Ministerie van Buitenlandse Zaken



1 Inleiding

---

In dit algemeen ambtsbericht wordt informatie gegeven over de positie van Palestijnen in Koeweit die van belang kan zijn voor beoordeling van asielverzoeken van Palestijnen uit Koeweit in Nederland en voor de besluitvorming over de terugkeer van afgewezen Palestijnse asielzoekers naar Koeweit.

Dit ambtsbericht is een actualisering van het algemeen ambtsbericht over de positie van Palestijnen in Koeweit van 29 december 2000 met kenmerk DPC/AM-698650 en beschrijft onder meer ontwikkelingen die zich sindsdien hebben voorgedaan.

Aan de totstandkoming van dit ambtsbericht liggen in eerste instantie bevindingen ter plaatse ten grondslag. Daarnaast is gebruik gemaakt van rapportages van de Nederlandse ambassade te Koeweit, alsmede van documenten van UNHCR, Amnesty International, Human Rights Watch, het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken en het Internationale Rode Kruis. Ook is gebruik gemaakt van officiële Koeweitse documenten, alsmede van vakliteratuur en berichtgeving in de (Koeweitse) media. Daar waar niet vertrouwelijke bronnen staan vermeld, is de tekst in veel gevallen ook gebaseerd op informatie die op vertrouwelijke basis is ingewonnen. Een overzicht van de openbare bronnen is opgenomen in de literatuurlijst.

In de hoofdstukken 2 en 3 wordt een beeld geschetst van de achtergrond van de problematiek van Palestijnen in Koeweit. Hoofdstuk 2 handelt met name over het verleden; hoofdstuk 3 behandelt actuele ontwikkelingen.

In hoofdstuk 4 komen juridische aspecten aan de orde. De hoofdstukken 5,6 en 7 handelen respectievelijk over de mate waarin UNHCR zich kan inzetten voor Palestijnse vluchtelingen en asielzoekers, het Koeweitse gevangeniswezen en het Koeweitse verwijderingsbeleid. Hoofdstuk 8 betreft de terugkeermogelijkheden naar Koeweit. In hoofdstuk 9 komen relevante documenten aan de orde. Hoofdstuk 10 gaat in op het beleid van westerse landen, waarna wordt afgesloten met een samenvatting in hoofdstuk 11.


2 Historische achtergrond

---

Het latere Britse mandaatgebied Palestina (hiermee wordt ruwweg het gebied bedoeld dat het huidige Israël, de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook bestrijkt) stond in de periode van 636 tot 1099 onder Arabisch gezag. In dat jaar kwam het gebied onder bewind van de kruisvaarders, een bewind dat bijna honderd jaar zou duren. Onder de Arabieren was het gebied verdeeld in twee militaire districten, ter weerszijden van de rivier de Jordaan. De westelijke oever werd Falastin (naar het Romeinse Palaestina) genoemd, het gebied ten oosten van de Jordaan stond bekend als Urdun (Arabisch voor Jordaan en voor Jordanië).

Na de kruisvaarders namen de Mamelukken de heerschappij over het gebied over. Zij werden op hun beurt in l516 opgevolgd door de Turken. De daaropvolgende vierhonderd jaar maakte Palestina deel uit van het Ottomaanse Rijk. Gedurende de Eerste Wereldoorlog veroverden de Engelsen het gebied op de Turken.

In l897 werd te Basel de World Zionist Organization door Theodor Herzl opgericht. Deze organisatie had als doel het stichten van een 'joods nationaal tehuis in Palestina'. Op 2 november l917 maakte A.J. Balfour, de toenmalige Britse minister van Buitenlandse Zaken, bekend dat het Verenigd Koninkrijk de stichting van een joods nationaal tehuis in Palestina zou steunen. Toen de Volkenbond in l920 Palestina en Transjordanië als Britse mandaatgebieden aanwees, werd expliciet naar deze 'Balfour Declaration' verwezen.

Was tot l920 het aantal joden in Palestina gering geweest, vanaf dat jaar nam de joodse immigratie aanmerkelijk toe. Dit leidde tot de eerste anti-joodse rellen. In de jaren dertig namen de onlusten tussen de Arabische en joodse bevolkingsgroepen in aantal en hevigheid toe. Mede ten gevolge van de jodenvervolging door nazi-Duitsland trokken joden in groten getale naar Palestina.

Op 29 november l947 nam de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties resolutie l8l aan. In deze resolutie werd de aanbeveling gedaan het Britse mandaat te beëindigen en Palestina te verdelen in een joodse en een Arabische staat. Op Jeruzalem zou een internationale regeling van toepassing worden. Het voorstel werd door het Joods Agentschap aanvaard, doch verworpen door de Arabische bevolking van Palestina en door alle Arabische landen.

Op 14 mei l948 werd de staat Israël uitgeroepen, vlak voordat het Britse mandaat zou aflopen. Bijna gelijktijdig vielen legereenheden van de omringende Arabische landen de nieuwe staat binnen en brak de eerste Arabisch-Israëlische oorlog uit. Na deze oorlog, die ruim een jaar zou duren, controleerde Israël het overgrote deel van het voormalige Britse maandaatgebied Palestina. Uitzonderingen waren de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, die onder (Trans-) Jordaanse respectievelijk Egyptische controle stonden.

Als gevolg van de oorlog van 1948/1949 werden ongeveer driekwart miljoen Palestijnen uit hun huizen en van hun land verdreven. Zij zochten hun heil voornamelijk in de Gazastrook , de Westelijke Jordaanoever , Syrië, Jordanië en Libanon, waar zij in afwachting van terugkeer in geïmproviseerde tentenkampen terechtkwamen. Kleinere groepen vluchtelingen vestigden zich in 1948 in andere Arabische landen in het Midden-Oosten. Kort na de Arabisch-Israëlische oorlog van 1949 vertrok de eerste grotere groep Palestijnen naar Koeweit, dat toen nog een sjeikdom onder Brits protectoraat was. Ongeveer 150.000 Palestijnen bleven achter. Zij verkregen na verloop van tijd het Israëlische staatsburgerschap en werden zo een Arabische minderheid in de joodse staat.

