Ministerie van Financiën

Samenvatting:

Antwoorden van minister Zalm op vragen van de Tweede Kamer over de Voorlopige Rekening 2001.

Aan:

de Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten Generaal

Datum

Uw brief (Kenmerk)

Ons kenmerk

2 mei 2002

BZ 2002-00557 M

Onderwerp

Kamervragen Voorlopige Rekening

Hierbij ontvangt u de antwoorden op de Kamervragen naar aanleiding van de Voorlopige Rekening 2001.

DE MINISTER VAN FINANCIEN

Vraag 1

Is het houdbaar de belastingen en gasbaten op kasbasis te blijven berekenen, terwijl de premies op transactiebasis worden geraamd?

Antwoord

In de budgettaire nota's en de begroting IXb worden de belastingontvangsten conform de comptabiliteitswet op kasbasis verantwoord. Voor de premieontvangsten worden ten behoeve van de berekening van de inkomstenmeevaller in de Miljoenennota, Najaarsnota en Voorjaarsnota de opbrengsten op transactiebasis gehanteerd.

Dit heeft de navolgende achterliggende reden. Voor de huidige kabinetsperiode zijn afspraken gemaakt over de verdeling van inkomstenmee- en tegenvallers over saldoverbetering en lastenverlichting. Om de mee- en tegenvallers te bepalen zijn ijklatten voor de inkomsten opgesteld. Bij aanvang in 1999 is toen besloten om voor de meting van de inkomsten aan te sluiten op de op dat moment gangbare begrippen. Voor de belasting was dat kasbasis. (niet voor alle belastingen is het transactiebegrip gangbaar). Voor de premies was dat transactiebasis (kasbasis is bij premies geen gangbaar begrip).

Voor het EMU-saldo zijn de belastingen en premies op verschoven kasbasis relevant. In principe wordt voor alle belasting- en premiesoorten één maand verschoven: de verschoven kas is de opbrengst van februari lopend jaar tot en met januari van het volgende jaar. Het idee hierachter is, dat op deze wijze zoveel mogelijk het transactiebegrip wordt benaderd. Voor vier belastingen is dit niet zinvol en vindt registratie op kasbasis plaats. Het betreft de vennootschapsbelasting, de dividendbelasting, de inkomstenbelasting (incl. volksverzekeringen) en de successierechten. De transactiecijfers over de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting zijn pas na 5 jaar beschikbaar.

Voor de premies volksverzekeringen geïnd via de loonheffing worden de verschoven kascijfers gebruikt. Deze zijn beschikbaar en vormen (evenals het geval is bij de loonbelasting) een goede indicatie van het transactieniveau.Voor de premies volksverzekeringen geïnd via de inkomensheffing worden de kascijfers gebruikt, naar analogie van de inkomstenbelasting.Voor de premies werknemersverzekeringen worden de transactiecijfers gebruikt als benadering van de verschoven kas, omdat deze cijfers al enkele maanden na afloop van het kasjaar beschikbaar komen.

Voor transparantie en consistentie met EMU-saldo (verschoven kas) zijn verbeteringen mogelijk door

voor de verantwoording van de belastingontvangsten over te stappen op verschoven kas voor de belasting en premies bij de berekening van de inkomstenmeevaller in de ijklatten de verschoven kas te hanteren Er is voor gekozen om tijdens deze kabinetsperiode tussentijds niet over te stappen op een andere wijze van meting van de inkomstenmeevaller. Genoemde verbeteringen van transparantie en consistentie met EMU saldo kunnen met ingang van een nieuwe kabinetsperiode ingevoerd worden.

Vraag 2

Hoe groot is de kans dat het EMU-saldo alsnog een afwijking van het nu gepresenteerde cijfer vertoont?

Antwoord

Het EMU-saldo 2001 uit de voorlopige rekening is nog geen definitief cijfer. De reden hiervoor is dat op het moment van de samenstelling van de voorlopige rekening het EMU-saldo nog deels gebaseerd moet worden op voorlopige cijfers. Vooral de componenten van het EMU-saldo betreffende de sociale fondsen en de lokale overheid zijn ten tijde van de Voorlopige Rekening gebaseerd op voorlopige cijfers. In de box 'het voorlopige karakter van de Voorlopige Rekening' op pagina 5 van de Voorlopige Rekening 2001' is nadere informatie verstrekt over genoemd onderwerp.

Het volgende moment van actualisatie van het EMU-saldo 2001 zal zijn in het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2001.

Vraag 3

Kan een indicatie worden gegeven hoe de EMU-saldi van respectievelijk de centrale overheid, de sociale fondsen en de lokale overheid reageren op veranderingen in het economisch beeld?

Antwoord

In de eerste plaats geldt dat alle uitgaven binnen het uitgavenkader worden opgelost, zodat in principe alleen (reële) inkomstenmutaties kunnen resulteren in een verandering van het EMU saldo. Daarbij is de winstbelasting het meest gevoelig voor de economische ontwikkeling. Deze slaat daarmee voornamelijk neer in het EMU-saldo van het rijk. Het EMU-saldo van de sociale fondsen wordt neerwaarts beïnvloed bij lagere opbrengsten uit de loon- en inkomstenheffing. De EMU-saldi van de lokale overheden zijn minder gevoelig voor het economisch beeld, omdat deze in veel mindere mate conjunctuur afhankelijke inkomsten kennen.

Vraag 4

Kan voor de jaren 1998, 1999, 2000 en 2001 een overzicht worden gegeven van de verschillen in onderuitputting boven op de eindejaarsmarge zoals gemeld in de Voorlopige Rekening en de Financiële Verantwoording?

Antwoord

Onderstaande tabellen 1 tot en met 4 geven voor de jaren 1998, 1999, 2000 en 2001 een overzicht van de opgetreden onderuitputting bij Voorlopige Rekening en bij de Financiële verantwoording en het verschil daartussen. In de laatste kolom wordt in elke tabel de maximale eindejaarsmarge weergegeven.


