Partij van de Arbeid

Den Haag, 27 februari 2002

VRAGEN VAN HET LID VAN HEEMST (PVDA) AAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN JUSTITIE

1. Wat was de aard van het getreiter waaraan een groep jongeren zich afgelopen zondag 24 februari in het zwembad van Veenendaal heeft schuldig gemaakt? (1)

2. Waarom heeft een medewerker van het zwembad zich in een badhokje verschanst?

3. Waarom zijn de gedragingen van deze jongeren niet aan te merken als een strafbaar feit?

4. Wat verwacht de burgemeester van een gesprek met deze jongeren in aanwezigheid van hun ouders?

5. Wanneer gaat dat gesprek plaatsvinden en als het al heeft plaatsgevonden wat was daarvan de uitkomst?

6. Vindt u dit een adequate aanpak ? Zo ja, waarom en zo nee, waarom niet?

7. Wordt dit wangedrag door de politie geregistreerd in de vorm van een zogenaamd "sfeerverbaal", zoals door mij is gevraagd bij het debat over de Justitiebegroting voor 2002? (2)

8. Zijn deze jongeren eerder met de politie in aanraking gekomen wegens getreiter en andere vormen van vergelijkbaar wangedrag en zo ja, voor wat voor zaken en tot welke initiatieven heeft dat geleid?

9. Welke mogelijkheden heeft een zwembad om dit soort treiterende jongeren te weren?

10. Welke maatregelen zijn in andere baden in vergelijkbare situaties ingevoerd en hoe effectief is bijvoorbeeld de invoering van een identiteitskaart voor jongeren die zonder begeleiding van een volwassenen willen komen zwemmen?

11. Wanneer komt u met voorstellen voor een nieuw offensief tegen geweld en agressie zoals gevraagd in de motie-Van Heemst cs, waarin onder meer is gevraagd uit te werken hoe (tijdelijke) toegangsverboden kunnen worden ingesteld? (3)

(1) Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen over dit onderwerp van het lid Nicolai, ingezonden 27 februari 2002

(2) Deze sfeerverbalen worden door de politie in Amsterdam al geruime tijd gehanteerd om te kunnen volgen welke jongeren zich schuldig maken aan allerlei vormen van niet strafbaar maar wel hinderlijk wangedrag

(3) Motie Van Heemst c.s., kamerstuk 28 000 VI nr. 28