NIBRA


Nibra Nieuws nr. 27 - juni 2002

Nibra Nieuws nr. 27 - juni 2002


Nieuwe cursussen Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen

Nieuwe cursussen Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen Het Nibra is bezig om nieuwe cursussen voor de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR) te ontwikkelen. In samenwerking met een aantal andere partijen wordt een handboek voor de basismodules samengesteld. Ook verzorgt het Nibra een deel van de nieuwe opleidingen. In september moet de eerste pilotcursus van start gaan.

In 1997 werden door het Nibra de laatste cursussen op het gebied van de Geneeskundige Hulpverlening bij Rampen gegeven. Toen al werd verwacht dat het Project Versterking Geneeskundige Hulpverlening bij Rampen voor veel veranderingen en vernieuwingen in de structuur, organisatie en procedures van de geneeskundige hulpverlening zou zorgen. Daarnaast waren er klachten over het doel en de effectiviteit van de cursussen, de diversiteit in achtergrond en kennisniveau van de cursisten en het ontbreken van duidelijke functieprofielen. Het leek het Nibra dan ook beter om met nieuwe cursussen te wachten, totdat de uitkomsten van het versterkingsproject duidelijk waren.

Inmiddels is het versterkingsproject afgerond. Plato (Platform opleiding, onderwijs en organisatie van de faculteit Sociale Wetenschappen van de universiteit Leiden) heeft in opdracht van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) alle functies in de operationele geneeskundige hulpverlening geïnventariseerd op opleidingsbehoefte en de bijbehorende opleidingseisen geformuleerd. Hierbij zijn de dertig gedetecteerde functies in de GHOR onderverdeeld in vier functiegroepen:

1. functies m.b.t. medisch transport en transportondersteuning 2. functies m.b.t. medisch handelen (curatief) 3. functies m.b.t. psychosociale hulpverlening (geestelijke gezondheidszorg)
4. functies m.b.t. multidisciplinair management.

Weten wat je taak is onder operationele omstandigheden Weten wat je taak is onder operationele omstandigheden

Modulepakket
Vervolgens heeft Plato de opleidingeisen voor de GHOR-functies vertaald in een nieuwe modulaire opleidingsstructuur. Deze heeft dezelfde systematiek als de opleidingsstructuur van de OCR (Opleidingen Crisisbeheersing en Rampenbestrijding) en bestaat uit basismodules, aanvullende modules en keuzemodules.

Het modulepakket ziet er als volgt uit:
Basismodules:
Organisatie van de GHOR
De GHOR-processen
Functiegroepen binnen de GHOR

Aanvullende modules:
Taken en procedures voor functies
Informatie en registratie
Verbindingen en communicatiemiddelen
Medisch handelen bij calamiteiten

Keuzemodules:
Juridische aspecten in de medische praktijk
Intern leiderschap
Psychosociale hulpverlening

Uniformiteit
Anders dan bij de brandweer- en politieopleidingen het geval is, worden de GHOR-cursussen niet door één landelijk opleidingsinstituut verzorgd. Er is sprake van een vrije marktwerking, wat betekent dat elke onderwijsinstelling GHOR-opleidingen kan aanbieden. De vrije marktwerking heeft behalve voordelen - zoals keuzevrijheid voor de klant en concurrentie in prijs en kwaliteit - ook een nadeel: door een uiteenlopende invulling van de eindtermen kunnen er verschillen optreden in de basisleerstof, waardoor de gewenste uniformiteit niet groter, maar eerder kleiner wordt.

Daarom hebben de Raad van Regionaal Functionarissen (Raad van RGF'en), het Nederlands Instituut voor Urgentiegeneeskunde (NIVU) en de ministeries van BZK en VWS ervoor gekozen om één basishandboek voor de GHOR-basismodules te gebruiken. De opleidingsinstituten die de GHOR-cursussen aanbieden, worden geacht dit basishandboek te gebruiken. Het Nibra heeft de opdracht gekregen om het handboek samen te stellen. Dit gebeurt in samenwerking met het NIGHR (Nederlands Instituut voor Geneeskundige Hulpverlening bij Rampen). Verder hebben de NSPH (National School of Public Health) en het Ipshor (Instituut voor psychosociale hulpverlening bij ongevallen en rampen) een bijdrage geleverd.

Doublures
Behalve dat het Nibra het handboek samenstelt, verzorgt het zelf ook een deel van de nieuwe cursussen: de drie basismodules en enkele vervolgmodules.
Alle inspanningen zijn erop gericht om in september te kunnen starten met de eerste pilotcursus voor de basismodules. De GHOR-modules zijn afgestemd op de OCR-modules. Dit heeft als voordeel dat doublures zo veel mogelijk worden voorkomen en de materie op elkaar aansluit.
Het uitgangspunt is dat alle functionarissen, die een van de dertig operationele GHOR-functies vervullen, de basismodules volgen. Of dat als initiële basiscursus of als bijscholingscursus is, is nog een punt van aandacht. Ook over de toekomstige certificering van cursussen en vrijstellingen moeten nog besluiten worden genomen.

In de lessen zullen de docenten zo veel mogelijk interactieve werkvormen hanteren, zoals groepsopdrachten, rollenspelen en casusbehandeling; op termijn zal ook gebruik worden gemaakt van computersimulatie. Verder zullen deskundigen op het gebied van het betreffende cursusonderwerp als gastdocent worden ingezet. De basiscursussen gaan drie dagen duren, de bijscholingscursussen ruim anderhalve dag. De modules kunnen zowel op locatie in de regio als op het Nibra worden gegeven. De eerste optie, in de regio dicht bij huis, heeft praktische voordelen, zoals weinig reiskilometers en 's avonds en 's nachts thuis. Bij de tweede optie, op het Nibra, is er meer gelegenheid om ervaringen met collega's uit andere GHOR-regio's uit te wisselen.

Samenwerking bij traumazorg op de ongevalslocatie Samenwerking bij traumazorg op de ongevalslocatieMeerwaarde Voor een van de dertig functies - die van Officier van Dienst - Geneeskundig (OVD-G) - komt er een bijzondere cursusvorm. In een multidisciplinaire OVD-cursus komen de Officieren van Dienst van debrandweer, politie en de GHOR bij elkaar.

Het is de bedoeling dat de OVD'en eerst een monodisciplinair deel voor hun eigen dienst volgen, waarna ze samen door middel van rollenspel, casustraining en virtueel oefenprogramma hun functie in een realistische omgeving leren kennen. Het multidisciplinaire karakter geeft deze cursus een meerwaarde. Bovendien kunnen de OVD'en bij voldoende resultaat van deze cursus vrijstellingen behalen voor de OCR-basismodules en kunnen de OVD-G'en tevens in het bezit komen van het toekomstige certificaat van de GHOR-basismodules.