Zie het origineel http://www.minfin.nl/Bz02-557.doc . Tabel 1: verschillen in omvang onderuitputting tussen Voorlopige Rekening en Financiële Verantwoording, (bruto-uitgaven ontwerpbegroting 1998, excl. HGIS)

Begroting

Jaar 1998

X 1 mln euro's
Voorlopige

Rekening
Financiële

Verantwoording
Verschil
Max. eindejaarsmarge


1
Huis der Koningin

-0,1

-0,1
0
0


2
Hoge Colleges van Staat

-3,4

-3,4
0

-1,2


3
Algemene Zaken

-1

-1,3

-0,3

-0,2


4
Koninkrijksrelaties

-0,4

-0,3
0,1

-0,1

6
Justitie

-34,7

-34,4
0,3

-28,3

7
Binnenlandse Zaken

-15,8

-15
0,8

-30,2

8
Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

-10,9

-10,3
0,6

-157,9

9b
Financiën

-414

-414


-20,3

10
Defensie

-53,2

-51,1

2,1

-53,2

11
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening

en Milieubeheer

-50,8

-40,4
10,4

-32,3

12
Verkeer en Waterstaat

-11,4

-12,1

-0,7

-19,1

13
Economische Zaken
4,4

3

-1,4

-12,7

14
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
8,7
9,4

-0,8

-14,7

15
Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Rbg-eng)

-7,8

-7,8
0

-2,2


16
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Rbg-eng)

-15,8

-16,1

-0,3

-13,4


Zie het origineel . Tabel 2: Verschillen in omvang onderuitputting tussen Voorlopige Rekening en Financiële Verantwoording, (bruto-uitgaven ontwerpbegroting 1999, excl. HGIS)

Begroting

jaar 1999

x 1 mln euro's
Voorlopige

Rekening
Financiële

Verantwoording
Verschil
Max.

Eindejaarsmarge


1
Huis der Koningin

-0,1

-0,1
0

-


2
Hoge Colleges van Staat

-3,5

-3,8

-0,3

-1,3



3
Algemene Zaken
0,2

-0,45

-0,6

-0,2


4
Koninkrijksrelaties
0
0
0
0

6
Justitie

-31,7

-33,4

-1,7

-34,3



7
Binnenlandse Zaken

-28,5

-26,5

2

-33,4



8
Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

-122,7

-117,5

5,2

-167,6



9b
Financiën

-96,7

-95,1

1,6

-23



10
Defensie

13,4

7,7

-5,7

-136,1



11
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening

En Milieubeheer

-50,2

-45,6

4,6

-33,7



12
Verkeer en Waterstaat

-7,1

-4,7

2,4

-19,8

13
Economische Zaken
9,3
9,3
0

-14,5

14
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

-13,8

-14,3

-0,5

-16,5

15
Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Rbg-eng)

-9,2

-11,5

-2,3

-2

16
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Rbg-eng)

-17,2

-17
0,2

-13,8


Zie het origineel . Tabel 3: verschillen in omvang onderuitputting tussen Voorlopige Rekening en Financiële Verantwoording, bruto-uitgaven ontwerpbegroting 2000, excl. HGIS)

Begroting

jaar 2000

x 1 mln euro's
Voorlopige

Rekening
Financiële

Verantwoording
Verschil
Max. eindejaarsmarge


1
Huis der Koningin

-0,1

-0,1
0,0

-


2
Hoge Colleges van Staat

-4,6

-4,6
0,0

-1,4



3
Algemene Zaken

-1

-1
0

-0,3


4
Koninkrijksrelaties

-11,1

-11
0,1

-9,1



6
Justitie

-105,3

-107,3

-2,0

-42,2



7
Binnenlandse Zaken

-20,9

-15,9

5

-32,5



8
Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

-154,4

-160,9

-6,5

-176,2



9b
Financiën

-162,6

-162,5
0,1

-25,4



10
Defensie

-136,3

-131,2

5,1

-136,1



11
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening

En Milieubeheer

-25,6

-19,7

5,9

-33,4



12
Verkeer en Waterstaat

-35,1

-30

5,1

-20,8



13
Economische Zaken

21,4

20,1

-1,3

-14,1



14
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

-16,6

-11,5

5,1

-17,1



15
Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Rbg-eng)

-22,1

-22,1
0

-2,1



16
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Rbg-eng)

-26,6

-25,6

1

-13,1















Zie het origineel . Tabel 4: verschillen in omvang onderuitputting tussen Voorlopige Rekening en Financiële Verantwoording, (bruto-uitgaven ontwerpbegroting 2001, excl. HGIS)

Begroting

jaar 2001

x 1 mln euro's
Voorlopige

Rekening
Financiële

Verantwoording
Verschil
Max. eindejaarsmarge


1
Huis der Koningin

-

-

-


2
Hoge Colleges van Staat

-9,5

-9,7

-0,2

-1,5



3
Algemene Zaken

-1,3

-2,2

-0,9

-0,3


4
Koninkrijksrelaties

-10,4

-10,4
0

-9,1


6
Justitie

-74,5

-70,8

3,7

-43,7


7
Binnenlandse Zaken

-29,9

-30,1

-0,2

-37,6


8
Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
101,1
104,5
3,4

-191,3


9b
Financiën

-96,7

-94,6
2,1

-26,9


10
Defensie

-99,7

-105,8

-6,1

-136


11
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening

en Milieubeheer

-35,1

-44,5

-9,4

-33.6


12
Verkeer en Waterstaat

-31

-30,7
0,3

-21,0


13
Economische Zaken
29,9

-29,9
0

-14,9

14
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

-12,9

-16.6

-3,7

-17,6


15
Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Rbg-eng)

-16,8

-16,5
0,3

-2,1

16
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Rbg-eng)

-14,5

-14,5
0

-14,3

Vraag 5

Hebben hogere huur en bouwprijzen zich gemanifesteerd in de laatste twee maanden van het jaar? Zo ja, wat is hiervan de oorzaak? Zo nee, waarom kon dit niet eerder worden vorozien?

Antwoord

De Belastingdienst heeft als eindgebruiker geen volledig beeld van de prijsontwikkeling op de huur- en bouwmarkt. De RGD is als rijkshuisvester de kenner van de kantoren- en bouwmarkt en signaleert als eerst prijs- en huurontwikkelingen. Er zit echter een zekere vertraging tussen die signalering en het uiteindelijk doorberekenen van de gestegen kosten aan de eindgebruikers. De Belastingdienst heeft inmiddels voor 2002 en latere jaren rekening gehouden met deze prijsstijgingen. Wat de Belastingdienst betreft zijn er geen aanwijzingen dat prijsstijgingen zich met name in het laatste kwartaal van 2001 hebben voorgedaan.

Vraag 6

Kan worden aangegeven bij de begrotingen waarvan de eindejaarsmarge maximaal is benut hoeveel geld als gevolg van de maximumgrens van de eindejaarsmarge in 2001 niet kan worden meegenomen naar de begroting van 2002?

