Ministerie van Buitenlandse Zaken


---

Belangrijke verworvenheden in de Monterrey consensus tekst Bedrijfslevenforum
NGO global forum
Follow-up

Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal Binnenhof4 Den Haag Directie Verenigde Naties en Internationale Financiële Instellingen Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061 2500 EB Den Haag
Datum 15 april 2002 Behandeld M.J. Eeckhout

Kenmerk AMBD-094/02 Telefoon 070-3485793

Blad /7 Fax 070-3484803

Bijlage(n) 1 E-Mail MJ.Eeckhout@minbuza.nl

Betreft Verslag van de internationale conferentie Financing for Development
Zeer geachte Voorzitter,

De conferentie, die van 18 tot 22 maart jl. in Monterrey, Mexico, plaatsvond, heeft meer succes opgeleverd dan ik drie jaar geleden voor mogelijk had gehouden. Doordat het slotdocument, de zgn. 'Monterrey consensus', reeds was uitonderhandeld tijdens de PrepCom van januari jl. ontstond politiek momentum voor de concretisering van de committering van de OESO landen om 0,7% van het BNP aan ODA te besteden. Het bereiken van de Millennium-Ontwikkelingsdoelstellingen (MDG's) staat centraal in het slotdocument. Daarnaast wordt erkend dat effectiviteit van de hulp en voortgang op het gebied van handel en investeringen nodig zijn om ontwikkelingslanden de kans te geven zelf voldoende inkomsten te genereren voor eigen ontwikkeling. Dit document is dan ook een goede basis voor het voorbereidingsproces van de VN topconferentie over duurzame ontwikkeling (WSSD) in Johannesburg later dit jaar, alsmede voor de Doha ontwikkelingsagenda.

De neergaande trend in ODA is omgebogen met belangrijke toezeggingen voor verhoging van het hulpvolume van de EU. Ook de VS, die zich nooit wilde verbinden aan de internationale norm van 0,7% van BNP, voelde zich politiek verplicht de ODA-bijdrage op termijn structureel te verhogen met USD 5mld per jaar. De twee andere Nederlandse prioriteiten beleidscoherentie en partnerschap op basis van wederzijdse verplichtingen staan centraal in het slotdocument en waren de twee hoofdthema's van de ministeriële Ronde Tafelbijeenkomsten tijdens de conferentie.

De follow-up van de conferentie wordt een belangrijke toets voor beleidscoherentie én voor de uitgesproken intenties. Allereerst moet de follow-up worden ingebed in bestaande structuren zoals het ECOSOC en het WB/IMF Development Committee, in samenhang met de monitoring van de MDG's. De EU heeft zelf een taak namelijk toezien op de verwezenlijking van de toezegging van de additionele ODA bijdragen. Verder verwijst het slotdocument wat betreft follow-up van de thema's schulden, buitenlandse investeringen en handel hoofdzakelijk naar bestaande onderhandelingskaders, zoals de Club van Parijs, de Club van Londen en het HIPC-initiatief voor schuldverlichting en de Doha Ontwikkelingsagenda (DDA) voor handel. Wat betreft schuldenbeheer en handel wordt voorts veel nadruk gelegd op technische ondersteuning bij capaciteitsopbouw.

Organisatie en verloop van de conferentie

De plenaire vergadering - met een ministerieel segment en een regeringsleiders- c.q. staatshoofden segment - besprak het concept slotdocument, dat bij de PrepCom van januari jl. met consensus tot stand was gekomen. Het slotdocument is uiteindelijk zonder wijzigingen aangenomen. Parallel hieraan werden twaalf Ronde Tafel vergaderingen gehouden: vier over het onderwerp Coherentie, vier over Partnerschap en vier - op niveau van regeringsleiders/staatshoofden- over het onderwerp 'Visie op de toekomst'. Deze Ronde Tafel bijeenkomsten bleken meer of minder interactief, afhankelijk van de voorbereiding en inzet van de co-voorzitters. Ook werd een groot aantal zgn. 'side events' over specifieke onderwerpen georganiseerd op bilateraal en multilateraal initiatief. De kwaliteit varieerde, alsmede de relevantie voor FfD-agenda. De eventuele opvolging van de suggesties uit die side-events zou in de nabije toekomst kunnen worden opgepakt tijdens bijeenkomsten van bijvoorbeeld het ECOSOC en het Development Committee.

