Nederlandse mededingingsautoriteit (NMa)
Persbericht 02-10
Den Haag, 4 april 2002
NMa oordeelt over misbruik machtspositie Gasunie
De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) heeft vastgesteld dat
Gasunie met onderdelen van het Commodity Diensten Systeem (CDS) tot 1
januari 2002 misbruik maakte van haar machtspositie op de markt voor
gastransport. De NMa legt geen sanctie op. De autoriteit heeft het
systeem van tarieven en voorwaarden voor gastransport onderzocht nadat
diverse gasleveranciers hadden geklaagd dat zij nadelen ondervonden
van het CDS.
Het besluit geen sanctie op te leggen, houdt verband met de
ontwikkelingen op de gasmarkt. Gasunie heeft met de inwerkingtreding
van de Gaswet en de liberalisering van de gasmarkt op 1 januari 2002
het CDS vervangen door een systeem van onderhandelde toegang op basis
van indicatieve tarieven en voorwaarden. De Dienst uitvoering en
toezicht energie (DTe) heeft daartoe richtlijnen vastgesteld en houdt
strikt toezicht op de naleving daarvan. Aan de hand van deze tarieven
onderhandelen partijen over de definitieve tarieven voor transport.
DTe heeft voor het jaar 2001 met Gasunie afspraken gemaakt op basis
van voorlopige richtlijnen. Dit hield onder meer in dat Gasunie haar
tarieven in 2001 met 6.5 procent moest verlagen.
Gasunie hanteerde het CDS tot 1 januari 2002 voor transport en
levering van gas aan afnemers met een jaarverbruik van meer dan 10
miljoen m3 gas. Gasleveranciers hadden bij de NMa geklaagd over dit
tariefsysteem, omdat zij nadelen ondervonden als gevolg van het
zogenaamde balanceringsregime en op het gebied van 'entry- en
exitpunten'. Het balanceringsregime leidde ertoe dat andere
gasleveranciers dan Gasunie hoge boetes moesten betalen voor te veel
of te weinig afgenomen gas, terwijl dat voor het leveringsdeel van
Gasunie zelf niet gold. Het systeem van entry- en exitpunten (punten
waar gas het transportnetwerk binnenkomt of uitgaat) leidde ertoe, dat
klanten van Gasunie een transporttarief berekend kregen op basis van
een virtueel 'entrypunt', terwijl klanten van andere gasleveranciers
een transporttarief berekend kregen op basis van het feitelijke
'entrypunt'. Hierdoor betaalden klanten van Gasunie een
transporttarief op basis van een gemiddeld kleinere transportafstand
dan de klanten van andere gasleveranciers. Het transporttarief dat
Gasunie in rekening kon brengen was gemiddeld dan ook lager dan het
transporttarief dat klanten van andere gasleveranciers betaalden.
Hierdoor werden de andere gasleveranciers in een nadelige
concurrentiepositie gebracht.