Ministerie van Justitie

04.04.02

Verdubbeling onderzoeken

Minister Korthals versterkt opsporing oorlogsmisdrijven

Plan van aanpak + bijlagen

Er komt een verdubbeling van het aantal onderzoeken naar oorlogsmisdrijven. Om dit te bereiken wordt het team dat zich bezighoudt met de opsporing van oorlogsmisdrijven verder uitgebreid. Ook wordt de deskundigheid verbeterd en komt er meer structuur in de samenwerking met (non-)gouvernementele organisaties in binnen- en buitenland. Opsporing van oorlogsmisdrijven staat voortaan onder gezag van het Landelijk Parket van het Openbaar Ministerie. Daarnaast zullen alle nieuwe zogeheten 1F-zaken binnen één maand worden beoordeeld. Dit zijn zaken van personen die geen verblijfsstatus hebben gekregen vanwege mogelijke betrokkenheid bij oorlogsmisdaden. Een en ander blijkt uit een plan van aanpak oorlogsmisdrijven dat minister Korthals vandaag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.

Doelmatig en effectief

Het plan heeft tot doel een meer doelmatige en effectieve opsporing en vervolging van oorlogsmisdrijven te realiseren. De versterking van het opsporingsteam voor oorlogsmisdrijven betekent niet alleen meer onderzoekscapaciteit voor nieuwe zaken en aangiften, maar ook dat rechtshulpverzoeken van het Internationale Strafhof behandeld kunnen worden. In het plan schrijft de bewindsman dat het verzamelen van bewijs van oorlogsmisdrijven uiterst complex is. De omstandigheden waaronder rechercheurs moeten werken, zijn lastig. Toch is de opsporing van oorlogsmisdaden een taak die nationaal en internationaal gezien wordt als een zaak van het hoogste belang, aldus Korthals. Het gaat niet zozeer om het belang van Nederland als afzonderlijke staat maar meer om het belang van de gehele internationale rechtsorde. Dit legt, mede door de komst van het Internationale Strafhof naar Nederland, een grote verantwoordelijkheid op de Nederlandse overheid.

Capaciteit

Het opsporingteam voor oorlogsmisdrijven voert niet alleen onderzoeken uit, maar krijgt ook te maken met nieuwe 1 F-zaken en aangiften die moeten worden behandeld en beoordeeld. De voorraad potentiële 1F-dossiers bij de IND bedraagt momenteel ruim 1330. Naar verwachting zal in ten hoogste 70% van deze dossiers artikel 1F worden toegepast. Naast een groot aantal andere werkzaamheden zoals de behandeling van rechtshulpverzoeken, verstrekken van informatie en het maken van dreigingsanalyses, rechtvaardigt dit een verdere uitbreiding van het opsporingsteam naar in totaal 32 functies. De werving van personeel is in volle gang.

Voor 1 maart 2002 is de gehele werkvoorraad van 176 1F-dossiers bij het opsporingsteam beoordeeld. In geen van de dossiers zaten aanknopingspunten voor bewijs van persoonlijk daderschap, wel waren er dossiers (36) die aanknopingspunten voor bewijs opleverden met betrekking tot algemene dan wel individuele chain of command responsibility. Het gaat er dan om dat de verdachte niet zozeer zelf slachtoffers heeft gemaakt maar dat hij opzettelijk heeft toegelaten dat ondergeschikten slachtoffers maakten.

Deskundigheid en samenwerking

Belangrijk voor opsporing en vervolging van oorlogsmisdrijven is de ontsluiting van informatie. Daarom is het van belang om zowel nationaal als internationaal structureel relaties aan te knopen en te onderhouden met instanties op verschillend niveau.

De opsporing van oorlogsmisdrijven vraagt om een multidisciplinair team. Bij het OM moet toegang zijn tot militair (rechtelijke) deskundigen en specialisten in internationaal strafrecht en bij het KLPD is in de kern van zon team specialisatie nodig op het gebied van oorlogsstrafrecht. Tevens dienen deskundigen beschikbaar te zijn zoals historici, politicologen, cultureel antropologen en juristen. Deze expertise moet als vast onderdeel in het team worden ondergebracht. Daarnaast moet een beroep gedaan kunnen worden op externe deskundigheid zoals tolken/vertalers. Opsporing van oorlogsmisdrijven vraagt ook om ervaren rechercheurs. Aan het horen van getuigen en verdachten worden hoge eisen gesteld. De opsporing en vervolging van oorlogsmisdrijven wordt in Nederland verricht door de Dienst Recherche Onderzoeken van het KLPD en het Wet Oorlogsstrafrecht-team (WOS-team) van het OM in Arnhem. Als voorloper hiervan is bij het KLPD in 1994 het NOJO-team opgericht dat zich toelegde op de opsporing van Joegoslavische oorlogsmisdadigers. Begin 1998 is door het OM tot uitbreiding van de werkzaamheden besloten. Dit leidde tot de oprichting van het Nationaal Opsporingsteam Voor Oorlogsmisdrijven (NOVO-team) dat ook keek naar oorlogsmisdaden die elders in de wereld waren gepleegd. Het NOVO-team is ingesteld voor een periode van zes jaar (1998-2003).

Evaluatie

Het plan van aanpak van minister Korthals is vooral gebaseerd op een evaluatie van het NOVO-team dat door de Universiteit Utrecht is uitgevoerd. Bij het evaluatieonderzoek is gekeken naar de werkwijze van het team in de periode januari 1998 tot juli 2001. De onderzoekers concluderen dat in de onderzochte periode geen dagvaarding is uitgebracht. Uitgevoerde opsporingsonderzoeken zijn veelal in een vroeg stadium gestaakt door gebrek aan bewijs.

Nederlandse wetgeving heeft niet belemmerend gewerkt. Wel zijn er feitelijke omstandigheden geweest die succesvolle taakuitvoering hebben beïnvloed. Zo zijn de meeste delicten gepleegd in een ver verleden en in een ver land, getuigen zijn vaak getraumatiseerd, betrouwbare getuigen zijn moeilijk te vinden en rechtshulp is lastig te verkrijgen van door oorlog beschadigde landen. Bij een optimaal samengesteld en toegerust team kunnen vervolgingen en veroordelingen niet worden gegarandeerd, aldus de onderzoekers.

De werkwijze en resultaten van het team zijn mede beïnvloed door onvoldoende aansturing, een sterk wisselende samenstelling en onvoldoende afstemming tussen gezag en beheer. Ook was de expertise toegesneden op een reguliere strafzaak terwijl de opsporing van oorlogsmisdrijven om een sterk gespecialiseerd multidisciplinair team vraagt.

Aanbevelingen

De aanbevelingen van de onderzoekers zijn overgenomen en in het plan van aanpak verwerkt. Zo pleiten zij onder meer voor de samenstelling van een multidisciplinair team vanwege de complexiteit van onderzoeken naar oorlogsmisdrijven. Ook vinden zij dat gezag en beheer duidelijker tot uitdrukking moeten komen door bijvoorbeeld het team onder gezag van het Landelijk Parket te brengen. Uitbreiding van het team is noodzakelijk. Daarnaast moet de 1F-procedure nader worden afgestemd op een mogelijk strafrechtelijke procedure. Internationale samenwerking vinden de onderzoekers essentieel voor succes in de toekomst.

Voor vragen of commentaar met betrekking tot de inhoud van deze pagina's kunt u terecht bij de Directie Voorlichting van Justitie, telefoon: (070) - 3706850,
email: voorlichting@minjus.nl,
fax: (070) - 3707594

Laatst gewijzigd: 04-04-2002