Ministerie van Buitenlandse Zaken
---
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Plein 2
2511 CR 's-Gravenhage
Datum Kenmerk
14 juni 2002 02M432990
Zeer geachte Voorzitter,
Hierbij doen wij u het verslag toekomen van onze gezamenlijke reis naar
Bosnië-Herzegovina.
De reden voor deze reis, die van 11 tot en met 13 juni duurde, is terug te
voeren op hetgeen de minster-president opmerkte op 25 april jl. in het
Kamerdebat over het NIOD-rapport. Daarin gaf de minister-president in
antwoord op de opmerkingen van het Kamerlid Rosenmöller aan op gepaste wijze
en op een gepast moment vorm te willen geven aan zijn directe betrokkenheid
bij de nabestaanden van Srebrenica Het bezoek aan Bosnië-Herzegovina moet
dan ook in dit licht worden bezien. In deze brief zal ook, conform het
verzoek van het Kamerlid Marijnissen in het reeds genoemd debat, worden
ingegaan op de hulpinspanningen ten behoeve van de nabestaanden van
Srebrenica.
Uitgangspunt van de reis was dat er, zonder te vermijden belemmeringen,
gelegenheid zou moeten zijn voor goede en diepgaande gesprekken met
nabestaanden en andere betrokkenen. In het Tweede Kamerdebat van 25 april
heeft de minister-president met het oog daarop gezegd dat het geen reis met
omvangrijke media-aanwezigheid kon worden. Alles afwegend is daarom aan het
bezoek aan Bosnië tot aan het moment van aankomst geen bekendheid gegeven.
Om toch enigszins aan de te verwachten mediavraag tegemoet te komen heeft de
RVD - zoals regelmatig gebeurt - een zo klein mogelijke z.g. "mediapool"
ingesteld. Daarbij zijn, rekening houdend met het bijzondere karakter van
dit bezoek, het ANP en de NOS in de gelegenheid gesteld in dit geval verslag
te doen. Beide organisaties hebben zich - zoals gebruikelijk bij
"mediapools" - vooraf verplicht hun materiaal desgewenst beschikbaar te
stellen aan alle andere media. Door deze "pool"afspraak is er geen sprake
van exclusiviteit. Als bijkomend argument geldt dat ook vanwege de beperkte
vervoerscapaciteit ter plaatse de vorming van een zo klein mogelijke "pool"
noodzakelijk was.
Naast ontmoetingen met nabestaanden hebben wij tijdens de reis contacten
gehad met Bosnische autoriteiten en hebben wij kennis genomen van het werk
van een aantal organisaties die nabestaanden helpen bij het verwerken van
het verleden en het weer opbouwen van een menswaardig bestaan in de
toekomst. Bij de meeste onderdelen van dit bezoek hebben we persoonlijk
kennis kunnen nemen van reeds in uitvoering zijnde Nederlandse activiteiten
ten behoeve van nabestaanden: bijvoorbeeld steun aan organisaties, de bouw
van huizen en instellingen.
Reisverslag
Sarajevo, 11 juni
Kort na aankomst in Sarajevo bezochten we een collectief centrum waar een
deel van de in totaal 31.000 ontheemden uit Srebrenica wordt opgevangen. De
nabestaanden van Srebrenica zijn in Bosnië-Herzegovina op meerdere locaties
opgevangen, onder meer in en rond de steden Sarajevo en Tuzla. We spraken
met de bewoners van het centrum over de mogelijkheden om terug te kunnen
keren, en wat daarvoor nodig is. Tevens hebben we kunnen zien op welke wijze
zij gehuisvest zijn, en op welke wijze zij in hun levensonderhoud kunnen
voorzien.
