Ministerie van Economische Zaken Berichtnaam: TWEKKELERBRUG Nummer: 86 Datum: 11-06-2002

Het lid Bolhuis (PvdA) heeft aan de staatssecretaris van Economische Zaken op 22-05-2002 de volgende schriftelijke vragen gesteld.

1 Herinnert u zich uw uitspraken tijdens het Algemeen Overleg 1) over het project Twekkelerbrug dat fraude met Europese gelden tot op de bodem moet worden uitgezocht en van misstanden aangifte zal worden gedaan bij het Openbaar Ministerie?

2 Herinnert u zich dat u stelde dat de controlerende accountant door de Regio Twente bewust was misleid en daarom een goedkeurende verklaring voor het project had gegeven?

3 Heeft u kennisgenomen van de uitspraken in de NRC van 9 februari jl. met betrekking tot de gepleegde onregelmatigheden: 'In juridische zin is er wellicht sprake van fraude', zegt verantwoordelijk bestuurder H. Wenneger, 'maar zo ervaren we het niet'?

4 Stemt u in de met de conclusie 2) van de Commissaris van de Koningin in de Provincie Overijssel die naar aanleiding van het overleg met het Openbaar Ministerie afziet van strafrechtelijke vervolging van de verantwoordelijken? Klop de conclusie dat de verantwoordelijke bestuurders van de Regio Twente die de fraude hebben gepleegd dus verder buiten schot blijven?

5 Wat is de reden dat voor de bij het ESF begane onregelmatigheden wel aangifte wordt gedaan door de minister van Sociale Zaken en voor de bij het EFRO begane onregelmatigheden u hiervan afziet? Hoe ziet u dat mede in het licht van het feit dat de argumenten die in aangehaalde brief worden opgesomd om van vervolging af te zien ook de minister van Sociale Zaken regarderen en hem niet van vervolging deden afzien? Bent u niet bevreesd dat de indruk ontstaat dat de regering een doofpotbeleid voert met betrekking tot met de EFRO-gelden begane onregelmatigheden?

6 Herinnert u zich de uitspraken van de minister naar aanleiding van de Rekening en verantwoording voor het jaar 2000 van uw Ministerie dat verder en breder onderzoek naar de mogelijk met de EFRO-gelden begane onregelmatigheden niet noodzakelijk is en dat de Algemene Rekenkamer ondanks haar kritische rapportage in deze daarmee ook akkoord gaat? Wat is de reden dat de ARK echter nog steeds niet aan de Kamer heeft verklaard dat de door het ministerie van EZ genomen maatregelen inzake de in de oude projectperiode bij EFRO begane onregelmatigheden afdoende zijn?

7 Bent u bereid een diepgaand onderzoek in te stellen om zeker te stellen dat alle onregelmatigheden bij de projecten van het EFRO zijn opgespoord?

8 Bent u niet van mening dat de gang van zaken rond het project Twekkelerbrug projectverantwoordelijken die onregelmatigheden begaan het gevoel zullen geven dat zij toch niet ter verantwoording zullen worden geroepen?
---
1) 27 maart 2002 (28 000 XIII, nr. 41) 2) Zie Kamerstuk 28 000 XIII, nr. 56

De staatssecretaris van Economische Zaken, drs. G. Ybema, heeft deze vragen als volgt beantwoord. Ministerie van Economische Zaken


1 Ja.



2 Ja.



3 Ja. De bewuste uitspraak van de heer Wenneger, overigens in de NRC van 8 februari jl., vervolgt met de zinsnede Bij fraude denk ik aan verduistering van geld of aan betalingen waar geen prestatie tegenover staat. Hier is niemand benadeeld. Ook hij stelde overigens van de aanpak niet op de hoogte te zijn geweest, maar eindigt in hetzelfde artikel met de opmerking Dit was eens maar nooit weer. Zoals ik reeds tijdens het algemeen overleg van 19 april jl. heb aangegeven, hebben zowel de provincie Overijssel als de regio Twente inmiddels maatregelen getroffen ter voorkoming van herhalingen. Alle projecten die met EFRO-geld worden uitgevoerd zijn of worden gecontroleerd, en ook de betrokken bestuurders in de regio Twente hebben uitdrukkelijk bevestigd dat dit nooit meer mag voorkomen.


