---

Brieven aan de Kamer
---

Uitbesteding DTO

08-05-2002

Op 2 april 2002 hebt u mij verzocht u te informeren over de voortgang van de uitbesteding van DTO. In mijn brief van 10 oktober 2001 (TK, 2001-2002, 28044 nr. 1) en tijdens het algemeen overleg met uw commissie van 11 december 2001 heb ik uiteengezet dat de voorbereiding van de uitbesteding van DTO bestaat uit enerzijds de herinrichting van Defensie tot een volwaardige klant op de ICT-markt en anderzijds de uitbesteding van DTO als zodanig. Wat dit laatste betreft heb ik nog geen besluit genomen over de uitbesteding van het beheer van Nafin. Ik heb geconstateerd dat de vraagstukken inzake de uitbesteding van het Nafin-beheer in het bijzonder de beveiliging - zeer complex zijn. Sinds 11 december 2001 is bovendien duidelijk geworden dat de verwevenheid van DTO en het Nafin-beheer zeer complex is. Ik heb daarom besloten dat de complexiteit van de gevolgen van een eventuele ontkoppeling eerst in al haar facetten in kaart moet worden gebracht, voordat hierover een besluit mogelijk is. Een dergelijke inventarisatie zal in de komende maanden worden afgerond. Gegeven de verstrekkendheid van het te nemen besluit ben ik van mening dat ik dit moet overlaten aan mijn missionaire opvolger. Gedurende mijn demissionaire periode zal ik er voor zorgen dat het desbetreffende dossier gereed wordt gemaakt voor besluitvorming. Feitelijk betekent dit dat de eventuele uitbesteding van DTO niet eerder kan plaatsvinden dan in de loop van 2003.

Wat betreft de toerusting van Defensie als klant op de ICT-markt heb ik besloten tot de oprichting van een Defensie ICT-uitvoeringsorganisatie (DICTU). De taken hiervan zijn de verwerving van ICT-diensten, de vorming en het beheer van contracten, het relatiebeheer, het functioneel beheer en de uitvoering van defensiebrede projecten. De desbetreffende kennis en kunde is nu verspreid aanwezig binnen de defensieorganisatie en zal worden geconcentreerd en waar nodig aangevuld. De noodzaak hiertoe wordt mede ingegeven door het IV-beleidsplan dat uitgaat van een defensiebrede invulling van de onderscheiden IV-programmas. De ondersteuning van de uitvoering van deze programmas zal door de oprichting van de DICTU op een eenduidige wijze worden belegd. De DICTU dient begin 2003 operationeel te zijn. Tevens zal een IV-verandermanager worden aangesteld bij de directie Informatievoorziening en Organisatie ten einde dit complexe veranderingstraject in goede banen te leiden. Deze besluiten laten overigens onverlet dat de directie Informatievoorziening en Organisatie verantwoordelijk blijft voor het IV-beleid en de DTO voor de productie en levering van ICT-diensten. Over dit laatste heb ik u geïnformeerd in mijn brief over het IV-beleidsplan van 10 september 2001 (TK, 2001-2002, 27400 nr. 51X).

In laatstgenoemde brief ben ik ook uitvoerig ingegaan op de onderscheiden IV-programmas en de gefaseerde uitvoering ervan. Thans dienen zich bij de uitvoering hiervan bepaalde beperkingen aan. Deze zijn enerzijds budgettair van aard en anderzijds stelt het absorptievermogen van de organisatie grenzen aan wat kan worden gerealiseerd. Ik heb opdracht gegeven de fasering van de projecten nader te bezien. In de begroting voor 2003 zullen de gevolgen van een eventuele herijkte fasering worden opgenomen.

De staatssecretaris van Defensie,

H.A.L. van Hoof

Nieuws Ministerie van Defensie