Sociaal-Economische Raad
SER-COMMISSIE POSITIEF OVER VOORSTEL VOOR EUROPESE COÖPERATIE
8 mei 2002 -
Het EU-voorstel voor een Europese Coöperatie sluit aan bij de
bestaande wetgeving en praktijk van Nederlandse coöperaties. De
ontwerpverordening van de Europese Commissie voor de nieuwe rechtsvorm
Europese Coöperatieve Vennootschap (ECV) laat voldoende ruimte voor de
Nederlandse situatie. De ECV is als nieuwe rechtsvorm naast de
bestaande coöperatieve vereniging goed in te passen in het Nederlandse
recht. De ECV biedt goede mogelijkheden om internationale samenwerking
van coöperaties te vergemakkelijken.
Dat staat in een advies dat de commissie Arbeid, Onderneming en
Medezeggenschap onder voorzitterschap van prof. mr. P.F. van der
Heijden op 8 mei 2002 namens de SER heeft uitgebracht. De minister van
Justitie had de SER om advies gevraagd met het oog op de verdere
besluitvorming in de Raad van Ministers van de Europese Unie. De
adviesaanvraag spitste zich toe op drie vraagpunten:
het stemrecht van leden die gebruiker zijn van de Europese
Coöperatie en van leden die geen gebruiker zijn van een coöperatie
maar een financiële bijdrage leveren;
de bijzonderheid dat de bestaande coöperatie naar Nederlands
recht geen vennootschap op aandelen is;
de eisen voor instelling van een deelnemers- of ledenraad.
De SER-commissie heeft zich beperkt tot beantwoording van deze drie
vragen.
Zij ziet er geen bezwaar in dat sommige leden uitsluitend een
financiële bijdrage leveren aan de ECV en op grond daarvan stemrecht
hebben. In navolging van de regeling voor de Nederlandse coöperatie
zou het ook mogelijk moeten zijn stemrecht te verlenen aan
kapitaalverschaffende niet-leden. Voor elk van beide groepen
(kapitaalverschaffende leden en kapitaalverschaffende niet-leden) zou
als maximum kunnen gelden dat het aantal stemmen beperkt blijft tot 25
procent van het ter vergadering uitgebrachte aantal stemmen.
Verder meent de commissie dat de ontwerpverordening wat de oprichting
van een ECV betreft voldoende rekening houdt met het feit dat de
Nederlandse coöperatie geen vennootschap op aandelen is.
Daarnaast is de commissie het eens met de visie van de Nationale
Coöperatieve Raad dat de praktijk veel belang hecht aan de
mogelijkheid van besluitvorming van leden via een ledenraad. Zij acht
het niet wenselijk dat daaraan allerlei eisen worden gesteld zoals nu
in de ontwerpverordening wordt voorgesteld. Volstaan kan worden met de
bepaling dat de instelling van een ledenraad mogelijk is als de
statuten de instelling toestaan. De commissie vindt het van wezenlijk
belang dat de leden van de ledenraad kunnen stemmen zonder last of
ruggespraak.
Tenslotte signaleert de commissie dat de ontwerpverordening
onlosmakelijk is verbonden met de ontwerprichtlijn over de
medezeggenschap van de werknemers in de ECV. Die ontwerprichtlijn is
nu niet ter advisering voorgelegd. De commissie gaat ervan uit dat
voor de implementatie van de Verordening en de Richtlijn te zijner
tijd
advies wordt gevraagd aan de SER.