Al gauw bleek dat van een spoedige terugkeer van de gevluchte Palestijnen geen sprake kon zijn. De instelling van strenge grenscontroles aan de Israëlische zijde van de grens maakte bijvoorbeeld een einde aan de mogelijkheid om de eigen bezittingen te inspecteren en achtergebleven familieleden te bezoeken. Vervolgens gingen de Israëlische autoriteiten ertoe over om Palestijnen die langere tijd van huis waren weggebleven als 'afwezig' te classificeren, hetgeen de weg opende om hen het recht op terugkeer te ontzeggen en hun bezittingen verbeurd te verklaren. Joodse nederzettingen verrezen in wat eens Palestijnse gebieden waren. Het verblijf van de gevluchte Palestijnen in de gebieden en landen van opvang kreeg daarmee een steeds permanenter karakter.

Intussen had de internationale gemeenschap besloten dat de Palestijnse vluchtelingen niet onder het mandaat van het Bureau of the United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) zouden vallen, maar dat voor hen een aparte VN-organisatie in het leven zou worden geroepen. Op 8 december 1949 werd het United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA) opgericht, dat zich richt op gezondheidszorg, onderwijs, opleiding, sociale bijstand en noodhulp

Met de Koeweitse 'oil boom', die zich sinds de jaren vijftig voltrok, groeide het aantal Palestijnen en andere buitenlanders in Koeweit verder, zeker nadat voor veel houders van Arabische paspoorten de visumplicht was weggevallen.

Gedurende de Arabisch-Israëlische oorlog van juni l967 bezette Israël in enkele dagen het Sinaï-schiereiland, de Gazastrook, de Westelijke Jordaanoever en de Golan-hoogvlakte. Deze gebieden werden niet geannexeerd, maar onder militair bestuur geplaatst; alleen Oost-Jeruzalem werd geannexeerd. Als gevolg van deze oorlog vond er opnieuw een exodus van Palestijnen plaats . Vanuit de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, waar velen van hen nog maar kort tevoren een bestaan hadden opgebouwd, vertrokken ongeveer 355.000 vluchtelingen naar Arabische buurlanden. Van dit aantal waren zo'n 210.000 personen niet eerder vluchteling geweest; zij werden door UNRWA als 'displaced' aangemerkt . Na de Zesdaagse oorlog kwamen wederom veel Palestijnen ook naar Koeweit.

Ook gedurende de jaren zeventig en tijdens de Iraaks-Iraanse oorlog kreeg de Koeweitse arbeidsmarkt te maken met een gestage instroom van onder meer Palestijnen. Vele buitenlanders die zich vestigden in Koeweit, waren gekwalificeerde krachten die voor een deel bereid bleken hun oorspronkelijke nationaliteit op te geven om bedoun te worden, opdat zij in aanmerking konden komen voor toetreding tot Koeweitse overheidsdienst. Anderen, onder wie naar verluidt ook een beperkt aantal Palestijnen, namen de status van bedoun aan vanwege de sociale voorzieningen en de economische voordelen.

Halverwege de jaren tachtig was in Koeweit tot op zekere hoogte sprake van binnenlandse onrust en instabiliteit, die onder meer tot uiting kwam in bom- en moordaanslagen. In mei 1985 pleegde een Iraaks lid van de in Koeweit verboden islamitische organisatie Al-Da'wa al-Islamiyya een mislukte aanslag op de emir

van Koeweit. Hierop volgde als uitvloeisel van een stringenter veiligheidsbeleid nieuwe wetgeving en een tijdelijke stop op afgifte van inreisvisa en verblijfsvergunningen. Gedurende de Iraaks-Iraanse oorlog was bij de Koeweitse regering zorg ontstaan over de Iraanse invoed op de sji'itische bevolking van Koeweit. In 1985 en 1986 werden bijna 27.000 buitenlanders gedeporteerd, onder wie vele Iraniërs.

In 1989 werd krachtdadig een 'Kuwaitization' - programma nagestreefd; doel daarvan was om tegen het jaar 2000 een meerderheid van Koeweiti's in de bevolking te bereiken.

Ten tijde van de Iraakse invasie op 2 augustus 1990 waren er in Koeweit naar schatting 350.000 tot 400.000 Palestijnen woonachtig. Velen van de jongere generatie hadden hun hele leven in Koeweit gewoond. Na de bevrijding van Koeweit door de geallieerden in 1991 bleek dat het aantal inwoners van Koeweit aanmerkelijk was teruggelopen. Volgens census-resultaten nam het inwonertal van Koeweit toe van 206.473 in 1957 tot 1.357.952 in 1980 en tot
1.697.301 in 1985. Naar schatting was het inwonertal van Koeweit na de Golfoorlog afgenomen tot 1,2 miljoen, met name als gevolg van het vertrek van een groot gedeelte van de voormalige niet-Koeweitse inwoners. Deze hadden voorheen de meerderheid van de bevolking uitgemaakt.

Net als Koeweiti's en veel buitenlanders hebben ook veel in Koeweit woonachtige Palestijnen Koeweit tijdens de Iraakse bezetting in 1990/1991 verlaten. De dreiging van oorlogsgeweld heeft hierbij ongetwijfeld een rol gespeeld, net als de slechte veiligheidssituatie, voedseltekorten en gebrek aan werk. Het aantal Palestijnen dat tijdens de bezetting is vertrokken wordt geschat op 180.000 tot 200.000.

Vele Koeweiti's beschouwden de Palestijnen als pro-Iraaks. De steun van een aantal Palestijnen, met inbegrip van het leiderschap van de PLO, voor Saddam Hoessein en zijn invasie van Koeweit leidde bij de heersers van Koeweit tot de veronderstelling dat 'hun Palestijnen' een vijfde colonne waren geworden. Een aantal Palestijnen werd beschuldigd van collaboratie met de Iraakse vijand en had zich ondere andere net als de Iraakse bezetters schuldig gemaakt aan ernstige mensenrechtenschendingen. Een aantal Palestijnen werd na de bevrijding door de autoriteiten opgepakt en vastgezet. Ook werden er Palestijnen door de Koeweitse Staatsveiligheidsrechtbank veroordeeld tot gevangenisstraffen. Enige personen zijn onder niet opgehelderde omstandigheden verdwenen. Palestijnen in overheidsdienst werden na de Golfoorlog en masse ontslagen. In de eerste maanden na de geallieerde bevrijding van Koeweit was sprake van gewelddadige acties tegen de Palestijnse gemeenschap, waaronder ernstige mensenrechtenschendingen.