Ook inzicht hebben in de werkwijzen van je collega Ook inzicht hebben in de werkwijzen van je collega

In juli zal het Nibra de Regionaal Geneeskundig Functionarissen en hun bureaus GHOR van de GHOR-regio's nader informeren over de GHOR-basismodules.

Hulpverleningsexperiment Omnibus
Op zaterdag 18 mei hebben Hulpverlening Gelderland Midden en het Nibra in Woensdrecht een experiment uitgevoerd dat de hulpverlening bij ongevallen met grote vervoermiddelen moet systematiseren. Het gaat om vervoermiddelen waarin grotere groepen mensen samen reizen, zoals autobus, trein, metro, tram en verkeersvliegtuig. De te ontwikkelen methode heet vooralsnog: 'Inzetsysteem hulpverlening Omnibus'.

Omnibus bouwt voort op de methode voor kleinschalige reguliere hulpverlening, waarbij brandweer en ambulanceteam gestructureerd samenwerken. Het project is een initiatief van Hulpverlening Gelderland Midden en de Edese/Arnhemse werkgroep Rampenbestrijdingsplan vliegbasis Deelen. De methode Omnibus is ontwikkeld door Vincent van Vliet van het Nibra, tijdens zijn detachering bij Hulpverlening Gelderland Midden, en Fons Graauw van brandweer Bergen op Zoom/ Roosendaal. Fons Grauw coördineert voor het Nibra de samenstelling van de lesstof voor hulpverlening bij ongevallen met autobussen.

Het experiment op het brandweeroefenterrein van de Koninklijke Luchtmacht in Woensdrecht bestond uit het oefenen van drie ongevalsituaties: een bus in de normale positie, een 45 graden gekantelde bus en een oefenvliegtuig op 3,5 meter hoogte. Vier blusgroepen, afkomstig uit Otterlo, Doorwerth, Hoenderloo en Doesburg, en een ambulance-eenheid uit Roosendaal werkten enthousiast mee aan het experiment. Ruim veertig LOTUS-slachtoffers van de groepen Ede en Roosendaal zorgden voor een zeer realistisch oefenbeeld.

De oefenscenario's, enscenering en verzorging waren in handen van het Nibra. Deskundigen van het Nederlands Instituut voor Urgentiegeneeskunde (NIVU), de brandweerregio's Hulpverlening Gelderland Midden en West-Brabant en het Nibra hebben de oefening geëvalueerd. Het is de bedoeling dat de resultaten van het experiment worden verwerkt in de lesstof en operationele trainingen van het Nibra. Zodra de Omnibus-methode is ontwikkeld, zal het Nibra de implementatie hiervan organiseren door het verzorgen van instructie en oefeningen.

Brandweermensen redden een van de LOTUS-slachtoffers uit de gekantelde bus.
Brandweermensen redden een van de LOTUS-slachtoffers uit de gekantelde bus.
Redactioneel
Voor brandweermensen is preventie veelal synoniem met vergunningverlening en handhaving. Voor andere 'veiligheidssectoren' is dat niet het geval. Daar waar geen bindende regels zijn, moet men zich verlaten op vrijwillige medewerking. Voorlichting is dan cruciaal. Op het gebied van bijvoorbeeld klassieke volksgezondheid (zoals geslachtsziekten) en inbraakpreventie kennen de betrokken diensten daarom een sterke traditie van voorlichting.

Bij de brandweer is er tot nu toe nog relatief weinig aandacht voor voorlichting als preventief instrument om de brandveiligheid te vergroten. Uit de quick scan brandveiligheid, die het Nibra in opdracht van de commissie Alders heeft uitgevoerd, bleek dat voorlichting op het gebied van brandveiligheid door vele betrokkenen als belangrijk werd ingeschat, maar dat in de praktijk voorlichting toch op een laatste (budgettaire) plaats kwam.

Dat voorlichting een volwaardig deel van de preventieschakel behoort te zijn, wordt duidelijk uit twee onderzoeken. Het eerste is een internationaal onderzoek dat een relatie legt tussen het aantal slachtoffers bij brand en het voorlichtingsbudget van de lokale brandweer. Brian Sweeney wijst onder andere op een vermindering van 70% van het aantal slachtoffers bij brand in drie jaar tijd als gevolg van een intensieve voorlichtingscampagne door de brandweer van West Midlands. Overigens bleef ook daar het voorlichtingsbudget onder de 1% van het totale budget liggen.

Ten tweede kennen we in Nederland sinds enkele jaren een belangrijk landelijk voorlichtingsinitiatief: de Nationale Brandpreventieweek. Centraal wordt op basis van een jaarlijks wisselend thema voorlichtingsmateriaal ontwikkeld dat lokale brandweerkorpsen kunnen gebruiken. Minder dan de helft van de Nederlandse korpsen doet echter aan dit initiatief mee . Toch lijken de resultaten van de campagne aan te tonen dat voorlichting kan bijdragen aan brandveiligheid:

van de doelgroep van de campagne van vorig jaar, ouders met thuiswonende kinderen en zelfstandig wonende jongeren, was een ruime helft met de campagne geconfronteerd
van de geconfronteerden overweegt een kleine helft als gevolg van de campagne rookmelders te plaatsen of een extra vluchtweg te creëren 5% van de geconfronteerden heeft dankzij de campagne al een extra aanbevolen maatregel genomen .

Bovenstaande onderzoeken geven het beeld van 'voorlichting' als een zeer waardevol instrument dat nog onvoldoende gebruikt wordt door de brandweer. Van toepassingsmogelijkheden, -beperkingen en effectiviteit bestaat nog geen of een onvoldoende onderbouwd beeld. Begrijpelijk, want toepassing van het instrument vergt specialistische kennis die niet tot de kernvaardigheden van de brandweer behoort.

Het belang van brandveiligheid vereist meer en professionele voorlichting. De brandweer heeft de verantwoordelijkheid optimale brandveiligheid te realiseren. Dus?

Zie voor een samenvatting hiervan en voor meer literatuurverwijzingen 'An investigation examining the balance of suppressive and preventive fire service activity'. In 'Brandpreventie in relatie tot brandveiligheid', Nibra-publicatiereeks nr. 6

Project en evaluatieverslag van de Nationale Brandpreventieweek 2001.

Tussenmeting evaluatie campagne brandpreventie 2001/2002, ResCon, Haarlem, november 2001.

Nieuws van het team Publicaties
Nieuwe druk Pompbediener
In juni verschijnt er een nieuwe druk van de module Pompbediener. In deze 7e druk zijn actuele inzichten verwerkt en worden, met name in het hoofdstuk over centrifugaal- en ontluchtingspompen, zaken duidelijker uitgelegd. Daarnaast zijn praktijkvoorbeelden toegevoegd, om de complexe materie van de stof praktisch toe te lichten.

