Ministerie van Financiën

Persbericht
PERS-2002-082
Den Haag, 29 maart 2002

Antwoorden van de staatssecretaris van Financiën op de vragen van het lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal De Vries over de zogenoemde 40-dagenregeling in relatie tot ter beschikking gestelde auto's.


1 Herinnert u zich dat bij de parlementaire behandeling van het Belastingplan 2002 erover is gesproken dat in geval van een door de werkgever ten behoeve van het werk aan een werknemer ter beschikking gestelde auto en bij een auto van een ondernemer waarvan alle kosten ten laste van diens onderneming worden gebracht, door het aanmerken van woon-werkkilometers als privé-kilometers de zogenaamde 40-dagenregeling uit het reiskostenforfait van toepassing kan worden bij «een auto van de zaak»?


2  Bent u bij nader inzien niet alsnog van mening dat dit standpunt tot onwenselijke effecten leidt voor (ambulante) werknemers en ondernemers die noodgedwongen voor hun werk vaak dezelfde route moeten rijden, nog daargelaten de administratieve belasting die hierdoor wordt opgeroepen voor belastingplichtigen en de belastingdienst?  


3 Zou het niet wenselijk zijn voor de werknemers en de ondernemers die hiermee te maken krijgen de 40-dagen regeling niet van toepassing te verklaren dan wel tenminste een overgangsrecht te scheppen dat vergelijkbaar is met de overgangsregeling van art. 3.20 vierde lid, en art. 3.145, vierde lid, Wet op de Inkomstenbelasting 2001?  


4 Bent u bereid toepassing van de hardheidsclausule uit art. 63 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) te overwegen voor ambulante werknemers en ondernemers, die noodgedwongen veel woon-werkkilometers in verband met hun werk moeten maken, in die zin dat voor het begrip ambulant wordt aangeknoopt bij het bepaalde in art. 82, tweede lid, Uitvoeringsregeling Loonbelasting 2001?

Antwoorden


1. Ja.



2 t/m 4. Vanaf 1 januari 2002 is regelmatig woon-werkverkeer dat wordt afgelegd met een auto van de zaak in bepaalde gevallen van invloed op de bijtelling voor privé-gebruik. De fiscale behandeling van het woon-werkverkeer met de auto van de zaak is daardoor beter afgestemd op die van het woon-werkverkeer met de eigen auto.
Mede naar aanleiding van de signalen die ik de afgelopen tijd heb ontvangen van werkgevers- en werknemersorganisaties heb ik de regeling, ook op het punt van de 40-dagenregeling, opnieuw bezien. Naast de maatregelen die ik heb aangekondigd in de vandaag verzonden antwoorden op de vragen van het lid Dijsselbloem, keur ik - vooruitlopend op een wetswijziging - goed, dat met terugwerkende kracht tot 1 januari 2002 de 40-dagenregeling zowel voor een ter beschikking gestelde (bestel)auto als voor een eigen auto verruimd wordt naar een 60-dagenregeling. Hierdoor wordt in een groot aantal gevallen (onder meer de situaties waarin iemand eenmaal per week een vast adres bezoekt) niet meer toegekomen aan een bijtelling in verband met het woon-werkverkeer. Daarnaast biedt de huidige regeling nog de mogelijkheid om gebruik te maken van de carpoolregeling zoals deze vooruitlopend op wetswijziging is opgenomen in het besluit van 30 januari 2002 nr. DGB2001/1744M.

 Kamerstuk 28 014, nr. 5, punt 3.4.2, Vakstudie Nieuws 2001/59B.11, blz. 6116.