De door de Mexicaanse president Fox voorgezeten 'retreat' dat tot staatshoofden en regeringsleiders werd beperkt, resulteerde niet in nieuwe acties. Er waren veel ideeën besproken, gaf hij aan, maar de meningen over de bruikbaarheid ervan, werden niet door alle aanwezigen gedeeld. Volgens president Fox was dat ook niet de opzet, het was slechts bedoeld als uitwisseling van gedachten over het ontwikkelingsproces.


- Er is duidelijkheid over de centrale plaats die de internationaal overeengekomen MDG's innemen in het ontwikkelingsproces; daarnaast wordt de verwezenlijking van de MDG's gekoppeld aan een partnership tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden. Nederland, en de EU in zijn algemeenheid, hebben hier sterk op aangedrongen (Preambule)


- De aandacht voor goed bestuur en corruptiebestrijding, alsmede de verantwoordelijkheid van de ontwikkelingslanden zelf voor een goed investeringsklimaat, zijn opmerkelijke passages in het document. De aanpak van corruptie is hiermee uit de taboesfeer. De EU heeft in belangrijke mate bijgedragen aan de totstandkoming van passages hierover (Domestic resources).


- De belangen van ontwikkelingslanden met betrekking tot een transparanter en evenwichtiger handelsklimaat zijn onderkend; daarbij werd aangegeven dat dit onderwerp moet worden uitonderhandeld in Doha kader. In het document wordt gepoogd verder invulling te geven aan de uitvoering van Doha. Er was grote aandacht voor capaciteitsopbouw op het gebied van handel en de noodzaak hiervoor middelen vrij te maken (Trade).


- Het hoofdstuk over ODA ademt een zeer positieve sfeer, met aandacht voor belang van goed bestuur, goed donorbeleid, ontbinding, budgetsteun, de noodzaak van armoedegerichtheid en vermelding van de PRSP's. Uiteindelijk heeft dit ook geleid tot het concrete financiële resultaat in Monterrey (Increasing international cooperation).


- Een verdere verruiming van het HIPC-initiatief bleek geen optie. Van Nederlandse zijde werd benadrukt dat eerst het bestaande HIPC-initiatief volledig dient te worden gefinancierd en uitgevoerd. Bij toekomstige analyses van de schuldenhoudbaarheid zal aandacht dienen te worden gegeven aan de impact van schuldverlichting op de voortgang bij realisatie van de MDG's.


- De nu aangenomen tekst legt de nadruk op het verzekeren van de additionaliteit van schuldverlichting ten opzichte van ODA, op de noodzaak dat landen de houdbaarheid van hun schuldenniveau bewaken, op de gezamenlijke verantwoordelijkheid van zowel crediteuren als debiteuren voor de houdbaarheid van schulden en op het meewegen door IMF en WB in hun beleidsadviezen, van fundamentele veranderingen in de schuldenhoudbaarheid van landen, wanneer die worden veroorzaakt door natuurrampen, ernstige ruilvoetschokken of conflicten (Debt).


- Tenslotte wordt bij het hoofdstuk 'Systemic Issues' gepleit voor effectievere participatie van ontwikkelingslanden in internationale besluitvorming. Ook wordt gepleit voor meer coördinatie tussen de Bretton Woods Instellingen, de VN en de WTO. Er wordt verwezen naar het internationale tax network, zoals voorgesteld door OESO, WB en IMF. Ook werd aandacht voor gender focus in het ontwikkelingsbeleid benadrukt.


- Er is niet expliciet een relatie gelegd met WSSD (World Summit on Sustainable Development), maar door de hele tekst wordt regelmatig melding gemaakt van duurzame ontwikkeling. De drie pijlers sociaal (armoedebestrijding), economische groei en duurzame ontwikkeling (milieu) komen herhaaldelijk terug. Het Deens/Nederlandse voorstel om de relatie tussen FfD en WSSD explicieter in het document op te nemen bleek niet haalbaar.

