Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT)

Persbericht van de AWT
25 juni 2002

Deelname KP6 van strategisch belang
Wil Nederland als kennisland zichtbaar tot de internationale top behoren, dan moeten Nederlandse kennisinstellingen en bedrijven voortvarend inzetten op het Zesde Kaderprogramma van de Europese Unie. Dat stelt de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT) in zijn advies KP6 laten werken.

Het Zesde Kaderprogramma (KP6) is bedoeld om meer samenhang te brengen in het Europese onderzoek. Daartoe heeft de EU gekozen voor internationale samenwerkingsverbanden van bedrijven met kennisinstellingen. Zulke consortia zouden in staat zijn om sneller kennis te ontwikkelen en een grotere bijdrage te leveren aan innovatie. Naar verwachting zal hun betekenis in de toekomst snel toenemen.

Volgens de AWT is Nederland relatief goed voorbereid op deelname aan KP6. De kwaliteit van het wetenschappelijke onderzoek is hoog en Nederlandse kennisinstellingen hebben al enige ervaring met het werken in publiek-private verbanden. De AWT is van mening dat Nederlandse kennisinstellingen KP6 moeten aangrijpen om verder ervaring op te doen met werken in internationale onderzoeksconsortia. Deelname aan KP6 dient vooral te komen van de kennisinstellingen en bedrijven zelf. De overheid moet dit proces faciliteren en stimuleren, maar niet sturen of coördineren. Hiertoe doet de AWT aanbevelingen langs drie lijnen.

Ten eerste dient de overheid in algemene zin goede condities en randvoorwaarden te scheppen. Een financiële impuls is noodzakelijk om te komen tot de vorming van zwaartepunten en om ruimte te creëren voor vernieuwingen. Daarnaast is het noodzakelijk om de Nederlandse vertegenwoordiging in internationale beleidscircuits te verstevigen en om meer samenhang te brengen tussen nationale en internationale beleidscircuits.

Ten tweede dient de overheid Nederlandse kennisinstellingen actief te interesseren in deelname aan KP6. Daartoe moet de overheid hoogwaardige en proactieve voorlichting organiseren, gericht op het bij elkaar brengen van mogelijke betrokkenen. Inhoudelijke monitoring van de voortgang van KP6 ligt eveneens op haar weg. Deze taken kunnen worden ondergebracht bij EG Liaison dat dan wel een herpositionering en taakverzwaring moet ondergaan.

Ten derde moet de overheid zich bezinnen op de consequenties van de internationalisering voor het Nederlandse wetenschaps- en innovatiebeleid. Nederland moet onder meer een visie ontwikkelen op de inrichting van het toekomstige Europese onderzoeksbestel en de plaats van Kaderprogrammas daarin. De overheid moet zich tevens buigen over vraagstukken die raken aan de openheid, dan wel geslotenheid van het Nederlandse, nationale onderzoeks- en innovatiesysteem. Het is zaak deze strategische discussie te voeren vóór 2004, het jaar waarin Nederland voorzitter wordt van de EU.

Het rapport "KP6 laten werken;stimuleren Nederlandse deelname: profijt en beleid". (AWT-adviesnr. 48) is te bestellen via de Postbus 51 informatiedienst (0800-8051 of www.postbus51.nl) en te raadplegen/bestellen op www.awt.nl.