er een centraal rioleringssysteem is, zijn sommige huizen daar niet mee verbonden, met als gevolg dat rioleringslib in enkele smalle straatjes stroomt. Veel van de nauwe zijstraten zijn onverhard.

In het 'nieuwe kamp' wonen meer dan vijfduizend personen op een oppervlakte van 69.000 m². Het werd in l967 opgericht. De meeste bewoners zijn als gevolg van de Zesdaagse Oorlog in 1967 naar deze streek uitgeweken.

Meer dan de helft van de Palestijnen in de provincie Dera'a verblijft op het platteland in dorpen als Muzerieb, Jilien, Tseel, Al-Ajamie, Abdin en Sahm Al-Jolan (al deze dorpen liggen ten westen van de stad Dera'a).

De regio kent een hoge mate van werkeloosheid. De belangrijkste vorm van arbeid op het platteland is te vinden in de landbouw. Veel bewoners van de kampen werken als landarbeider. Sommige Palestijnen huren een stuk land, maar weinigen schijnen eigen landbouwgrond te bezitten.

In de stad Dera'a wordt voornamelijk werk gevonden in de dienstensector (onderwijs) en in de handel. Zo'n vijf procent van de Palestijnen is werkzaam in de bouw.

In de kampen is er kinderopvang voor zo'n tachtig kinderen. Er zijn zes UNRWA- scholen in de kampen. Voorts zijn er zes UNRWA-scholen op het platteland; vier in Muzerieb en twee in Jilien. Er zijn zes openbare middelbare scholen in Dera'a en één in Muzerieb. Voorts zijn er twee Syrische lerarenopleidingen in Dera'a; veertig tot vijftig procent van de studenten is Palestijns. Er is geen universiteit in de provincie Dera'a. Het analfabetisme onder Palestijnse vluchtelingen in deze streek ligt op dertig tot veertig procent, met name onder ouderen en plattelandsbewoners.

In een UNRWA-centrum voor gehandicapte kinderen (het 'Community Rehabilation Centre') in Dera'a.worden trainingen verzorgd voor zo'n zestig kinderen. Ook is er een Women's Programme Centre dat cursussen biedt in borduren, keramiek, haarverzorging en computergebruik.

Er zijn twee UNRWA-gezondheidscentra in de regio, één in de stad Dera'a en één in Muzerieb. Voorts is er een staatsziekenhuis in Dera'a en zijn er drie privé- klinieken.

Er is een Syrisch sport- en cultureel centrum in Dera'a dat openstaat voor Palestijnse vluchtelingen. Ook is er een openbare bibliotheek.

Provincie Aleppo

Er zijn ongeveer 27.500 Palestijnen in deze regio, waarvan ruim twintigduizend in kampen verblijven en zo'n zesduizend in de stad Aleppo.

De regio kent een hoge mate van werkloosheid. Het meeste werk wordt gevonden in de dienstensector (onderwijs) en in de textiel- en kledingindustrie. Sommigen zijn werkzaam als dagloner in de bouw.

Er zijn twee kampen in de provincie Aleppo, een door UNRWA officieel erkend kamp in Naireb, vijftien kilometer ten zuidoosten van de stad Aleppo, en een on-officieel kamp in Ain Tell, dertien kilometer ten noordoosten van de stad.

Naireb

Met meer dan zeventienduizend Palestijnen op een gebied van 148.000 m² is Naireb het grootste en dichtstbevolkte officieel door UNRWA erkende kamp in Syrië.

Naireb ligt in een landbouwgebied dichtbij de stad Aleppo. Er zijn zo'n vijftien- tot twintigduizend Syriërs woonachtig in de omliggende dorpen. De bewoners van het kamp, dat in l948 werd opgericht, zijn gehuisvest in oude barakken van het Franse leger. De barakken verkeren in een slechte staat. Veel huizen hebben te leiden van vochtigheid, schimmel en ongedierte. Zo'n duizend gezinnen leven in deze barakken.

Er zijn zes UNRWA-scholen in het kamp en twee openbare middelbare scholen buiten het kamp. In het kamp is UNRWA-kinderopvang en een Women's Programme Centre dat cursussen biedt in naaien, borduren, haarverzorging en computergebruik.

Er is een UNRWA-gezondheidscentrum in het kamp.

Ain Tell

Ain Tell herbergt ongeveer 3500 personen. Het heeft een oppervlakte van 450.000 m² (driemaal de omvang van het kamp Naireb). Er leven ook Syrische gezinnen in dit kamp dat in l961/l962 werd opgericht. Het kamp is niet aangesloten op het rioleringssysteem.

Er zijn twee UNRWA-scholen in het kamp. Er is een openbare middelbare school in de stad Aleppo. Buiten het kamp is er kinderopvang van overheidswege.

In het kamp is een Women's Programme Centre dat cursussen biedt in naaien, borduren, haarverzorging en computergebruik.

Er is een UNRWA-gezondheidscentrum in het kamp.

Centraal-Syrië

Er bevinden zich zo'n 34.000 Palestijnen in dit gebied, waarvan de helft in Homs en in totaal meer dan zestienduizend in Hama en Lattakia. Homs en Hama kennen officieel door UNRWA erkende Palestijnse vluchtelingenkampen. In Lattakia is een onofficieel kamp.

Homs

Het Palestijnse vluchtelingenkamp in Homs is het op drie na grootste kamp in Syrië met meer dan dertienduizend bewoners. Het werd in l948 opgericht op een gebied van 150.000 m². Net als het Naireb-kamp zijn de bewoners gehuisvest in oude Franse legerbarakken, waarvan sommige in slechte staat verkeren. Vijfduizend Palestijnen bevinden zich buiten het kamp in de stad Homs of in de aangrenzende omgeving.

In het kamp is een zestal UNRWA-scholen met meer dan 2500 leerlingen.

Het Women's Programme Centre biedt basiscursussen haarverzorging, borduren en computergebruik. Naast particuliere kinderopvang is er in het Women's Programme Centre mogelijkheid tot kinderopvang. In het kamp is een centrum voor gehandicapten.

Er is in het kamp een UNWRA-gezondheidskliniek. Ook is er een PRCS-ziekenhuis. Er zijn twee staatsziekenhuizen en een privé ziekenhuis in de nabije omgeving van het kamp.

Een lokale liefdadigheidsorganisatie verstrekt in het kamp financiële steun, medische zorg en leermiddelen aan behoeftige gezinnen.