Een en ander had tot gevolg dat nogmaals vele tienduizenden Palestijnen Koeweit verlieten in 1991. Het aantal achterblijvende Palestijnen in Koeweit eind 1991 werd geschat op 50 - 60.000, terwijl er een jaar later nog maar zo'n 25.000 Palestijnen in Koeweit zouden hebben verbleven. De Palestijnen in Koeweit die niet beschikten over Jordaanse paspoorten of andere (reis-)documenten, moesten kiezen voor illegaal verblijf in Koeweit of vertrek naar Irak. Overigens heeft Koeweit direct na de Golfoorlog ook enkele duizenden Palestijnen naar Irak uitgezet.

In de periode sinds de Golfoorlog heeft de Koeweitse regering haar beleid van nieuwe en strengere vereisten voor werk- verblijfsvergunningen voor onder meer Palestijnen voortgezet. Dit leidde onder meer tot vertraging bij of verhindering van de afgifte en verlenging van werk- en verblijfsvergunningen aan onder meer Palestijnen . Ook werd in veel gevallen gezinshereniging niet toegestaan aan Palestijnen in Koeweit die hun gezinsleden wilden laten overkomen.


3 Recente ontwikkelingen

---

Momenteel bedraagt de omvang van de Palestijnse gemeenschap in Koeweit zo'n 35.000 personen. In veel gevallen betreft het (nazaten van) personen die niet beschikken over (Israëlische) documenten waarmee zij zich in de Gaza-strook of de Westelijke Jordaanoever zouden kunnen vestigen. Velen wonen al tientallen jaren in Koeweit en hebben kinderen die er geboren en opgegroeid zijn. De meeste van hen geven er de voorkeur aan in Koeweit te blijven.

Van willekeurige arrestaties of marteling van Palestijnen op politiebureaus, in detentiecentra en gevangenissen, is, anders dan direct na de Golfoorlog, geen sprake meer. Ook worden Palestijnen niet meer vanwege hun Palestijnse oorsprong lastig gevallen door Koeweiti's, al komen administratieve problemen met overheidsinstanties wel voor. Discriminatie van niet-Koeweiti's vindt plaats. Er is echter geen sprake van dat men van de Koeweitse overheid ernstige problemen zou ondervinden louter omdat men is getrouwd met een Palestijn, of een kind uit een dergelijk huwelijk is.

De meeste Palestijnen zijn er in vergelijking met hun positie voor de Golfoorlog in sociaal-economische zin op achteruit gegaan. Toch is hun economische positie in vergelijking tot veel andere buitenlanders in Koeweit goed te noemen.

Vanwege de massa-ontslagen bij de overheid in het verleden zijn vrijwel alle Palestijnen aangewezen op de private sector. Er zijn momenteel voorzover bekend geen Palestijnen werkzaam binnen de Koeweitse politie en strijdkrachten. Daarentegen zou enige tijd geleden wel weer een beperkt aantal Palestijnse leerkrachten zijn aangesteld aan Koeweitse openbare scholen. De Palestijnen in Koeweit zijn naar verhouding vaak hoog opgeleide, gekwalificeerde krachten.

Net als andere buitenlanders kunnen Palestijnen geen aanspraak maken op sociale uitkeringen. Als voornaamste probleem wordt echter vaak het gebrek aan toegang tot de openbare onderwijsfaciliteiten gezien. Palestijnen zijn doorgaans aangewezen op duur privé-onderwijs. Van financiële steun van de zijde van de PLO is sinds de Golfoorlog geen sprake meer. Wel verlenen UNHCR en lokale ngo's in beperkte mate steun aan Palestijnen.

Er bevindt zich geen officiële PLO-vertegenwoordiging in Koeweit. Voorzover bekend zijn er geen Palestijnse ngo's of officiële Palestijnse organisaties in Koeweit actief.

Palestijnse houders van Syrische, Egyptische, Jordaanse en Libanese documenten kunnen zich tot de ambassades van deze vier landen in Koeweit wenden. Jordanië heropende zijn ambassade in Koeweit in 1999.

In mei 2001 bracht de Jordaanse koning Abdullah vergezeld van koningin Rania en een zestig personen tellende delegatie een bezoek aan Koeweit. Tijdens het bezoek werden drie overeenkomsten getekend, waarvan de overeenkomst die de mogelijkheden voor Jordaanse arbeidskrachten in Koeweit moet verruimen, van bijzonder belang was, ook voor Palestijnse houders van Jordaanse documenten.

In vergelijking met de periode direct na de Golfoorlog is het beleid om Palestijnen uit Koeweit te weren thans aanzienlijk minder rigide. Zo maakte de Koeweitse minister van Binnenlandse Zaken in augustus 2001 bekend dat voor Palestijnse arbeidskrachten die naar Koeweit willen terugkeren niet langer speciale beperkingen bestaan.

De betrekkingen van Koeweit met de Palestijnse Autoriteit (PA) kwamen in de schijnwerpers te staan met de aankomst in Koeweit op 29 mei 2001 van Faysal Al-Husseini, het eerste bezoek van een prominente Palestijnse vertegenwoordiger aan Koeweit in elf jaar. Faysal Al-Husseini overleed plotseling tijdens dit bezoek. De emir van Koeweit zond een condoléance-telegram aan PLO-leider Arafat, een novum sinds de Iraakse invasie in 1990.


4 Wetgeving

---

4.1 Verdragen

---
Koeweit is geen partij bij het Vluchtelingenverdrag van 1951, het Protocol van 1967, of bij (bilaterale) verdragen over vluchtelingen met landen in het Midden-Oosten. Wel zijn er tussen de Koeweitse regering en UNHCR besprekingen over toetreding tot het Vluchtelingenverdrag op gang gekomen. Koeweit is partij bij onder meer de volgende internationale verdragen op het gebied van de mensenrechten:


- Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (New York, 19-12-1966);


- Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (New York, 19-12-1966);


- Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing (New York, 10-12-1084);


- Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (New York, 18-12-1979);


- Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie (New York, 07-03-1966);


- Internationaal Verdrag inzake de uitbanning en bestraffing van de misdaad van apartheid (New York, 30-11-1973);


- Verdrag inzake de rechten van het kind (New York, 20-11-1989);

- Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide (Parijs, 09-12-1948).

Koeweit is geen partij bij het Verdrag tot beperking van staatloosheid (New York, 30-08-1961) of de Overeenkomst inzake beperking van het aantal gevallen van staatloosheid (Bern, 13-09-1973).

