Ministerie van Economische Zaken Berichtnaam: SCHRIFTELIJKE VRAGEN VAN DE LEDEN HOEKEMA EN APOSTOLOU Nummer: 103 Datum: 28-06-2002

Vragen van de leden Hoekema (D66) en Apostolou (PvdA) aan de staatssecretaris van Economische Zaken en de minister van Buitenlandse Zaken over wapenleveranties aan India en Pakistan (ingezonden 24 mei 2002)


---
Welk beleid hanteert u voor wat betreft wapenleveranties aan India en Pakistan sinds einde 2001? Is het waar dat de vergunningenstop op nieuwe wapenexportvergunningen sindsdien is opgeheven?


---
Als dit beleid is veranderd, en als de vergunningenstop is ingetrokken en het algemene wapenexportbeleid sindsdien van toepassing is, waarom is dit niet specifiek aan de Kamer gemeld, of beschouwt u het gewisselde in het algemeen overleg van 12 december 2001 als voldoende?


---
Hoe past de realisatie van een groot deel van de aan India (nr. 1424 1566) op 22 januari 2001 (vergunning verstrekt in april 1998) in het in elk geval toen nog geldende beleid van een vergunningenstop met specifieke beperkte uitzonderingen?


---
Klopt het dat deze order niet voorkomt in het jaaroverzicht dat over het jaar 1998 aan de Kamer is verzonden?


---
Hoe past het verlenen van drie vergunningen aan India per einde 2000 (nrs. 1496 7931, 1523 1831, en 1387 8919) in de vergunningenstop? Zijn deze orders overigens gerealiseerd?


---
Klopt het dat de beeldversterkerbuizen van Delft Electronische Producten vóór 1998 de code ML hadden, en daarna als dual-use goederen werden gekwalificeerd? Wanneer en waarom is dit gebeurd? Is dit het gevolg van een internationale afspraak of geldt dit alleen voor Nederland?

De Staatssecreataris van Economische Zaken, drs. G. Ybema, heeft deze vragen als volgt beantwoord. Ministerie van Economische Zaken

Antwoord op 1 en 2:

De vergunningenstop op India en Pakistan is sinds 12 december 2000 niet langer van kracht. Bij brief van die datum (22054, nr. 53) hebben wij de Kamer laten weten dat voor India en Pakistan het generieke wapenexportbeleid, inclusief de individuele toetsing van aanvragen, weer zal worden toegepast. De uitkomst van de individuele toetsing van aanvragen kwam tot het algemeen overleg van 12 december 2001 overeen met het dictum van de motie Apostolou van 24 januari 2001 (22054, nr. 55), waarin de regering werd verzocht exportvergunningen voor beide landen te beperken tot retourzendingen na reparatie en onderhoud van reeds geleverde goederen.

Tijdens een algemeen overleg op 12 december 2001 heeft minister Van Aartsen aangegeven dat de constructieve houding van India en Pakistan in de internationale strijd tegen het terrorisme sinds de gebeurtenissen van 11 september 2001 aanleiding gaf tot een nieuwe benadering, en dat de regering voornemens was individuele aanvragen op beide landen weer volledig te toetsen. De sterk toegenomen spanning tussen India en Pakistan betekent overigens dat ten aanzien van beide landen op dit moment een zeer restrictief beleid geldt, en dat geen vergunningen voor nieuwe leveranties van militaire goederen worden afgegeven.

Antwoord op 3 en 4:

De vergunning van 1998 ter waarde van ca. NLG 20 miljoen betrof een verlenging van een in 1995 afgegeven (en sindsdien enkele malen verlengde) vergunning ter waarde van NLG 50 miljoen (nr. 1087 3584). Deze vergunning is indertijd opgenomen in de aan de Tweede Kamer voorgelegde cijfers. Een verlenging van een eerder afgegeven vergunning wordt niet opnieuw gemeld omdat dit zou resulteren in een dubbeltelling. Deze methodologie wordt overigens vermeld in de annex bij het jaarrapport aan de Kamer. Dat een groot deel van de order pas in januari 2001 werd gerealiseerd is te wijten aan het feit dat de looptijd van de verleende vergunning is opgeschort geweest door de vergunningenstop.

Antwoord 5:
Alle drie genoemde vergunningen betroffen verlenging van vergunningen die in 1998 al waren verleend. Overigens is van deze vergunningen geen gebruik gemaakt: deze zijn teruggegeven aan de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer.

Antwoord 6:
Beeldversterkerbuizen worden militair geclassificeerd indien er sprake is van een specifiek op militair gebruik gericht ontwerp. Gelet op de veelvuldige toepassing van deze buizen in civiele producten, is dat met zg. tweede generatie ontwerpen steeds minder vaak het geval. Zowel in ontwerp als productietechniek van tweede generatie beeldversterkerbuizen wordt inmiddels geen onderscheid meer gemaakt tussen civiele en militaire toepassing. Er is hier sprake van een voortdurende ontwikkeling, waarbij eerste generatie beeldversterkerbuizen inmiddels geheel vrij verhandelbaar zijn.