4 Een beslissing om al dan niet over te gaan tot het instellen van strafvervolging is voorbehouden aan het Openbaar Ministerie en niet aan de CdK, zoals ik reeds in mijn brief aan de Kamer van 3 mei 2002 (Kamerstuk 28 000 XIII, nr. 56) heb aangegeven. Het OM achtte het instellen van strafvervolging in het onderhavige geval niet opportuun; de redenen daarvoor zijn eveneens in die brief vermeld. Het feit dat het OM instellen van strafvervolging niet opportuun acht, houdt echter niet in dat daardoor de verantwoordelijke bestuurders van de regio Twente verder buiten schot zouden blijven. Zoals ik in mijn hierbovengenoemde brief al heb aangegeven, zal de provincie met de regio Twente nader overleg over deze kwestie voeren. In dit overleg zal worden bezien hoe, in het licht van de geldende normen en waarden, in voorkomend geval met onregelmatigheden dient te worden omgegaan.

5 Het antwoord op het eerste deel van de vraag is gelegen in het volgende: de positie van de minister van Sociale Zaken is die van direct verantwoordelijke tegenover die van Economische Zaken als indirect verantwoordelijke (eindverantwoordelijke). Op een enkel uitzonderingsgeval na (het remigratieproject voor Antillianen Futuro Laboral) waar sprake was van zeer grote bedragen, heeft de minister van SZW pas na 1 april 2001, m.a.w. toen er sprake was van zijn directe verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het ESF-programma, aangifte gedaan bij het OM. In het onderhavige geval was dit de eerste verantwoordelijkheid van de provincie Overijssel. Deze heeft dan ook terecht contact met het OM gezocht. Van de uitkomst daarvan heb ik de Kamer op de hoogte gesteld: het OM achtte vervolging niet (meer) opportuun. Gezien de in dezen reeds afgesproken resp. getroffen maatregelen bestaat er bij mij dan ook geen enkele vrees voor de indruk dat de regering een doofpotbeleid zou voeren.


6 De hier bedoelde verklaring is door de ARK inmiddels wel degelijk gegeven naar aanleiding van het onderzoek van de ARK over 2001 ( Kamerstuk 28380, nr.31). Ik citeer uit de tekst (§ 6.7.1, pag. 73) ten aanzien van dit punt: De Algemene Rekenkamer concludeert dat binnen een jaar tijd een flinke vooruitgang is geboekt op het gebrekkig toezicht en concludeert dat het ministerie van EZ voldoende actie heeft ondernomen om de gebreken in het toezicht op het EFRO op te heffen. De Algemene Rekenkamer kwalificeert het toezicht niet langer als een (ernstige) onvolkomenheid. Hierbij dient uiteraard te worden opgemerkt, dat het geval Twekkelerbrug betrekking heeft op de vorige periode (1994 1999) en dat dus, ook met het best denkbare toezicht vanaf heden, niet gegarandeerd kan worden dat er uit een voorafgaande periode geen ongewenste feiten aan het daglicht zouden kunnen komen.


7 Op de vraag naar de noodzaak tot een apart diepgaand onderzoek ben ik ook reeds tijdens het algemeen overleg van 19 april 2002 en in mijn brief van 3 mei 2002 erop ingegaan in die zin dat ik van mening ben dat daaraan op dit moment in het licht van de met de regios gemaakte afspraken geen behoefte bestaat. Ik zie ook thans geen reden om op dit punt van gedachten te veranderen.

8 Neen, het ter verantwoording roepen is namelijk wel degelijk gebeurd. Ik verwijs hierbij naar het antwoord op vraag 4 en naar mijn bovenaangehaalde brief van 3 mei 2002.
3) 27 maart 2002 (28 000 XIII, nr. 41)
4) Zie Kamerstuk 28 000 XIII, nr. 56