4.2 Nationale asielwetgeving

---
De Koeweitse grondwet verbiedt de uitlevering van politieke vluchtelingen. In de grondwet wordt niet nader uitgewerkt wat onder politieke vluchtelingen dient te worden verstaan. Koeweit heeft geen nationale wetgeving die voorziet in bepalingen die de positie van asielzoekers of vluchtelingen regelen. Er zijn geen asielprocedures waarop Palestijnen aanspraak kunnen maken.

Het zou voorkomen dat politieke vluchtelingen tot Koeweit worden toegelaten. Daarbij zou formeel geen erkenning als politiek vluchteling plaatsvinden, maar het (tijdelijk) verblijf van de betrokken persoon in Koeweit worden gefaciliteerd.

4.3 Nationaliteitswetgeving

---
Volgens de Koeweitse nationaliteitswetgeving hebben personen die zelf of wier voorouders vóór 1920 in Koeweit woonachtig waren in beginsel recht op de Koeweitse nationaliteit. Hetzelfde geldt voor kinderen van een Koeweitse vader. Kinderen uit een huwelijk van een Koeweitse man met een Palestijnse vrouw verwerven derhalve automatisch het Koeweits staatsburgerschap. Kinderen uit een huwelijk van een Koeweitse vrouw met een Palestijnse man kunnen geen aanspraak maken op het Koeweits staatsburgerschap.

Naturalisatie van niet-Koeweiti's is in beginsel beperkt wettelijk mogelijk. Op voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken kan onder meer de Koeweitse nationaliteit worden verleend aan personen die zijn geboren uit een Koeweitse moeder, die tot het bereiken van de meerderjarige leeftijd hun woonplaats in Koeweit hebben behouden en wiens buitenlandse (bijv. Palestijnse) vader van hun moeder is gescheiden of is overleden; door besluit van de minister van Binnenlandse Zaken kunnen minderjarigen die aan deze voorwaarden voldoen tot aan het bereiken van de meerderjarige leeftijd als Koeweiti's worden behandeld.


5 UNHCR

---

In augustus 1996 heeft Koeweit een overeenkomst met UNHCR geratificeerd die het UNHCR-mandaat voor de bescherming van vluchtelingen erkent. Hiermee heeft de staat Koeweit zijn bereidheid aangegeven UNHCR-medewerkers toegang te bieden tot vluchtelingen en personen die volgens UNHCR-mandaat vallen onder de UNHCR-statuten.

In de praktijk verschaft de regering van Koeweit UNHCR volledige toegang tot asielzoekers en vluchtelingen. Dit geldt ook voor de toegang tot personen die zich in detentie- of verwijderingscentra bevinden. In het algemeen staat de Koeweitse regering vluchtelingen - in afwachting van een duurzame oplossing - toe op tijdelijke basis in Koeweit te verblijven. De Koeweitse autoriteiten stellen zich jegens UNHCR coöperatief op.

UNHCR geeft 'protection letters' af aan personen die door UNHCR-Koeweit als vluchteling zijn erkend. De 'protection letters' worden door het Koeweitse ministerie van Binnenlandse Zaken getekend en van een stempel voorzien.

Er stonden aan het eind van het jaar 2001 bij UNHCR-Koeweit, dat zijn activiteiten in Koeweit in 1991 direct na afloop van de Golfoorlog startte, 1261 Palestijnse, 1200 Iraakse en ruim driehonderd vluchtelingen van andere nationaliteiten geregistreerd.

De activiteiten van UNHCR-Koeweit worden thans geleid door het regionaal kantoor van UNHCR in Saudi-Arabië.

In Koeweit is geen UNRWA-vertegenwoordiging gevestigd. Palestijnen die zich bevinden buiten het gebied waarbinnen UNRWA actief is '....are considered to be of concern to UNHCR.' Palestijnen in Koeweit kunnen bij UNHCR-Koeweit terecht voor adviezen. Indien gerezen problemen daartoe aanleiding geven, treedt UNHCR in contact met UNRWA voor het zoeken naar een oplossing. Voorts biedt UNHCR hulp bij problemen op het gebied van verblijfsvergunningen, verlenging van reisdocumenten en toegang tot onderwijs en medische zorg. Daarnaast kan soms financiële steun aan Palestijnen worden verleend. UNHCR werkt samen met de Koeweitse Rode Halve Maan en Zakat House, een humanitaire organisatie. UNHCR kan ook bij (dreiging van) detentie of verwijdering op grond van een ongeregelde verblijfsstatus in Koeweit interveniëren. UNHCR richt zich op hervestiging van Palestijnen buiten Koeweit wanneer lokale oplossingen voor problemen niet haalbaar blijken. UNHCR-Koeweit schenkt speciale aandacht aan vrouwen en kinderen.

In geval van illegale inreis van asielzoekers wordt UNHCR-Koeweit door het Koeweitse ministerie van Binnenlandse Zaken geïnformeerd. Dergelijke als 'infiltranten' betitelde personen worden door de Koeweitse veiligheidsdiensten uitgebreid ondervraagd en kunnen tijdens hun detentie door UNHCR worden bezocht en bijgestaan.


6 Detentie

---

Personen die in aanmerking komen voor verwijdering uit Koeweit, kunnen worden ondergebracht in een detentiecentrum. Refoulement van vreemdelingen geschiedt niet indien betrokkenen hebben aangegeven bezwaar te maken tegen terugzending naar hun eigen land, waarmee hen in afwachting van een oplossing veelal geen andere keuze wordt geboden dan (tijdelijk) verblijf in Koeweitse detentie.

De omstandigheden in de Koeweitse gevangenissen worden door onafhankelijke waarnemers als redelijk gekwalificeerd en voldoen aan of gaan uit boven de minimum internationale eisen met betrekking tot voedselvoorziening, toegang tot basisgezondheidszorg, regelmatig familiebezoek, hygiëne en mogelijkheden voor werk en lichaamsbeweging. Wel is sprake van overbevolking, maar de regering werkt momenteel aan renovatie van bestaande faciliteiten, terwijl er ook een nieuwe 'maximum security prison' wordt gebouwd.

In tegenstelling tot voorheen waren er in het jaar 2001 geen berichten van mishandeling van gevangenen in Koeweitse detentiecentra. Wel zouden '... some police and members of the security force abuse detainees during interrogation. Reported abuses include blindfolding, verbal threats, and physical abuse'. Niet-Koeweiti's worden hiervan eerder het slachtoffer dan Koeweitse staatsburgers.

