Katholieke Universiteit Nijmegen

Oratie hoogleraar Voortplantingsgeneeskunde
Zorgvuldige afbakening werk voortplantingsgeneeskundigen Artsen hebben grenzen. In haar oratie behandelt de eerste (en enige) vrouwelijke hoogleraar voortplantingsgeneeskunde in Nederland, prof.dr. Didi Braat, twee van deze grensgebieden: dat van de voortplantingsgeneeskunde en dat van de beroepsgroep der medisch specialisten.

De grenzen van het werk van voortplantingsgeneeskundigen moeten zorgvuldig verkend en afgebakend worden, stelt zij. De andere grenzen, die van de beroepsgroep der medisch specialisten, zijn al grotendeels bereikt: ziekenhuizen en maatschappen zullen beperkingen moeten opheffen om het beroep zowel voor mannen als vrouwen aantrekkelijk te houden.

Grenzen van artsen
Heeft iedereen recht op een kind? Ook paren met een ernstige erfelijke afwijking? Ook mensen van wie de partner overleden is? Ook mannen van tachtig? Ook vrouwen van zestig?
Dit zijn vragen waar de voortplantingsdeskundige bijna dagelijks mee worstelt. Medisch-technisch kan er al heel veel. Er is IVF; er is ICSI, waarbij de zaadcel direct in de eicel gebracht wordt; er is eiceldonatie voor vrouwen die al op jonge leeftijd geen eicellen (meer) hebben; zaad en embryo's kunnen diepgevroren jarenlang bewaard worden. Maar alle behandelingen om de voortplanting een handje te helpen hebben risico's, zowel voor de vrouw als wellicht ook voor het kind.

Risico's van meerlingen
De grootste complicatie bij IVF vindt Braat het risico van een meerlingzwangerschap. Ouderparen vinden het dikwijls wel leuk om een tweeling of zelfs een drieling te krijgen. Maar Braat wijst in haar oratie op de gevaren en de kosten van een meerlingzwangerschap. Er is meer kans op hoge bloeddruk, zwangerschapsvergiftiging, vroeggeboorte, groeivertraging en aangeboren afwijkingen. Er komen bij meerlingen vaker neurologische aandoeningen en leerstoornissen voor. Uit follow-up onderzoek bij IVF-kinderen blijkt dat de meeste problemen toe te schrijven zijn aan het feit dat ze deel uitmaken van een meerling. Braat schat, dat de extra medische kosten van een tweeling na IVF, vergeleken met een eenling, zo'n 45.000 euro bedragen. Deze kosten worden bespaard als er bij IVF nog slechts één embryo teruggeplaatst wordt, in plaats van twee, zoals nu meestal het geval is. De opbrengst van deze besparing zou gebruikt kunnen worden om paren extra behandelingen met één embryo aan te bieden. Of deze extra belasting voor paren acceptabel is, moet nog nader onderzocht worden, zegt Braat.

Breed forum
Bij IVF blijkt soms, dat een vrouw die tegen de veertig loopt, onvoldoende of geen goede eicellen meer heeft. Het gebeurt steeds vaker dat vrouwen die dit overkomt, niet accepteren dat zij hun fysiologische grens bereikt hebben om nog kinderen te kunnen krijgen: zij vragen om eiceldonatie. Braat vindt dat de medicus zich hier terughoudend moet opstellen, omdat om de ene vrouw te helpen een andere, gezonde, vrouw moet worden belast met hormonale stimulatie en een punctie.
In alle gevallen moet het te verwekken kind, zijn veiligheid en zijn belang, eerste uitgangspunt zijn voor het handelen van de voortplantingsdeskundige, dat staat voor Braat als een paal boven water. Wat mag het, met hulp van de deskundige medicus verwekte, kind verwachten van het leven? En wie bepaalt dat? Beslist niet de artsen alléén, stelt Braat nadrukkelijk. Maatschappelijke en ethische grenzen moeten in een breed forum van ethici, psychologen, juristen, patiënten en artsen vastgesteld worden. Zij is blij met het initiatief van de minister van VWS om een Centrum voor Ethiek en Gezondheid in het leven te roepen. Zij wil daar graag de vragen die de deskundigheid van de voortplantingsarts te boven gaan, inbrengen.

Deeltijdartsen
Als enige vrouwelijke hoogleraar voortplantingsgeneeskunde en als enige vrouw aan het hoofd van een afdeling verloskunde/gynaecologie van een academisch ziekenhuis, geeft fulltime gynaecoloog en leidinggevende Didi Braat in haar oratie haar visie op de grenzen van het artsenberoep. Uit recent onderzoek blijkt, dat van de aankomend specialisten maar liefst 45 procent van de mannen en 80 procent van de vrouwen in deeltijd zou willen werken, als dat mogelijk was. Braat denkt dat dat inderdaad mogelijk is, zonder dat daardoor de betrokkenheid van de beroepsgroep afneemt. Als mannelijke en vrouwelijk artsen hun werk en hun privé-leven beter op elkaar kunnen afstemmen, zal dat hun motivatie en inzet alleen maar ten goede komen. Veel deeltijdwerkers zijn bereid om vijf dagen per week te werken, als ze maar de kans krijgen om hun kinderen naar school te brengen of op te halen, zegt zij. De diensten in een ziekenhuis zijn daarop in het geheel niet afgestemd. Braat is ervan overtuigd dat het hard nodig is dat ziekenhuizen en maatschappen de beperkingen opheffen, die deeltijdwerk voor arts-assistenten en artsen moeilijk, zo niet onmogelijk maken. Dan worden de opleiding en het beroep aantrekkelijker voor `werkende' moeders en `zorgende' vaders. De omvang van de uitstroom van artsen die het vak kortere of langere tijd na hun opleiding verlaten, is onbekend, maar er zijn signalen die erop wijzen dat deze uitstroom toeneemt. Het is niet onmogelijk dat dit samenhangt met de grote problemen die de combinatie van werk en gezin voor artsen met zich meebrengt. In deze tijd waarin het tekort aan artsen een groeiend maatschappelijk probleem vormt, is het beperken van deze uitstroom van groot belang, aldus Braat.

Eigenaar persbericht: PR en Voorlichting UMC St Radboud, Joke Groeneveld, tel. 024-3613528,
email: j.groeneveld@prv.azn.nl
Journalisten kunnen de volledige tekst van de oratie van mw.prof.dr. D.D.M. Braat aanvragen bij de afdeling PR en Voorlichting van het Universitair Medisch Centrum St Radboud.

1-5-2002



* Tekst verkorte rede prof. dr. Braat (pdf)