Vraag 36

Kan een overzicht worden gegeven van de jaren 1998-2002 inzake de (volledige) benutting van de eindejaarsmarge door de verschillende departementen?

Antwoord

Onderstaande tabel geeft per begroting aan hoe groot de maximale eindejaarsmarge is, hoe groot de onderuitputting was bij Voorlopige Rekening en welk bedrag uiteindelijk niet mee genomen kon worden naar 2002.


Zie het origineel . Tabel 1 Onderuitputting in 2001, maximale eindejaarsmarge 2001 en het bedrag dat niet meegenomen kon worden naar 2002.

Begroting

jaar 2001

x 1 mln euro's
Voorlopige

Rekening
Max. eindejaarsmarge
Bedrag dat niet meegenomen is naar begroting 2002


1
Huis der Koningin

-

-


2
Hoge Colleges van Staat

-9,5

-1,5

8



3
Algemene Zaken

-1,3

-0,3

1



4
Koninkrijksrelaties

-10,4

-9,1

1,3



6
Justitie

-74,5

-43,7

30,8



7
Binnenlandse Zaken

-29,9

-37,6

-


8
Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

101,1

-191,3

-


9b
Financiën

-96,7

-26,9

69,8



10
Defensie

-99,7

-136

-


11
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening

en Milieubeheer

-35,1

-33.6

1,5



12
Verkeer en Waterstaat

-31

-21,0

10



13
Economische Zaken

29,9

-14,9

15



14
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

-12,9

-17,6

-


15
Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Rbg-eng)

-16,8

-2,1

14,7



16
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Rbg-eng)

-14,5

-14,3
0,2

Vraag 7

De afgelopen jaren is gebleken dat de onderuitputting bij de Voorlopige Rekening veel hoger was dan bij Najaarsnota werd verwacht. Welke mogelijkheden zijn er om een adequatere inschatting van de onderuitputting te maken?

Antwoord

Ten tijde van het opstellen van de Najaarsnota wordt door de Regering een zo reële mogelijk inschatting van de onderuitputting gemaakt die zich na Najaarsnota nog kan voordoen. Daarnaast zullen zich altijd incidentele ontwikkelingen voordoen die een grotere onderuitputting veroorzaken dan eerder bij Najaarsnota was voorzien.

Zo is bij afgelopen Najaarsnota de in = uit taakstelling uit de Miljoenennota voor circa 475 miljoen euro ingevuld. Er resteerde toen een taakstelling van 0,3 miljard overeenkomend met de gemiddelde onderuitputting tussen Najaarsnota en Voorlopige Rekening van de afgelopen jaren. Bij de Voorlopige Rekening werd echter een grotere onderuitputting veroorzaakt die voor het grootste deel werd veroorzaakt door lager EU-afdrachten in 2001

Tevens kan worden opgemerkt dat wanneer gedurende het jaar grote intensiveringen plaatsvinden de kans dat zich een grotere onderuitputting voordoet natuurlijk ook toeneemt.

Vraag 8

Is het vanuit doelmatigheidsoverwegingen gewenst en / of noodzakelijk om nu of in de toekomst de eindejaarsmarge eventueel aan te passen? Kunnen de voordelen vanuit doelmatigheidsoverwegingen worden weergegeven?

Antwoord

De Regering acht het op dit moment niet gewenst noch noodzakelijk om de eindejaarsmarge te verhogen. De systematiek zoals die nu wordt gehanteerd functioneert naar tevredenheid. De budgettaire knelpunten die zich op een departementale begroting kunnen voordoen kunnen over het algemeen binnen de huidige systematiek worden opgelost. Bovendien is het mogelijk dat het kabinet beslist om in incidentele gevallen middelen bovenop de maximale eindejaarsmarge mee te nemen naar het volgende jaar.

Een mogelijk voordeel van het aanpassen en dus verhogen van de 1% norm is de mogelijkheid voor departementen om in gevallen dat de marge van 1% snel in zicht komt een groter deel van de niet bestede middelen mee te kunnen nemen naar het volgende jaar. Een nadeel aan het verhogen van het percentage is een groter risico om de in = uit taakstelling te realiseren.

Vraag 9

Betreft het bij de meevaller van 63 miljoen euro in de budgetdisciplinesector Zorg gelden die bedoeld waren voor het wegwerken van wachtlijsten? Konden deze niet tot besteding komen omdat het geclausuleerde gelden betrof?

Antwoord

Nee, de meevaller heeft geen betrekking op wachtlijstgelden. De aanpak van wachtlijsten verloopt niet via de begroting, maar is premiegefinancierd.

De meevaller bij het begrotingsgefinancierde deel van de zorg is voornamelijk opgetreden bij volksgezondheidsbeleid. Het betreft daarbij vooral vertraging in projecten (zie ook het antwoord op vraag 17), een lagere liquiditeitsbehoefte van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en het stopzetten van een epidemiologisch onderzoek.

Vraag 10

Kunnen in het vervolg de budgettaire kerngegevens uit tabel 1.1 op dezelfde wijze worden gepresenteerd als in de voorlopige rekening 2000, dus inclusief de opbouw sinds ontwerpbegroting, zodat ook inzicht ontstaat in de ontwikkeling van de raming over 2001?

Antwoord

In het vervolg zullen de budgettaire kerngegevens in de Voorlopige Rekening op eenzelfde manier worden weergegeven als in het Financieel Jaarverslag.

Budgettaire Kerngegevens in miljoenen euro's (minteken betekent uitgaven)

OB2001
VR2001
Verschil


1. Netto uitgaven onder het kader RBG-eng

-85005

-86385

-1380



2. Netto begrotingsgefinancierde uitgaven SZA

-13542

-13383

159



3. Netto begrotingsgefinancierde uitgaven Zorg
-831

-1031

-200



4. Netto uitgaven niet relevant voor enig kader.
-2338

-4673

-2335



5. Netto uitgaven wel relevant voor RBG-eng maar niet voor saldo
-138

-200

-62



6. Netto begrotingsgefinancierde uitgaven (6=1+2+3+4+5)
-101854

-105717

-3863



7. Belastingen

103163

102230

-933



8. Uitgavenreserve

-113
0

113



9. Overig

390

2930

-2540



10. EMU-saldo Centrale Overheid (10=6+7+8+9)

1586

-557

-2143













11. EMU-saldo Lokale Overheid

862

849

-13













12. EMU-saldo Sociale Fondsen

514

507

-7













13. EMU-saldo (=10+11+12)

2961

799

-2162


Idem, in % BBP
0,7%
0,2%

-0,5%

EMU-schuld (in miljarden euro's)