Nieuwe druk Brandweerchauffeur
De afgelopen tijd heeft het team gewerkt aan een nieuwe druk van de aanvullende module Brandweerchauffeur. De nieuwe druk zou volgens planning in juni verschijnen. De verschijning wordt echter vertraagd door de invoering (waarschijnlijk op 1 juli aanstaande) van de Brancherichtlijn optische en geluidssignalen voor brandweerchauffeurs. Om de actualiteit van de leerstof te waarborgen, zal geprobeerd worden deze brancherichtlijn in de nieuwe druk te verwerken. De overige wijzigingen in de module betreffen een actualisering en verbetering van deel I Wetgeving en deel II Voertuigtechniek.

Beeldcasussen Oefenbank 2002
In de zomer zal de cd-rom Oefenbank versie 2002a beeldcasussen verschijnen. Deze cdrom is een aanvulling op de in februari van dit jaar verschenen Oefenbank. Op de cdrom staan 32 beeldcasussen voor bevelvoerders en 36 beeldcasussen voor officieren van dienst. Ten opzichte van de vorige versie van de Oefenbank (verschenen in april 2001) zijn de gebruiksmogelijkheden uitgebreid. Zo is het mogelijk om digitale aantekeningen bij de 'overwegingen', 'prioriteiten' en 'acties' - samen met de modeloplossingen - op te slaan en/of te printen.
Beeldcasussen hebben als doel bevelvoerders en officieren van dienst te trainen in het maken van een (snelle) situatie- of gevaarsinschatting door middel van interpretatie van een of meer foto's. Bevelvoerenden kunnen zich zo voorbereiden op het leidinggeven bij (complexe) incidenten.

Beeldcasus Beeldcasus uit de 700-serie voor bevelvoerders. Na een korte beschrijving van het voorval kan de bevelvoerder de bijbehorende foto('s) opvragen. Daarna heeft hij twee minuten de tijd om op te schrijven tot welke overwegingen, prioriteiten en acties hij ter plaatse zou beslissen. Zijn bevindingen kan hij vervolgens vergelijken met het modelantwoord dat door het Nibra is gegeven.

Algemene doorlichting rampenbeheersing
Medio 2001 is de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (de voormalige Inspectie Brandweerzorg en Rampenbestrijding en de Inspectie Politie) van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) gestart met het ontwikkelen van een doorlichtingsinstrumentarium (toetsingskaders) om de (toekomstige) vijfentwintig hulpverleningsregio's in Nederland 'door te lichten'. Daarmee dient een algemeen beeld verkregen te worden over de mate waarin aan de condities is voldaan of zal worden voldaan voor een adequaat niveau van de rampenbeheersing in de hulpverleningsregio's.

Met de algemene doorlichting beoogt de inspectie de kwaliteit van de rampenbeheersing te bevorderen, de vrijblijvend- heid terug te dringen en de politiek verantwoordelijken op gemeentelijk, provinciaal en departementaal niveau en het parlement te informeren. De Inspectie gaat er bij de opzet vanuit dat alle hulpverleningsregio's ten minste eens per vier jaar worden onderzocht.

Op dit moment is voor elk proces van de rampenbestrijding en de voorbereiding daarop een toetsingskader (de zogeheten toetsfiches) ontwikkeld, waarbij onder andere door middel van Group Decision Room-sessies die op het Nibra zijn gehouden, de expertise van het veld is verwerkt. De toetsfiches voor de gemeentelijke processen, politie- en brandweerprocessen zijn door het Nibra ontwikkeld.

Een toetsfiche bestaat uit een modelscenario, een bureautoets en een praktijktoets. De bureautoets wordt gebruikt tijdens de voorbereiding op de doorlichting (met name de planvorming wordt beoordeeld) en de praktijktoets tijdens de doorlichting op de locatie zelf. Aan de hand van de proefregio's Drenthe en Flevoland en een pilotregio worden de toetsingskaders getest.

Meer informatie over de doorlichting en de (concept)toetsingskaders is te vinden op de internetsite van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties: www.minbzk.nl/veiligheid . Ook kunt u op deze site reageren op de (concept)modelscenario's (als onderdeel van de toetsingskaders).

Nibra breidt aantal internationale trainingslocaties fors uit Realistisch oefenen op vier nieuwe, gerenommeerde oefencentra in het buitenland. Centra met elk hun eigen specialisme. Desgewenst met een op maat gesneden trainingsprogramma, verzorgd door een docent naar keuze. Brandweerkorpsen kunnen voortaan nog beter hun eigen oefenprogramma samenstellen.

Het Nibra organiseert al meer dan 25 jaar met veel succes operationele trainingen voor leidinggevenden in het buitenland. Tot nu toe vonden de meeste buitenlandse trainingen plaats op het Fire Service College in het Engelse Moreton-in-Marsh. Om bevelvoerders en officieren een nog breder scala aan oefeningen aan te kunnen bieden, gaat het Nibra nu ook operationele trainingen en cursussen verzorgen op oefencentra in Zweden, Finland en België.

Bijscholingscursus
De vier nieuwe trainingscentra hebben elk hun eigen specialisme. Zo is de locatie in het Finse Kuopio vooral geschikt om ongevallen met gevaarlijke stoffen te oefenen. ROGS en officieren die leiding geven aan een gaspakkenteam kunnen er uitstekend terecht. Het oefencentrum in Revinge in Zweden is vergelijkbaar met het Fire Service College in Engeland. De ensceneringen zijn zeer realistisch, zodat brandbestrijding, hulpverlening en ongevallen met gevaarlijke stoffen hier prima geoefend kunnen worden. De locatie is vooral geschikt voor leidinggevenden die al een paar keer naar Engeland zijn geweest en met andere oefenobjecten willen trainen. Daarnaast zal het Nibra op deze locatie een bijscholingscursus organiseren voor instructeurs flashover en backdraft.

Het trainingscentrum in het Engelse Newcastle beschikt over oefenobjecten voor brandbestrijding, hulpverlening en ventilatietechnieken. Hoewel het centrum niet zo groot is, biedt het voldoende oefenmogelijkheden voor een interessante trainingsweek. Oefencentrum Piba, in de buurt van Antwerpen, heeft een modern stookgebouw en is zeer geschikt voor het ensceneren van grote verkeersongevallen. Ook ongevallen met gevaarlijke stoffen kunnen hier goed getraind worden. Vanwege haar ligging leent de Belgische locatie zich bij uitstek voor korte trainingen van een of twee dagen.

