Centrale Raad van Beroep Utrecht

Maatregel van gehele weigering van uitkering; geen verminderde verwijtbaarheid.

Bron: Centrale Raad van Beroep Utrecht

Datum actualiteit: 22-03-2002

Naar het oordeel van de Raad heeft betrokkene door zich bij herhaling niet te houden aan het ziekteverzuim-begeleidingsplan en dientengevolge op staande voet te zijn ontslagen een benadelingshandeling gepleegd als bedoeld in art. 45, eerste lid aanhef en onder j, ZW, in die zin dat hij zijn recht op loondoorbetaling heeft prijsgegeven nadat het ongeschiktheidsrisico is ingetreden met als gevolg dat het loon door het bestuursorgaan uit het wachtgeldfonds moet worden vergoed. Niet gezegd kan worden dat iedere verwijtbaarheid ontbreekt. De Raad ziet geen grond te oordelen dat het bestuursorgaan gezien de ernst van de gedraging tot een andere maatregel dan weigering van de gehele uitkering gedurende de volledige uitkeringsduur had moeten overgaan, dan wel dat de mate van verwijtbaarheid voor het orgaan aanleiding had moeten zijn om met toepassing van art. 7, tweede lid onder f, van het Maatregelenbesluit TICA een lagere maatregel op te leggen. Met betrekking tot de toerekenbaarheid van zijn gedragingen is naar het oordeel van de Raad onvoldoende komen vast te staan dat betrokkene als gevolg van alcoholgebruik niet in staat is geweest om adequaat te reageren. Geen sprake van verminderde verwijtbaarheid die voor het bestuursorgaan aanleiding had moeten zijn om een lichtere maatregel op te leggen. Evenmin gebleken van dringende redenen op grond waarvan het orgaan de bevoegdheid toekwam om met toepassing van art. 45, derde lid, ZW van het opleggen van een maatregel af te zien.

Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AD9968
(Zie het originele bericht)