226,6

225,9

-0,7

Idem, in % BBP

52%

53%

1%












BBP (in miljarden euro's)

432

425

-7
















Uitgaventoetsing RBG-eng in miljoenen euro's (minteken betekent onderschrijding)

OB2001
VR2001
Verschil


1. Uitgavenkader in lopende prijzen

84356

85594

1238



2. Netto-uitgaven onder het uitgavenkader

85005

86385

1380



3. Over-/onderschrijding (3=2-1)

649

791

142












Uitgaventoetsing SZA in miljoenen euro's (minteken betekent onderschrijding)

OB2001
VR2001
Verschil


1. Uitgavenkader in lopende prijzen

51797

52364

567



2. Netto-uitgaven onder het uitgavenkader

50466

50421

-45


w.v. netto-begrotingsgefinancierd

13542

13383

-159


w.v. netto-premiegefinancierd

36923

37038

115



3. Over-/onderschrijding (3=2-1)

-1331

-1943

-612












Uitgaventoetsing Zorg in miljoenen euro's (minteken betekent onderschrijding)

OB2001
VR2001
Verschil


1. Uitgavenkader in lopende prijzen

28291

28628

337



2. Netto-uitgaven onder het uitgavenkader

28981

29496

515


w.v. netto-begrotingsgefinancierd

831

1031

200


w.v. netto-premiegefinancierd

32868

33267

399


w.v. particulier gefinancierd

-4718

-4802

-84



3. Over-/onderschrijding (3=2-1)

690

868

178












Macrovariabelen

OB2001
VR2001
Verschil

BBP (in miljarden euro's)

432

425

-7


Volume BBP

4%

1,1%

-3%


Prijs BBP

3¾%

4,7%

+1%


Contractlonen

3½%

4¼%

+¾%

Consumentenprijsindex (CPI)

3½%

4,5%

+1%


Lange rente

5¾%
4,7%

-1%


Werkloosheid (in dzd.)

230

280

+50


Dollarkoers

1,00
0,90

-0,10

Olie (in$)

24

24¾

+¾%

Vraag 11

Is de meevaller bij de EU-afdrachten structureel van aard?

Antwoord

De meevaller van per saldo circa 240 mln euro is niet structureel van aard. Voor het grootste deel (ruim 200 mln) is de meevaller te verklaren door lagere importen en een afgenomen economische groei in 2001, waardoor minder aan invoerrechten en BTW aan de EU is afgedragen.

Vraag 12

Was er ten tijde van de Najaarsnota nog onvoldoende inzicht in de economische ontwikkeling en de daaruit voortvloeiende EU-afdrachten in 2001 om dit aan de kamer te melden. Zo ja, waarom?

Antwoord

De ramingen van de afdrachten worden gebaseerd op de officiële publicaties van macro-economische gegevens van het CPB en van de Europese Commissie. Bij de raming van het lopende jaar, c.q. 2001, wordt ten behoeve van het uitvoeringsbeeld 2001 in de Miljoenennota 2002 gebruik gemaakt van de gegevens uit de Macro Economische Verkenningen van het CPB. Ten tijde van de Najaarsnota 2001 waren er geen recentere officiële publicaties van CPB en/of Commissie beschikbaar op basis waarvan een actualisatie van de raming gemaakt kon worden. In de Voorlopige Rekening zijn de uiteindelijke realisaties gemeld.

Vraag 13

Hoe kan de meevaller bij de EU-afdrachten als gevolg van de lagere BTW-grondslag verklaard worden?

Antwoord

De BTW-afdracht wordt bepaald door een uniform percentage van de BTW-grondslag van de lidstaat te nemen. De in aanmerking te nemen grondslag van een lidstaat mag niet meer bedragen dan 1% van het BNP (de zogenaamde 'aftopwaarde'). De laatste maanden van 2001 is door een verder afgezwakte economische activiteit zowel de Nederlandse BTW-grondslag als de aftopwaarde gedaald.

Dit heeft geresulteerd in een daling van de Nederlandse BTW-afdracht in 2001 ten opzicht van de raming in de Miljoenennota 2002.

Vraag 14

Hoe kan de meevaller bij Nationale Schuld verklaard worden, mede in het licht van de juist tegenvallende schuldquote?

Antwoord

Per saldo doet zich op de begroting IX-A een meevaller voor. Hierbij worden de hogere rente-uitgaven die samengaan met de hogere bruto-schuldquote, ruimschoots gecompenseerd door hogere renteontvangsten. Voor een toelichting op de aard van de meevallende ontvangsten zij verwezen naar het antwoord op vraag 23.

Vraag 15

In welke orde van grootte liggen de tegenvallers die zich thans bij de zorginstellingen manifesteren?

Antwoord

In de voorlopige rekening is rekening gehouden met een tegenvaller bij de bevoorschotting van de zorginstellingen van 0,1 mld euro.

Vraag 16

Kan worden uiteengezet waarom in de Voorlopige Rekening de meest recente inzichten in alle budgetdisciplinesectoren aan de Tweede Kamer worden gemeld, behalve de ontwikkeling in het premiegefinancierde deel van de zorg

Antwoord

In de Voorlopige Rekening is voor alle sectoren alle betrouwbare informatie verwerkt die op dat moment beschikbaar was. Informatie die op dat moment niet betrouwbaar was dient eerst te worden geverifieerd en geanalyseerd. In het Financieel Jaarverslag zal zowel voor de premiegefinancierde zorg als voor de premiegefinancierde sociale zekerheid een meer definitief beeld worden opgesteld.

Vraag 17

Kan meer specifiek worden aangegeven bij welke projecten in het kader van het volksgezondheidsbeleid welke bedragen minder zijn besteed dan geraamd en wat hiervan de oorzaak is?

Antwoord

Ja. De volgende projecten zijn te noemen:

Voor een project op het gebied van euthanasie is lang rekening gehouden met een bijdrage aan het CBS. Het bedrag dat het CBS uiteindelijk vroeg lag ¤0,3 mln lager dan geraamd.

Bij projecten van de Orde Medische Specialisten (OMS) is ¤0,9 mln minder uitgegeven dan geraamd, als gevolg van vertraging in de opstart van projecten. Het project loopt nog, de kosten komen ten laste van 2002.

Bij diverse projecten op het gebied van de eerstelijns gezondheidszorg (de zgn. Diaboloprojecten) is vertraging opgetreden, waardoor 0,2 mln niet tot besteding is gekomen in 2001. De kosten van de inmiddels 18 projecten komen ten laste van 2002.

