---

Brieven aan de Kamer
---

Stand van zaken privatisering Mechanisch Centrale Werkplaats

07-06-2002

Met deze brief reageer ik op uw verzoek (uw kenmerk 41-def-2002) u te informeren over de stand van zaken met betrekking tot de privatisering van de Mechanisch Centrale Werkplaats (MCW).

Voorgeschiedenis Op 31 maart 1998 (Kamerstuk 25 600 X, nr. 49) informeerde mijn ambtsvoorganger u met een A-brief over de behoefte aan infrastructurele verbeteringen bij de Mechanisch Centrale Werkplaats (MCW) te Leusden. Dit project had een financiële omvang van 82,6 miljoen (f 190 miljoen). In die brief stond dat de Koninklijke landmacht een eigen onderhoudscapaciteit nodig had om bij aanschaf van nieuw materieel een al te grote afhankelijkheid van de industrie te voorkomen, de instandhouding van het materieel te kunnen garanderen en een volwaardige bijdrage te kunnen blijven leveren aan de internationale materieelsamenwerking.

In 1999 werd het interdepartementale beleidsonderzoek (IBO) Uitbesteding ondersteunende eenheden Defensie voltooid. Hierover heeft de minister van Defensie u op 12 juli van dat jaar (Kamerstuk 26 678, nr. 1) geïnformeerd. Dit onderzoek wees uit dat Competitieve Dienstverlening (CDV) instrumenten biedt om de bedrijfsvoeringen van ondersteunende defensiediensten en van civiele bedrijven aan elkaar te kunnen toetsen. Deze zogenaamde concurrentiestelling kan en moet leiden tot budgettaire voordelen voor Defensie. Het onderzoek stelde tevens dat CDV voor een civiel bedrijf vooral interessant is als gedurende een langere periode een groot werkpakket kan worden aangeboden. Voor Defensie gelden daarbij als belangrijke criteria de continuïteit van de geleverde dienst en het behoud van eigen kennis en kunde om bij aankoop (smart buyer) en onderhoud (smart maintainer) van de desbetreffende dienst niet volledig van de leverancier afhankelijk te zijn. Zorgvuldige contractafspraken moeten verder waarborgen dat de civiele leverancier zich niet als monopolist gaat gedragen.

De conclusies uit bovengenoemd onderzoek zijn verwerkt in de Defensienota-2000 die stelt dat een aantal ondersteunende diensten, waaronder het hoger onderhoud van de Koninklijke landmacht, het CDV-traject moeten doorlopen. Hiermee veranderde de oriëntatie van het project verbetering infrastructuur van de MCW te Leusden en werd de benaming van het project gewijzigd in CDV-Hoger Onderhoud Koninklijke landmacht (CDV-HOKL).

Het hoger onderhoud van de Koninklijke landmacht is opgesplitst in een mechanisch en een elektronisch georiënteerde werklast. De uitvoering van het onderhoud heeft plaats in twee separate werkplaatsen: de MCW met als hoofdvestiging Leusden en de Elektronisch Centrale Werkplaats (ECW) in Dongen.

Reikwijdtebepaling Voordat het CDV-traject wordt doorlopen, wordt met een zogenaamde reikwijdtebepaling en een daaropvolgende analyse zowel de mogelijkheid als de wenselijkheid van een eventuele grotere betrokkenheid van de markt onderzocht. In het geval van de CDV-HOKL bleek uit de reikwijdtebepaling dat een groot deel van het hoger onderhoud kan worden uitbesteed. Duidelijke beperkingen op dit vlak gelden echter voor de informatiesystemen en de elektronische componenten. Daar is namelijk sprake van een verregaande integratie van hardware, specifieke software en generieke software van een relatief groot aantal verschillende leveranciers waarvan de totale systeemverantwoordelijkheid in feite bij de Koninklijke landmacht berust. Aangezien de technische ontwikkelingen niet stilstaan en de Koninklijke landmacht in een aantal gevallen de unieke gebruiker van bepaalde producten is, wordt regelmatig gebruik gemaakt van elektronische componenten die op de commerciële markt niet meer leverbaar zijn. Daarnaast gelden ook lichte beperkingen voor de uitbesteding van het onderhoud van zware gevechtsvoertuigen door de noodzakelijke samenwerking met de oorspronkelijke leverancier.

Analysefase Naar aanleiding van bovenstaande constateringen heb ik de Koninklijke landmacht verzocht om in de analysefase ter vergelijking twee opties uit te werken, namelijk het in eigen beheer uitvoeren van het mechanisch en elektronisch hoger onderhoud enerzijds en het in eigen beheer uitvoeren van het elektronisch onderhoud gekoppeld aan de uitbesteding van het mechanisch onderhoud anderzijds. Beide opties zijn met elkaar vergeleken door een voorlopig meest efficiënte eigen organisatie (VMEO) te creëren en die naast de eventuele uitbesteding van de werklast te houden. Op basis van het thans voorliggende voorlopige analyseresultaat heeft Defensie nog niet kunnen besluiten wat voor haar de beste optie is. Wel kan worden gesteld dat de financiële onderbouwing van de vergelijking bij de uiteindelijke keuze niet het enige onderscheidende criterium zal zijn. Dit komt voort uit de volgende ontwikkelingen: · de reeds gemelde infrastructurele investering. Bij uitbesteding van het mechanisch onderhoud wordt geen grote investering meer voorzien voor een nieuwe infrastructuur. Voor de ECW is een kleine infrastructurele investering voorzien; · in de nabije toekomst wordt een groot deel van de mechanische systemen vervangen. Bij deze vervanging is het aantal systemen dat instroomt veelal geringer dan het aantal dat uitfaseert; · de toenemende internationale samenwerking op materieel gebied leidt tot grotere standaardisatie en het gebruik van meer civiele componenten in (met name) mechanische systemen. Door de grotere productieaantallen die hiervan het gevolg zijn kunnen bedrijven systemen doelmatiger onderhouden.

Op basis van deze overwegingen heb ik besloten om nader onderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheid om een groot deel van de hogere onderhoudswerklast van de Koninklijke landmacht uit te besteden. Daarbij wordt ook de mogelijkheid van privatisering nadrukkelijk in beschouwing genomen. Hoewel privatisering in eerste instantie niet aan de orde was, is deze optie in beeld gekomen op aangeven van de industrie en tevens vanuit mijn zorg om het personeel van het Hoger Onderhoudsbedrijf ook op langere termijn kwalitatief hoogwaardig werk te bieden. Hierbij wordt ook gekeken naar samenwerking met een strategische partner die naast het seriematig hoger onderhoud aan gemechaniseerde systemen ook de toekomst van het daarbij betrokken personeel zeker stelt. In dit kader voert de Koninklijke landmacht in overleg met de Stichting Nederlandse Industriële Inschakeling Defensieopdrachten (NIID) verkennende gesprekken met drie Nederlandse bedrijven: RDM Holding NV, Stork NV en Thales Nederland B.V.

Vervolgtraject De studie naar de toekomst van het hoger onderhoud van de Koninklijke landmacht wordt naar verwachting medio 2002 voltooid. Op basis van de uitkomsten van die studie wordt u met een B/C-brief nader geïnformeerd over de mogelijkheid om een groot deel van de hogere onderhoudswerklast van de Koninklijke landmacht uit te besteden.

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

H.A.L. van Hoof

Nieuws Ministerie van Defensie