Resultaten van de Nederlandse inzet

Terugkijkend ben ik ervan overtuigd dat deze conferentie inderdaad een keerpunt is geweest in het ontwikkelingsdenken. Ik heb altijd geloofd dat dit mogelijk was. Daarom heb ik mij in de aanloop naar de conferentie actief ingezet voor een goed resultaat. Tijdens mijn deelname aan verschillende PrepCom's pleitte ik voor volledige betrokkenheid van de multilaterale organisaties bij het voorbereidingsproces en voor een substantiële verhoging van het ODA-volume door m.n. de EU partners. Ik heb deelgenomen aan verschillende Ronde Tafel bijeenkomsten en 'side events'. In de plenaire vergadering kon ik, dankzij een actieve voorbereiding en marge van de conferentie, een warm pleidooi houden voor een coalitie van meer landen voor het streven naar de nakoming van de 0,7% ODA afspraak. Met de Zuid-Afrikaanse minister van Financiën, Trevor Manuel, heb ik een ministeriële Ronde Tafel over beleidscoherentie voorgezeten, waar concrete suggesties zijn gedaan t.b.v. het beter functioneren van het multilateraal stelsel. Ook heb ik met succes aandacht gevraagd voor de relatie tussen belastingheffing en het aantrekken van buitenlandse investeringen in ontwikkelingslanden, gedurende een door mij voorgezeten side event, georganiseerd in samenwerking met de Britse NGO Oxfam. Dat thema heeft zowel voor overheden van ontwikkelingslanden als voor donoren en het bedrijfsleven evidente coherentieaspecten.

Zoals ik in de Brief aan de Tweede Kamer van 26 februari 2002 (kenmerk Buza-02-100) aankondigde, heeft Nederland ingezet op drie prioriteiten om meer slagkracht te hebben bij het bereiken van resultaten nl.: verhoging van het wereldwijde ODA-volume door te insisteren op het nakomen van de 0,7% ODA norm, de verbetering van internationale en nationale beleidscoherentie en wederzijdse verantwoordelijkheden in nieuwe vormen van partnerschap. Daarmee is niet gezegd dat andere thema's niet van belang zijn; Nederland heeft zich tijdens deze conferentie evenwel geconcentreerd op bovengenoemde thema's.

0,7% BNP norm t.b.v. ODA

De neergaande tendens van ODA is omgedraaid en de 0,7% ODA-norm staat wederom duidelijk op de ontwikkelingsagenda. De EU heeft uiteindelijk een pakket gepresenteerd dat op basis van een realistisch groeipercentage vanaf 2006 jaarlijks USD 7 mrd extra ODA kan opleveren. In de aanloop vanaf 2000 tot 2006 kan sprake zijn van een totaal van 20 mrd (additioneel). De VS had aanvankelijk een bijdrage aangeboden van USD 5 mrd (éénmalig) tussen 2004 en 2006. Tijdens de conferentie maakte de VS bekend dat het een misverstand betrof en dat de bijdrage van USD 5 mrd na 2006 structureel zou worden. Ik schrijf deze onverwachte wending mede toe aan de druk die dankzij het EU besluit in Barcelona over de ODA bijdrage is uitgeoefend op de VS om met een
-in de ogen van de ontwikkelingslanden- aanvaardbaardere bijdrage te komen. Indien de VS zijn toezeggingen gestand doet, zou het met USD 5 mrd additionele ODA per jaar vanaf 2006 nominaal Japan als relatief grootste donor kunnen voorbijgaan.

Monterrey is een mijlpaal, ook al is het resultaat op de valreep tot stand gekomen, omdat de neerwaartse trend is omgebogen en het pessimisme een halt is toegeroepen. De toezegging van de EU om individueel tenminste 0,33% aan ODA te besteden (waardoor het gemiddelde percentage naar 0,39% stijgt in 2006) is vastgelegd en verankerd en zal door de EU worden opgevolgd in de OS-Raad, de ECOFIN en de Algemene Raad. De coalitie van de 0,7 %-landen en tijdpadlanden (Ierland, België) lijkt voor de toekomst beslist bruikbaar. Het kan voor andere landen, ook buiten de EU, intern politiek van nut zijn om begrip te kweken voor een 0,7% ODA tijdpad.