De werkloosheid wordt geschat op dertig procent. Het meeste werk wordt gevonden in de dienstensector (onderwijs en overheid). Sommige vluchtelingen werken als landarbeider of fabrieksarbeider. Er zijn voorts enkele particuliere

bedrijven.

Hama

Er leven meer dan zevenduizend Palestijnen in het kamp in Hama, dat in l952 werd opgezet op een gebied van 60.000 m². Hoewel de infrastructuur van de voorzieningen in dit kamp voldoende is, is sprake van een grote bevolkingsdichtheid.

Het kamp in Hama is betrekkelijk armoedig. De werkloosheid in het kamp wordt geschat op zeventig procent.

Er zijn vier UNRWA-scholen met ruim dertienhonderd leerlingen in het kamp. Er zijn twee openbare middelbare scholen in de nabijheid van het kamp. Er is een Women's Programme Centre met faciliteiten voor gehandicapte kinderen. Er is geen kinderopvang.

UNRWA beheert een gezondheidscentrum in het kamp. PRCS heeft een kleine dagopvang met twee kamers ter behandeling van klinische klachten. Er zijn geen tandheelkundige diensten in het kamp. Het dichtstbijzijnde ziekenhuis ligt op vijftig kilometer afstand in Homs.

Lattakia

Er leven zo'n achtduizend Palestijnen in deze regio, waarvan bijna zevenduizend in het Lattakia-kamp en directe omgeving. Anderen verblijven in de steden Tartus en Banias.

Er is een hoge werkeloosheid in het kamp. Werk wordt gevonden in de bouw en in de visvangst.

Er zijn vier UNRWA-scholen met zo'n vijftienhonderd leerlingen, alsmede een openbare middelbare school. Er is een Women's Programme Centre dat allerlei cursussen biedt. Voorts is er kinderopvang, waarbij tevens aan vrouwen taallessen worden geboden.

Lattakia is geen officieel erkend UNRWA-kamp. UNRWA biedt in het kamp geen dienstverlening in de vorm van gezondheidszorg of wegenonderhoud. De infrastructuur wordt aangetast door de hoge luchtvochtigheid vanuit zee.

8 Palestijnse groeperingen

---

Palestijnse (politieke) organisaties genieten betrekkelijk veel bewegingsvrijheid. Het is bijvoorbeeld geen probleem voor vertegenwoordigers van deze organisaties om te reizen, bijeenkomsten te houden of contacten te onderhouden met buitenlandse diplomatieke vertegenwoordigingen. Sommige vertegenwoordigers en/of leiders van Palestijnse groeperingen hebben regelmatig contact op hoog niveau met de Syrische autoriteiten. Palestijnse groeperingen krijgen logistieke steun van de Syrische overheid. Er wordt verondersteld dat ook financiële en/of militaire steun door de Syrische autoriteiten wordt verleend.

Palestijnse groeperingen mogen hun eigen kranten uitgeven (DFLP: 'Al-Houriyya' , PFLP: 'Al-Hadaf' , PFLP/GC: 'Ila Amam' en Fatah Intifada: 'Filastin Al-Thawra' ). Zij ondervinden geen problemen om bijeenkomsten te organiseren.

De Palestijnse gemeenschap is Syrië voelt zich zeer betrokken bij de in het najaar van 2000 uitgebroken opstand in de Palestijnse Gebieden (de zogenaamde 'Al-Aqsa Intifadah'). Er zijn diverse tekenen van deze solidariteit geweest, sommige vreedzamer dan andere. Zo zijn er in Damascus sinds het uitbreken van deze Intifadah diverse door Palestijnse politieke groeperingen georganiseerde demonstraties geweest. Deze demonstraties hadden het groene licht van de Syrische autoriteiten. Binnen de Palestijnse gemeenschap in Syrië vinden inzamelingsacties plaats voor slachtoffers van de Al-Aqsa Intifadah en hun families in de Gazastrook en op de Westelijke Jordaanoever.

Er bestaan aanwijzingen van betrokkenheid van de Popular Front for the Liberation of Palestine - General Command (PFLP-GC) bij de eind april 2001 door Israël onderschepte wapenzending per schip op weg naar de Gazastrook.

De betrekkingen van de Syrische autoriteiten met de Palestine Liberation Organisation (PLO) kenmerkten zich mede vanwege de rol van de PLO in de Libanese burgeroorlog (l975 - l99l) door wederzijds wantrouwen, ook al is sinds l991 sprake van enige verbetering. In maart l991 werden de laatste driehonderd Arafat-loyalisten in Syrische gevangenschap door Syrië vrijgelaten. Er worden voor zover bekend geen PLO-leden meer in Syrië gevangen gehouden.

In augustus 2001 bracht Mahmud Abbas (beter bekend onder de naam Abu Mazen), een belangrijk lid van het uitvoerend comité van de PLO, op uitnodiging van de Syrische autoriteiten een bezoek aan Syrië. Daarbij werden gesprekken gevoerd met de Syrische vice-president Abdel Halim Khaddam en de Syrische minister van Buitenlandse Zaken Farouk Al-Shara'a, en met een aantal in Syrië gevestigde Palestijnse vertegenwoordigers.

Damascus fungeerde overigens als een belangrijke ontmoetingsplaats voor de Palestijnse oppositie tegen het Midden-Oosten vredesproces, de zogenaamde 'Coalitie van Tien'. Dit samenwerkingsverband functioneerde vanuit Syrië maar is voor zover bekend niet meer actief. De aangesloten bewegingen hadden hun oppositie tegen het beleid van PLO-leider Arafat in het Oslo-vredesproces gemeen en omvatte zowel groeperingen die formeel tot de PLO behoorden (DFLP, PFLP, PSF en PLF), als andere Palestijnse groeperingen (PCRP, PFLP-GC, Fatah-RC, Hamas, Islamic Jihad en Al-Saiqa).

De in Syrië vertegenwoordigde Palestijnse politieke groeperingen zijn:


· Democratic Front for the Liberation of Palestine (DFLP)
Het DFLP ontstond in l969 als afsplitsing van het Popular Front for the Liberation of Palestine (PFLP) en heette tot l974 het Popular Democratic Front for the Liberation of Palestine. Het hoofdkwartier van deze marxistisch-maoïstische beweging bevindt zich in Damascus. Het DFLP staat onder leiding van Nayef Hawatmeh (Abou Nouf).