Later op de dag bestond de mogelijkheid om meer uitgebreid van gedachten te
wisselen met nabestaanden, in dit geval met vertegenwoordigers van de
organisaties Moeders van Srebrenica en Zepa, Moeders van Srebrenica en
Podrinje en Vrouwen van Podrinje. De bijeenkomst was in Sarajevo
georganiseerd door dr. Ceric, Reis ul Ulema, die in zijn hoedanigheid als
geestelijk leider veel respect geniet van vrijwel alle
nabestaandenorganisaties. We zijn dr Ceric dan ook zeer erkentelijk dat hij
ons de gelegenheid heeft geboden op deze wijze met de vrouwen te kunnen
spreken over de moeilijke situatie waarin zij zich thans nog bevinden.
Het was voor ons duidelijk dat de ontmoeting voorzag in de door de nabestaanden gevoelde behoefte aan dialoog, en als zodanig positief werd ontvangen. In de vaak zeer emotionele gesprekken die we hadden werd duidelijk dat veel nabestaanden de Nederlandse blauwhelmen, als gezicht van de internationale gemeenschap die niet in staat was de belofte van veiligheid gestand te doen, medeverantwoordelijk houden voor de massamoord die door de Servisch-Bosnische troepen van Mladic werd gepleegd. Tevens was, ook na uitleg gegeven te hebben over de gang van zaken rond het NIOD-rapport en de conclusies die de regering daaruit heeft getrokken, duidelijk dat men dit bezoek graag eerder had willen zien plaatsvinden
We hebben van onze kant begrip voor deze gevoelens getoond en met name
geaccepteerd dat men vond dat een bezoek op het hoogste regeringsniveau
eerder had moeten komen. We hebben echter ook aandacht gevraagd voor het
feit dat de Nederlandse blauwhelmen - als onderdeel van een internationale
aanwezigheid - geen leger vormden, dat in staat was een gevecht aan te gaan
met de moordzuchtige troepen van Mladic. Zonder dit te willen vergelijken
met het lijden dat de nabestaanden van de massamoord tot op de dag van
vandaag ondergaan, hebben we gesteld dat ook de Nederlandse soldaten het
falen van de VN 'safe area' en hun rol daarin als traumatisch ervaren
hebben. We hebben in de gesprekken de voortdurende Nederlandse betrokkenheid
bij het lot van de nabestaanden bevestigd, en aangegeven dat een betere
toekomst gezamenlijk bewerkstelligd dient te worden. Van de zijde van de
nabestaanden bestond daarvoor grote belangstelling, zowel voor ondersteuning
van diegenen die nog niet in staat zijn terug te keren, als voor diegenen
die dit wel van plan zijn. Daarvoor zullen vertegenwoordigers van de
internationale gemeenschap (waaronder Nederland), Bosnische autoriteiten en
betrokkenen de handen ineen moeten slaan en hun respectievelijke
verantwoordelijkheden moeten nemen.
Veel van de nabestaanden vertelden ons dat het nog steeds niet kunnen
begraven van dierbaren hun lijden vergroot. Redenen zijn onder meer dat veel
lichamen nog vermist of niet geïdentificeerd zijn, maar bovenal de
afwezigheid van een gemeenschappelijke begraafplaats nabij Potocari. Plannen
voor de begraafplaats, waarbij uiteindelijk ook een gedenkteken en -centrum
zouden moeten worden opgericht, zijn in een gevorderd stadium. Desondanks
lijken er nog steeds onaanvaardbare bureaucratische vertragingen te zijn. We
hebben toegezegd de begraafplaats later tijdens het bezoek te bespreken met
de verantwoordelijke (internationale) instanties, daarbij er op wijzend dat
voor herdenkingsmonument en -centrum de betrokkenen zelf met een eenduidig
plan dienen te komen.
Tenslotte werd door de nabestaanden gesproken over de noodzaak van
berechting van degenen die direct schuldig zijn geweest aan de massamoord.