Beleidscoherentie

Het slotdocument legt de nadruk op de dwarsverbanden tussen beleidsterreinen en ademt een sfeer van verbetering van beleidscoherentie. Het voorbereidingsproces leidde op zich al tot een positief debat over multilaterale coherentie tussen VN, Bretton Woods Instellingen en WTO, waaruit in de follow-up betere samenwerking voort moet vloeien. Beleidscoherentie was, zoals aangegeven, kernthema van een viertal Ronde Tafel bijeenkomsten tijdens de conferentie.

De institutionele 'stakeholders' -naast de VN ook WTO, WB, IMF- waren goed vertegenwoordigd en opereerden uiterst constructief. Landendelegaties hadden een gemengde samenstelling (bewindspersonen/ambtenaren van ministeries van buitenlandse zaken, handel, economie, ontwikkelingssamenwerking, financiën en regeringsleiders). De discussie was mede daardoor breed van aard, maar conceptueel niet altijd relevant voor de inhoud van de FfD discussie. Deze brede regeringsdelegaties waren in hun opereren soms overigens illustratief voor het nog steeds aanwezige gebrek aan coherentie, met name op nationaal niveau.

De door Nederland en Zuid-Afrika voorgezeten Ronde Tafel bijeenkomst over beleidscoherentie was goed voorbereid, werd stevig geleid en is enthousiast ontvangen door de deelnemers. Het leverde concrete suggesties op over mogelijkheden voor de versterking van de multilaterale coherentie, alsmede over het verder en beter vormgeven van de nationale coherentie (bijvoorbeeld door op kabinetsniveau alle besluiten op armoede-impact te toetsen).

Nieuwe vormen van Partnerschap/wederzijdse verplichtingen

De overige vier ministeriële Ronde Tafels gingen over 'nieuwe vormen van partnerschap'. Dit begrip werd op zeer uiteenlopende wijze geïnterpreteerd. Sommigen zagen de hele conferentie als een bewijs van partnerschap, anderen noemden vooral capaciteitsopbouw essentieel voor partnerschap. Uiteindelijk bleek het draagvlak voor de Nederlandse visie op 'partnerschap', nl. een vorm van wederzijdse verantwoordelijkheden, zeer groot te zijn. Velen haalden daarbij het New Partnership for African Development (NEPAD) aan als het schoolvoorbeeld op basis van wederzijdse verantwoordelijkheden van ontwikkelingslanden en OESO-landen om armoedebestrijding serieus ter hand te nemen. Positief aan dit voorbeeld is het duidelijke eigendom van Afrikaanse overheden en de alomvattende ontwikkelingsstrategie die het NEPAD voorstaat. Daarbij nemen ontwikkelingslanden de verantwoordelijkheid op zich voor goed beleid en goed bestuur om investeringen aan te trekken, en verplichten de OESO-landen zich vervolgens om voldoende financiële middelen ter beschikking stellen.

De Nederlandse delegatie organiseerde in samenwerking met de Britse NGO Oxfam een 'side event' over de relatie tussen belasting in ontwikkelingslanden en buitenlandse directe investeringen, met name over de tendens om via belastingprikkels het aantrekken van buitenlandse investeringen te stimuleren. Studies wijzen erop dat de kosten van belastingprikkels voor ontwikkelingslanden vaak hoog zijn in vergelijking met de voordelen van de investeringen. Bovendien blijkt in de praktijk dat investeerders meer belang hechten aan stabiele en voorspelbare belastingheffing en aan een betrouwbare investeringsomgeving, dan aan belastingprikkels. Doel van de discussie was de problematiek onder de aandacht te brengen en de rol te bespreken van regeringen, donoren en investeerders bij de aanpak ervan. Zowel de sprekers van het panel, waarin vertegenwoordigers van Ghana, CIAT, het bedrijfsleven en Oxfam, als de participanten, waaronder vertegenwoordigers van het IMF en de Wereldbank bevestigden in de aansluitende discussie de analyse in grote lijnen. Mede naar aanleiding van de discussie tijdens dit side event zal ik in overleg met de Staatssecretaris van Financiën bezien of het de samenwerking met belastingdiensten in ontwikkelingslanden kan intensiveren.