Leereffect
Het doel van de operationele trainingen van het Nibra is dat bevelvoerders en officieren van dienst de vaardigheden oefenen en verbeteren die nodig zijn om hun functie te vervullen. Oefenen in het buitenland heeft een aantal voordelen ten opzichte van oefenen in eigen land. Zo bieden de buitenlandse oefencentra de mogelijkheid om onder realistische omstandigheden te oefenen, waardoor het leereffect het grootst is. Ook kunnen de deelnemers zeven dagen lang overdag en eventueel 's avonds bezig zijn met hun vak, zonder dat ze afgeleid worden door andere zaken. Verder kunnen de cursisten door het uitwisselen van ervaringen veel van elkaar leren.

Het Nibra beschikt voor zijn praktijktrainingen over meer dan vijftig zeer goed opgeleide en getrainde docenten die garant staan voor een professionele begeleiding. Allen hebben op hun eigen vakgebied veel expertise en ervaring en zijn op de hoogte van de nieuwste inzichten. Op verzoek van de opdrachtgever kan een bepaalde docent aan een bepaalde training gekoppeld worden. Wat de trainingen op de nieuwe oefencentra extra aantrekkelijk maakt, is de flexibiliteit ervan: het oefenprogramma kan geheel op maat, in overleg met de opdrachtgever worden samengesteld.

Leidraad oefenen
Leidinggevenden die geïnteresseerd zijn in een operationele training kunnen zich hiervoor op twee manieren opgeven: via een open inschrijving of een inschrijving per regio. De open inschrijving is bedoeld voor bevelvoerenden en OVD'en van brandweerkorpsen uit het hele land. Daarnaast is inschrijving per regio mogelijk. In de praktijk blijkt dat wanneer bevelvoerders en officieren van een korps samen een week weggaan, ze anders met elkaar bezig zijn en elkaar beter leren kennen. Een buitenlandse training kan dus ook de teamgeest binnen een korps bevorderen.

De komende tijd zal het Nibra de trainingen steeds meer gaan afstemmen op de Leidraad Oefenen en met thema's gaan werken. Het plan is om elk jaar een aantal themagerichte oefeningen in binnen- of buitenland te organiseren. Verder worden de bestaande trainingen op het Fire Service College onder de loep genomen; het Nibra is bezig om alle oefeningen te herschrijven en nieuwe oefeningen in de huidige programma's op te nemen.

Meer informatie
Wilt u meer weten over de buitenlandse trainingen die het Nibra voor u kan verzorgen, neemt u dan contact op met Nico Kroon, opleidingscoördinator repressieve opleidingen: n.kroon@nibra.nl.

Links: Chloorlekkage van een treinwagon. Een aanvalsploeg in geschikte beschermende kleding is bezig het lek te beheersen. Links: Chloorlekkage van een treinwagon. Een aanvalsploeg in geschikte beschermende kleding is bezig het lek te beheersen. Rechts: Door brand aangestraalde LPG-tank. Door de hittestraling is de veiligheidsklep opengegaan. De inzet is gericht op koeling van de tank en de omgeving.

Sprekers op afscheidssymposium Peter van Lochem: "Handhaven, toezicht en toetsen: te veel, te ingewikkeld"
"Onafhankelijkheid is de enige manier om precies te achterhalen wat is gebeurd. Daarom is het ook zo belangrijk dat de nieuwe Onderzoeksraad voor de Veiligheid onafhankelijk is. En is het een strijd van zestien jaar om zover te komen waard." Dit zei mr. Pieter van Vollenhoven tijdens het symposium 'De toekomst van de brandweer en rampenbestrijding' dat op 20 maart gehouden werd ter gelegenheid van het afscheid van mr. drs. P.J.P.M. van Lochem als directeur van het Nibra.

Scheidend directeur Peter van Lochem - Prominente genodigden Van Vollenhoven ging in Arnhem uitgebreid in op het belang van de onderzoeksraad. Hij bepleitte een goede scheiding tussen strafrechtelijk onderzoek en dat van de onderzoeksraad. Dat betekent dat het openbaar ministerie geen inzage krijgt in de stukken van de onderzoeksraad. De aanbevelingen van de onderzoeksraad gaan rechtstreeks naar de betrokken partijen. Die moeten binnen een jaar antwoorden wat ze met de aanbevelingen hebben gedaan of gaan doen. Op deze manier moet vrijblijvendheid uitgebannen worden. Bovendien past het in de algemene wens om meer toezicht te houden. Het wetsvoorstel tot het instellen van de onderzoeksraad zal nog dit jaar worden behandeld door de Kamer.

Virus
Toezicht en handhaving waren elementen die in verschillende toespraken aan de orde kwamen. Van Vollenhoven, beoogd voorzitter van de nieuw op te richten Onderzoeksraad, koos de invalshoek van versterking en betere onderlinge afstemming van de totale toezichtorganisatie. "Als je de handhaving en het veiligheidstoezicht wilt bevorderen, dan praat je niet alleen over een versterking van de politie, maar ook over een versterking en een betere onderlinge afstemming van de gehele toezichtorganisatie, die bestaat uit de politie, vier bijzondere opsporingsdiensten en elf inspecties. Op dit totale terrein is nog steeds sprake van personeelstekort, verkokering en braakliggende en/of overlappende werkterreinen. Daarnaast moet - ondanks de gewenste versterkingen en de betere afstemming tussen deze diensten - duidelijk worden gesteld dat de overheid alleen absoluut geen veiligheid kan garanderen. Veiligheid blijft dan ook een taak voor de samenleving in haar totaliteit."

"Maar", zo hield Van Vollenhoven zijn gehoor voor, "je hebt te maken met een virus dat economische belangen heet. Dit geldt zowel voor de burgers, als voor de overheid. Bij de overheid valt het virus te bestrijden door het invoeren van een 'Veiligheids Effect Rapportage', waarin het hoe en waarom van beslissingen duidelijk wordt aangegeven. Het handhavingsbeleid zou een ander accent kunnen krijgen door meer van het positieve uit te gaan: het belonen van goed bedrag. Je kunt kiezen voor meer toezicht, maar is het als sluitstuk niet de moeite waard om te belonen? Als burgers bereid zijn om zich uit eigen wil te houden aan de regels en daarvoor worden beloond, kan de handhaving zich intensiever richten op de overtreders. In dit licht kunnen de zogenoemde klokkenluidersregelingen niet alleen negatief maar ook positief nieuws bevatten."

Buskruit
Om de rampenbestrijding sterker te maken en te kunnen toetsen of dit in de praktijk ook werkt, is een controle-instrument nodig. In de conceptwet 'Kwaliteisbevordering rampenbestrijding', die momenteel bij de Raad van State ligt voor advies, is dit uitgebreid beschreven. Het voorstel is ook naar de Raad voor het Openbaar Bestuur gestuurd. Medio mei wordt een tussenadvies verwacht.