Tijdens de strijd tussen de PLO van Arafat en Syrië (l983-l985) en marge van de Libanese burgeroorlog (l975-l99l) nam het DFLP samen met het PFLP een neutrale positie in. Samen met de Jordaanse Communistische Partij en het Palestine Liberation Front (PLF) vormde het DFLP de Democratische Coalitie. Het DFLP speelde een belangrijke rol in de Palestijnse Gebieden tijdens de eerste Intifadah in l987/l988.

Begin jaren negentig splitste het DFLP zich: een deel ging onder leiding van Yasser Abed Rabbo, minister voor Informatie van de Palestijnse Autoriteit, verder als de Palestine Democratic Union (PDU). De PDU koos de zijde van Arafat, terwijl de leiding van het DFLP kritisch stond ten opzichte van het vredesproces. Sedert l993 voeren het DFLP en het PFLP besprekingen om tot een gemeenschappelijk leiderschap te komen.


· Palestine Democratic Union (PDU)

De PDU (ook wel DPU of FIDA genoemd) ontstond in l990 als afsplitsing van het DFLP. Of deze splintergroepering onder leiding van Yasser Abed Rabbo, minister van Informatie van de Palestijnse autoriteit en rechterhand van Arafat, nog als zodanig bestaat, is niet bekend.


· Popular Front for the Liberation of Palestine (PFLP).
Het PFLP, een marxistisch-leninistische organisatie, werd in l967 opgericht door George Habash. Het hoofdkantoor van het PFLP is gevestigd in Damascus.

Het PFLP publiceert een maandblad getiteld 'Democratisch Palestina'.

Het PFLP werd altijd tot de radicale vleugel van de PLO gerekend en heeft guerilla-acties en terrorisme als instrumenten voor politieke doelen gebruikt. Het is na Al-Fatah de grootste Palestijnse beweging.

Begin oktober 2001 werd de hardliner Ahmed Saadat tot nieuwe secretaris-generaal van het PFLP benoemd, als opvolger van de op 27 augustus 2001 bij een raketaanval van het Israëlische leger in Ramallah om het leven gekomen Abu Ali Mustafa .


· Popular Front for the Liberation of Palestine - General Command (PFLP-GC) .

Deze groepering splitste zich eind l968 af van het PFLP. De organisatie staat onder leiding van Ahmad Jibril, een voormalige officier in het Syrische leger.

Het PFLP-GC heeft naast een hoofdkantoor in Damascus ook een kantoor in Iran.

Het PFLP-GC wordt verdacht van betrokkenheid bij verschillende terroristische aanslagen.


· Palestine Liberation Front (PLF).

Het PLF ontstond in l977 onder leiding van de in l988 overleden Tal'at Ya'qub als afsplitsing van de PFLP-GC. In l984 viel het PLF uiteen in enkele losse facties. In l987 volgde er een hereniging onder leiding van Mahmoud Zaydan (Abou Abbas).

Het PLF kent thans twee stromingen, waarvan één onder leiding van Mahmoud Zaydan.

Het PLF is verantwoordelijk voor een reeks opzienbarende terreurdaden, waaronder de kaping van het Italiaanse cruise-schip Achille Lauro in l985 en een aanval op de Israëlische kust in l990.


· (Palestine) Popular Struggle Front ((P)PSF).
Het naar omvang en invloed kleine (P)PSF werd in l968 in Jordanië opgericht. Sinds l974 is dr. Samir Ghosheh de leider van het (P)PSF.


· Fatah-Revolutionary Council (Fatah-RC)

Fatah-RC is beter bekend onder de naam Abu Nidal groepering , genoemd naar de schuilnaam van haar leider Sabri Khalil Al-Banna. De geheime organisatie splitste zich in l973 af van Al-Fatah. Fatah-RC werd oorspronkelijk met hulp van Irak opgericht. Fatah-RC heeft de PLO lange tijd als verraderlijk beschouwd; de PLO werd derhalve als legitiem doelwit van aanslagen gezien. In l987 werd het kantoor van Fatah-RC in Damascus gesloten. Het hoofdkwartier van Fatah-RC is vermoedelijk in Libië of Irak gevestigd.


· Al-Saiqa

Deze pro-Syrische Palestijnse Baath-partij, ook bekend onder de Engelse naam Vanguard of the Popular Liberation War, staat onder leiding van Issam Al-Qadi. De groepering werd in l968 opgericht door de Syrische Baath-partij, en brak in l983 met de PLO.


· Palestine Communist Revolution Party (PCRP).
De PCRP die onder leiding staat van Arabi Awad (Abu Al-Fahd), werd in l992 opgericht. Het hoofdkwartier van de PCRP staat in Damascus.


· Hamas

Hamas, afgeleid van het Arabische Harakat Al-Mouqawama Al-Islamiyya (Islamic Resistance Movement), is een sunnitisch-fundamentalistische organisatie die werd opgericht in januari l988 tijdens de eerste Intifadah.

Hamas heeft een heilige oorlog uitgeroepen tegen Israël en streeft naar de oprichting van een fundamentalistisch-islamitische Palestijnse staat in het voormalige mandaatgebied Palestina.

Hamas is vooral vertegenwoordigd in de Palestijnse Gebieden en is met name

in de Gaza-strook actief. De organisatie staat onder leiding van sjeik Ahmad Isma'il Yasin, die in oktober l999 uit een Israëlische gevangenis werd vrijgelaten. Hamas heeft een kantoor in Damascus. Vertegenwoordiger in Damascus is Khaled Mishal. Het Hamas-kantoor in Amman werd op 31 augustus l999 gesloten.

Gezien de Syrische afkeer van fundamentalistische bewegingen is de bewegingsvrijheid van Hamas in Syrië beperkt.


· Al-Jihad Al-Islami (Islamic Jihad)

Al-Jihad Al-Islami ontstond in het midden van de jaren tachtig. De oprichters zijn sjeik Abdul Al-Aziz Odeh en Fathi Shiqaqi, beiden Palestijnen uit Gaza. Sjeik Abdul Al-Aziz Odeh werd in l987 uit de Palestijnse Gebieden verbannen. Fathi Shiqaqi werd in l995 op Malta vermoord en is vervangen door Ramadan Abdallah Shallah, die secretaris-generaal van de beweging is.

Al-Jihad Al-Islami is een kleine, zeer extremistische organisatie met een cellen-structuur, die gesteund wordt door Iran.

Al-Jihad Al-Islami zou samenwerken met het PFLP-GC.

