Ministerie van Economische Zaken Berichtnaam: STAATSSTEUN VOOR DE SCHEEPSBOUW Nummer: 54 Datum: 04-04-2002

De leden Hindriks en Van der Hoek (beiden PvdA) hebben aan de minister van Economische Zaken op 04-02-2002 de volgende schriftelijke vragen gesteld.

1 Kent u de berichten over de behoefte aan staatssteun voor de scheepsbouw in het Noorden van het land? 1)

2 Deelt u de analyse dat de scheepsbouw in het Noorden een moeilijke periode doormaakt? Zo ja, hoe verklaart u dit? Zo neen, waarom niet?

3 Wat is de stand van zaken met betrekking tot het door de regering toegezegde fonds van circa EUR 90 miljoen waarmee negatieve gevolgen van fiscale veranderingen van de 'scheepvaart Commanditaire Vennootschap' voor de scheepsbouw moeten worden opgevangen? Wanneer wordt dit fonds operationeel? Zijn er redenen die de werking van een dergelijk fonds belemmeren? Zo ja, welke?

4 Is inmiddels bij de Europese Unie goedkeuring gevraagd voor dit fonds? Zo neen, waarom niet? Zo ja, is daar al een reactie op ontvangen? Hoe luidt die reactie?

5 Kan het genoemde fonds bijdragen aan een beter scheepsbouwklimaat in Nederland in het algemeen en voor de werven in het Noorden van het land in het bijzonder? Zo ja, in welke mate? Zo neen, waarom niet?

6 Worden elders in de Europese Unie steunmaatregelen ten behoeve van de scheepsbouw voortvarender ter hand genomen dan in Nederland? Zo ja, welke landen betreft dit, betreft dit maatregelen die vergelijkbaar zijn met het bovengenoemde fonds, wat is daarover uw mening en wat betekent dit voor de concurrentiepositie van de Nederlandse scheepsbouwsector?

7 Beschikt U over informatie over acquisitie van scheepsbouworders die direct verband houden met het beschikbaar komen van dit fonds? Zo ja, bent u bereid de Kamer daarover te informeren?

8 Verwacht U dat potentiële orders waarvoor het fonds nodig is nog dit jaar in uitvoering wordt genomen? Zo ja, hoeveel werkgelegenheid is daarmee gemoeid? Zo neen, wat zijn de daarmee samenhangende knelpunten en hoeveel werkgelegenheid is daarmee gemoeid?
---
1) Leeuwarder Courant, 16 november 2001: 'Achterstand dreigt voor werven Noorden' en Nieuwsblad van het Noorden 5 januari jl.: 'Conship: Overheid moet scheepsbouw steunen'.

De minister van Economische Zaken, A. Jorritsma-Lebbink, heeft deze vragen als volgt beantwoord. Ministerie van Economische Zaken


1 Ja.



2 De scheepsbouw - en niet alleen in het Noorden van het land - ondervindt net als vele andere sectoren de gevolgen van de algemene economische teruggang. Dit effect wordt nog versterkt door een aantal sectorspecifieke factoren, te weten verdringingseffecten op de Europese markt en de 'orderboom' eind 2000 als gevolg van het aflopen van het subsideregime.

Verder zou ik willen opmerken dat in het artikel van 16 november 2001 wordt ingegaan op de situatie voor de scheepsbouw in het Noorden van het land ingeval de Europese Unie opnieuw staatssteun zou toestaan. Zoals u weet is echter tijdens de Industrieraad van 4 en 5 december 2001 geen overeenstemming bereikt over de herinvoering voor een selectief steunmechanisme voor de scheepsbouw. Dit betekent dat het in het krantenartikel geschetste gevaar - namelijk dat vanwege de herinvoering van productiesteun de scheepswerven in Friesland en Groningen sombere tijden tegemoet zouden gaan - juist is voorkomen.


3 De afgelopen periode is uitvoerig overleg geweest tussen betrokken partijen. Daarnaast heeft de Vereniging Nederlandse Scheepsbouw Industrie (VNSI) eind vorig jaar een nader onderzoek gestart naar de uitgangspunten van een garantie- en/of participatiefonds. De resultaten van de eerste fase van dit onderzoek zijn in januari beschikbaar gekomen. Mede op basis hiervan is in februari overleg gevoerd met de Europese Commissie. Momenteel wordt de opzet van de genoemde fondsen verder uitgewerkt en zal op korte termijn wederom een gesprek met de Europese Commissie plaatsvinden. Op basis van dit overleg hoop ik voldoende informatie te hebben om te komen tot een concrete opzet van de genoemde fondsen binnen de Europese wet- en regelgeving.


4 Zie antwoord op vraag 3.


5 In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat een positieve bijdrage aan het scheepsbouwklimaat in Nederland zal worden geleverd, als de genoemde fondsen in werking treden. Omdat de concrete opzet van deze fondsen nog niet bekend is, is het op dit moment niet mogelijk om aan te geven in welke mate dit het geval zal zijn.

6 Het is mij niet bekend dat andere Europese Lidstaten nieuwe steunmaatregelen ten behoeve van de scheepsbouw hebben opgezet. Ik probeer dit ook goed in het oog te houden omdat ik, zoals u weet, sterk voorstander ben om binnen Europa te komen tot gelijke concurrentieverhoudingen (level playing field). Tijdens overleg met de sector heb ik dan ook meerdere malen aangeven om mij te informeren indien men te maken krijgt met concurrentieverstorende maatregelen. Ik kan deze zaken dan vervolgens bij de Europese Commissie aan de orde stellen.
Andere Europese lidstaten kennen wel reeds bestaande instrumenten waar de scheepsbouw ook gebruik van kan maken. Zo heeft een aantal lidstaten garantiefondsen of fiscale steunmaatregelen (o.a. tax lease constructies). De toepassing van het Spaanse Tax Lease systeem is vorig jaar door de VNSI in goed overleg met mij onder de aandacht gebracht van de Europese Commissie.


7 De VNSI heeft recent een inventarisatie gemaakt van potentiële orders die dit jaar geboekt kunnen worden bij realisatie van genoemde fondsen. Voor de noordelijke werven gaat het hier om circa 33 te bouwen schepen met een totaal orderbedrag van ongeveer EUR 150 mln. De VNSI schat de hieraan gerelateerde werkgelegenheid in op een totaal (direct en indirect) van circa 1.250 mensen.

8 Zie antwoord vraag 7.