Vanuit verschillende gezichtspunten kwamen de andere sprekers op het symposium terug op handhaving, toezicht en toetsing. Dr. B.J.M. Ale, projectleider van het expertisecentrum voor de externe veiligheid van het RIVM toonde kort, bondig en geestig aan dat er in tweehonderd jaar helemaal niets is veranderd. Zo werd, na een explosie van een schip gevuld met buskruit, in Leiden al in 1807 een decreet uitgevaardigd met voorwaarden voor het verlenen van een vergunning aan gevaarlijke bedrijven of inrichtingen. Toen al; nu nog steeds. Want telkens weer na een calamiteit zoekt de overheid het in maatregelen die ervoor moeten zorgen dat zoiets nooit meer gebeurt. "Niets nieuws onder de zon", aldus Ale, "maar ja, nieuw beleid maken is populair en betaalt beter ..." "We leren niet van onze fouten," zo concludeerde hij. "We hebben sterk de neiging om te zeggen: 'het overkomt ons niet', maar wie het verleden vergeet, is gedoemd om te herhalen."

Te veel en te ingewikkeld
Ook na de vuurwerkramp en de nieuwjaarsbrand is de aandacht gericht op maatregelen die ervoor moeten zorgen dat zoiets niet meer kan gebeuren. En dan ook nog op de controle erop. Maar het wordt te veel en te ingewikkeld, zo bleek uit de betogen van burgemeester Pop van Haarlem en brandweercommandant Berghuijs van regio Rotterdam-Rijnmond. Pop had met name kritiek op de manier waarop controle en toezicht in het wetsvoorstel zijn beschreven: "Het is niet nodig dat de provincies in de nieuwe wet een toezichthoudende taak krijgen. De provincie heeft daarvoor geen organisatie, slechts spaarzame deskundigheid en geen geld. En bovendien geen mandaat, want alleen het Rijk stelt de eisen vast. Provincies zijn dus slechts een uitvoeringskantoor. En zo wordt er bureaucratie toegevoegd. De verzwaring van de inspectierol betekent dubbelingen in de toetsing, die alleen maar leiden tot verwarring en verspilling van energie." Berghuijs voegde eraan toe dat de overdosis van beleidsinitiatieven de organisatie zo moe maakt dat zij nauwelijks toekomt aan het implementeren van de bijbehorende maatregelen en de samenhang begint te missen. Daarom pleitte hij, zoals al eerder, voor een pas op de plaats om alle recente vernieuwingen in de organisatie in te voeren.

Berghuijs sprak over de professionalisering van de brandweer en rampenbestrijding en stelde vast dat de verbreding en verdieping van het takenpakket daarop van invloed is. "Verbreding betekent ook dat de brandweer andere mensen binnen de organisatie nodig heeft. Proactie en preventie vergen nu eenmaal andere competenties dan preparatie en repressie. Dat het niet eenvoudig is dergelijke mensen binnen de organisatie te krijgen, zeker in een periode van een krappe arbeidsmarkt, spreekt voor zich." Overigens heeft de verbreding van het takenpakket nog een ander gevolg. Berghuijs, die ook als voorzitter van de NVBR sprak, zei in dit verband dat de NVBR zich niet meer zoals vanouds alleen richt op het moederdepartement Binnenlandse Zaken, maar ook op VROM, vanwege de coördinerende taak voor de externe veiligheid, gevaarlijke stoffen en bouwregelgeving, en op Verkeer en Waterstaat, als coördinator voor de transportveiligheid. Berghuijs: "De brandweer is op zoek naar nieuwe vrienden. En dat is wel even wennen."

Loes Dockheer

Ontruimingsoefening scholen centraal in Brandpreventieweek Op 4 oktober gaat de Nationale Brandpreventieweek 2002 van start. Dit jaar is het thema 'de ontruimingsoefening op school bij brand' Achtduizend basisscholen in Nederland zullen worden uitgenodigd om in de Brandpreventieweek deel te nemen aan een ontruimingsoefening.

Het startschot voor de eerste ontruimingsoefening in de Brandpreventieweek zal worden gegeven door de burgemeester van Utrecht op een willekeurige school in deze gemeente. Het is de bedoeling dat alle basisscholen in Nederland het voorbeeld van Utrecht zullen volgen, al dan niet onder het toeziend oog van hun burgemeester, wethouder van Onderwijszaken of het lokale brandweerkorps.

Om het ontruimingsplan te oefenen kunnen de scholen onder meer gebruikmaken van de map 'Veiligheid op de basisschool'. Hierin zit informatie over het ontruimingsplan en een Controlelijst Brandveiligheid Scholen. De informatiemap, die de stichting Consument en Veiligheid vorig jaar op verzoek van het ministerie van OC&W heeft samengesteld, is naar verluidt ondertussen door meer dan de helft van de basisscholen besteld.

Om deelname aan de ontruimingsoefening aantrekkelijk te maken, maakt iedere school die zich aanmeldt kans op een georganiseerd dagje uit naar een pretpark of een van de vijftig spelpakketten 'ontruimingsoefening'. Actuele informatie over de activiteiten in de Brandpreventieweek is te vinden op de website:
www.brandpreventieweek.nl

Nieuws van het team Onderzoek
Versterking
Het team Onderzoek is op een aantal essentiële plaatsen versterkt: Leendert Vinck, Mike Metselaar en Marcel Paschedag gaan zich bezighouden met het opleiden en oefenen voor crisisbeheersing en rampenbestrijding. Jans Weges en Margrethe Kobes versterken het speerpunt brandpreventie. Peter Verhallen is van het bureau van de NVBR 'getransferd' naar het speerpunt preparatie rampenbestrijding en crisisbeheersing.

Kwaliteitsbureau brandweer
Van de grotere onderzoeken is vooral de start belangrijk van het oprichtingstraject van het kwaliteitsbureau brandweer, waaraan in opdracht van de VNG en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties samen met het SGBO, het onderzoeks- en adviesbureau van de VNG, wordt gewerkt.

Industriële branden
Interessant is ook een onderzoek in opdracht van het Verbond van Verzekeraars naar de relatie tussen getroffen brandpreventieve voorzieningen en brandschade bij industriële branden met een omvang van meer dan een miljoen euro.

Andere recente onderzoeken
Voor de NUON wordt een onderzoek naar de brandveiligheid van gasaansluitingen in huis uitgevoerd. In opdracht van de provincie Noord-Brabant is de organisatie van het provinciaal coördinatiecentrum aangepast. Voor de projectorganisatie van de Maaswerken voert het team een risicoanalyse uit. En in opdracht van de gemeente Amsterdam wordt de bluswatervoorziening in de hoofdstad onderzocht.