9 Detentie75

---

Sinds de jaren zestig zijn talrijke Palestijnen om politieke redenen in Syrische gevangenissen gedetineerd geweest of tijdens hun gevangenschap verdwenen . Met name tijdens de Libanese burgeroorlog (l975 - l990) of ten tijde van de confrontatie tussen Syrië en de PLO in Libanon in de jaren tachtig, werden Palestijnen aangehouden door de Syrische autoriteiten of door Palestijnse groeperingen in Syrië.

Vaak werden de aangehouden Palestijnen zonder aanklacht of zonder proces gedetineerd gehouden . Ook werden zij veroordeeld tot langdurige gevangenisstraffen na korte, geheime rechtbankzittingen.

Families van personen die waren verdwenen, hebben herhaaldelijk bij de Syrische autoriteiten in individuele verzoeken aangedrongen informatie te verstrekken over het lot van hun verwanten. Van de zijde van de Syrische overheid werd daarop nooit gereageerd . Bij achtereenvolgende presidentiële decreten inzake amnestie in l99l/l992 zijn wel op collectieve basis talrijke Palestijnen vrijgelaten.

Tijdens een arrestatiegolf in december l999 en januari 2000 is ook een aantal Palestijnen gearresteerd. Zij protesteerden tegen de hernieuwde onderhandelingen van Syrië met Israël. Om welke aantallen het hierbij zou gaan en of er nog Palestijnen van deze groep vastzitten, is niet bekend. Er zijn geen gevallen bekend waarbij Palestijnen uit Syrië bij die gelegenheid naar de omringende landen zijn uitgezet.

10 Documenten

---

UNRWA-identiteitskaart

Het overgrote deel van de Palestijnen in Syrië staat geregistreerd bij UNRWA en heeft een eigen UNRWA-identiteitskaart met bijbehorend registratienummer. Dit registratienummer mag bekend worden verondersteld. In het geval dat iemand stelt dit UNRWA-registratienummer niet te kennen, kan hij/zij dit registratienummer zelf of eventueel via familieleden zonder problemen bij UNRWA achterhalen.

Het UNRWA-registratienummer bestaat uit een achttal cijfers aan de hand waarvan de geografische plaats waar men geregistreerd staat, kan worden nagegaan.

Syrisch-Palestijns vluchtelingendocument

Veel Palestijnen in Syrië staan ook bij GAPAR geregistreerd. Zij krijgen vanuit het door GAPAR bijgehouden bevolkingsregister een eigen Syrisch registratienummer toegekend. Dit unieke nummer komt voor op de Syrisch-Palestijnse vluchtelingendocumenten die door de Palestijnse Afdeling van het Syrische ministerie van Binnenlandse Zaken aan bij GAPAR geregistreerde Palestijnen worden afgegeven. Het registratienummer kan worden achterhaald.

Tot hun vijftiende levensjaar staan Palestijnen in Syrië geregistreerd op de documenten van hun ouders. Daarna kunnen zij een eigen Syrisch-Palestijns vluchtelingendocument aanvragen. De meeste Palestijnen in Syrië zijn in het bezit van een dergelijk document. Het document heeft een geldigheidsduur van vijf jaar. In tegenstelling tot de vrijwillige registratie bij UNRWA is registratie bij GAPAR verplicht. Of er sancties staan op het niet registreren, is niet bekend. Zonder een GAPAR-registratie kan men geen uitreisvisum krijgen.

Syrisch-Palestijns reisdocument

Palestijnen die geregistreerd staan bij GAPAR kunnen een speciaal reisdocument aanvragen.

Dit reisdocument kan vanaf de leeftijd van veertien jaar worden aangevraagd bij de Palestijnse sectie van de afdeling Immigratie en Paspoorten van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Bij de aanvraag dienen pasfoto's, een uittreksel uit de GAPAR-registratie en een bewijs van goed gedrag ('non-conviction certificate') te worden overgelegd. Volwassen mannen dienen een bewijs dat de militaire dienstplicht is vervuld te overleggen of een bewijs dat men van militaire dienstplicht is vrijgesteld. Gehuwde vrouwen kunnen om bijschrijving in het reisdocument van hun echtgenoot verzoeken of een eigen reisdocument aanvragen.

Het reisdocument kostte in januari 2002 1200 Syrische ponden. Het reisdocument moet persoonlijk worden aangevraagd en afgehaald. Familie, vrienden of kennissen daartoe machtigen is niet mogelijk.

Het reisdocument is zes jaar geldig. Bij studenten is de geldigheid van het document afhankelijk van de verwachte duur van de studie in het buitenland.

Uitreisvisum

Een houder van een Syrisch-Palestijns vluchtelingendocument kan in beginsel alleen Syrië uitreizen indien hij/zij niet staat gesignaleerd bij de migratiedienst van het ministerie van Binnenlandse Zaken of bij de diverse Syrische veiligheidsdiensten. Daarnaast geldt vanaf l983 dat Palestijnen voor elke uitreis toestemming nodig hebben van de Palestijnse afdeling van de militaire inlichtingendienst. Krijgen zij op grond daarvan een uitreisvisum, dan kunnen zij het land op legale wijze verlaten en weer naar Syrië terugkeren. Artikel 10 van wet nr. 1311 van 2 oktober l963 bepaalt dat bij GAPAR geregistreerde Palestijnen in beginsel zonder inreisvisum naar Syrië kunnen terugkeren.

Net als Syrische ingezetenen kunnen Palestijnen in Syrië door tussenkomst van een Syrische diplomatieke vertegenwoordiging in het buitenland documenten laten vernieuwen of wijzigen.

Voor houders van een Syrisch-Palestijns vluchtelingendocument is het reizen naar andere Arabische landen in de praktijk vaak problematisch en afhankelijk van politieke overwegingen, met name de binnenlandse politieke situatie in Syrië en de verhoudingen tussen de Arabische landen. Zo is het voor Palestijnen moeilijk om vanuit Syrië naar Libanon te reizen. Men heeft daartoe een uitnodiging nodig en dan nog kan het maanden duren alvorens toestemming wordt verleend door de Syrische autoriteiten. Ook reizen naar Jordanië en Egypte kan op problemen stuiten.


11 Terugkeer

---

Palestijnse vluchtelingen die bij GAPAR geregistreerd staan, kunnen vanuit het buitenland naar Syrië terugkeren .Beantwoording van de vraag of iemand wel of geen familie in Syrië heeft, is daarbij naar verluidt weinig tot niet relevant.