Het project Beleidsplan van het Patiëntenfonds is niet doorgegaan. Bovendien werd voor de evaluatie van de Wet bloedvoorziening geen betaling verricht. Dit zorgde tezamen voor een onderuitputting van 0,8 mln.

Als gevolg van personele problemen werd het project "Verslavingszorg herijkt" in Limburg, waarvoor 0,3 mln was geraamd, niet gestart.

Vraag 18

Wat zijn de oorzaken dat ziekenfondsen in staat zijn geweest om in 2001 een lagere nominale premie vast te stellen dan was voorzien? Hoe valt de tegenvaller van 0,23 miljard euro te verklaren?

Antwoord

De hoogte van de nominale premies wordt bepaald door de individuele ziekenfondsen en niet door de overheid. Ziekenfondsen laten bij de bepaling van de hoogte van de nominale premie hun inschatting meewegen van de uitgaven, inkomsten en reservepositie. In 2001 is de wet maximering reserves in werking getreden. De lagere vaststelling van de nominale premies en daarmee de tegenvaller van ¤ 0,23 miljard valt waarschijnlijk deels toe te rekenen aan de inwerkingtreding van deze wet.

Vraag 19

Hoe kan de hogere gemiddelde WAO-uitkering verklaard worden in het licht van het juist lagere WAO-volume?

Antwoord

Nieuwe WAO-uitkeringen zijn gebaseerd op het laatstverdiende loon. Bij een hoger dan verwachte ontwikkeling van de contractlonen en de incidentele looncomponent resulteert ook een uitkeringsniveau dat hoger is dan verwacht. Voor bestaande WAO-uitkeringen geldt dat ze min of meer gelijk oplopen met de contractloonontwikkeling. Bij een hoger dan verwachte contractloonontwikkeling zal voor die bestaande gevallen dus ook een hoger dan verwacht gemiddeld uitkeringsniveau ontstaan.

Vraag 20

Kan al een (bijna) definitief beeld worden gegeven over de ruilvoet-ontwikkeling in 2001 en over de periode 1999-2001 cumulatief?

Antwoord

In de onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de ruilvoetontwikkeling in deze kabinetsperiode.


Zie het origineel . Tabel ruilvoetontwikkeling (verschil tussen prijsontwikkeling collectieve uitgaven en pBBP)*

mld euro


1999

2000

2001

2002

1999-2000


Ruilvoet ontwikkeling RA


-1

1/2

1

1

2


Ruilvoet ontwikkeling huidig inzicht


- 3/4

1/2

2

1/2

2


verschil


1/4

- 1/4

3/4

- 3/4
0


* positief getal betekent ruilvoetwinst; als gevolg van afrondingsverschillen kan de som der delen afwijken van het totaal.
Over 2001 is er in vergelijking met het Regeerakkoord sprake van een ruilvoetwinst van ¾ miljard euro. Volledigheidshalve is ook het jaar 2002 opgenomen. Over 2002 is, in vergelijking met het Regeerakkoord, sprake van een ruilvoetverlies van ¾ miljard euro. Hiermee komt de ruilvoetontwikkeling over de gehele kabinetsperiode in vergelijking met het Regeerakkoord uit op 0. De ruilvoetontwikkeling naar huidig inzicht komt cumulatief uit op een winst van 2 miljard euro.

Vraag 21

Waar is de tegenvaller van 128 miljoen euro bij de heffings- en invorderingsrente aan te wijten?

Antwoord

De tegenvaller bestaat voor het grootste deel uit hogere uitgaven aan invorderingsrente. Deze zijn veroorzaakt door een aantal incidentele belastingteruggaven met een hoge rente-component. Daarbij gaat het veelal om teruggaven als gevolg van langlopende bezwaarprocedures die in 2001 zijn afgehandeld.

Vraag 22

Is inmiddels al bekend welk deel van de inkomstentegenvallers structureel is?

Antwoord

De overheidsinkomsten zijn ten opzichte van de Vermoedelijke Uitkomsten 2,29 miljard euro lager uitgevallen, waarvan 2,14 miljard euro structureel van aard is. Verder is sprake van een tijdelijk lagere opbrengst van 0,65 miljard euro en een incidenteel hogere opbrengst van 0,50 miljard euro.

Vraag 23

Waarom zijn de meevallende rente-opbrengsten op verstrekte leningen niet al in de Najaarsnota verwerkt?

Antwoord

De meevallende rente-opbrengsten hebben voornamelijk betrekking op de leningen die in het kader van de leen- en depositofaciliteit agentschappen aan de Rijksgebouwendienst (RGD) verstrekt worden. De begrotingstechnische verwerking van de te verrekenen rente vindt pas plaats als het definitieve beroep op de leenfaciliteit door de RGD in convenanten is vastgelegd, wat eind 2001 plaatsgevonden heeft. Daardoor zijn de hogere rente-opbrengsten niet eerder verwerkt dan bij Voorlopige Rekening. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de meerjarige doorwerking van de hogere rente-opbrengsten van deze convenanten is opgenomen in de Voorjaarsnota 2002.

Vraag 24

Wat zijn de budgettaire consequenties voor het komende jaar van het feit dat van de 2,29 miljard euro tegenvallende belastinginkomsten 2,13 miljard structureel is?

Antwoord

Van de tegenvallende inkomsten van 2,29 miljard euro is 1,07 miljard euro toe te rekenen aan tegenvallende belastinginkomsten. Hiervan is 0,92 miljard euro structureel, hetgeen inhoudt dat de basis voor de raming van de belastinginkomsten van 2002 0,92 miljard euro neerwaarts wordt bijgesteld.

Voor de budgettaire consequenties zijn echter ook tijdelijke mee- en tegenvallers relevant. Er is sprake van een tijdelijke tegenvaller van 0,65 miljard euro in 2001. Dit leidt tot een opwaartse ramingsbijstelling van 0,65 miljard euro in 2002. Per saldo leiden de realisaties van 2001 tot een neerwaartse ramingsbijstelling van de belastingontvangsten in 2002 van 0,27 miljard euro.

Vraag 25

Wat zijn de oorzaken van het uitblijven van de bij de Najaarsnota verwachte stijging van de belastinginkomsten, terwijl al wel rekening werd gehouden met een daling van de premie-inkomsten? Heeft dit gevolgen voor het ramingsmoment in de toekomst?

