Ministerie van Buitenlandse Zaken


---

Aan de Voorzitter van de Algemene Commissie voor Europese Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN HAAG DIE Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag

Datum 17 april 2002 Auteur M.Th. Crucq

Kenmerk DIE-190/02 Telefoon 070 348 48 76

Blad /1 Fax 070 348 40 86

Bijlage(n) 2 E-mail die-in@minbuza.nl

Betreft Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen
C.c.

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij twee fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de octrooieerbaarheid van in computers geïmplementeerde uitvindingen

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: "Het internet van de volgende generatie - Actieprioriteiten voor de overgang naar het nieuwe internet protocol IPv6".

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken

Fiche 1: Richtlijn octrooieerbaarheid van in computers geïmplementeerde uitvindingen

Titel:

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de octrooieerbaarheid van in computers geïmplementeerde uitvindingen


Datum Raadsdocument: 22 februari 2002

nr. Raadsdocument: 6580/02

nr. Commissiedocument: COM (2002) 92 def.

Eerstverantwoordelijke ministerie: EZ i.o.m. JUST, BZ

Behandelingstraject in Brussel:

Eerste bespreking heeft plaatsgevonden in de Interne Markt-Raadswerkgroep Octrooirecht van 18 maart 2002; vervolgagendering is nog onbekend.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Doelstelling van het voorstel is door middel van harmonisatie van octrooiwetgevingen van de lidstaten de rechtsonzekerheid weg te nemen t.a.v. de octrooieerbaarheid van in computers geïmplementeerde uitvindingen. Hiermee worden bedoeld de uitvindingen waarbij software wordt gebruikt om met behulp van een computer de uitvindingen uit te voeren. Een voorbeeld is een uitvinding waarbij een computergeladen softwareprogramma ervoor zorgt dat een barcode op een pak melk wordt vertaald naar een prijs die op de kassa van de supermarkt verschijnt. Achtergrond van het richtlijnvoorstel is de unanieme constatering van de Europese Commissie, lidstaten en belanghebbenden dat de huidige situatie in Europa ten aanzien van de octrooiering van in computers geïmplementeerde uitvindingen onduidelijk is. Het ontbreekt aan rechtszekerheid omdat de regels van het Europees Octrooiverdrag -waarop de huidige octrooipraktijk in de EU is gebaseerd- door het Europees Octrooibureau in München en de diverse rechters en nationale octrooiverlenende instanties in de lidstaten verschillend worden geïnterpreteerd. Deze rechtsonzekerheid heeft volgens de Commissie nadelige gevolgen voor de goede werking van de interne markt. Doeltreffende en geharmoniseerde bescherming van in computers geïmplementeerde uitvindingen in alle lidstaten is van essentieel belang om de investeringen op dit gebied in stand te houden en aan te moedigen.

In de voorgestelde richtlijn wordt geprobeerd de bestaande voorwaarden van het Europees Octrooiverdrag voor wat betreft de octrooieerbaarheid van in computers geïmplementeerde uitvindingen nader te bepalen en te verhelderen. Kern van het voorstel van de Commissie is de eis dat een in een computer geïmplementeerde uitvinding een technische bijdrage aan de stand van de techniek moet leveren. Blijkens de toelichting beoogt de Commissie hiermee uitvindingen waarbij de software een inventieve, technische bijdrage aan de stand van de techniek levert, octrooieerbaar te laten zijn. Daar waar de inventiviteit niet gelegen is in de technische aspecten van de software, maar bijvoorbeeld in het toepassingsgebied (bijv. een bepaalde methode voor bedrijfsvoering) is de uitvinding niet octrooieerbaar.

Door dit onderscheid wil de Commissie het octrooiterrein beperken tot de technische wereld en hiermee neemt de Commissie afstand van de VS-praktijk waarbij geen technische inventiviteit wordt vereist en in feite methodes voor bedrijfsvoering als zodanig (business methods) octrooieerbaar zijn. Met dit voorstel erkent de Commissie ook de specifieke functie van het auteursrecht t.o.v. het octrooirecht door te verklaren dat beide naast elkaar van toepassing kunnen zijn op in een computer geïmplementeerde uitvindingen.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 95 EG (gekwalificeerde meerderheid).

Comitologie:

De ontwerp-richtlijn geeft de Commissie geen bevoegdheid om (uitvoerings-)regels vast te stellen.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Het voorgestelde optreden van de Gemeenschap voldoet aan de subsidiariteitscriteria in die zin dat de doelstellingen ervan niet op nationaal niveau kunnen worden verwezenlijkt. De richtlijn beoogt harmonisatie om verschillen tussen uitspraken van rechters en octrooiverlenende instanties in de lidstaten te voorkomen. Zonder wetgevende maatregelen lijkt dat onmogelijk. Het richtlijnvoorstel voldoet ook aan de eis van proportionaliteit, dat wil zeggen de richtlijn vormt slechts een zeer beperkte aanvulling op de bestaande algemene regels ten aanzien van octrooieerbaarheid zoals die in de lidstaten gelden en regelt niets méér dan noodzakelijk om de doelstelling van de richtlijn te bereiken.

