Arrondissementsparket Middelburg

Middelburg, 24 juni 2002

Aangifen wegens discriminatie tegen imam R.F. Haselhoef geseponeerd

De officier van justitie heeft besloten de aangiften tegen Imam R.F. Haselhoef vanwege vermoedelijk gepleegde discriminatie te seponeren. Naar het oordeel van de officier kunnen de uitspraken van Imam Haselhoef niet beschouwd worden als belediging in de zin van artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht.

De aangiften tegen Imam Haselhoef waren gericht op zijn uitspraken over homosexuelen tijdens een uitzending van het RVU-radioprogram-ma Spiegels en het RTL 4 tv-programma Barend en Van Dorp op 29 november 2001.

Toelichting op het sepot:
Vooropgesteld wordt, dat het nadrukkelijk de bedoeling van de wetgever is geweest om o.a. belediging van een groep mensen wegens hun homoseksuele gerichtheid strafbaar te stellen. Bij de definitie van het begrip belediging in de zin van artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht staat vermeld: "strafbaar is enkel het aantasten van de eigenwaarde of het in diskrediet brengen van een groep, omdat die van een bepaald ras is". Blijkens latere jurisprudentie is deze definitie eveneens van toepassing op belediging wegens homoseksuele gerichtheid.

Het overgrote deel van de door Imam Haselhoef gedane uitspraken kan worden gezien als weergave van de islamitische visie op homoseksualiteit vanuit de Koran. Het weergeven van deze islamitische visie op zich, zonder daaraan conclusies te verbinden en deze visie persoonlijk over te nemen kan - mede in het licht van de in artikel 6 van de Grondwet verankerde godsdienstvrijheid - niet worden beschouwd als belediging in de zin van artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht.

Dat de heer Haselhoef vervolgens zowel in het radioprogramma als in het tv-programma heeft aangegeven het met de door hem weergegeven visie (kort samengevat: onder omstandigheden dient de doodstraf te worden toegepast in geval van homoseksuele handelingen in het openbaar) eens te zijn, kan zodanig kwetsend zijn voor personen met een homoseksuele gerichtheid dat die uitlatingen binnen het bereik van artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht vallen.

In het licht van het arrest van de Hoge Raad d.d. 9 januari 2001 (Van Dijke) komt het beledigende karakter aan bovengenoemde uitlatingen te ontvallen, nu die uitlatingen kenbaar in direct verband stonden met de uiting van de geloofsopvatting van verdachte. Bescherming tegen een strafrechtelijk procedure kan in dat geval worden ontleend aan het in de Grondwet verankerde recht op vrijheid van godsdienst en godsdienstbeleving.

Om bovengenoemde redenen is de officier van justitie van oordeel, dat de heer Haselhoef niet dient te worden vervolgd ter zake van artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht met als grond: geen strafbaar feit.