Het feit dat vele van de daders nog vrij rond lopen, en vaak zelf officiële
posities bekleden is een affront voor het rechtsgevoel en bemoeilijkt het
verwerkingsproces. We hebben gezegd de onvrede over het niet vervolgen van
oorlogsmisdadigers volstrekt te delen. Tevens hebben we gesteld dat
uitlevering van de 'grote vissen' aan het ICTY in Den Haag voor het
verwerkingsproces en het rechtsgevoel essentieel is.
Tijdens het bezoek in Sarajevo vond naast gesprekken met de nabestaanden ook een tweetal ontmoetingen plaats met de Bosnische autoriteiten. Zo spraken we met de voorzitter van het Staatspresidium de heer Belkic, als ook met de Voorzitter van de Raad van Ministers, de heer Mikerevic en de Minister voor Vluchtelingen en Mensenrechten, de heer Kresmir Zubak. In deze gesprekken werd door ons gerefereerd aan het NIOD-rapport en de politieke gevolgen die dit heeft gehad. Voorts heb ik de autoriteiten uitgelegd dat het belangrijkste doel van het bezoek was de betrokkenheid van de Nederlandse regering in directe ontmoetingen met nabestaanden te onderstrepen.
Tuzla 12 juni
Tijdens ons bezoek aan Tuzla hebben we het huisvestingsproject Solina
bezocht en gesproken met de bewoners. Daarbij kwamen de problemen die zich
voordoen bij terugkeer uitgebreid ter sprake. Zelfs wanneer men zich veilig
genoeg voelt en rechtens het eigen huis weer kan betrekken, blijken zich
talrijke praktische problemen voor te doen die terugkeer compliceren of
zelfs (vooralsnog) onmogelijk maken. Daarbij moet o.m. worden gedacht aan
niet aansluitende sociale voorzieningen, gezondheidszorg en scholen voor
kinderen. Met de gouverneur van Tuzla, die bij dit onderdeel aanwezig was,
hebben we de rol die lokale bestuurders bij het oplossen van dergelijke
problemen kunnen spelen besproken, en zijn toezegging verkregen dat hij zich
daarvoor zou inzetten.
Tijdens ons bezoek aan Vive Zene, een centrum voor psycho-sociale zorg,
hebben we een aantal nabestaanden ontmoet die door dit centrum voor trauma
worden behandeld. Veel van de vrouwen en kinderen kampen ook jaren na de
verschrikkingen nog met psychische en psycho-somatische klachten. Vive Zene
geeft zowel ouders als kinderen therapie voor de verwerking van deze
trauma's, en zoekt voor de behandelden aansluiting bij scholings- en
werkgelegenheidsprojecten. In geval van terugkeer is Vive Zene in staat
dankzij een netwerk van zusterinstellingen om de zorg aan instanties in het
terugkeergebied over te dragen.
Een van de nabestaandenorganisaties, de "Vrouwen van Srebernica", gaf
vervolgens aan er aan te hechten ons in het eigen kantoor in Tuzla te
spreken. We hebben aan dit verzoek gehoor gegeven. Behalve de vrouwen van
Srebrenica waren ook de organisaties "Militaire Oorlogsinvaliden",
"Gedemobiliseerde Soldaten van Srebrenica" en de "Families van gesneuvelde
soldaten van Srebrenica" bij deze ontmoeting aanwezig. Tijdens het gesprek
werd door de nabestaanden gevraagd naar de aard van reeds verleende
Nederlandse hulp. We hebben toegezegd hierover via de ambassade zo spoedig
mogelijk duidelijkheid te scheppen. Tevens bleek andermaal hoe belangrijk
het voor de nabestaanden is dat verloren familieleden met waardigheid
begraven kunnen worden, bij voorkeur in een gemeenschappelijke begraafplaats
met gedenkteken en - centrum nabij Potocari.
Minister-president Kok bracht een bezoek aan het onderzoekslaboratorium en
het mortuarium van de "International Commission on Missing Persons" (ICMP)
dat in Tuzla is gehuisvest. Nederland financierde twee jaar geleden een
nieuw mortuarium van ICMP voor de slachtoffers van de genocide in Srebenica.