Nieuwe publicatie
Over het thema 'Wat is vitaal' is op 6 juni een congres gehouden in Den Haag. De bijdragen van de sprekers (Ernst Brainich, Erwin Muller, Tom Pine, Maarten van Rossem en Rob Duiven), maar ook van andere genodigden, zoals Hans Alders, zijn gebundeld en gepubliceerd in de Nibra publicatiereeks.

In de pauze was er veel belangstelling voor de diverse informatiestands. Informatiedag brandweermanager groot succes Het Nibra streeft ernaar om ieder jaar 75 kandidaten op te leiden tot brandweermanager: 50 in voltijd en 25 in deeltijd. Voor de voltijdsopleiding die op 1 oktober aanstaande van start gaat, is de selectieprocedure inmiddels volop aan de gang. Ter ondersteuning hiervan is de wervingscampagne 'Word je manager of brandweermanager' ontwikkeld. De campagne lijkt zeer geslaagd, want een recordaantal HBO'ers en academici (ruim 400) heeft op zaterdag 13 april de informatiedag bij het Nibra bezocht. De belangstellenden kregen een afwisselend en informatief programma aangeboden. Om alle bezoekers een plaats te kunnen bieden, was op het buitenterrein van het Nibra een grote tent gebouwd. De selectieprocedure voor de voltijdsopleiding wordt in de komende maanden afgerond.

Leren van een grote brand
Het evaluatieonderzoek naar de brand in De Bonte Wever heeft de afgelopen tijd veel aandacht gekregen in de Nederlandse (brandweer)-pers. Thomas Faber, regionaal commandant Groningen en voorzitter van de stuurgroep, is tevreden over het eindrapport: "Het bevat een aantal elementen waar heel veel instanties wat mee kunnen. En nu maar hopen dat de mensen het ook willen oppakken" Martin Cuperus, brandweercommandant Hardenberg en voorzitter van de werkgroep, vindt het teleurstellend dat de pers haar berichtgeving niet altijd op de juiste feiten baseerde. " Het rapport wordt niet doorgelezen, waardoor de berichtgeving soms ongenuanceerd is. Maar daar doe je niets aan, het hoort er schijnbaar bij"

Op 7 mei 2001 brandde in Slagharen (gemeente Hardenberg) het uitgaanscentrum De Bonte Wever af. Enkele tientallen woningen die door de brand werden bedreigd, moesten tijdelijk ontruimd worden. Een woonboerderij op een paar honderd meter afstand werd door vliegvuur verwoest. Nadat de brand bedwongen was, werd gevreesd voor het vrijkomen van asbest en dioxinen.

Genoeg redenen voor de gemeente Hardenberg en de regio IJssel-Vecht om, ondersteund door de Inspectie Brandweerzorg en Rampenbestrijding van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), het incident in brede zin door het Nibra te laten evalueren. Om de objectiviteit van het evaluatieonderzoek te garanderen, werden vanuit de betrokken organisaties (brandweer, politie, GHOR en gemeente) een onafhankelijke stuurgroep, klankbordgroep en werkgroep ingesteld. De stuurgroep was verantwoordelijk voor de totstandkoming van het definitieve rapport, de klankbordgroep had een reflecterende rol en de werkgroep zorgde voor de aanlevering van de onderzoeksgegevens.

Tijd en energie
Thomas Faber, regionaal commandant Groningen, werd gevraagd om de stuurgroep voor te zitten. "Ik vond het leuk om te doen, hoewel ik nooit eerder iets dergelijks had gedaan." Faber kijkt met een goed gevoel terug op het onderzoek. "Het Nibra is er, denk ik, redelijk in geslaagd om boven water te halen hoe de diverse organisaties hebben geopereerd ten tijde van de brand en welke planvorming hieraan ten grondslag heeft gelegen."

Het verzamelen van het feitenmateriaal was de taak van onder andere de werkgroep. "Het heeft heel veel tijd en energie gekost om alle gegevens, zoals plannen en geluidsbanden van de dag van de brand, bijeen te krijgen. Gelukkig werkten alle betrokkenen goed mee, zodat dit aardig is gelukt", aldus Martin Cuperus, voorzitter van de werkgroep. Faber: "Tijdens deze fase van het evaluatieonderzoek is de stuurgroep een aantal keren bij elkaar gekomen om te beoordelen of het materiaal klopte, of er geen feitelijke onjuistheden in zaten. Van belang was namelijk dat de conclusies werden getrokken op basis van de juiste gegevens. En dat is uiteindelijk ook gebeurd."

Faber benadrukt dat de evaluatie er niet op gericht was om schuldigen aan te wijzen: "We hebben geen top tien van fouten opgesteld. Het belangrijkste doel van het onderzoek was dat we leren van een grote brand en inzicht krijgen in het functioneren van de hulpdiensten hierbij." De Groningse brandweercommandant heeft er zelf ook veel van geleerd. "Tijdens het onderzoek heb ik me een aantal keren afgevraagd 'hoe hebben wij dit in Groningen eigenlijk geregeld, hebben wij bijvoorbeeld een goed dossier over rampenbestrijding.' Ik hoop dat mensen elders in het land dit soort punten ook willen oppakken, dat ze nog eens kijken hoe bepaalde zaken in hun organisatie zijn geregeld."

Preventiecontroleur
De gemeente en brandweer van Hardenberg en de regionale brandweer IJssel-Vecht zullen naar aanleiding van het rapport actie ondernemen. Cuperus: "Binnen de gemeente zal er nog meer aandacht komen voor proactie en preventie. In maart 2001, dus vóór de Bonte Weverbrand, is de gemeente al gestart met een traject 'Fysieke veiligheid, vergunningverlening, controle en handhaving'. Ook zal een aantal gemeentelijke processen beter voorbereid worden. En het rapport heeft aangetoond dat er na een gemeentelijke herindeling een opleidingsprogramma rampenbestrijding voor nieuwe werknemers moet komen." Bij de brandweer zullen twintig medewerkers worden opgeleid tot preventiecontroleur. "De preventiecontroleur krijgt niet alleen de taak om een pand te controleren op brandveiligheid, maar ook om een vorm van samenwerking met de eigenaar te ontwikkelen. Het doel hiervan is dat de eigenaar overtuigd raakt van het belang van veiligheid en zelf ook een idee krijgt van wat veiligheid inhoudt. Uiteraard moet, als dit nodig is, ook worden gehandhaafd. Dus niet meer alleen blaffen, maar nu ook bijten", aldus de commandant van brandweer Hardenberg.