Antwoord

Ten opzichte van de raming bij Najaarsnota zijn de belastinginkomsten 1,31 miljard euro lager uitgekomen, voornamelijk veroorzaakt door de omzetbelasting (-0,51 mld euro), vennootschapsbelasting (-0,58 mld euro) en successierechten (-0,17 mld euro). Bij deze belastingsoorten is pas na de raming bij Najaarsnota duidelijk geworden dat de opbrengst lager zou uitvallen. Bij de omzetbelasting is sprake van een verschuiving tussen de maanden december en januari, bij de vennootschapsbelasting werd in december duidelijk dat met name de winsten over 2001 lager waren dan verwacht en bij de successierechten begon in december het inlopen van de opgelopen achterstand als gevolg van reorganisatie, maar bleek deze achterstand niet in zijn geheel in 2001 ingelopen te kunnen worden. Bovenstaande heeft geen gevolgen voor het ramingsmoment in de toekomst.

Vraag 26

Moet volgens de Europese regels het EMU-saldo in- of exclusief afkoop DSM worden gepresenteerd, en wat is voor de schuldpositie relevant?

Antwoord

Op basis van de Europese regels van het ESR dient de afkoop winstrechten DSM te worden geregistreerd als een zogenoemde kapitaaloverdracht, die meetelt in de berekening van het EMU-saldo. De afkoop maakt dus onderdeel uit van het EMU-saldo en beïnvloedt als zodanig mede de EMU-schuld. In het antwoord op vraag 28 worden andere factoren genoemd (behalve het EMU-saldo) die de schuldontwikkeling in 2001 hebben bepaald. Vraag 27

Uit welke componenten is het vorderingssaldo Lokale overheid opgebouwd?

Antwoord

Het EMU-saldo van de lokale overheid omvat de uitgaven en ontvangsten van de gemeenten, provincies, waterschappen, gemeenschappelijke regelingen en instellingen zonder winstoogmerk opererend op lokaal niveau. De instellingen zonder winstoogmerk opererend op lokaal niveau omvatten onder meer de politieregio's. Het EMU-saldo van de lokale overheid omvat niet alle uitgaven en ontvangsten. De zogenoemde financiële transacties zijn uitgezonderd voor de berekening van het EMU-saldo conform de regels van het Verdrag van Maastricht. Voorbeelden van financiële transacties zijn aan- en verkopen van deelnemingen en kredietverstrekkingen. Voorts worden de uitgaven en ontvangsten niet op kasbasis maar op transactiebasis geregistreerd.

Vraag 28

Welke factoren spelen naast het verslechterde EMU-saldo bij de stijging van de Nationale Schuld?

Antwoord

De EMU-schuld is van 2000 naar 2001 in nominale bedragen uitgedrukt toegenomen met 1,3 miljard euro. De toename van de EMU-schuld is de resultante van verschillende schuldverhogende en schuldverlagende factoren. Het EMU-saldo bedroeg in 2001 0,9 miljard gulden positief en is als zodanig in 2001 een van de schuldverlagende factoren. Andere factoren, te weten financiële transacties en kastransactieverschillen hebben samen een schuldverhogend effect van 2,2 miljard euro in 2001. De categorie financiële transacties en kastransactieverschillen laat bij nadere beschouwing een gemêleerd beeld zien qua bijdrage aan de schuldverhoging.

De subcategorie financiële transacties van het Rijk in 2001 heeft per saldo een schuldverhogend effect van 2,7 miljard euro. De belangrijkste individuele financiële transacties bij het Rijk in 2001 met een schuldverhogend effect betroffen de aankoop van Tennet (0,8 miljard euro) en de aankoop van aandelen KPN (1,7 miljard euro). De subcategorie kastransactieverschillen bij het Rijk heeft in 2001 een schuldverhogend effect van 2,0 miljard euro. Het betrof met name de kastransactieverschillen bij de rente en belastingen. De financiële transacties en kastransactieverschillen bij de overige sectoren van de overheid hadden per saldo een schuldverlagend effect van 1,0 miljard euro. De post overig tenslotte had een schuldverlagend effect van 1,6 miljard euro. De post overig betrof in 2001 de mutatie van de derdenrekeningen in de schatkist.

Het bovenstaande is in de onderstaande tabel weergegeven.


Zie het origineel . Tabel nominale ontwikkeling EMU-schuld 2001;

In miljarden euro's


1. EMU-schuld ultimo 2000

224,7



2. EMU-saldo 2001

-0,9


3. Financiële transacties en kastransactiecorrecties

wv financiële transacties rijk
wv kastransactiesverschillen rijk
wv financiële transacties en kastransactie verschillen overige overheid wv overig

2,2



2,8



2,0



-1,0







-1,6



4. EMU-schuld ultimo 2001

225,9












Vraag 29

Kan uit de lagere opbrengsten omzetbelasting worden geconcludeerd dat er aan het einde van 2001 toch minder is besteed door de Nederlandse huishoudens?

Antwoord

Ten opzichte van de Najaarsnota is de omzetbelasting 0,51 miljard euro lager uitgekomen. Hiervan is 0,2 miljard euro in januari 2002 alsnog binnengekomen. Het overige verschil is toe te schrijven aan de lager dan geraamde particuliere consumptie. Het volume van de particuliere consumptie is uitgekomen op 1,25%, terwijl bij Najaarsnota werd uitgegaan van 1,50%.

Vraag 30

Waarom is er ondanks het feit dat de dividenduitkeringen van beursgenoteerde bedrijven relatief bescheiden is geweest, toch nog sprake van relatief grote meevallers bij de geraamde dividendbelasting? Kan inzicht worden gegeven in dit ramingsmoment?

Kan verder worden ingegaan op de recente ontwikkelingen en de conclusie dat de geconstateerde hogere dividenduitkeringen structureel van aard zullen zijn?

Antwoord

De dividenduitkeringen van beursgenoteerde bedrijven zijn relatief bescheiden in vergelijking met de spectaculaire winstontwikkeling: de totale dividenduitkering van beursgenoteerde bedrijven is in 2001 met 17% gestegen hetgeen relatief bescheiden is in vergelijking met de winstontwikkeling in 2000 van 76%. De dividenduitkering betrekking hebbend op het jaar 2000 zijn voor een belangrijk deel in 2001 betaalbaar gesteld.

In hoeverre recente ontwikkelingen van invloed zijn op de raming van de opbrengst voor 2002 zal worden gemeld in de Miljoenennota.