Voorwaarde voor terugkeer is dat de desbetreffende persoon een Syrisch-Palestijns vluchtelingendocument dient te hebben . Personen die een dergelijk document ontberen, zoals de ongeveer 40.000 à 50.000 niet bij GAPAR geregistreerde Palestijnse vluchtelingen in Syrië, kunnen in het geheel niet naar Syrië terugkeren.

Palestijnse vluchtelingen die ervan worden verdacht dat zij op de Westelijke Jordaanoever of in de Gazastrook zijn geweest, kunnen bij terugkeer naar Syrië problemen ondervinden. Dit geldt eveneens voor Palestijnse vluchtelingen die zonder een uitreisvisum in hun Syrisch-Palestijns vluchtelingendocument het land hebben verlaten. Het is voor een persoon die zonder een dergelijk uitreisvisum is vertrokken, echter wel mogelijk om naar Syrië terug te keren. Het ligt in dat geval in de lijn der verwachting dat de identiteit of de achtergrond van de betrokken persoon bij terugkomst op het vliegveld zal worden nagetrokken door de Syrische veiligheidsdiensten.


12 Beleid van andere Westeuropese landen

---

Duitsland

Asielaanvragen van staatlozen van Palestijnse identiteit worden door de Duitse autoriteiten geregistreerd onder de rubriek 'nationaliteit onbekend' zonder vermelding van het land van herkomst. In verband hiermee is het aantal asielaanvragen en asielbeslissingen met betrekking tot Palestijnen afkomstig uit Syrië niet bekend. Staatlozen van Palestijnse identiteit worden niet naar Syrië verwijderd, omdat de Syrische autoriteiten tot nog toe niet bereid konden worden gevonden de noodzakelijke reisdocumenten af te geven.

Duitsland hanteert overigens het uitgangspunt dat Palestijnen in Syrië in het algemeen kunnen leven zonder dat zij vervolging hoeven te vrezen. Daarbij zou het bestaansminimum van deze groep zijn verzekerd. Dit neemt evenwel niet weg dat in een individueel geval op grond van bijzondere omstandigheden toch sprake zou kunnen zijn van een gegronde vrees voor vervolging.

Frankrijk

Voorzover kon worden nagegaan is over het jaar 2000 geen enkel verzoek door staatloze asielzoekers van Palestijnse identiteit uit Syrië ingediend. Van verwijdering van uitgeprocedeerde personen uit deze groep naar Syrië is dan ook geen sprake.

Zweden

Asielaanvragen van Palestijnen afkomstig uit Syrië worden op gelijke wijze behandeld als asielaanvragen van Syrische staatsburgers. Lidmaatschap van een Palestijnse organisatie wordt niet gezien als een reden voor asiel in Zweden. Zweden besteedt wel extra aandacht aan de behandeling van asielaanvragen van leden van Al-Fatah. De meeste van deze asielaanvragen worden echter afgewezen. Het verwijderingsbeleid ten aanzien van asielzoekers van Palestijnse identiteit uit Syrië toont geen verschil met die ten aanzien van Syrische staatsburgers. Behoudens humanitaire of andere redenen (zoals banden met Zweden) worden uitgeprocedeerde asielzoekers naar Syrië teruggestuurd.

Verenigd Koninkrijk

Het Verenigd Koninkrijk heeft geen vaststaand beleid met betrekking tot asielaanvragen van Palestijnen afkomstig uit Syrië. Uitgangspunt bij de beoordeling en honorering van asielaanvragen van Palestijnen afkomstig uit Syrië is dat zij geen ingezetene van een ander land zijn. Voorts dient er ten aanzien van deze personen geen 'country of habitual residence' te zijn waarheen deze personen in redelijkheid naar toe zouden kunnen gaan. Iedere asielaanvraag dient op eigen gronden te worden beoordeeld. Over eventuele verwijdering wordt in het licht van individuele omstandigheden besloten.

België

België heeft geen vaststaand beleid met betrekking tot asielaanvragen van personen van Palestijnse identiteit afkomstig uit Syrië. Volgens de Belgische autoriteiten kunnen Palestijnen in Syrië in het algemeen leven zonder dat zij voor vervolging hoeven te vrezen. In de afgelopen jaren is er geen enkele asielaanvraag van personen van Palestijnse identiteit afkomstig uit Syrië erkend.


13 Samenvatting

---

In Syrië zijn naar schatting een half miljoen Palestijnen woonachtig, waarvan ongeveer een kwart in een van de vluchtelingenkampen leeft. Bij UNRWA/Syrië stonden op 30 juni 2001 391.651 Palestijnen geregistreerd. Zij hebben een eigen UNRWA-kaart met registratienummer en kunnen daarmee aanspraak maken op onder UNRWA-auspiciën verstrekte voorzieningen als onderwijs, medische zorg en sociale ondersteuning. Veel Palestijnen, met name zij die in vluchtelingenkampen woonachtig zijn, zijn op UNRWA-steun aangewezen.

Er zijn in Syrië zo'n 40.000 tot 50.000 Palestijnen die bij het General Authority for Palestine Arab Refugees (GAPAR) noch bij UNRWA geregistreerd staan; zij zijn niet in het bezit van Syrische identiteitsbewijzen of UNRWA-documenten.

Politiek uitgangspunt voor de Syrische autoriteiten is dat zij zich verzetten tegen een permanente vestiging van Palestijnen in Syrië. Hiermee zou in Syrische ogen mogelijk het Palestijnse recht op terugkeer kunnen worden ondermijnd.

Om een eventuele toekomstige terugkeer van Palestijnen naar hun land van herkomst niet in de weg te staan, hanteert de Syrische overheid een beleid waarbij het Palestijnen in Syrië in beginsel niet wordt toegestaan de Syrische nationaliteit te verwerven. Om die reden verzetten de Syrische autoriteiten zich tegen een permanente vestiging van Palestijnen in Syrië. Dit beleid is ook bij GAPAR-hulpprojecten uitgangspunt.

Desondanks zijn Palestijnen in Syrië voor wat betreft verblijf en werk vrijwel gelijkgesteld aan Syrische ingezetenen. Zij hebben in beginsel toegang tot openbaar onderwijs en gezondheidsvoorzieningen. Zij hebben echter geen actief en passief kiesrecht, mogen geen bouwland kopen of meer dan één huis bezitten. Voor het uitoefenen van een beroep hebben zij daarentegen geen vergunning nodig. Zij mogen in Syrië reizen. Zij kunnen zich in Syrië vestigen zonder verblijfsvergunning.

Talrijke Palestijnen zijn om politieke redenen in Syrië gedetineerd geweest. Sommigen van hen zijn verdwenen. In de loop der tijd zijn bij diverse amnestieregelingen Palestijnen vrijgelaten.

