Ministerie van Buitenlandse Zaken


---

Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal Binnenhof4 Den Haag Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061 2500 EB Den Haag
Datum 25 juni 2002 Behandeld Marijke Wijnroks
Kenmerk DSI/SB/361/2002 Telefoon 070 348 6967
Blad /7 Fax 070 348 5366

Bijlage(n) 1 E-Mail Marijke.wijnroks@minbuza.nl
Betreft Evaluatie IOB: Gezondheid, Voeding en Bevolking Zeer geachte Voorzitter,

De Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) heeft een evaluatie uitgevoerd van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking in een drietal landen op het gebied van Gezondheid, Voeding en Bevolking binnen het kader van armoedebestrijding. Het is mij een genoegen u hierbij het rapport met de resultaten en de bevindingen van de evaluatie aan te bieden.

Doel van de evaluatie was te beoordelen in hoeverre de Nederlandse bilaterale ontwikkelingssamenwerking in de betrokken landen gedurende de evaluatieperiode direct of indirect heeft bijgedragen aan de bestrijding van ziekte en sterfte met name onder de armen. De evaluatie werd om praktische redenen beperkt tot gezondheids-, voedings- en bevolkingsprogramma's en
-projecten in Mozambique, Jemen en Burkina Faso. De periode betrof vijf jaar van 1995 tot en met 1999. In de evaluatie stonden relevantie, doeltreffendheid, doelmatigheid en duurzaamheid van de door Nederland gesteunde activiteiten centraal. Voor een beperkt aantal activiteiten werd gekeken - door middel van een uitgebreide veldstudie - naar de invloed van de Nederlandse bijdrage op de gezondheidssituatie in de betreffende gebieden. Een korte beschrijving van het Nederlandse beleid voor Ontwikkelingssamenwerking (OS) op het gebied van Gezondheid, Voeding en Bevolking gedurende de afgelopen twintig jaar gaat aan de evaluatie vooraf.

Het evalueren van de Nederlandse bijdrage aan de gezondheid van armen via de ondersteuning van de gezondheidssector is een zeer lastige opgave. In de inleiding van de evaluatie wordt er terecht op gewezen dat gezondheid, ziekte en sterfte door een complex samenspel van factoren binnen en buiten de gezondheidssector beïnvloed worden. Bovendien is gezondheid meer dan afwezigheid van ziekte of van vroegtijdige sterfte. Dit maakt dat het lastig is om verbeteringen in de gezondheid van (arme) mensen exclusief toe te schrijven aan inspanningen geleverd binnen de gezondheidszorg. Maar een goed lopende gezondheidszorg is uiteraard wel een belangrijk aspect.

Tevens maakt de evaluatie duidelijk, dat er aan een scala van voorwaarden voldaan dient te worden, wil de gezondheidszorg optimaal kunnen functioneren. Medicijnvoorziening bijvoorbeeld, een beperkt, maar essentieel onderdeel van de algemene gezondheidszorg, vraagt om wetgeving, regulering en richtlijnen voor de farmaceutische sector; een vastgestelde lijst met essentiële medicijnen; tijdige aankoop, vervoer, opslag en toelevering van medicijnen; kwaliteitscontrole; een rationeel gebruik van medicijnen en duurzame financiering. Zodra een van de schakels ontbreekt, heeft dat negatieve invloed op de hele keten. Dit maakt dat verbeteringen in gezondheidszorg pas zichtbaar worden als op meerdere onderdelen voortgang wordt geboekt.

Daaraan zou ik nog willen toevoegen dat er vele actoren zijn in de gezondheidssector in een land die allemaal een bepaalde rol en verantwoordelijkheid hebben. Ook is er in veel gevallen een spanningsveld tussen beleidsprioriteiten van de landen zelf (ownership) en van bilaterale en multilaterale partners. Het is daarom moeilijk, zo niet onmogelijk, directe uitspraken te doen over het effect van de Nederlandse inspanningen, wel echter kan de plausibiliteit van effecten daarvan worden beredeneerd.

Binnen het kader van de gekozen doelstelling - het beoordelen in hoeverre de Nederlandse bilaterale ontwikkelingssamenwerking op het gebied van gezondheid, voeding en bevolking direct of indirect heeft bijgedragen aan de bestrijding van ziekte en sterfte met name onder de armen - en in relatie tot de gekozen landen, kan ik de bevindingen en resultaten van de evaluatie in het algemeen onderschrijven. Het evaluatierapport geeft een goed beeld van een aantal sterkere en zwakkere kanten van de projecten en programma's in de drie betreffende landen. Helaas blijft in de hoofdbevindingen de relatie met het bredere, nationale en internationale, kader waarin deze programma's en projecten werden uitgevoerd enigszins onderbelicht.