Vraag 31

Waarom wordt het effect van de aflossing van de privé-schulden via dividend incidenteel verondersteld, en het vergelijkbaar effect van overheveling van vermogen naar privé via dividend voornamelijk structureel van karakter?

Antwoord

Het aflossen van schulden of het overhevelen van bestaand vermogen is éénmalig (en dus incidenteel), omdat het per definitie om een eindige hoeveelheid gaat.

In de Voorlopige Rekening (p. 22) wordt aangegeven dat bij het overhevelen van bestaand vermogen naar privé via dividenduitkeringen er eveneens sprake is van een incidenteel hoge dividendbelasting. De verwachting is echter dat dit proces nog niet is afgerond en zich nog een aantal jaar, zij het in mindere mate, zal voordoen. Voor zover het betreft het overhevelen van winsten (nieuw vermogen), die niet nodig zijn voor de activiteiten in de onderneming, is sprake van een structureel effect.

Vraag 32

Hoe verhoudt de aanname bij de raming voor de overdrachtsbelasting dat de huizenprijzen in 2001 niet reëel zouden stijgen zich tot de ontwikkeling van de huizenprijzen in de afgelopen jaren? Is er hier sprake van een structurele veronderstelling?

Antwoord

Ieder jaar wordt er bij Ontwerpbegroting vanuit gegaan dat de huizenprijzen min of meer toenemen met de inflatie of te wel reëel constant zullen blijven. Op het moment dat meer bekend is over de werkelijke prijsontwikkeling wordt de raming hiervoor bijgesteld. De NVM maakt wel kwartaalcijfers bekend, maar is heel voorzichtig in het doen van uitspraken over de verwachte prijsontwikkeling. De laatste jaren was sprake van een reële stijging van de huizenprijzen.

Vraag 33

Kan een nadere toelichting worden gegeven van de achterliggende oorzaken van de tegenvaller bij de belasting op milieugrondslag?

Antwoord

Ten opzichte van de raming bij Vermoedelijke Uitkomsten valt de belasting op een milieugrondslag 0,11 miljard euro lager uit. Deze onderschrijding wordt voor 0,10 miljard euro veroorzaakt door de brandstoffenheffing. Dit is toe te schrijven aan een autonome wijziging. Een onderdeel van de brandstofheffing vormt de belasting op elektriciteitsopwekking . Bij deze belasting was in 2001 sprake van een omvorming van een input- naar een outputbelasting, hetgeen inhoudt dat elektriciteitscentrales werden vrijgesteld van brandstoffenbelasting. Hierdoor was sprake van een verschuiving tussen de brandstoffenheffing en de Regulerende Energiebelasting. De raming van de brandstofheffing was hiervoor echter nog niet aangepast.

Vraag 34

Hoelang zal het duren om de achterstand die tussen maart en november 2001 is opgelopen bij de Belastingdienst Registratie & Successie in te lopen?

Antwoord

Deze achterstand zal geleidelijk in 2002 worden ingelopen.

Vraag 35

Kan per begroting worden aangegeven op welke beleidsterreinen middelen zijn overgebleven en kan daarbij worden aangeven welke consequenties dat heeft.

Antwoord

Voor de onderuitputting 2001 per begroting verwijs ik naar het antwoord bij vraag 6 en 36.

Bij Justitie is de meevaller een saldo van lagere uitgaven door het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers, hogere ontvangsten uit boeten en transacties een tegenvallende ODA bijdrage. De tegenvaller bij Onderwijs is onder meer het gevolg van hogere uitgaven aan primair onderwijs en studiefinanciering. Bij Financiën is er minder gebruik gemaakt van anticiperende aankopen waardoor het hiervoor gereserveerde bedrag aanzienlijk is verlaagd. Op de begroting van Defensie zijn de EVDB middelen niet meer tot besteding gekomen. De uitwerkingsplannen zijn nog in voorbereiding en daarom worden de uitgaven pas in latere jaren gedaan. Verder geldt dat op de begrotingen onderuitputting is opgebouwd uit diverse kleine bedragen op een veelheid van beleidsterreinen.

Daar waar sprake was van een onderuitputting loopt het grootste gedeelte mee via de reguliere eindejaarsmarge naar dit begrotingsjaar. In die gevallen waar dat niet het geval was heeft een ontoereikende eindejaarsmarge geen gevolgen voor de bovengenoemde beleidsterreinen.

Overigens geldt dat de Verticale Toelichting bij de Voorlopige Rekening 2001 per begroting de ontwikkeling van de uitgaven weergeeft vanaf de stand Najaarsnota. Wanneer er op een begroting sprake is van een meevaller dan wel als er is omgebogen, wordt dat afzonderlijk zichtbaar. De mutaties worden vanaf de ondergrens van 10 miljoen euro en voor de technische mutaties vanaf 20 miljoen euro afzonderlijk op hoofdlijnen toegelicht. Voor een totaaloverzicht over het begrotingsjaar 2001 verwijs ik naar de Verticale Toelichting bij het Financieel Jaarverslag van het Rijk waarbij op hoofdlijnen de ontwikkeling van de uitgaven zichtbaar en toegelicht wordt. Ook de departementale suppletore wetten en de slotwetten bevatten de relevante toelichtingen zowel wat betreft de oorzaak van de mutatie als wat de consequenties zijn van het onbesteed blijven van middelen.

Vraag 36

Kan een overzicht worden gegeven van de jaren 1998-2002 inzake de (volledige) benutting van de eindejaarsmarge door de verschillende departementen?

Antwoord

Zie vraag 6.

Vraag 37

Kan een overzicht gegeven worden van de rijksbrede uitgaven aan asiel in het jaar 2001? Kan aan de hand van de realisaties aangegeven worden of er bij de VJN een financiële mee- of tegenvaller zal optreden?

Antwoord

Directe kosten asiel 2001 (tot moment statusverlening; x 1 mln)

Realisatie:


2001


Justitie
Euro's

Bijdrage IND

306


Opvang asielzoekers

1099


Ama's

136


Tolken

24


Vreemdelingenkamers

45


Rechtsbijstand

47








BZK

Politie (azc's)

86


VVTV

70








Raad van State

Bezwaar en beroep

8








OCW

Onderwijs asielopvang

65








Defensie

KMAR

97








Buiza

Ambtsberichten

10








Totaal

1994














Op basis van de realisaties kan geen uitspraak over mee- of tegenvallers bij de VJN worden gebaseerd, omdat dan aan de hand van nieuwe instroom-, uitstroom- en keten-productiecijfers een nieuw beeld zal worden opgesteld.