Palestijnen kunnen alleen buitenlandse reizen maken indien zij geregistreerd staan bij GAPAR; ook is voor een dergelijke reis toestemming van de militaire inlichtingendienst nodig. Een reisdocument kan bij het ministerie van Binnenlandse Zaken worden aangevraagd. Met het Syrisch-Palestijns vluchtelingendocument (met een uniek identiteitsnummer) kan een uitreisvisum worden aangevraagd.

The Council of Foreign Ministers of the Member States,

Recalling the Pact of the League of Arab States and its special Annex Regarding Palestine, the resolutions of the Council of the League of Arab States on the question of Palestine and in particular the resolution concerning the preservation of the Palestinian Entity,

Meeting in Casablanca on 10 September l965,

Has agreed to the following provisions and has called upon the member states to take the necessary measures for their implementation:


1. While keeping their Palestinian nationality, Palestinians presently residing in the territory of ... shall be accorded the same treatment as regards the right to do business (work) and to be employed as if they were nationals.


2. When their interests so require, Palestinians presently residing in the territory of ... shall have the right to leave the territory of this state and return to it.


3. Palestinians residing in the territory of other Arab states shall have the right to enter and leave the territory ... when their interests so require. Unless otherwise agreed by the competent authorities, this right to enter does not lead to a right of residence, except for the period and purpose specified.


4. Palestinians residing at present in the territory of ..., as well as those who previously resided there prior to having emigrated, shall, upon their request, be provided with valid travel documents. The competent authorities, wherever located, shall issue or renew these documents without delay.


5. The member states of the Arab League shall accord to the holders of these travel documents the same treatment with respect to visas and residence as is accorded to nationals of Arab League states.

Done at Casablanca, 11 September l965

The Positions of Arab States on the Casablanca Protocol


· Arab States which have ratified the Protocol without reservations:
The Hashemite Kingdom of Jordan

The People's Democratic Republic of Algeria

The Democratic Republic of Sudan

The Iraqi Republic

The Syrian Arab Republic

The United Arab Republic (at the time of ratification comprised of Egypt only)

The Yemen Arab Republic (the former state of North Yemen)


· Arab States which have ratified the Protocol with reservations:
The State of Kuwait

(The State of Kuwait has ratified the Protocol subject to a reservation in respect of its article 1: 'national treatment' in respect of doing business (work) does not extend to self-employment which is subject to Kuwaiti law.).

The Lebanese Republic

(The Lebanese Republic has ratified the Protocl subject to reservations in respect of its first three articles:

Article 1: While keeping their Palestinian nationality and to the extent the social and economic conditions in the Lebanese Republic allow for this, Palestinians presently residing there are accorded the right to do business (work) and be employed as if they were nationals.

Article 2: The following is to be added to this article: 'as if they were Lebanese nationals and in accordance with the applicable rules and regulations'.

Article 3: The following sentence is to be added after the first sentence (ending with the words '....when their interests so require.'): 'The right to enter Lebanese territory is conditional on having obtained an entry visa from the competent Lebanese authorities before.').

The Kingdom of Libya (Libya ratified the Protocol before the revolution of September l969)

(The Kingdom of Lbya has ratified the Protocol subject to a reservation in respect of article 1: in respect of the right to do business (work) and to be employed Palestinians shall be accorded the same treatment as the other nationals of Arab states.


· Arab States which have not yet ratified the Protocol
The Kingdom of Saudi Arabia

The Kingdom of Morocco


· Arab States which joined the Arab League after the Protocol was signed
The People's Democratic Republic of Yemen (12 December l967)

The State of Bahrain (11 September l971)

The State of Qatar (11 September l971)

Oman (29 September l971)

The United Arab Emirates (6 December l971)

The Islamic Republic of Mauritania (26 November l973)

The Democratic Republic of Somalia (14 February l974)

Palestine (9 September l976)

The Republic of Djibouti (4 September l977)

The Republic of Tunisia did not attend the Summit Conference during which the Casablanca Protocol was adopted and no information regarding its position on the Protocol is available.

Al-Ahram Weekly

Al-Mawed, dr. Hamad Said, The Palestinian Refugees in Syria - Their Past, Present and Future (Ottawa, l999)

Brand, Laurie, Palestinians in Syria: the Politics of Integration, Middle East Journal, vol. 42, nr. 4 (herfst l988)

CIA, The World Factbook 2000 - Syria (Washington, 2000)

Department of Foreign Affairs and International Trade, Canadian Mission to Palestinian Refugee Camps and Gatherings in the Syrian Arab Republic, October 31-November 4, l998 (Ottawa, l998)

Fakhr, Sakr Abu, Voices from the Golan, Journal of Palestine Studies, vol. XXIX, no. 4 (zomer 2000)

Hroub, Khaled, Hamas, Political T hought and Practice, Institute for Palestine Studies (Washington DC, l995)

Human Rights Watch - Middle East and North Africa Division, Syria - Human Rights Developments (Washington, l999)

Jarrad, dr. Nayef, Profiles: Palestinian Refugees in Syria (Damascus, 2000)

McDowall, David, The Palestinians, Minority Rights Group International (Londen, juli l998)

Middle East International

Mideast Mirror

Ministerie van Buitenlandse Zaken, algemeen ambtsbericht Syrië (Den Haag, 6 december 2000)

Ministerie van Buitenlandse Zaken, algemeen ambtsbericht Libanon/Palestijnen (Den Haag, 21 december 2001)

Ministerie van Buitenlandse Zaken, algemeen ambtsbericht inzake asiel in derde landen (Den Haag, 6 december 2000)

Ministerie van Buitenlandse Zaken, algemeen ambtsbericht Syrië/identiteitsnummer (Den Haag, 21 december 2001)

Ministerie van Buitenlandse Zaken, Landenoverzichten: Syrië (Den Haag, januari 2002)

Nazzal, Nafez Y. en Nazzal, Laila A., Historical Dictionary of Palestine, Asian/Oceanian Historical Dictionaries, no. 23, The Scarecrow Press, Inc. Lanham (Londen, l997)

Palestinian Academic Society for the Study of International Affairs (PASSIA), Dictionary of Palestinian Political Terms (Jeruzalem, 2001)

Reuters

Strindberg, Anders, The Damascus-Based Alliance of Palestinian Forces: A Primer, Journal of Palestine Studies, vol. XXIX, no. 3, voorjaar 2000