De Koeweitse autoriteiten kunnen nog steeds personen interneren die worden verdacht van collaboratie met Irak tijdens de bezetting van 1990/1. Eind 2001 verbleven nog twintig door de voormalige oorlogs- of staatsveiligheidsrechtbanken veroordeelde personen in Koeweitse gevangenissen, onder wie twee Palestijnen.

Voorts bevonden zich eind 2001 ongeveer tweehonderdvijftig bedouns en buitenlanders in Koeweitse detentiecentra, waarvan sommigen in afwachting van verwijdering.

Het Mensenrechtencomité van de Koeweitse Nationale Assemblée houdt toezicht op de omstandigheden in de gevangenissen. Afgevaardigden van ICRC hebben toegang tot alle plaatsen van detentie en brengen regelmatig bezoeken aan gevangenen in detentiecentra die als gevolg van de Golfoorlog niet over diplomatieke bescherming in Koeweit beschikken, onder wie Palestijnen. ICRC geeft verklaringen van detentie af aan door hen bezochte gedetineerden. De verklaringen worden niet automatisch afgegeven, maar alleen op verzoek van de gedetineerde. Afgifte kan zowel tijdens als na detentie plaatsvinden.

Het gevangeniswezen in Koeweit beschikt over de volgende gevangenissen en detentiecentra:


· Kuwait Central Prison. Deze gevangenis is voor circa duizend gevangenen gebouwd, maar moet regelmatig plaats bieden aan ruim tweeduizend personen. Ook een aantal van drieduizend gedetineerden wordt genoemd. Twee nieuwe gebouwen zijn bijna voltooid, waardoor de capaciteit wordt vergroot tot drieduizend gevangenen. In 2002 is de bouw van drie additionele gebouwen voorzien.


· Talha Detention Centre. Dit is een gevangenis met kenmerken van een open strafinrichting die over goede faciliteiten beschikt. In deze gevangenis bevinden zich personen die zijn veroordeeld in een civiele procedure of voor naar verhouding lichte vergrijpen, of personen die de laatste periode van hun gevangenisstraf uitzitten en spoedig vrij kunnen komen. Alhoewel Talha niet langer een verwijdercentrum is, worden hier van tijd tot tijd wel personen vastgehouden in afwachting van hun verwijdering. Sinds de heropening van deze gevangenis in 1998 is er geen kritiek geweest van mensenrechtengroeperingen over mishandeling van gevangenen.


· Shuwaikh state security facility. Deze gevangenis doet tevens dienst als verwijdercentrum. Hier bevinden zich mannen die niet over een verblijfsvergunning beschikken en daarom voor verwijdering in aanmerking komen. Het komt vaak voor dat men wordt vrijgelaten op het moment dat een sponsor zich garant stelt en een verblijfsvergunning wordt verkregen. Het betreft veelal Iraniërs, Srilankanen, Indiërs en Pakistani.


· Jeugdstrafinrichting. Deze inrichting richt zich voor een belangrijk deel op reclassering.


· Centrale vrouwengevangenis. Degenen die in deze gevangenis zijn gedetineerd en voor verwijdering in aanmerking komen, bevinden zich in een aparte vleugel; het betreft voor een groot deel vrouwen uit Pakistan, India, Filippijnen, Bangladesh, etc. die hun verblijfsvergunning niet (tijdig) konden verlengen.


· Militaire gevangenis Diwan.


7 Verwijdering

---

In Koeweit is het in beginsel mogelijk dat Palestijnen, net als andere niet-Koeweiti's worden verwijderd, als zij als een specifiek veiligheidsrisico worden beschouwd. Dit geldt bijvoorbeeld voor hen die zijn veroordeeld door de (in 1995 afgeschafte) Staatsveiligheidsrechtbanken. Ook kunnen Palestijnen net als andere buitenlanders worden verwijderd als zij niet in staat blijken werk- en verblijfsvergunningen te bemachtigen of te verlengen.

Veel bevelen tot verwijdering worden louter administratief afgedaan, zonder dat er een rechtszaak aan ten grondslag ligt. Verwijdering is overigens mede afhankelijk van de documenten waarover men beschikt.

Refoulement van vreemdelingen geschiedt niet indien betrokkenen hebben aangegeven bezwaar te maken tegen terugzending naar hun eigen land, waarmee hen in afwachting van een oplossing veelal geen andere keuze wordt geboden dan (tijdelijk) verblijf in Koeweitse detentie. UNHCR kan echter bij dreiging van verwijdering van Palestijnen op grond van een ongeregelde verblijfssatus in Koeweit interveniëren. De staatloosheid van veel Palestijnen maakt verwijdering naar hun vaderland onmogelijk , maar verwijdering van Palestijnse houders van bijvoorbeeld Jordaanse reisdocumenten naar Jordanië is in beginsel mogelijk.

Naar verluidt zijn personen die in het bezit zijn van een 'protection letter' van UNHCR in de praktijk gevrijwaard van op verwijdering gerichte detentie, tenzij betrokkenen door de Koeweitse autoriteiten worden beschouwd als een bedreiging van de staatsveiligheid.


8 Terugkeer

---

Koeweit neemt in beginsel geen Palestijnen of andere vreemdelingen terug die het Koeweitse grondgebied eerder hebben verlaten, als zij niet in het bezit zijn van een geldig visum of een geldige verblijfsvergunning.

In de praktijk geldt daarnaast dat Palestijnen en andere buitenlanders niet opnieuw tot Koeweit worden toegelaten indien zij langer dan zes maanden buiten Koeweit hebben verbleven. Dit laatste geldt eveneens voor terugkeer in het kader van gezinshereniging, die in beginsel wel mogelijk is in geval van huwelijk met een Koeweits staatsburger.

In een aantal gevallen is gebleken dat gezinshereniging niet werd toegestaan aan Palestijnen in Koeweit die hun gezinsleden wilden laten overkomen.


9 Documenten

---

9.1 Reis- en identiteitsdocumenten

---
Leden van de 35.000-koppige Palestijnse gemeenschap in Koeweit beschikken over het algemeen over reis- en/of identiteitsdocumenten van UNRWA, Jordanië, Syrië, Libanon of Egypte. Een zeer beperkt aantal beschikt over Iraakse documenten.