Tot die tijd werden alle stoffelijke resten van de slachtoffers bewaard in
verlaten zoutmijnen. De minister-president was zeer onder de indruk van de
werkzaamheden die door ICMP verricht om de uiteindelijke identiteit van de
slachtoffers vast te stellen. Daarnaast zet ICMP zich in om bij de
regeringen in de regio aandacht te vragen voor de problematiek van vermiste
personen.
In het mortuarium van ICMP bevinden zich onder meer de lichamen van 236
geidentificeerde slachtoffers die wachten op een waardige begrafenis.
Tijdens het bezoek aan ICMP is bekend gemaakt dat minister-president Kok
heeft besloten om na de beëindiging van zijn actieve politieke loopbaan toe
te treden tot de Raad van Bestuur van ICMP. Hierin ziet de
minister-president een gepaste voortzetting van zijn betrokkenheid bij het
lot van nabestaanden.
Minster Herfkens heeft tegelijkertijd in Tuzla het collectief centrum Grab
Potok bezocht. Veel van de bewoners in dit centrum zijn dermate
getraumatiseerd en gehandicapt dat terugkeer naar Srebrenica of het nabij
liggende Bratunac voorlopig geen optie is. Het is echter eveneens duidelijk
dat de huidige leefomstandigheden in het centrum, zoals u reeds geschetst
door Kamerlid Agnes Kant en journalist Anouk van Look in de publicatie
"Vrouwen van Srebrenica", mensonterend zijn. Minister Herfkens is met de
goeverneur van Tuzla overeengekomen dat met Nederlandse financiering een
aantal maatregelen genomen zal worden om op korte termijn de
leefomstandigheden te verbeteren. Het gaat hier o.m. om betere sanitatie,
inkomensgenererende activiteiten, thuiszorg en betere medische
voorzieningen. Daarnaast worden betere faciliteiten voor kinderen voorzien,
en zal voedsel- en andere humanitaire hulp voor bewoners worden
gearrangeerd.
Na terugkeer in Sarajevo hebben we gesproken met de Speciaal
Vertegenwoordiger van de Secretaris-generaal van de VN, de heer Jean Jaques
Klein en de recent aangetreden nieuwe Hoge Vertegenwoordiger, Lord Paddy
Ashdown. Naast zaken die betrekking hadden op het bespoedigen en bestendigen
van terugkeerprocessen spraken wij over het belang en de noodzaak van
rouwverwerking door nabestaanden. Voortgang bij de inrichting van een
begraafplaats nabij Potocari is daarvoor essentieel. We kregen de
verzekering dat ook van de zijde van het Office of the High Representative
en VN het maximale gedaan zal worden, met als harde belofte dat nog dit jaar
met de aanleg van althans de begraafplaats zal worden aangevangen.
Srebrenica 13 juni
In een langdurig gesprek met de Bosniak burgemeester van Srebrenica, Sefket
Hafizovic en zijn loco-burgemeester mw. Mika Rantic bespraken wij de
noodzakelijke ontwikkelingen om het terugkeerproces echt op gang te brengen.
Opmerkelijk is daarbij dat de burgemeester, een Bosniak, zelf nog niet in
Srebrenica woont. Ook voor anderen die terug zouden willen keren zijn er zo
grote praktische, juridische, economische en sociale complicaties. We gaven
aan op welke wijze Nederland hierin een positieve bijdrage wil en kan
leveren. We noemden een aantal voorgenomen projectactiviteiten (bouw
appartementen, voorzieningen) ter illustratie. Tegelijkertijd wezen we er op
dat belangrijke taken toevallen aan de lokale overheid, die immers de
voorwaarden moet scheppen en de plannen moet aanbieden waarmee terugkeer een
realiteit wordt. Van zijn kant gaf de burgemeester, samen met zijn Servische
collega, aan er zelf ook alles aan te willen doen om van Srebrenica weer een
levenskrachtige multi-etnische stad te maken.