Teleurstellend
Sinds de gebeurtenissen in Enschede en Volendam heeft de pers de neiging om elk incident meteen te vergelijken met deze rampen. Cuperus: "Het is lastig om daarvan los te komen en het is zeker niet altijd reëel." Vlak voor de verschijning van het rapport heeft de commandant de groep Slagharen (die na de brandmelding als eerste bij De Bonte Wever arriveerde) en de teamleiders en bevelvoerders van zijn korps al ingelicht over de conclusies en hen gewaarschuwd voor de reactie van de pers. "De media leggen meestal de nadruk op het negatieve, op wat er mis is gegaan. Bij dit onderzoek ging het om een evaluatie in brede zin: wat ging goed, wat ging niet goed en wat leer je ervan. Maar over wat goed ging, hoor je de pers niet. Ook wordt het rapport niet altijd doorgelezen, waardoor de berichtgeving soms ongenuanceerd lijkt. Dit is teleurstellend, maar je doet er niets aan."

Volgens Faber is de berichtgeving tijdens het onderzoek op een paar incidenten na goed verlopen. "Ook de perspresentatie heeft niet veel stof doen opwaaien. Het rapport is nog niet (op het moment van het interview, red.) in de gemeenteraad van Hardenberg aan de orde geweest, maar ook daar verwacht ik geen gekke dingen. Het leerproces heeft vanaf het begin voorop gestaan. Niemand hoeft zich dus te gaan verdedigen."

De evaluatie van de brand bij De Bonte Wever is verschenen in de Nibra publicatiereeks (nr. 13). Het rapport is voor 14,50 te bestellen bij de uitgeverij van het Nibra via faxnummer (026) 355 24 27.

Nieuw: Nibra Catalogus
Het Nibra publiceert behalve de leerstof van de modulaire brandweeropleidingsstructuur een groot aantal andere uitgaven op het gebied van brandweer en rampenbestrijding. Zo verschijnen in de Nibra publicatiereeks regelmatig uitgaven die de weerslag zijn van onderzoeken en scripties. Verder geven wij diverse leidraden, handboeken en naslagwerken uit. Ook kunt u bij ons voorlichtings- en promotiemateriaal over en ten behoeve van het werk van de brandweer bestellen.

Om u een beter overzicht te bieden van alle producten die wij uitgeven, vindt u deze nu bij elkaar in één catalogus. Elke uitgave wordt kort toegelicht, zodat u snel weet welk(e) onderwerp(en) in de publicatie aan de orde komen. Met behulp van de index achterin kunt u gemakkelijk op trefwoord zoeken.

Als lezer van NibraNieuws krijgt u deze zomer automatisch een exemplaar van de catalogus toegestuurd. Andere geïnteresseerden kunnen de gratis catalogus aanvragen bij onze uitgeverij: telefoon (026) 355 24 61 of (026) 355 24 53. Het e-mailadres is i.bouwens@nibra.nl.

De inzetploeg aan de slag in Doetinchem. Bij overdrukventilatie wordt de rook vanaf de brandhaard naar de uitstroomopening geblazen De inzetploeg aan de slag in Doetinchem. Bij overdrukventilatie wordt de rook vanaf de brandhaard naar de uitstroomopening geblazen Repressieve ventilatie kan binnenaanval veiliger maken De veiligheid en effectiviteit van de binnenaanval staan de laatste jaren geregeld ter discussie. En terecht, want er zijn al verscheidene brandweermensen omgekomen tijdens een binnenaanval. Door op de juiste wijze repressieve ventilatie toe te passen, kan een binnenaanval vaak veiliger en effectiever plaatsvinden. Onder repressieve ventilatie wordt verstaan overdrukventilatie, onderdrukventilatie, maar ook natuurlijke ventilatie.

Landen als Engeland, Zweden en de Verenigde Staten passen ventilatie al jaren met veel succes toe tijdens de binnenaanval. In Nederland ventileert de brandweer tot nu toe vooral tijdens het nablussen, om de rook te verdrijven. Toch wordt repressieve ventilatie ook in ons land de laatste jaren steeds vaker als onderdeel van de brandbestrijding toegepast. Dit doen de betreffende korpsen echter wel op verschillende manieren, afhankelijk van de ervaring die ze zelf met ventilatie hebben.
Het Nibra heeft een landelijke projectgroep opgericht om een aanvullende module over repressieve ventilatie te ontwikkelen. Het doel van deze module is het uniformeren van bestaande werkwijzen en het leveren van praktische tips om tot een verantwoorde inzet van repressieve ventilatie te komen. In de module staat daarom niet alleen wanneer er kan worden geventileerd, maar ook wanneer dit uit veiligheidsoverwegingen beter niet kan gebeuren.

Best practices
Centraal in de nieuwe module staat een inzetprocedure voor de toepassing van repressieve ventilatie. Deze inzetprocedure betreft geen nieuwe methode van brandbestrijding, maar is bedoeld om bevelvoerders te leren hoe zij op een veilige en effectieve manier repressieve ventilatie kunnen inzetten. De inzetprocedure is gebaseerd op 'best practices', die de projectgroep met behulp van internationale vakliteratuur en ervaringen uit het veld heeft verzameld. Ter ondersteuning van de schriftelijke module zal een instructievideo worden ontwikkeld. Verder komt er een instructeurshandleiding, waarmee instructeurs een cursus repressieve ventilatie kunnen opzetten. De module repressieve ventilatie is een aanvullende publicatie die nog geen onderdeel uitmaakt van de opleiding voor onderbrandmeester.

Slooppand
Rijk Hofman maakt als onderwijskundig redacteur van het Nibra deel uit van de landelijke projectgroep. Hij vertelt: "Bij repressieve ventilatie worden hete lucht en brandgassen al tijdens de binnenaanval uit een gebouw afgevoerd en vervangen door verse lucht van buiten. Het risico op flashover en backdraft wordt hierdoor sterk verminderd. Voor de brandbestrijding heeft ventilatie ook een aantal grote voordelen. Het belangrijkste is wel de verbetering van de veiligheid in een pand: door te ventileren wordt de temperatuur in een ruimte lager en wordt de rook afgevoerd. Hierdoor kunnen eventuele slachtoffers het langer volhouden en kunnen brandweermensen op een veiliger manier de redding of binnenaanval uitvoeren. Zo verbetert door de rookafvoer het zicht aanzienlijk.

Om na te gaan of de ontwikkelde procedure voor de inzet van ventilatoren in de praktijk werkt, is deze begin april onder realistische omstandigheden getest in een slooppand in Doetinchem. Uit de proeven bleek dat het effect van repressieve ventilatie groter was dan verwacht. Edward Huizer, lid van de projectgroep en bevelvoerder bij brandweer Doetinchem, was als trainer van de inzetploeg bij de test betrokken: "Het is een geweldige ervaring om te zien en te voelen hoe hete en gevaarlijke brandgassen binnen enkele seconden gecontroleerd kunnen worden afgevoerd. Een belangrijke voorwaarde is wel dat de leden van de inzetploeg getraind zijn en goed op elkaar zijn ingespeeld."