Ongeveer 25.000 Palestijnen in Koeweit beschikken over Jordaanse paspoorten en andere Jordaanse reisdocumenten, terwijl rond achtduizend Palestijnen in Koeweit Egyptische documenten bezitten. Van deze laatste groep hebben tweeduizendvijfonderd tot drieduizend personen geen verblijfsvergunning voor Koeweit. Ruim duizend Palestijnen beschikken over Libanese papieren, enkele honderden hebben Syrische documenten en iets meer dan vijftig Palestijnen in Koeweit zijn houders van UNRWA-documenten.

Een beperkt aantal Palestijnen verblijft in Koeweit met westerse (waaronder Europese en Canadese) reisdocumenten (paspoorten, vluchtelingendocumenten, vreemdelingendocumenten).

Palestijnse houders van de doorgaans vijf jaar geldige Jordaanse paspoorten kunnen hiermee naar Jordanië reizen. Palestijnen met Syrische of Libanese reisdocumenten kunnen naar Syrië en Libanon reizen. Palestijnse houders met Egyptische reisdocumenten hebben op basis hiervan niet het recht op inreis in Egypte. Zij moeten hiertoe een visum aanvragen bij de Egyptische ambassade in Koeweit, al geldt dat de inreisbepalingen voor vrouwen en ouderen minder stringent zijn.

Palestijnen kunnen hun toevlucht nemen tot het illegaal aanschaffen van paspoorten op de zwarte markt, zowel in Koeweit als in het buitenland. Veel buitenlanders in Koeweit hebben paspoorten van derde landen aangeschaft om zo eenvoudiger visa, werk- en verblijfsvergunningen te bemachtigen. Volgens zeer goed ingelichte bronnen betreft het paspoorten van onder meer de volgende landen: Albanië, Rusland, Afghanistan, Nigeria, Somalië, Ethiopië, Colombia, Bolivia, Dominicaanse Republiek, Eritrea, Sierra Leone en Liberia.

Dergelijke praktijken komen sinds 1997 echter op veel kleinere schaal voor dan voorheen. In een aantal gevallen wordt overigens betrokkenheid van de desbetreffende autoriteiten of hun diplomatieke vertegenwoordigingen in het buitenland vermoed. Vaak bleken documenten in de landen van oorsprong als vermist of gestolen geregistreerd te staan. Ook circuleren in beperkte mate volledig vervalste reisdocumenten. Westerse ambassades in Koeweit stuiten een enkele keer op reisdocumenten van fictieve landen. Sommige paspoorten worden via het internet aangeboden.

9.2 Verblijfsvergunningen

---
Palestijnen dienen, net als andere houders van buitenlandse reisdocumenten voor verblijf in Koeweit, te beschikken over een geldige verblijfsvergunning. Deze 'residence permits' kunnen in beginsel alleen worden verleend indien men over een geaccepteerde (veelal Koeweitse) 'sponsor' beschikt. De geldigheid van verblijfsvergunningen varieert; de maximum verblijfsduur bedraagt vijf jaar. Voor Palestijnen lijkt in beginsel te gelden dat verlenging ieder jaar noodzakelijk is. Het komt voor dat leden van hetzelfde gezin verblijfsvergunningen met verschillende perioden van verblijfsduur krijgen toegewezen. De Koeweitse vreemdelingenwetgeving bevat onder meer bepalingen met betrekking tot de verkrijging en verlenging van verblijfsvergunningen. Naast het verplichte sponsorship dient men medische verklaringen over te leggen. Ook een bewijs van ziektenkostenverzekering wordt verlangd.

Verblijfsvergunningen worden geannuleerd indien de houder daarvan gedurende een onafgebroken periode van zes maanden buiten Koeweit verblijft.

Uitzonderingen hierop zijn verblijf in het buitenland wegens studie, medische behandeling en afwezigheid in verband met werkzaamheden. Voorafgaande toestemming van de Koeweitse autoriteiten is echter vereist.

In sommige gevallen plaatsen de Koeweitse autoriteiten in buitenlandse documenten een blokstempel met de tekst: 'Absence Exceeding Six Months Out of Kuwait Shall Nullify The Residence Permit.'. Dit stempel wordt vaak wel naast het stempel van de verblijfsvergunning geplaatst.

Naast de verblijfsvergunning bestaan een hieraan gekoppelde werkvergunning en verschillende soorten visa. Volgens goed ingelichte bronnen is het mogelijk visa en vergunningen te verwerven door Koeweitse staatsburgers te betalen voor hun garantstelling en sponsoring. In een aantal gevallen blijken oplichters verblijfs- en werkvergunningen toe te zeggen in ruil voor grote geldbedragen.

Voor wat de verblijfstitel betreft, volgen de kinderen van een Palestijnse vader en Koeweitse moeder de verblijfsstatus van de Palestijnse vader. Deze kinderen dienen, in tegenstelling tot de kinderen van een Koeweitse vader en een Palestijnse moeder, in bezit te zijn van een verblijfsvergunning.


10 Beleid westerse landen

---

Het beleid van Europese landen ten aanzien van Palestijnse asielzoekers uit Koeweit wordt voornamelijk bepaald door de mate waarin men met deze groep te maken heeft. Het aantal Palestijnse asielzoekers uit Koeweit in België, Duitsland, Finland, Italië, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Zwitserland is laag. Genoemde landen hebben dan ook geen specifiek beleid ontwikkeld met betrekking tot deze groep. Voorzover bekend hebben over de periode januari tot november 2001 vanuit deze landen geen verwijderingen van Palestijnse asielzoekers naar Koeweit plaatsgevonden. Hierbij speelt onder meer de technische verwijderbaarheid een rol.

In Denemarken is echter wel sprake van een eenduidig beleid ten aanzien van Palestijnse asielzoekers uit Koeweit. Gezien het feit dat deze groep in Koeweit in het algemeen geconfronteerd wordt met sociale problemen, zoals gebrek aan medische voorzieningen en scholing, doch niet met vervolging, bestaat voor hen als groep geen grond voor inwilliging van het asielverzoek. Andere beslissingen zijn formeel mogelijk, daar alle aanvragen op hun individuele merites worden beoordeeld.

Omdat staatloze Palestijnse asielzoekers uit Koeweit niet kunnen worden uitgezet naar Koeweit, krijgen zij in Denemarken in de praktijk een tijdelijke verblijfsvergunning voor één jaar. Deze vergunning kan vier keer worden verlengd. Onder deze verblijfstitel heeft men geen recht op gezinshereniging.