Takkenberg, Lex, The Status of Palestinian Refugees in International Law, Clarendon Press (Oxford, l998)

The Central Bureau of Palestinian Statistics in Damascus (PCBSNR)

The Economist Intelligence Unit, Country Profile 2001 - 2002: Syria (Londen, 22 maart 2001)

The Middle East and North Africa 2001, Syria, 47 edition, Europa Publications Limited (Londen, 2000)

The United Nations and the Question of Palestine, United Nations, Department of Public Information (New York, oktober 2000)

The Yearbook of the Palestine Question (Beiroet, l972)

UNRWA and Palestine refugees: 50 years of services, UNRWA Headquarters (Gaza, juli 2000)

UNRWA, Map of UNRWA's area of operations, UNRWA Headquarters (Gaza, augustus 2001)

UNRWA, Building on success, UNRWA Headquarters (Gaza, juni l999)

UNRWA, UNRWA in Figures, UNRWA Headquarters (Gaza, augustus 2001)

UNRWA, Refugees , UNRWA Headquarters (Gaza, oktober 2000)

UNRWA, Camp Profiles, UNRWA Headquarters (Gaza, oktober 2000)

UNRWA, UNRWA: The Relief and Social Services Programme, a journey of dignity, resilience and succes, l950 - 2000, UNRWA Department of Relief and Social Services (Amman, 2000)

World Refugee Survey, l988 In Review (Londen, l988)

'Transjordanië' was de benaming voor het grondgebied ten oosten van de rivier de Jordaan, het huidige Jordanië.

Voor de letterlijke tekst van de 'Balfour Declaration' zie The Middle East and North Africa l996, 'Palestine Documents', blz. 107, Europa Publications Limited (Londen, l995).

Als uitvloeisel van artikel 4 van het Britse mandaat voor Palestina hadden de joodse bewoners van dit gebied deze bestuurlijke vertegenwoordiging gekregen. Deze vertegenwoordiging had als taak om in samenwerking met het Britse bestuur een joods nationaal tehuis te stichten.

Dat wil zeggen de Arabische inwoners van het oorspronkelijke Britse mandaatgebied Palestina, en hun nakomelingen.

De oorspronkelijke bevolking van ongeveer 80.000 personen werd in dat gebied vermeerderd met zo'n 200.000 Palestijnse vluchtelingen.

Na de annexatie van de Westelijke Jordaanoever in l950 omvatte het daarmee totstandgekomen Hasjemitische Koninkrijk Jordanië een bevolking van ongeveer 1.280.000 personen, waarvan ongeveer 500.000 Palestijnen.

In de afgelopen decennia hebben talrijke Palestijnen de landen waar zij oorspronkelijk hun toevlucht hadden gezocht, verlaten om te gaan werken op het Arabisch schiereiland.

Palestijnse vluchtelingen uit l948/l949 worden in het Midden-Oosten in de volksmond aangeduid met de term ladji'ien, in het Nederlands: vluchtelingen.

Met deze term wordt gedoeld op de Arabische inwoners van het oorspronkelijke Britse mandaatgebied Palestina, en hun nakomelingen.

Palestijnen noemen UNRWA doorgaans Al-Wikala (in het Engels: the Agency) of Wikalat Al-Gawt (in het Engels: the Relief Agency).

Zie ook hoofdstuk 4.

Volledige benaming van deze organisatie luidt Harakat Al-Tahrir Al-Watani Al-Falastini (d.i. Beweging voor de Palestijnse Nationale Bevrijding). Hiervan afgeleid en in omgekeerde volgorde: Fatah (verovering).

Codenaam Abu Ammar.

In het Arabisch Munazamat Tahrir Falastin.

Ahmed Shukairy was in l948 lid van het Higher Arab Committee for Palestine. Later was hij vertegenwoordiger van Syrië bij de Arabische Liga en vertegenwoordiger van Saoedi-Arabië bij de Verenigde Naties. In februari l969 nam Al-Fatah-leider Yasser Arafat het leiderschap over de PLO van Ahmed Shukairy over.

The Middle East and North Africa 2001, 47 edition, Europa Publications Limited (Londen, 2000).

Kamal Salibi, 'The Modern History of Jordan', I.B. Tauris Publishers (Londen/New York, 1998).

Voor de Engelse tekst van dit Protocol zie bijlage 1.

Tot l988 heeft Jordanië zich in overeenstemming met resolutie nr. 242 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van november l967 op het standpunt gesteld dat de Westelijke Jordaanoever een onafscheidelijk deel uitmaakte van het Koninkrijk Jordanië. Pas in juli l988 heeft Jordanië - ten gunste van een nieuw te vormen Palestijnse staat - formeel afstand gedaan van haar aanspraken op de Westelijke Jordaanoever.

Intussen vond in l956 de Suez-crisis plaats, die echter niet leidde tot een nieuwe stroom Palestijnse vluchtelingen in de regio.

Deze vluchtelingen uit l967 worden in het Midden-Oosten in de volksmond aangeduid met de term nazihien, in het Nederlands: emigranten.

Minority Rights Group International, 'The Palestinians', report 97/5 (Londen, juli l998).

In het Arabisch fedayeen (d.i. zij die zich opofferen).

The Middle East and North Africa 2001, 47 edition, Europa Publications Limited (Londen, 2000).

UNRWA in Figures (Gaza, september 2001).

Zie paragraaf 5.2.

Zie hoofdstuk 5.

Volgens paragraaf 7 van het Statuut van UNHCR, dat een bijlage vormt van resolutie no. 428 (V) van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 14 december l950, '.... the competence of the High Commissioner .... shall not extend to a person: ..... Who continues to receive from other organs or agencies of the United Nations protection or assistance.'.

Artikel 1d Vluchtelingenverdrag luidt als volgt: 'This Convention shall not apply to persons who are at present receiving from organs or agencies of the United Nations other than the United Nations High Commissioner for Refugees protection or assistance.'. When such protection or assistance has ceased for any reason, without the position of such persons being definitely settled in accordance with the relevant resolutions adopted by the General Assembly of the United Nations, these persons shall ipso facto be entitled to the benefits of this Convention.'.

'UNRWA and the Palestine refugees: 50 years of service' (Gaza, juli 2000).

De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties ondersteunde bij resolutie no. 2252 (ES-V) van 4 juli l967 'the efforts of the United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East to provide humanitarian assistance, as far as practicable, on an emergency basis and as a temporary measure, to other persons in the area who are at present displaced and are in serious need of immediate assistance as e result of the recent hostilities.' (bron: Takkenberg, Lex, 'The Status of Palestinian Refugees in International Law', Clarendon Press (Oxford, l998)).

