Universiteit Maastricht

Universiteit Maastricht
Persbericht
15 april 2002

Presentatie tijdens symposium op 22 april bij Clingendael Conclusie onderzoek: 'Nederlands mensenrechtenbeleid minder zichtbaar'.

Maandag 22 april 2002 verschijnt het boek "Human Rights in the Foreign Policy of the Netherlands" van de hand van prof. dr. Peter R. Baehr, mevr. dr. Monique C. Castermans-Holleman en dr. Fred Grünfeld, politicologen gespecialiseerd in de rechten van de mens en verbonden aan de Universiteiten Utrecht en Maastricht. Het boek gaat over de rol van de rechten van de mens in het Nederlands buitenlands beleid gedurende de laatste 25 jaar van de 20e eeuw.
De uitgangspunten van het Nederlandse mensenrechtenbeleid zijn getoetst aan het beleid zoals dat in werkelijkheid is gevoerd ten aanzien van Argentinië, Chili, Midden-Amerika, China, de Sovjet Unie, Turkije, Indonesië en Zuid-Afrika.

De belangrijkste bevindingen uit het boek zullen worden besproken en becommentarieerd door een panel op 22 april 2002 van 14.00 tot 17.00 aan het Nederlands instituut voor internationale betrekkingen Clingendael in Den Haag. Dit panel bestaat uit prof. mr. P.H. Kooijmans, rechter in het Internationaal Gerechtshof en oud-minister van Buitenlandse Zaken, drs. A. Koenders, lid van de Tweede Kamer voor de Partij van de Arbeid en mr. P.P. van Wulfften Palthe, directeur-generaal regiobeleid en consulaire zaken van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De drie auteurs nemen deel aan de discussie die wordt voorgezeten door prof.dr. A. van Staden, directeur van het Instituut Clingendael.

De hoofdbevindingen zijn:

1. De Nederlandse reputatie inzake de rechten van de mens is beter in het buitenland, vanwege het Nederlands optreden in de Verenigde Naties in Genève, dan in het binnenland waar ook op de bilaterale (handels-) betrekkingen wordt gelet.

2. De politieke kleur van de bewindslieden op Buitenlandse Zaken speelt nauwelijks een rol. De totale verwerping van het Pinochet regime in Chili gebaseerd op binnenlandse consensus maakte het bijvoorbeeld mogelijk dat zowel PvdA als VVD ministers van Buitenlandse Zaken geen concessies deden op het punt van de schuldenregeling niettegenstaande andere opvattingen vanuit de ministeries van Economische Zaken en Financiën.

3. Veelal hebben andere overwegingen dan die ten aanzien van de rechten van de mens de overhand in de beleidskeuze waarbij prioriteit wordt verleend aan veiligheids- (bijvoorbeeld Turkije) of handelsbelangen (bijvoorbeeld Argentinië).

4. Het ontwikkelingssamenwerkingbeleid ten aanzien van Midden-Amerika waarbij de hulp in ieder geval niet direct bijdroeg aan de voortduring van de onderdrukking, is in overeenstemming met de uitgangspunten van het Nederlandse mensenrechtenbeleid.

5. Zelden hebben de economische, sociale en culturele de rechten van de mens een rol gespeeld bij de vaststelling van het buitenlands beleid. In het beleid worden bij Buitenlandse Zaken - met uitzondering van Ontwikkelingssamenwerking - de rechten van de mens gezien als de burger- en politieke rechten. Volgens de uitgangspunten zouden echter de klassieke (burger- en politieke rechten) even belangrijk moeten zijn als de economische en sociale rechten van de mens.

6. Het Nederlandse mensenrechtenbeleid is steeds meer onderdeel geworden van het Europese Gemeenschappelijke Buitenlands- en Veiligheidsbeleid. Een Nederlands mensenrechtenbeleid is minder zichtbaar geworden. Nederlands invloed is evenmin sterker wanneer het zelf voorzitter van de EU is (bijvoorbeeld inzake China in 1997).

7. Volgens de uitgangspunten in het beleid kunnen op grond van ernstige en systematische mensenrechtenschendingen de economische betrekkingen met het betrokken land worden beperkt. Bij Chili werden de economische betrekkingen beëindigd maar dat was niet het geval inzake China en Zuid-Afrika waarvoor Economische Zaken exportvergunningen heeft verleend. Met Argentinië namen de handelsbetrekkingen sterk toe en de junta ontving wapens en militair materieel uit Nederland.

8. Met staten waarmee Nederland een speciale relatie onderhield zoals Indonesië en Zuid-Afrika, heeft Nederland zich terughoudend opgesteld. Het beleid is nauwlettend en kritisch gevolgd door binnenlandse mensenrechtengroepen, zij waren in staat het parlement te beïnvloeden met als gevolg dat het kabinet bijna ten val kwam over bijvoorbeeld een eenzijdig olie embargo tegen Zuid Afrika.

9. Nederlandse kritiek op de mensenrechtensituatie in Indonesië kreeg internationaal onvoldoende steun. Hierdoor was Indonesië in de gelegenheid de ontwikkelingsrelatie met Nederland te verbreken. Nederland beoogde daarentegen deze voort te zetten.

10. In de loop van de afgelopen 25 jaar heeft Nederland zich minder onverbloemd en geprononceerd ingezet voor de rechten van de mens in het totale beleid. Dat komt door het veranderde politieke klimaat in de jaren negentig. Relatief eenvoudige kwesties - zoals Chili en Zuid Afrika - maakten plaats voor meer complexe situaties zoals voormalig Joegoslavië waarbij bijvoorbeeld Srebrenica niet primair als deel van een mensenrechtenbeleid werd gezien. Bovendien nam door het Europees verband Nederlands vrijheid van handelen in de buitenlandse politiek af en kwam Nederlands nationaal belang in de politieke discussie meer op de voorgrond te staan ten koste van de ondersteuning van de internationale rechtsorde met inbegrip van de rechten van de mens.