Bedrijfslevenforum

---
Op 18 maart vond een Business forum plaats georganiseerd door o.a. de International Chamber of Commerce en het World Economic Forum. Dit forum bestond uit een aantal korte presentaties door bekenden zoals Jeffrey Sachs, George Soros en Rubens Ricupero. Het algemene thema was de noodzaak voor betere samenwerking tussen de publieke sector (ontwikkelingssamenwerking) en de particuliere sector om de MDG's te realiseren. Het grootste deel van het forum werd gebruikt om een serie specifieke voorstellen voor zulke samenwerking te introduceren. In een serie vervolgbijeenkomsten werden deze voorstellen uitgebreider gepresenteerd en besproken.

NGO global forum

---
Het forum, voorafgaande aan de conferentie, duurde drie dagen en was volgens de hoofdthema's van de Monterrey consensus gestructureerd. Er werd een intensief, onderling debat gevoerd om tot een NGO verklaring te komen over de merites van de Monterrey consensus, maar er was ook ruimte om in een zeer open sfeer het debat aan te gaan met de aanwezige multilaterale instellingen, WB, IMF en VN (de WTO was afwezig). Er werd enige teleurstelling geuit over het feit dat het slotdocument al was gefinaliseerd, waardoor een aantal (ook Nederlandse) NGO's afhaakten. Hoofdpunten voor de NGO's waren de beloften op gebied van verhoging van de ODA in samenhang met de financiering van de Millennium ontwikkelingsdoelen, coherentie tussen hulpbeleid en handelsbeleid en een alternatieve strategie voor de zgn. neoliberale 'Washington consensus', waarbij sociale mensenrechten centraal staan.

Follow-up

---

Het is in mijn ogen essentieel dat de verworvenheden van Monterrey niet losgelaten worden. Een goede monitoring is dan ook prioritair; daarover moet evenwel nog meer duidelijkheid komen. Er zijn ideeën over de wijze waarop, zowel in multilateraal kader als op nationaal niveau (rekening houdend met de interdepartementale afstemming van standpunten) en binnen de EU. In de komende maanden zal daarover verder worden nagedacht en ik ben vastbesloten daarbij de vinger aan de pols te houden. De EU zal dit eerst tussen met name de Ontwikkelings-, EcoFin- en Algemene Raad voor zichzelf vorm moeten geven. Het onderwerp is ook geagendeerd voor het komende WB Development Committee (21 april), vervolgens voor de ECOSOC/BWI high level dialogue (22 april). Overigens wordt voorgesteld dat in de toekomst ook de WTO daaraan deelneemt. Er zijn een aantal suggesties die de afgelopen maanden naar voren zijn gebracht. Zo kan de OESO/DAC bijvoorbeeld een rol spelen t.a.v. de monitoring van committeringen van donorlanden (peer review mechanisme). In navolging van de door Nederland geïnitieerde 'Philadelphia' groep wordt aangedrongen op verder contact tussen de boards van WB, IMF en VN tegenhangers. Voor wat de inhoud betreft, kan IMF advies verlenen aan ontwikkelingslanden over het macro-economische kader (PRSP's) waarbinnen de MDG's worden verwezenlijkt. De ontwikkelingslanden zelf kunnen voor hun PRSP altijd een beroep doen op advies en ondersteuning van donoren en van de Wereldbank.

Tenslotte is niet onbelangrijk te vermelden dat FfD slechts een tussenstap is op weg naar de verwezenlijking van de MDG's. De eerstvolgende stap is de WSSD top in Johannesburg. Tijdens de a.s. bijeenkomst van het Development Committee kan aan de orde gesteld worden welke uitkomsten van FfD kunnen worden gebruikt als aanzet voor het "verzilveren" van acties in het kader van de WSSD agenda.

Conclusie

Het is gelukt het momentum te creëren om dit resultaat mogelijk te maken, getuige de deelname van vele staatshoofden/regeringsleiders, ministers en de mediabelangstelling. Ik vond het een goed signaal dat de dialoog met civil society in Monterrey vreedzaam van aard was; het feit dat civil society alternatieve strategieën op het conferentieterrein kon presenteren en bediscussiëren was daar mede debet aan. Niet ontkend kan worden dat het financiële resultaat pas op de valreep werd bereikt en meer toezeggingen zijn natuurlijk nodig. Het onderwerp private investeringen bleef enigszins in de schaduw. Op het gebied van handel en schulden werd verwezen naar bestaande kaders (Doha, HIPC). Er is dus nog het een en ander te doen.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking

Eveline Herfkens


Kenmerk AMBD-094/02

Blad /1

===