Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
DL. 2002/593
datum
28-02-2002
onderwerp
Vragen van Kamerlid Poppe (SP)
TRC 2002/1218
bijlagen
1
Geachte Voorzitter,
Middels uw bovengenoemd schrijven zijn de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en mij een aantal vragen voorgelegd van het lid Poppe (SP) inzake de Belgische PCB-kwestie en de mogelijk relatie die hier zou bestaan met het Nederlandse bedrijf NOBA Vetveredeling B.V.
Met mijn schrijven aan uw Kamer van 6 februari jl. (kenmerk DL. 2002/450, zie bijlage) is naar mijn mening reeds de meest relevante informatie gegeven. Ik geef u, mede namens de minister van VWS, hier de aanvullende antwoorden op de vragen van het Kamerlid Poppe.
datum
28-02-2002
kenmerk
DL. 2002/593
bijlage
1
Vanuit de Belgische overheid was reeds eind vorig jaar een onderzoek
gestart naar leveringen van het bedrijf NOBA Vetveredeling B.V. aan
Belgische mengvoederfabrieken. Deze vetleveringen hebben geen relatie
met de PCB-verontreiniging die in januari van dit jaar is aangetroffen
bij het mengvoederbedrijf Hanekop in Roeselare.
2
Volgens de Belgische wetgeving is een vetleverancier verplicht vetten
te laten onderzoeken op PCB's door een onafhankelijk of minimaal een
Labcode-erkend laboratorium. Het bedrijf NOBA heeft de vetten echter
laten analyseren door zijn eigen laboratorium, waarbij geen
verontreiniging met PCB's is aangetoond. Dit laboratorium heeft echter
geen Labcode-erkenning en is ook niet onafhankelijk. Derhalve hadden
deze vetten niet mogen worden afgeleverd aan Belgische
diervoederbedrijven. Overigens hebben de Belgische autoriteiten
eveneens geen verontreinigingen vastgesteld. In Nederland geldt op
grond van de 'Regeling vetten in diervoeders' de verplichting om
frituurvetten en -oliën voor gebruik voor diervoederdoeleinden te
onderzoeken op PCB's. Voor andere categorieën vetten en oliën gelden
geen onderzoeksverplichtingen.
3
Zoals gemeld, is uit de analyse gebleken dat de partijen niet waren
verontreinigd. Zoals in mijn brief van 6 februari jl. (Kamerstukken
II, 2001-2002, 26991, nr. 62) is aangegeven, heb ik de Algemene
Inspectiedienst verzocht een onderzoek in te stellen bij het betrokken
bedrijf.
4 en 5
Ondanks inspanningen van de overheid en de diervoedersector kan de
mogelijkheid van doelbewust wegmengen van verontreinigde vetten nooit
geheel worden uitgesloten. Om dit risico te verkleinen is in de
'Regeling vetten in diervoeders' voorgeschreven dat frituurvetten en
-oliën, voordat deze worden verwerkt voor diervoederdoeleinden, door
het betreffende bedrijf moeten worden onderzocht op aanwezigheid van
PCB's. De Algemene Inspectiedienst houdt toezicht op de naleving van
dit voorschrift. Deze verplichting is eveneens verankerd in het
GMP-systeem waarop de Kwaliteitsdienst Diervoedersector (KDD) van het
Productschap Diervoeder controleert.
Daarnaast voert de AID administratieve controles uit bij de bedrijven
in de vettensector. Hierbij vindt afstemming plaats met de Inspectie
VROM. Door de RVV en KDD zijn in 2000 en 2001 respectievelijk 348 en
143 monsters vetten en oliën onderzocht op PCB's. Het betreft in de
meeste gevallen gemengde vetten en oliën. Er zijn geen
verontreinigingen met PCB's aangetroffen.
Door de administratieve controles van de AID is er meer duidelijkheid
ontstaan over de activiteiten van verschillende bedrijven en de
bestemming van de verschillende vetten en oliën. De AID zal in 2002
ook controles uitvoeren op de aanwezigheid van schadelijke stoffen in
vetten en oliën die bij vetveredelingsbedrijven worden aangeleverd.