Voorts ben ik van mening dat de keuze voor de sectorale benadering, waaraan Nederland en andere donoren sinds 1998 actief deelnemen, uiteindelijk tot een meer duurzame verbetering van de gezondheid zal leiden dan een veelheid van (relatief) geïsoleerde bilaterale inspanningen. Hiervoor is echter langdurige en structurele samenwerking met landen en internationale organisaties nodig. Vandaar ook mijn keuze voor het samenwerken met minder landen in een beperkt aantal sectoren. In die landen werken we samen via een door de landen aangestuurd proces in nauwe coördinatie met andere donoren. Om die processen op landenniveau goed te kunnen laten verlopen is het belangrijk om óók op internationaal niveau goed te coördineren, zowel met andere bilaterale donoren als via de beleidsdialoog met internationale organisaties. Deze aanpak sluit ook goed aan bij de actuele internationale discussies over het belang van investeren in de gezondheidssector om te komen tot terugdringing van de armoede.

Beleid en uitgaven:

Het Nederlandse OS beleid op het gebied van Gezondheid, Voeding en Bevolking ontwikkelde zich in grote samenhang met internationale ontwikkelingen en uitkomsten van internationale conferenties zoals de 'World Summit for Children' in 1990, de 'International Conference on Nutrition' in 1992, de 'International Conference on Population and Development' in 1994, de 'Social Summit' en de 'International Conference on Women and Development' in 1995. Het Nederlandse beleid is waar nodig gepreciseerd op specifieke onderdelen in een aantal thema- beleidsdocumenten, onder andere over voeding, reproductieve gezondheid, malaria, HIV/AIDS en kinderen.

Het Nederlandse OS-beleid op het gebied van Gezondheid, Voeding en Bevolking is een uitwerking van het algemene OS-beleid ter bestrijding van armoede. Dit beleid stelt dat, terwijl het niet mogelijk is de interactie tussen ziekte en armoede precies vast te stellen, het zonder meer duidelijk is dat investering in gezondheid, investering in armoedevermindering is. Binnen de gezondheidssector vertaalt zich dit naar een langdurige prioriteit voor samenwerking op het gebied van basisgezondheidszorg inclusief moeder- en kindzorg, reproductieve gezondheid en rechten, en bestrijding van ondervoeding en infectieziekten. Daarnaast is er in toenemende mate aandacht uitgegaan naar institutionele problemen, met name op het gebied van de planning, management, organisatie en financiering van de gezondheidssector.

In de periode 1995 - 1999 werd door Nederland, via de verschillende kanalen van uitvoering , 650 miljoen Euro besteed aan activiteiten op het gebied van Gezondheid, Voeding en Bevolking. Hiervan werd 341 miljoen Euro uitgegeven onder het landenprogramma Sociale Ontwikkeling, dat voornamelijk uit bilaterale samenwerking bestaat. In Mozambique, Jemen en Burkina Faso werd in deze periode respectievelijk 25.8 miljoen, 21.1 miljoen en 5.8 miljoen Euro besteed aan een totaal van 21 projecten en programma's (ongeveer 15% van de bilaterale samenwerking op het gebied van Gezondheid, Voeding en Bevolking). De evaluatie vermeldt helaas niet hoe deze bedragen zich verhouden tot de nationale budgetten, andere donorbijdragen en de particuliere bijdrage van de bevolking. Duidelijk moge zijn dat deze geëvalueerde programma's en projecten in de drie landen maar een beperkt deel van de totale bestede gelden aan activiteiten op het gebied van Gezondheid, Voeding en Bevolking vertegenwoordigen. Daarom moeten we terughoudend zijn bij het generaliseren van de conclusies van dit onderzoek.

Relevantie, doeltreffendheid, doelmatigheid, duurzaamheid, impact:

De evaluatie komt tot de conclusie dat vrijwel alle door Nederland gesteunde activiteiten in de drie landen relevant tot zeer relevant zijn, omdat ze beantwoorden aan prioritaire problemen in de gezondheidssector en zowel passen binnen het nationale beleid van de betreffende landen als binnen het Nederlandse beleid.