11 Samenvatting

---

Sinds 1948 hebben zich vele Palestijnen in Koeweit gevestigd. Sinds de Golfoorlog is het aantal Palestijnen in Koeweit echter aanzienlijk kleiner dan voorheen, al neemt sinds kort het aantal weer toe. Momenteel zouden naar schatting zo'n 35.000 Palestijnen in Koeweit verblijven.

Hun sociaal-economische positie is in verhouding tot veel andere buitenlanders goed te noemen. De meeste Palestijnen in Koeweit beschikken over Jordaanse paspoorten en documenten. Anderen hebben Syrische, Egyptische, Libanese, UNRWA- of andere documenten. Naturalisatie tot Koeweits staatsburger is in beperkte mate mogelijk. Palestijnen kunnen zoals andere niet-Koeweiti's wel eens het slachtoffer worden van administratieve problemen of incidentele discriminatie.

De Koeweitse nationale wetgeving voorziet niet in bepalingen die de positie van asielzoekers of vluchtelingen regelen. Er zijn geen procedures voor asielaanvragen waarop Palestijnen aanspraak kunnen maken.

UNHCR kan enige steun verlenen aan onder meer Palestijnse asielzoekers en vluchtelingen. Zo kan UNHCR bij dreiging van verwijdering interveniëren.

Koeweit neemt in beginsel geen Palestijnen of andere vreemdelingen terug die het Koeweits grondgebied hebben verlaten, als zij niet in het bezit zijn van een geldig visum of een geldige verblijfsvergunning.


Bijlage 1

kaart Koeweit

Deze kaart is ontworpen voor publieksvoorlichting en is geen officieel document. Aan deze kaart kunnen geen rechten worden ontleend.


Bijlage II

Literatuurlijst

Naast de in de inleiding genoemde bronnen is gebruik gemaakt van de volgende bronnen en publicaties:

Amnesty International, Annual Report 2000 - Kuwait, website

Amnesty International, Annual Report 2001 - Kuwait, website

Arab Times (Koeweits dagblad)

Associated Press

BBC News, website

CIA, The World Factbook 1999 - Kuwait, website

The Economist Intelligence Unit, Country Profile Kuwait (Londen, mei 2000)

The Economist Intelligence Unit, Country Profile Kuwait (Londen, augustus 2001)

Elsevier bedrijfsinformatie, Nationaliteitswetgeving Koeweit, aanvulling 229 (november 2001)

Europa Publications Limited, The Middle East and North Africa 1996, 'Palestine Documents' (Londen, 1995)

Europa Publications Limited, The Middle East and North Africa 1999, 45e editie (Londen, 1998)

Europa Publications Limited, The Middle East and North Africa 2001, 47e editie (Londen, 2000)

Gulf States Newsletter (website)

ICRC, Annual Report Kuwait (Genève, 1998)

ICRC, Annual Report 2000 (Genève, juni 2001)

Koeweitse nationaliteitswet (nr. 15/1959)

Koeweitse vreemdelingenwet (nr. 17/1959)

Koeweitse paspoortwet 1962 en amendementen daarop van 1963 en 1977 (Engelse vertaling)

Kuwait Publishing House, Kuwait Pocket Guide 2001, 16e editie (Koeweit, 2001)

Kuwait Times (Koeweits dagblad)

Mideast Mirror

Ministerie van Buitenlandse Zaken, algemeen ambtsbericht Centraal-Irak (Den Haag, 9 april 2001)

Ministerie van Buitenlandse Zaken, algemeen ambtsbericht Koeweit/bedouns (Den Haag, 29 november 2000)

Ministerie van Buitenlandse Zaken, algemeen ambtsbericht Koeweit/Irakezen (Den Haag, 27 december 2000)

Minorities Rights Group International, The Palestinians, report 97/5 (Londen, juli 1998)

Takkenberg, Lex, The Status of Palestinian Refugees in International Law, Clarendon Press (Oxford, 1998)

UNHCR, Country Fact Sheet UNHCR Kuwait operations (13 mei 2000)

UNHCR Country Profiles - Kuwait (Genève, september 1999)

UNHCR, Country Profiles: Kuwait (Genève, 2001)

UNHCR, Global Appeal 2001 (Genève, 2001)

UNHCR, Mid-Year Progress Report 2001 (Genève, 2001)

UNHCR, Programme for Iraqi Refugees (Genève, december 1999)

UNHCR, annex 1, Information Paper on Asylum Policy and Practice

UNHCR, Refugees by numbers 2001 edition (Genève, 2001)

USCR, Country Report, Kuwait, (2000), website

www.refugees.org/world/countryrpt/mideast/kuwait.htm

USCR, Country Report, Kuwait, (2001), website

www.refugees.org/world/countryrpt/mideast/kuwait.htm

U.S. State Department, 1998 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait (Washington, 26 februari 1999)

U.S. State Department, 1999 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait (Washington, 25 februari 2000)

U.S. State Department, 2000 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait (Washington, 26 februari 2001)

U.S. State Department, 2001 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait (Washington, 4 maart 2002)

Vertaling uit het Arabisch in het Engels van de Koeweitse nationaliteitswet, amiri decreet no. 15/1959 met amendementen: amiri decreet no. 2/1960 en wetten no. 21/1965 en no. 70/1966

Vertaling uit het Arabisch in het Engels van de Koeweitse vreemdelingenwet, amiri decreet no. 17/1959, met amendementen: amiri decreet no.'s 41/1987 en 7/1988 en ministerieel besluit no. 640/1987.

'Transjordanië' was de benaming voor het grondgebied ten oosten van de rivier de Jordaan, het huidige Jordanië.

Voor de letterlijke tekst van de 'Balfour Declaration' zie The Middle East and North Africa l996, 'Palestine Documents', Europa Publications Limited (Londen, l995).

Als uitvloeisel van artikel 4 van het Britse mandaat voor Palestina hadden de joodse inwoners van dit gebied deze bestuurlijke vertegenwoordiging gekregen. Deze vertegenwoordiging had als taak om in samenwerking met het Britse bestuur een joods nationaal tehuis te stichten.

Dat wil zeggen: de Arabische inwoners van het oorspronkelijke Britse mandaatgebied Palestina, en hun nakomelingen.