Vraag 38

Hoe groot was de geraamde uitsroom van asielzoekers uit de opvang en wat was de gerealiseerde uitstroom uit de opvang? Hoeveel bedraagt de tegenvaller als gevolg van de achterblijvende uitstroom precies?

Antwoord

De geraamde uitstroom van asielzoekers uit de opvang was voor de begroting 2001 gesteld op 45900. Door de grote achterstanden van asielzaken die nog onder de oude wet vallen en de langere aanlooptijd die de nieuwe vreemdelingen wet nodig heeft, zijn er in 2001 in totaal 20085 asielzoekers uitgestroomd. Een exacte berekening van de tegenvaller die hierdoor wordt veroorzaakt is niet te maken, omdat niet kan worden vastgesteld hoeveel eerder of later deze mensen zijn uitgestroomd. Ondanks deze volume tegenvaller, heeft het COA per saldo toch een meevaller laten zien, omdat de instroom lager was, de bezettingsgraad in de centra hoger was en er in meer gevallen met goedkopere vormen van opvang kon worden gewerkt.

Vraag 39

Kan nader worden toegelicht waarom de vertragingen van de verzelfstandiging van de vervoerbedrijven langzamer is verlopen dan voorzien en waarom dit vervolgens tot minder uitgaven zou leiden in 2001 dan voorzien?

Antwoord

Bij voorlopige rekening blijken minder middelen te zijn uitgegeven als bijdragen aan het openbaar vervoer dan voorzien. Dit heeft een drietal oorzaken: (1) de OV-groei is in de tweede helft van 1999 en de eerste helft van 2000 achter gebleven bij de verwachting (deze tijdvakken vormen de basis voor de berekening van de bekostiging); (2) de ramingen voor de afkoop van kapitaallasten zijn naar beneden bijgesteld en (3) de verzelfstandiging van de GVB's is langzamer verlopen dan voorzien.

De oorzaak van de vertraging van de verzelfstandiging van de GVB's is met name gelegen in lokale procedures en besluitvorming (zie onder andere referendum Amsterdam). Voor enkele GVB's geldt dat verzelfstandiging slechts mogelijk is na verbetering van de solvabiliteitspositie. Dit proces wordt vanuit het rijk bevorderd door tijdelijke deelname in het aandelenkapitaal van een GVB; hiervoor is een participatiefonds opgericht. Zo kan het zijn dat er door vertraging in de verzelfstandiging dus minder uitgaven zijn.

Vraag 40

Kan van de mutaties op het Infrastructuurfonds die gemeld worden in de Voorlopige Rekening aangegeven worden in welke mate de oorzaken ervan liggen in de laatste maanden van het jaar en in hoeverre de vermelde mee- en tegenvallers nog niet voorzien konden worden bij de vaststelling van de 2e suppletore wet?

Antwoord

De Voorlopige Rekening geeft inzicht in de meest recente gegevens over de uitgaven en ontvangsten sinds de 2e suppletore wet. Van een aantal van de mutaties bij Voorlopige Rekening was de oorzaak al bekend en opgenomen in de 2e suppletore wet. Dit betreffen de mutaties bij de Betuwe Route, de HSL-Zuid en onderhoud vaarwegen. Dat de oorzaak van een vertraging of versnelling van een project bekend is, wil echter niet zeggen dat vooraf de omvang van de mutatie exact bekend is. Het gaat hier derhalve om bijstellingen daarop.

Vraag 41

Bij het variabel onderhoud doet zich een meevaller voor van ¤ 60,7 mln en bij onderhoud een meevaller van ¤ 53,2 mln. Kan worden toegelicht wat variabel onderhoud is en wat de oorzaken zijn dat in 2001 hier ruim ¤ 60 miljoen meer aan is uitgegeven dan is geraamd?

Antwoord

De post variabel onderhoud betreft de rijkswegen. Hier doet zich geen meevaller voor maar is er sprake van een versnelling in de onderhoudswerkzaamheden. Hetzelfde geldt voor onderhoud waterbeheer en vaarwegen.

Om te komen tot een betere onderbouwing van het instandhoudingsbudget wordt onderscheid gemaakt tussen > en > onderhoud. Vast onderhoud betreft de werkzaamheden met een cyclisch karakter; bijvoorbeeld herstel van schade aan verlichting, vervanging en onderhoud van bewegwijzering, het maaien van bermen etc. De frequentie van de werkzaamheden varieert van enkele keren per jaar tot eens in de vier jaar. Variabel onderhoud betreft de voorzienbare werkzaamheden aan verhardingen en kunstwerken, over het algemeen groot onderhoud (ondermeer bruggen, tunnel, viaducten).

JTen aanzien van het variabel onderhoud zijn onderhoudswerkzaamheden die volgens het programma voor de komende tijd gepland stonden, versneld uitgevoerd. Hierdoor zijn meer uitgaven gedaan dan geraamd.

Vraag 42

Kan de terugbetaling van ¤ 20,9 mln voor de Schipholtunnel nader worden toegelicht?

Antwoord

De ontvangst met betrekking tot de Schipholtunnel betreft de terugbetaling voortvloeiend uit de beslissing op het bezwaarschrift railinfrastructuur Schipholtunnel. Bij Voorjaarsnota 2002 valt dit bedrag vrij ten behoeve van de algemene middelen.

Vraag 43

Kan worden ingegaan op de systematiek van de afdrachten aan Brussel en worden aangegeven op welke momenten in het jaar en op basis van welke macro-economische gegevens deze berekend worden?

Antwoord

Voor een beschrijving van de systematiek van de afdrachten aan Brussel wordt verwezen naar de begroting 2002 van Buitenlandse Zaken (bladzijden 70 en 71).

De afdrachtenraming (jaar t) wordt gebaseerd op de macro-economische gegeven uit de Macro Economische Verkenningen (MEV, jaar t-1) van het CPB en op het voorontwerp van de begroting van de EU (jaar t) en wordt in de Miljoenennota (jaar t) opgenomen. In de Voorjaarsnota (jaar t) wordt de raming aangepast aan de in december vastgestelde definitieve begroting van de EU (jaar t) en geactualiseerd op basis van het Centraal Economisch Plan (jaar t-1) van het CPB. In het uitvoeringsbeeld van jaar t in de Miljoenennota (jaar t+1) wordt de raming geactualiseerd aan de hand van de macro-economische variabelen van de MEV (jaar t) en van informatie van de Europese Commissie. In de Voorlopige Rekening over t wordt de uiteindelijke realisatie opgenomen.