Dit geschiedde door middel van een notawisseling houdende een overeenkomst tussen de Syrische regering en UNRWA in 1953.

Zie hoofdstuk 3.

Zie eerder in dit hoofdstuk.

Department of Foreign Affairs and International Trade, 'Canadian Mission to Palestinian Refugee Camps and Gatherings in the Syrian Arab Republic, October 31-November 4, l998' (Ottawa, l998).

Zie over dit onderwerp ook Takkenberg, Lex, 'The Status of Palestinian Refugees in International Law', Clarendon Press (Oxford, l998).

Arabisch voor 'eiland'.

Shlaim, Avi, 'Husni Za'im and Plans to Resettle the Palestinian Refugees in Syria', Journal of Palestine Studies, nr. 60, zomer l986, pp. 68 - 80.

Vernant, J., The Refugee in the Post-War W orld, Londen, George Allen & Urwin, l953, blz. 430.

Brand, Laurie, Palestinians in Syria: The Politics of Integration, Middle East Journal, vol. 42, nr. 4, herfst l988, p. 623.

UNRWA, Annual Report, l951-l952, p. 46.

The Yearbook of the Palestine Question (Al-Kitab Al-Sanawi li-al-Qadiyyah Al-Filastiniyyah l971), Beiroet, IPS, 1972, p. 133.

Zie ook subparagraaf 3.2.2 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 6 december 2000 (kenmerk DPC/AM-675345).

Arabisch voor 'terugkeerders'.

Zie ook paragraaf 5.2.

In de praktijk blijken Saoedische staatsburgers in Syrië huizen te bezitten.

Zie paragraaf 5.1.

Peretz, D., 'Palestinian Refugees and the Middle East Peace Process, United States Institute of Peace Press, (Washington, D.C., l993).

Al dan niet bij UNRWA geregistreerd.

In het Arabisch: Al-Haya' Al-'Ameh li-al-Laji'een Al-Falastinyeen Al-'Arab.

Zie ook hoofdstuk 7.

Peretz, D., 'Palestinian Refugees and the Middle East Peace Process', United States Institute of Peace Press (Washington D.C., 1993) .

Zie hoofdstuk 5, inleidende zin.

Dr. Nayef Jarrad, 'Profiles: Palestinian Refugees in Syria' (Damascus, 2000).

Central Bureau of Palestinian Statistics in Damascus, report l997- l998.

UNRWA Report Refugees (Gaza, l998).

Ibidem.

Ibidem.

In sommige geraadpleegde documenten wordt ook wel gesproken van Neirab.

Department of Foreign Affairs and International Trade, 'Canadian Mission to Palestinian Refugee Camps and Gatherings in the Syrian Arab Republic, October 31-November 4, l998' (Ottawa, l998).

UNRWA, map of area of operations, 30 juni 2001.

De twee kampen in Dera'a staan bekend als het 'oude kamp' (opgericht in l950) en het 'nieuwe kamp' of 'Emergency Camp' (opgericht in l967).

Onderstaande gegevens zijn gebaseerd op informatie afkomstig uit het rapport 'Canadian Mission to Palestinian Refugee Camps and Gatherings in the Syrian Arab Republic; October 31 - November 4, l998', Department of Foreign Affairs and International Trade (Ottawa, l998).

In deze beschrijving zijn ook de niet officieel door UNRWA erkende kampen in Husseiniya, Ain Tell en Latakia opgenomen, alsmede de grote concentratie Palestijnse vluchtelingen in de wijk Yarmouk in Damascus.

Arabisch voor 'De Vrijheid'.

Arabisch voor 'Het Doel'.

Arabisch voor 'Voorwaarts'.

Arabisch voor 'Palestina - De Revolutie'.

De voor dit hoofdstuk geraadpleegde bronnen ('Dictionary of Palestinian Political Terms', Palestinian Academic Society for the Study of International Affairs (PASSIA) (Jeruzalem, 2000); 'Historical Dictionary of Palestine', Nafez Y. Nazal en Laila A. Nazal, Asian/Oceanian Historical Dictionaries, nr. 23, The Scarecrow Press, Inc. Lanham (Londen, l997)) zijn niet altijd geheel eenduidig voor wat betreft de oprichtingsjaren van de hierna volgende Palestijnse politieke groeperingen. Het kan zijn dat bepaalde bronnen andere dan hier vermelde jaren vermelden.

Waar de afkorting FIDA voor staat is niet bekend.

Op 17 oktober 2001 kwam de Israëlische minister van Toerisme, tevens leider van de extreem-rechtse Nationale Unie, Rehavam Ze'evi, bij een aanslag in Jeruzalem om het leven. Deze aanslag werd opgeëist door het PFLP.

In het Arabisch 'Al-Jabha Al-Sha'biyya li Tahrir Falastin-Al-Qiyada Al-'Amma'.

Deze organisatie voerde eveneens acties uit onder de naam 'Black September'.

Arabisch voor 'Bliksemstraal'.

Zie ook paragraaf 3.2.6 van het algemeen ambtsbericht Syrië/algemeen van 6 december 2000.

Amnesty International, Rapport 'Syria, caught in a regional conflict: Lebanese, Palestinian and Jordanian political detainees and disappearances in Syria', AI Index: MDE 24/03/99, 27 januari l999.; Freedom in the World l999 - 2000: Syria.

Amnesty International heeft in het verleden regelmatig aandacht gevraagd voor Palestijnse gevangenen die zonder enige vorm van proces of na oneerlijke procesvoering in langdurige gevangenschap verkeerden in diverse rapporten ('Syria: Torture by the Security Forces' - AI Index: MDE 24/09/87, oktober l987; 'Syria: Indefinite Political Imprisonment: long term detention and torture of political prisoners', AI Index: MDE 24/12/92, juli l992; 'Syria: Repression and Impunity: the forgotten victims', AI Index: MDE 24/02/95, april l995).

Human Rights Watch, Syria - human rights developments, world report l999.

US Department of State, 2000 Annual Report on International Religious Freedom: Syria, 5 september 2000, blz. 3.

Zie ook het algemeen ambtsbericht Syrië/identiteitsnummer van 21 december 2001, kenmerk DPV/AM-746495.

Volgens artikel 10 van wet nr. 1311 van 2 oktober l963; zie hoofdstuk 10.

Zie hoofdstuk 10.

===