Doeltreffendheid en doelmatigheid tonen een gevarieerd beeld. Het basisgezondheidszorg programma (PASKK) in Kaya in Burkina Faso is een voorbeeld van een geslaagd project met belangrijke resultaten op microniveau. Dit startte als een klein project ter bevordering van immunisering tegen kinderziekten; en groeide uit tot een basisgezondheidszorgprogramma met speciale aandacht voor moeder- en kindzorg en capaciteitsopbouw met bevolkingsparticipatie in het management van perifere gezondheidscentra. Het project kreeg daarmee ook betekenis op mesoniveau. Ik vind het verheugend dat verschillende elementen van het project als voorbeeld hebben gediend voor de hervorming van het beleid op nationaal niveau. Ook het basisgezondheidszorg programma in Hodeidah in Jemen kan als doeltreffend worden gekwalificeerd. Bij de overige basisgezondheidszorg programma's bleken de doelstellingen te ambitieus en waren tussentijdse bijstellingen nodig.

De evaluatie concludeert dat de doeltreffendheid van de projecten en programma's met name werd gezien op het gebied van infrastructuur en training, en minder op het gebied van kwaliteit van zorg, gelijkwaardigheid, bevolkingsparticipatie, en intersectorale samenwerking.

In het algemeen werden doeltreffende projecten ook als doelmatig beoordeeld. Een voorbeeld is het Hodeidah Urban Primary Health Care Project in Jemen waar de doelstelling van grotere toegang tot goede kwaliteit Primary Health Care bereikt werd door een combinatie van juiste technische benaderingen en geschikte management mechanismen. De training van vrouwelijke gezondheidswerkers bleek uiterst effectief want dit bevorderde de toegang tot en de kwaliteit van moeder- en kindzorg en reproductieve gezondheidszorg .

Het gevarieerde beeld in de doelmatigheid (kosten-effectiviteit en adequaat management) van de projecten en programma's is terug te voeren op een veelheid van factoren. Het rapport identificeert belangrijke elementen zoals de aan- of afwezigheid van verantwoord algemeen en financieel management; adequate en transparante boekhouding; aanbestedingen van goederen en diensten volgens internationale standaarden; en een regelmatige en gedegen monitoring. Dit geeft aan hoe belangrijk deze algemene randvoorwaarden zijn voor het effectief ondersteunen van een sector. De invloed van Nederland hierbij, als bilaterale donor via een project, is dus per definitie beperkt.

De evaluatie constateert dat, voor zover kan worden nagegaan, de duurzaamheid van de geëvalueerde projecten en programma's over het algemeen niet sterk is. Met name de financiële duurzaamheid is een punt van zorg. Zonder het belang van financiële duurzaamheid te willen bagatelliseren, wil ik hierbij twee kanttekeningen plaatsen. Het recent gepubliceerde rapport van de Commission on Macroeconomics and Health concludeert dat financiële duurzaamheid een illusie is zolang landen niet beschikken over een minimaal budget van USD 30 per persoon per jaar, dat nodig is om een elementaire gezondheidszorg te kunnen draaien. Mozambique, Jemen en Burkina Faso behoren tot de armste landen ter wereld en het moge duidelijke zijn dat de beschikbare totale budgetten voor de gezondheidssector heel ver onder dit minimale bedrag liggen. Ten tweede is gedurende de afgelopen jaren het besef gegroeid dat geïsoleerde projectactiviteiten slechts zelden duurzaam blijken te zijn. Ik zie dit dan ook vooral als een aansporing om door te gaan op onze lijn om bij armoedebestrijding samen te werken met andere donoren aan de uitvoering van het beleid van het ontvangende land en aan te sluiten bij internationale initiatieven, zodat onze bijdrage inderdaad uiteindelijk een betere gezondheid oplevert voor de bevolking, met name voor de armen.

Wat betreft de impact van de Nederlandse bijdrage, deze valt, zoals eerder reeds aangegeven, slechts in termen van plausibiliteit te duiden. In twee van de drie settings is het gebruik van de preventieve dienstverlening toegenomen, hetgeen een bescheiden bijdrage waarschijnlijk maakt.

Hieronder ga ik in op vier issues die uit de evaluatie naar voren komen (1) community health versus institutionele ontwikkeling, (2) toegang van de armen tot kwaliteitszorg, (3) focus op voeding en reproductieve gezondheid en (4) beschikbaarheid en rationeel gebruik van essentiële geneesmiddelen.


1) De evaluatie stelt op basis van de beschikbare data dat een eenzijdige nadruk op institutionele versterking ten koste gaat van aandacht voor community health. Ik onderschrijf die observatie doch merk op dat versterking van gezondheidssystemen een noodzakelijke voorwaarde is voor structurele verbeteringen van de zorg op community niveau. Ook internationaal wordt steeds meer erkend dat de nadruk op dit noodzakelijke proces niet ten koste mag gaan van aandacht voor directe resultaten in termen van gezondheid van mensen en met name de armen.