Aansluitend hebben we in het cultureel centrum van Srebrenica een aantal
non-goevernementele organisaties, zowel internationaal als lokaal, ontmoet.
Met grote bewondering hebben we naar hun energieke en hoopgevende
presentaties geluisterd, waarin duidelijk werd dat op allerlei manieren
wordt gewerkt aan het herstel van een multi-etnisch Srebrenica. Daar zijn
zowel enthousiaste vrijwilligers van buiten Bosnië (o.m. de werkgroep
Nederland-Srebrenica) als lokale mensen betrokken.
Vervolgens bezochten we een aantal families met verschillende etnische
achtergronden (Bosniak en Servisch) in hun herstelde huisvesting. We waren
aangenaam getroffen door de mogelijkheden die zich nu reeds manifesteren
voor succesvolle terugkeer.
We hebben het bezoek aan Srebrenica afgerond met een kranslegging en stil
eerbetoon aan de gevallenen bij het Potocari Monument.
Nederlandse hulpinspanningen (zie ook bijlage)
Vrijwel vanaf het uitbreken van de vijandelijkheden in Bosnië-Herzegovina in
1992 tot aan 1996 werd door Nederland omvangrijke nood- en wederopbouwhulp
gegeven aan het voormalig Joegoslavië ten bedrage van in totaal EUR
200.423.668,-. Hierbij dient te worden opgemerkt dat destijds de uitgaven
niet per deelrepubliek van het voormalig Joegoslavië werden gespecificeerd.
Het genoemd bedrag is derhalve een totaal bedrag, al kwam het leeuwendeel in
Bosnië-Herzegovina terecht.
Vanaf 1997 werd de hulp aan Bosnië-Herzegovina separaat geregistreerd.
Tevens was er sprake van een geïntegreerd Nederlands
ontwikkelingssamenwerkings-programma. De activiteiten hebben zich met name
gericht op noodhulp, wederopbouw, reconstructie, bevordering van de
terugkeer van vluchtelingen en ontheemden, samenwerking via de Wereldbank
en met de Verenigde Naties en in toenemende mate op goed bestuur,
mensenrechten en vredesopbouw. In totaal besteedde Nederland tussen 1997 en
2001 EUR 385.951.000,- ten behoeve van Bosnië-Herzegovina. Voor 2002 is een
besteding van EUR 31.000.000,- voorzien.
De hulp aan Srebrenica is onderdeel van bovengenoemd regulier
ontwikkelingssamenwerkingsprogramma voor Bosnië-Herzegovina. De hulp ten
behoeve van de nabestaanden heeft zich vanaf 1995 gericht op de opvang van
ontheemden uit Srebrenica in centra in andere delen van Bosnië, het leveren
van psycho-sociale hulp voor slachtoffers en ontheemden, het bijdragen aan
de identificatie van de slachtoffers van Srebrenica via de "International
Commission on Missing Persons", het ondersteunen van lokale initiatieven
gericht op of gerelateerd aan Srebrenica (bijv. ondersteuning van
verschillende activiteiten van de Vrouwen van Srebrenica), het ondersteunen
van non-governementele organisaties (bijv. Werkgroep Nederland-Srebrenica),
die werken met nabestaanden, het ondersteunen van inkomensgenererende
activiteiten voor ontheemden uit Srebrenica en in beperkte mate de
constructie van woningen voor ontheemden uit de stad Srebrenica en de
omliggende dorpen. In de periode 1995-2001 bedroeg de totale Nederlandse
assistentie specifiek gerelateerd aan Srebrenica circa EUR 26.169.160,-.
Voor 2002 is de totale aan Srebrenica gerelateerde hulp waarschijnlijk
uitkomen op circa EUR 9.914.514,-. Een lijst van uitgevoerde en nog in
uitvoering zijnde activiteiten is bijgevoegd als annex.