De oorspronkelijke bevolking van ca. 80.000 personen werd in dat gebied vermeerderd met zo'n 200.000 Palestijnse vluchtelingen.

Na de annexatie van de Westelijke Jordaanoever omvatte het alsdan totstandgekomen Hasjemitische Koninkrijk Jordanië een bevolking van ca.
1.280.000 personen, waarvan ca. 500.000 Palestijnen.

In de afgelopen decennia hebben talrijke Palestijnen de landen waar zij oorspronkelijk hun toevlucht hadden gezocht, verlaten om te gaan werken op het Arabische schiereiland.

Palestijnse vluchtelingen uit 1948/1949 worden in het Midden-Oosten in de volksmond aangeduid met de term ladji'ien, in het Nederlands: vluchtelingen.

Met deze term wordt gedoeld op de Arabische inwoners van het oorspronkelijke Britse mandaatgebied Palestina, en hun nakomelingen.

Palestijnen noemen UNRWA doorgaans Al-Wikala (in het Engels: the Agency) of Wikalat Al-Gawt (in het Engels: the Relief Agency).

Zo waren Palestijnse houders van bijvoorbeeld Jordaanse paspoorten niet meer visumplichtig voor Koeweit, nadat eind vijftiger jaren een bilateraal verdrag tussen Koeweit en Jordanië was gesloten waarin werd vastgelegd dat de visumplicht werd opgeheven.

Tot 1988 heeft Jordanië zich in overeenstemming met resolutie nr van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van november 1967 op het standpunt gesteld dat de Westelijke Jordaanoever een onafscheidelijk deel uitmaakte van het Koninkrijk Jordanië. Pas in juli 1988 heeft Jordanië - ten gunste van een nieuw te vormen Palestijnse staat - formeel afstand gedaan van haar aanspraken op de Westelijke Jordaanoever.

Intussen had in l956 de Suez-crisis plaats; deze leidde echter niet tot een nieuwe stroom Palestijnse vluchtelingen in de regio.

Deze vluchtelingen uit 1967 worden in het Midden-Oosten in de volksmond aangeduid met de term nazihien, in het Nederlands: emigranten.

Minorities Rights Group International, 'The Palestinians', report 97/5 (Londen, juli l998).

The Status of Palestinian Refugees in International Law, L. Takkenberg, Oxford, 1998.

Zie algemeen ambtsbericht Koeweit/bedouns, Ministerie van Buitenlandse Zaken, Den Haag, 29 november 2000.

Zie de algemene ambtsberichten over Centraal-Irak, laatstelijk dat van 9 april 2001.

The Middle East and North Africa 1999, 45e editie, Europa Publications Limited, Londen, 1998.

The Middle East and North Africa 1999, 45e editie, Europa Publications Limited, Londen, 1998.

The Status of Palestinian Refugees in International Law, L. Takkenberg, Oxford, 1998.

The Middle East and North Africa 1999, 45e editie, Europa Publications Limited, Londen, 1998.

The Status of Palestinian Refugees in International Law, L. Takkenberg, Oxford, 1998.

Ibidem.

Ibidem.

Hetzelfde gold voor onder meer Jordaniërs en Jemenieten.

2001 Country Reports on Human Rights Practices; Kuwait, U.S. State Department, Washington, 4 maart 2002.

Mideast Mirror, 24 mei 2000.

Zie ook hoofdstuk 5.

Zie ook hoofdstuk 9.

2001 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 4 maart 2002.

Zie ook hoofdstuk 5.

Artikel 46: 'Extradition of political refugees is prohibited'

Country Report: Kuwait, USCR Worldwide Refugee Information, VS, 2001.

Voor een volledige en juiste beoordeling van de nationaliteitswetgeving dient correctheidshalve te worden verwezen naar de integrale tekst van deze wetgeving. Zie tevens algemeen ambtsbericht Koeweit/bedouns, Ministerie van Buitenlandse Zaken, Den Haag, 29 november 2000.

Besluit nr. 15/1959 inzake de Koeweitse nationaliteit, laatstelijk gewijzigd op 2 augustus 1987, zoals opgenomen in: Nationaliteitswetgeving, onder redactie van F. Zilverentant, Elsevier bedrijfsinformatie, Den Haag, bijgewerkt tot november 2001.

Besluit nr. 15/1959 inzake de Koeweitse nationaliteit, artikel 1.

Ibidem, artikel 2.

Zie algemeen ambtsbericht Koeweit/bedouns, Ministerie van Buitenlandse Zaken, Den Haag, 29 november 2000.

21 jaar en vóór 25 februari 1981 18 jaar.

Een zgn. Cooperation and Office Agreement.

Country Report: Kuwait, USCR Worldwide Refugee Information, VS, 2001; UNHCR Country Profiles - Kuwait, Genève, 2001.

UNHCR'S programme for Iraqi refugees, UNHCR, Genève, december 1999.

UNHCR Country Profiles - Kuwait, UNHCR, Genève, 2001.

Zie ook hoofdstuk 7.

Country Report: Kuwait, USCR Worldwide Refugee Information, VS, 2001.

Refugees by number 2001 edition, UNHCR, Genève, 2001.

United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East; zie ook voetnoot 10.

Zie ook hoofdstuk 6.

2001 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 4 maart 2002.

2000 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 26 februari 2001.

2001 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 4 maart 2002.

Eind 2000 bedroeg dit aantal nog zevenentwintig, onder wie twee Palestijnen.

2001 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 4 maart 2002.

2001 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 4 maart 2002.

2000 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 26 februari 2001

Arab Times, 13 augustus 2001.

2000 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 26 februari 2001.

1999 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 25 februari 2000.

Zie ook hoofdstuk 5.

Hiertoe kan een speciaal stempel in het reisdocument worden geplaatst; zie paragraaf 9.2.

Zie ook hoofdstuk 3.

Deze groep heeft zijn wortels in de tot 1967 door Egypte bestuurde Gazastrook.

Het betreft schattingen per medio 2000 van het soort document waarmee registratie in Koeweit heeft plaatsgevonden.

In het Arabisch wordt de term 'iqama' gehanteerd.

Aliens Residence Law, amiri decreet no. 17/1959, met amendementen: amiri decreet no.'s 41/1987 en 7/1988 en ministerieel besluit no. 640/1987.

In het stempel staat ook een dergelijke tekst in het Arabisch.

Zie ook paragraaf 4.3.

Zie ook hoofdstuk 8.

===