Nederland draagt deze visie actief uit in de verschillende relevante fora, waaronder de multilaterale organisaties en de mondiale initiatieven op gebied van gezondheid. Ook in de bilaterale samenwerking is deze discussie actueel. Decentralisatie kan daar bijdragen aan een gezondheidszorg die beter aansluit bij de lokale behoeften. In Zambia bijvoorbeeld was Nederland de eerste donor die bijdroeg aan de zogenaamde 'district basket'. Districten hebben daar de autoriteit, en via de 'basket' ook de middelen, voor lokale planning van hun activiteiten. Dit verhoogt de mogelijkheid tot consultatie van de lokale bevolking, en tot een planning die beter aansluit bij hun behoeften. Overigens is het een feit dat de rol van community health workers gedurende de afgelopen jaren aan belang heeft ingeboet. Dit is echter geen specifieke vaststelling van deze evaluatie maar een internationale trend. In het Primary Health Care concept voorzag men een grote rol voor deze groep gezondheidswerkers. Deze verwachtingen zijn echter nooit waargemaakt, en de bereikte effecten op de gezondheid van de bevolking zijn zeer beperkt en weinig duurzaam gebleven.


2) Ik deel de zorg van de evaluatie hoe de toegang van de armen tot kwaliteitszorg te verzekeren. Toepassing van 'user fees' is daarvan een aspect dat momenteel internationaal sterk ter discussie staat. Een verzekeringssysteem zou een deel van de oplossing kunnen zijn, maar zoals het evaluatierapport zelf ook aangeeft: de ontwikkeling van een systeem dat met name soelaas biedt voor de armen is een grote uitdaging en heeft tot dusver weinig functionerende voorbeelden opgeleverd. Het beleid is dan ook om meer aandacht te besteden aan zowel de toegang van armen tot gezondheidsvoorzieningen als de organisatie en financiering van het totale systeem - publiek en privaat - waar een verzekeringsstelsel deel van uitmaakt. In dit verband geef ik hoge prioriteit aan het vergroten van kennis en ervaring op het gebied van institutionele ontwikkeling, sector financiering en macro-economische factoren en de uiteindelijke effecten daarvan op de gezondheidstoestand van met name arme mensen.


3) De conclusie dat voeding en reproductieve gezondheid belangrijke aandachtsvelden zijn en moeten blijven onderschrijf ik uiteraard van harte. Beide onderwerpen vormen een noodzakelijke voorwaarden om de Millennium Development Goals te kunnen behalen. In vergelijking tot andere donoren is Nederland al een koploper, maar er kan en moet nog veel meer gebeuren, zowel bilateraal als multilateraal. Hiervoor blijf ik me dan ook sterk maken in overleg met ander donoren en internationale organisaties. Burden sharing door andere donoren is hard nodig.


4) Wat betreft de essentiële geneesmiddelen stelt de evaluatie vooral problemen vast ten aanzien van de beschikbaarheid van medicijnen op perifeer niveau en het rationeel gebruik van medicijnen. Voor beide problemen zijn tal van oorzaken aan te geven - die veelal niet eenvoudig oplosbaar zijn. Het is enerzijds duidelijk dat een goede medicijnenvoorziening een belangrijke voorwaarde is voor een goed functionerend gezondheidssysteem - anderzijds is ook evident dat medicijnvoorziening alleen succesvol kan worden als het hele systeem daarop wordt toegerust. Ik onderschrijf deze constateringen uit het evaluatierapport. Naast de genoemde veelheid aan factoren die op nationaal niveau de beschikbaarheid van essentiële geneesmiddelen beïnvloeden, zullen landen in toenemende mate te maken krijgen met gevolgen van de toepassing van het TRIPS akkoord. Zowel via de multilaterale als via de bilaterale samenwerking zal ik landen ondersteunen opdat TRIPS geen extra struikelblok wordt dat de toegang tot essentiële geneesmiddelen en dat deze landen ook in de praktijk gebruik kunnen maken van de beleidsruimte die de speciale Ministeriële Verklaring inzake TRIPs and public health te Doha heeft gecreëerd. Het voorbeeld van essentiële geneesmiddelen is overigens ook een goede illustratie van de complexe wijze waarop verschillende factoren binnen en buiten de gezondheidssector samenhangen en invloed hebben op de gezondheidssituatie van individuen, een gemeenschap en een land. Het moge duidelijk zijn dat de projectmatige aanpak, die tot enkele jaren terug in zwang was, geen recht kan doen aan deze complexe realiteit. De sectorale benadering biedt naar mijn mening duidelijk betere perspectieven voor duurzame verbetering van de gezondheid.

de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking

Eveline Herfkens


Kenmerk

Blad /1
Via het bilaterale kanaal, de multilaterale organisaties en de (inter)nationale niet gouvernementele organisaties

===