Naar mijn mening is er op dit moment geen aanleiding om de betrokken
bedrijven te verplichten alle aangeleverde partijen te onderzoeken op
allerlei ongewenste stoffen.
6
Het Wetenschappelijk Comité voor Diervoeders heeft inzake vetten en
oliën geen risico-analyse uitgevoerd. Dit neemt niet weg dat de
Europese Commissie, in het kader van EU-verordening houdende
vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke
consumptie bestemde dierlijke bijproducten, heeft voorgesteld om het
gebruik van vetten en oliën afkomstig uit de maaltijdbereiding te
verbieden. Het betreft hier vetten en oliën uit onder andere
restaurants en centrale keukens van bijvoorbeeld verpleeghuizen. In de
Landbouwraad is met het voorstel ingestemd. Voor de resterende
categorieën vetten zullen op Europees niveau nadere maatregelen worden
vastgesteld.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
mr. L.J. Brinkhorst
datum
kenmerk
bijlage
Vragen
Vragen van het lid Poppe (SP) aan de ministers van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over
Belgisch onderzoek naar mogelijk besmet Nederlands vet.(Ingezonden 5
februari 2002)
1
Klopt het dat de Belgische minister van Volksgezondheid naar
aanleiding van een recente ontdekking van pcb in kippen- en
varkensvoer, een onderzoek wil naar afvalvet dat een Nederlands
bedrijf heeft geleverd aan een West-Vlaams veevoederbedrijf? Kunt u
dit toelichten? 1
2
Klopt het dat een partij afvalvet geleverd door het Nederlandse
bedrijf NOBA mogelijk verboden stoffen bevat, niet volgens de normen
gecontroleerd zou zijn en met een 'ongeldig' analysebulletin
aangeleverd werd? Over welke verboden stoffen gaat het? Wat was er mis
met de controle en het analysebulletin van NOBA? Welke
overheidsdiensten zijn verantwoordelijk voor deze controle en hoe
heeft controle plaatsgevonden?
3
Kunt u onderzoek uit laten voeren naar de oorzaak van de mogelijke
vervuiling van de partij of partijen afvalvetten van dit bedrijf? Bent
u bereid te onderzoeken of betreffend bedrijf mogelijk vervuilde
ladingen afvalvetten heeft geleverd aan andere bedrijven en of deze in
de dierlijke voedselketen zijn beland?
4
Is het mogelijk dat vetsmelters ladingen afvalvet pas testen op
vervuiling nadat meerdere aangeleverde partijen zijn vermengd? Zo ja,
is het mogelijk dat er zodoende vermenging plaatsvindt tussen
gecontamineerde partijen en 'schone' partijen met het doel
overschrijding van wettelijke normen te voorkomen? Zo ja, bent u
bereid, gezien de grote risico´s die het gebruik van gerecyclede
afvalvetten en oliën met zich mee brengt 2 ,de regelgeving indien
nodig zo aan te passen dat controle bij aanlevering van de individuele
partijen, voor inspectiediensten contoleerbaar, plaats moet vinden en
vervuilde partijen vóór vermenging verwijderd moeten worden? Zo neen,
waarom niet?
5
Voert de Algemene Inspectie Dienst (AID) nog steeds administratieve
controles uit bij bedrijven in de vetketen? Zo ja, wat is het
resultaat van deze controles, en ziet u geen aanleiding om regelmatig
tot concrete controle op aangeleverde partijen afvalvetten over te
gaan?
6
Heeft het Wetenschappelijk Comité voor Diervoeders inmiddels een
risicoanalyse gemaakt inzake het gebruik van vetten en oliën in
diervoeder en wat is het resultaat daarvan?
1 ANP en NRC, 31 januari jl.
2 Risicoanalyse TNO-Voeding Kamerstuk 26 577 nr. 23.
Bijlage:
Schrijven van 6 februari jl.
up Reageren
Homepage
---