Veel van de door Nederland gefinancierde activiteiten hebben zich in eerste instantie gericht op de opvang van de slachtoffers van Srebrenica. Dit heeft zich niet direct geuit in zichtbare reconstructie in de stad Srebrenica zelf of de omgeving. Zoals we zelf ter plekke hebben kunnen constateren is pas met het aantreden van een meer gematigde regering in de Republika Srpska (november 2000) sprake van meer omvangrijke terugkeer van vluchtelingen en ontheemden naar de entiteit in het algemeen, en Srebrenica in het bijzonder.
Voordien werd zowel de Republika Srpska als ook de stad Srebrenica en haar
omgeving op bestuurlijk vlak gedomineerd door nationalistische hardliners,
die streefden naar mono-etniciteit in de RS. Financiering van projecten in
de regio Srebrenica avant november 2000 zou derhalve hebben betekend dat zou
worden meegewerkt aan bestendiging van de etnische zuiveringen, hetgeen
haaks staat op het Nederlandse beleid ter bevordering van
minderhedenterugkeer.
Wat Srebrenica betreft heeft de terugkeer tot op heden voornamelijk
plaatsgevonden naar de omliggende dorpen en gehuchtjes. De animo om naar (de
omgeving van) Srebrenica zelf terug te gaan, lijkt enigszins te verbeteren,
maar is nog altijd beperkt. Uit gegevens van UNHCR blijken in de omgeving
320 gezinnen te zijn teruggekeerd en naar de stad Srebrenica 60 gezinnen.
Gelet hierop wordt inmiddels ook binnen het door Nederland gefinancierde
terugkeerprogramma momenteel een aantal activiteiten gefinancierd in
Srebrenica en haar omgeving. In onze gesprekken is gebleken dat een veelheid
van complicaties daar verantwoordelijk is voor de nog langzaam verlopende
terugkeer: gebrek aan veiligheid, slecht aansluitende voorzieningen,
afwezigheid van scholen. Het zijn - naast het herstellen en bouwen van
huizen - met name deze knelpunten waarop assistentie zich dient te richten.
In overleg met internationale organisaties (UNDP heeft onlangs een driejarig wederopbouwprogramma gelanceerd), maar ook met ngo's en de lokale autoriteiten, zal in de toekomst nader vorm gegeven worden aan de Nederlandse ondersteuning van het terugkeerproces in Srebrenica. Zoals reeds beschreven gaat de aandacht daarbij niet alleen uit naar de fysieke huisvesting, maar ook naar de voorwaarden die nodig zijn om mensen na terugkeer weer een vol bestaan te bieden: sociale infrastructuur, medische voorzieningen, werkgelegenheid, scholen en lokale overheidsdiensten.
De MINISTER-PRESIDENT De Minister voor
Minister van Algemen Zaken, ontwikkelingssamenwerking,
W. Kok E.L. Herfkens
Bijlage:
Nederlandse OS-inspanningen gerelateerd aan Srebrenica 1995-2002 (Totaal:
EUR 30.583.701 ,-)
Activiteitenlijst
2002:
Uitgaven tot op heden: EUR 4.014.541,-
In voorbereiding: project ter versterking van lokaal gemeentebestuur van
Srebrenica. Uitvoerder: IKV. Verwachte Projectomvang: Euro 36.000,-
In voorbereiding: mogelijke uitbreiding van het hervestigingsproject in Ilijas (BA011430) t.b.v. ontheemden uit Srebrenica en ex-ICTY getuigen
In voorbereiding: opvolging van het ECON bosproducten project (BA011428)
BA 011706. Ondersteuning van lokale leeszaal en NGO "Nove Nade", gericht op
bij elkaar brengen van verschillende bevolkingsgroepen in Srebrenica. Euro
19.000,-
BA 010004. Ondersteuning Werkgroep Nederland - Srebrenica 2000 - 2002. Euro
14.000,-
BA011430. Constructie van 36 additionele appartementen in Ilijas voor
ontheemden uit Srebrenica (een 10-tal van deze woningen werd gereserveerd
voor ex-ICTY getuigen). Euro 1.170.425,-.