Nederlandse belangen:

In het algemeen maakt Nederland zich sterk voor een goede werking van de interne markt; voldoende rechtszekerheid is daarbij een voorwaarde. Meer specifiek is Nederland gebaat bij een heldere juridische situatie rond de octrooiering van in computers geïmplementeerde uitvindingen. Nederlandse belanghebbenden dringen unaniem aan op beëindiging van de bestaande rechtsonzekerheid. Voor Nederland staat voorop het uitgangspunt dat softwaretechnologie octrooirechtelijk zo veel mogelijk op dezelfde wijze moet worden behandeld als andere technologiegebieden. Nederland deelt de analyse van de Commissie dat het auteursrecht en het octrooirecht naast elkaar van toepassing kunnen zijn op in computer geïmplementeerde uitvindingen. Het uitgangspunt in de huidige praktijk dat computer-geïmplementeerde uitvindingen in beginsel octrooieerbaar zijn beoordeelt Nederland dan ook positief. Aan de andere kant is het voor Nederland van belang dat in het kader van dit richtlijnvoorstel niet wordt gekozen voor een verruiming van de grenzen van het octrooirecht. Het octrooirecht zou dan namelijk wellicht niet langer een positieve economische werking hebben en zou zelfs innovatie kunnen belemmeren. Een octrooieerbare uitvinding moet in Europa gebaseerd zijn op technische inventiviteit. Het octrooieren van abstracte methodes voor bedrijfsvoering (business methods) waarbij dus geen sprake is van technische inventiviteit wordt afgewezen. Deze opstelling komt overeen met de wensen van de Nederlandse belanghebbenden.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)

Als de richtlijn wordt aangenomen zal dat waarschijnlijk betekenen dat de Rijksoctrooiwet moet worden aangepast.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Co-decisieprocedure (artikel 251 EGV)

Fiche 2: Mededeling Internet van de volgende generatie

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: "Het internet van de volgende generatie - Actieprioriteiten voor de overgang naar het nieuwe internet protocol IPv6".


Datum Raadsdocument: 26 februari 2002

nr. Raadsdocument: 6637/02

nr. Commissiedocument: COM(2002) 96 def.

Eerstverantwoordelijke ministerie: V&W i.o.m. EZ, BZK, OCW

Behandelingstraject in Brussel:

Behandeling zal plaatsvinden in de Raadswerkgroep Telecom.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

(Nog) onbekend. Voordat Nederland een oordeel kan geven is meer duidelijkheid over deze gevolgen nodig. Financiering dient in ieder geval binnen de bestaande programma's en binnen de Financiële Perspectieven te blijven.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het voorstel ziet op de invoering van een nieuw internet-protocol (IPv6) dat een aanzienlijke vergroting van de (internet-)adrescapaciteit op het internet mogelijk maakt, veilige communicatie faciliteert en het voor gebruikers gemakkelijk maakt toegang tot internet te krijgen (plug and play). De Commissie signaleert dat er, gezien haar ambitie de ontwikkeling van derde generatie (3G-)diensten te bevorderen, voor 2005 een tekort aan adresruimte onder het huidige IPv4 internetprotocol zal ontstaan. In de onderhavige mededeling stelt de Commissie een aantal maatregelen voor die de invoering van het nieuwe IPv6-protocol in de Unie moet bevorderen.

Rechtsbasis van het voorstel: N.v.t., het betreft een mededeling.

Comitologie: N.v.t., het betreft een mededeling.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Subsidiariteit is positief in zoverre dat optreden in EU-verband effectiever is dan optreden vanuit een enkele lidstaat.Uiteindelijk zal de daadwerkelijke invoering van een nieuwe IP-protocol uiteraard wereldwijd moeten geschieden. Het belang van IPv6 is echter het grootst buiten de VS, dat ruim 90% van alle IP-adressen ter beschikking heeft. Wil Europa haar voorsprong in mobiele communicatie behouden dan heeft zij baat bij de uitrol van IPv6. De proportionaliteits- en dereguleringstoets valt tweeslachtig uit. De aanpassing van operating systems en routers is een verantwoordelijkheid van de industrie. De overheid kan wel een stimulerende rol spelen, o.a. door het creëren van bewustzijn.

Nederlandse belangen:

De beschikbaarheid van voldoende IP-adressen is van groot maatschappelijk en economisch belang, i.v.m. de ontwikkeling van 3G, het ontstaan van nieuwe netwerken en de ontwikkeling van multimediatoepassingen. Stimulering van IPv6-innovatie kan een goed signaal geven aan Nederlandse Internetgemeenschap.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) N.v.t.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

N.v.t.; het betreft een mededeling die het EP ter informatie is toegegaan.


Kenmerk DIE-190/02

Blad /1

===