Vakkennis
Gerard van Gelder, bevelvoerder bij brandweer Velsen, heeft dezelfde ervaring. Hij was vorig jaar aanwezig bij een proef met overdrukventilatie in Bloemendaal: "De test in een sloopgebouw met meerdere verdiepingen was volledig geslaagd. Brandweercollega's reageerden enthousiast op de effectiviteit van het gebruik van overdrukventilatie. Een belangrijk leermoment was wel dat de deuren door de drukopbouw dichtsloegen. Dit was ook meteen te zien aan de rookuitstoot. Daarom wordt in de leerstof opgenomen dat deuren moeten worden vastgezet."
Projectgroeplid Henk Timmermans, hoofd Opleiding bij de regionale brandweer Achterhoek, benadrukt dat het belangrijk is om veel praktisch te oefenen met ventilatie. "Als je repressieve ventilatie op de juiste wijze wilt toepassen, betekent dit dat je sommige oude gewoonten overboord moet durven te zetten. We weten allemaal dat de inzet van ventilatie veel voordelen oplevert, maar dit wordt pas duidelijk als je het in de praktijk uitprobeert. Uiteraard is voor een verantwoord gebruik van ventilatie wel een gedegen vakkennis - dus opleiding - noodzakelijk."

De module, instructievideo en instructeurshandleiding zijn vanaf medio september te bestellen bij de uitgeverij van het Nibra. Voor die tijd worden alle brandweerkorpsen hierover schriftelijk geïnformeerd. In het najaar wordt er een symposium over repressieve ventilatie gehouden. Bevelvoerders en andere geïnteresseerden kunnen dan in een aantal presentaties kennismaken met de werking van de verschillende ventilatiemethoden.

Wanneer u meer wilt weten over het project repressieve ventilatie kunt u contact opnemen met Rijk Hofman, telefonisch bereikbaar via (026) 355 24 37, of Jaap Molenaar, telefoon (026) 376 41 08. De e-mailadressen zijn r.hofman@nibra.nl en j.molenaar@nibra.nl.

Special Course Crisis and Disaster Management voor regionale brandweercommandanten
Donderdagavond 24 januari is de zogenoemde Special Course Crisis and Disaster Management van start gegaan. Deelnemers zijn de regionale brandweercommandanten, enkele plaatsvervangers en één commandant werkzaam bij de krijgsmacht. Prof. Uri Rosenthal beet het spits af en besprak met de aanwezigen de kabinetsformatie, politieke ontwikkelingen van de afgelopen twintig jaar en de rol en betekenis van de regionale brandweertop in relatie tot deze politiek interessante periode. Daarbij bleek dat alleen al het regelmatig bij elkaar komen van deze groep van belang kan zijn voor de gezamenlijk te bewandelen wegen richting kabinetsformatie.

In de groep participeren niet alleen de commandanten van de drie grote steden en de daarbij behorende regio's, maar is ook de rest van Nederland, van het noorden (Groningen) tot het zuiden (Limburg), goed vertegenwoordigd. Een groot aantal van deze mannen (er is helaas nog geen vrouwelijke regionaal commandant!) heeft de afgelopen jaren medewerkers gestuurd naar de masteropleiding Crisis and Disastermanagement. Zij hoorden enthousiaste verhalen van deze medewerkers en kregen steeds meer het idee dat zij zelf ook wel eens iets dergelijks wilden.

Daarop is nu ingespeeld met deze special course die in belangrijke mate dezelfde thema's bevat - met grotendeels dezelfde kerndocenten - als de reguliere masteropleiding. Het belangrijkste verschil is de totale belasting die voor de regionale commandanten binnen de perken moest blijven. Dat heeft geleid tot een twaalftal sessies van drie dagdelen (donderdagavond en vrijdag). De komende anderhalf jaar zijn de regionale commandanten dus eens per maand een dagje van huis om nieuwe ideeën op te snuiven.

Eerste officiersopleiding op Curaçao en Aruba
In opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) verzorgt het Nibra voor de eerste keer een officiersopleiding op Curaçao en Aruba. Aan de opleiding op het niveau van Adjunct- hoofdbrandmeester nemen vijf personen van het brandweerkorps van Curaçao en vijf van het Arubaanse korps deel. Het Nibra heeft de lesstof, die is aangepast aan de lokale situatie, in overleg met de commandanten van beide korpsen en het Nbbe samengesteld. Het Nbbe levert voor deze opleiding maatwerk en heeft een aparte examenhandleiding gemaakt.

De officiersopleiding bestaat uit de verplichte modules Organisatie, Operationeel management en Repressie. Omdat bij aanvang van de opleiding nog onbekend was welke functies de deelnemers na afloop gaan vervullen, is niet gekozen voor een bestaande keuzemodule, maar is een nieuwe module samengesteld: Officier Algemene Dienst. Deze module bestaat uit de onderdelen Preparatie en Preventie.

De dagopleiding is op 4 maart van start gegaan en eindigt op 16 augustus. De brandweermensen krijgen les van zowel lokale als Nederlandse docenten. Ze volgen de lessen zo veel mogelijk samen op één locatie, maar omdat de regelgeving op beide eilanden niet volledig gelijk is, vinden er ook lessen en examens per locatie plaats.

In juli gaan de aspirant-OVD'en twee weken naar het Fire Service College in Engeland voor een operationele training. Aansluitend is een stage in Nederland gepland. De Curaçaose studenten zullen hun stage doorbrengen bij het korps Rotterdam- Rijnmond, terwijl de Arubaanse deelnemers twee weken zullen meelopen met het brandweerkorps Eindhoven. De officiersopleiding wordt afgesloten met een praktijkexamen Repressie op Curaçao.

Krachten bundelen voor veiligheid
Eind 2001 heeft de VNG een commissie ingesteld om naar een effectievere organisatievorm van brandweer, politie en geneeskundige hulpverlening te kijken, mede vanuit het perspectief van de rampenbestrijding. Deze commissie onder voorzitterschap van mevrouw Brouwer, burgemeester van Utrecht, heeft eind mei haar eindrapportage gepubliceerd onder de titel 'Krachten bundelen voor veiligheid'. Dit advies is gebaseerd op een studie van het Nibra die als aparte uitgave, maar onder dezelfde titel, bij het advies hoort.

Colofon
NibraNieuws is een uitgave van het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding, Postbus 7010, 6801 HA Arnhem Redactie: Ira Helsloot (hoofdredacteur), Lex Schruijer (projectleider), Yvonne Stassen (eindredacteur) Aan dit nummer werkten mee: Ellen Bonnema, Lenny van Broekhoven, Loes Dockheer, Rene Hagen, Annemieke Hendriks, Rijk Hofman, Maya Hoogveld, Mireille Knibbeler, Nico Kroon, Rob Kruitwagen, Gerard Lettinga, Astrid Scholtens en Marco van Wijngaarden