BA 011301. Ondersteuning van activiteiten van Vrijwilligers Srebrenica (Abel
Herzberger). Euro 342.000,-.
BA005905. Bijdrage aan ICMP ter dekking van de lopende kosten voor de
periode 2001-2002. Euro 2.287.000,-.
BA011444. Door 'Premier Urgence' in 2002 begeleide herintroductie van
traditionele productie van bosvruchten rond Srebrenica. Euro 182.116,-.
2001:
Uitgaven: EUR 2.647.146,-
BA009303 Bijdrage aan door UNMiBH begeleide herstel van het politiebureau in
Srebrenica. Euro 350.000,-.
BA011216. Uitbreiding van het woningencomplex in Ilijas met 12 appartementen
voor Srebrenica ontheemden. Euro 768.235,-.
BA011437. Bouw van 20 woningen voor ontheemde gezinnen uit Srebrenica door
CRA. Euro 853.987,-.
BA011428. Door 'ECON' begeleide herintroductie van de traditionele productie
van bosvruchten- en kruiden rond Srebrenica. Euro 100.482,-.
BA005601 t/m BA005607. Verscheidene bijdragen vanaf 1997 aan Vive Zene in
Tuzla, gericht op het leveren van psycho-sociale hulp aan ontheemde personen
in de tijdelijke opvangcentra rondom Tuzla (met name ontheemde personen uit
Srebrenica). Euro 568.000,-
PKP. Inrichting van een werkplaats voor produceren van houtproducten ten
behoeve van de Vereniging van Oorlogsinvaliden van Srebrenica. Euro 6.442,-
2000:
Uitgaven: EUR 2.246.647,-
BA008178. Bouw van 14 appartementen in Ilijas (nabij Sarajevo) voor
ontheemden uit Srebrenica (uitvoerder ARC). De appartementen werden in 2001
opgeleverd. Euro 378.647,-.
BA005904 Bijdrage aan ICMP voor de bouw van een mortuarium en laboratorium
in Tuzla in 2000. Euro 1.868.000,-.
1999:
Uitgaven: EUR 4.126.550,-
BA005903. Additionele bijdrage aan ICMP in 1999. Euro 1.176.000,-.
BA008177: In 1999 werd in de omgeving van Tuzla Podrinje door 'Stichting
Vluchtelingen' aangevangen met de constructie van 28 woningen voor ontheemde
(vaderloze) gezinnen uit Srebrenica, het herstel van de middelbare school,
het stimuleren van werkgelegenheid en het ondersteunen van kleinschalige
landbouw. Euro 654.550,-.
BA 006901,2,3. Ondersteuning van uit Srebrenica gevluchte vrouwen en
kinderen via International Red Cross. Uitvoerder: Stichting Vluchteling.
Euro 1.820.000,-.
BA 007301,2,3. Diverse projecten ter ondersteuning van activiteiten van de
Vrouwen van Srebrenica (o.m.: publikatie boek Juli 1995, bezoek aan NL).
Euro 38.000,-.
BA 009002,3,4 en BA 010729. Ondersteuning van verschillende activiteiten van
Vrouwen van Srebrenica (w.o. opzetten kantoor). Euro 37.000,-.
BA 010001,2,3. Ondersteuing van de activiteiten van de Werkgroep
Nederland-Srebrenica. Euro 17.000,-
BA 010201. Inkomengenererende activiteiten ten behoeve van ontheemden van
Srebrenica. Uitvoerder: American Refugee Council. Euro 372.000,-.
BA 010716. Opzetten van kantoor voor Vereniging van oorlogsinvaliden van Srebrenica (leveren kantoor apparatuur etc.). Euro 7.000,-.
BA 010726. Zomerkamp voor jongeren uit Tuzla en Srebrenica. Uitvoerder:
Srebrenica 99. Euro 5.000,-.
1998:
Uitgaven: EUR 1.904.974,-
BA005902. Bijdrage aan de 'Commission for Missing Persons' (ICMP) in 1998,
voor de aanschaf van voorzieningen voor de identificatie van in Srebrenica
vermiste slachtoffers. Euro 920.000,-.
BA 003401. Ondersteuning van uit Srebrenica gevluchte vrouwen en kinderen
via International Red Cross. Uitvoerder: Stichting Vluchteling. Euro
907.000,-.
BA007901. Kleinvee voor ontheemden uit Srebrenica. Uitvoerder: ARC. Euro
72.000,-.
BA008801. Transport schoolmaterialen voor ontheemde kinderen uit Srebrenica.
Uitvoerder: Stichting Krobos. Euro 3.000,-.
BA009001. Ondersteuning SDP Vrouwen Forum - Terugkeer Srebrenica. Euro
34.000,-.
PKP. Primary School Srebrenica. Euro 2.974,-.
1997:
Uitgaven: EUR 8.912.000,-
BA 006801 t/m 006806 Bijdrage aan Tuzla Gemeente in 1997-'99 voor de bouw
van 275 appartementen voor ontheemden, voor een groot deel afkomstig uit
Srebrenica. Euro 8.912.000,-.
1995 en 1996:
Uitgaven: EUR 6.331.843,-
BA 0081. Blokallocatie wederopbouw; Verschaffen van tijdelijk onderdak aan
vluchtelingen uit Srebrenica; uitvoering in samenwerking met de kantonnale
autoriteiten NLG 8.000.000, EUR 3.630.241
YU 011601. Noodprogramma uitgevoerd door Artsen Zonder Grenzen voor
vluchtelingen uit Screbrenica NLG 354.000, EUR 160.638
YU011501. Noodprogramma uitgevoerd door het Nederlandse Rode Kruis voor vluchtelingen uit Srebrenica NLG 558.000, EUR 253.209
YU011401. Noodhulp uitgevoerd door de Stichting Mensen in Nood NLG 794.000,
EUR 360.301
YU01130. Noodvoedselhulp door het World Food Programme van de Verenigde
Naties NLG 1.280.000, EUR 580.838
YU010101. Herstel van huizen voor vluchtelingen in Gradacac, ten noordoosten
van Tuzla, via Scottish European Aid (SEA) NLG 451.000, EUR 204.655
YU012701. Rehabilitatie van scholen en gezondheidscentra in /rond Tuzla en Zenica via International Rescue Committee (IRC); scholen werden dikwijls als collectieve centra voor vluchtelingen gebruikt NLG 484.000, EUR 219.630
YU012601. Verbetering van de watervoorziening te Simin Han, via SEA. Dit
project werd geïdentificeerd door de A-cie van Dutchbat te Simin Han. NLG
367.000, EUR 166.537
YU014301. Herstel voor de watervoorziening in Tuzla, Scottisch European Aid
(SEA) via Stichting Vluchteling. NLG 695.250, EUR 315.491
YU012401. Ondersteuning Helsinki Citizens Assembly (HCA) kantoren in Tuzla
en Sarajevo. NLG 115.000, EUR 52.185
Organisatie HCA General Assembly in Tuzla. NLG 250.000, EUR 113.445
Ondersteuning Forum of Tuzla Citizens. NLG 70.000, EUR 31.765
YU01201. Ter beschikking stellen veldbedden voor ontheemden uit Srebenica.
NLG 235.300, EUR 106.774
YU013001. WUS programma via Stichting Vluchteling t.b.v. Universiteit Tuzla
NLG 300.000, EUR 136.134
---
Pagina
/7
===