Ministerie van Economische Zaken Berichtnaam: Kamervragen over patent op kloneren van mensen Nummer: 104 Datum: 28-06-2002

Vragen van het lid Rouvoet (ChristenUnie) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over octrooi op klonering van mensen. De Staatssecretaris van Economische Zaken, G. Ybema, heeft deze vragen als volgt beantwoord. Ministerie van Economische Zaken


1
Bent u op de hoogte van het feit dat in Amerika op 3 april 2001 een patent is verleend op een methode voor het kloneren van mensen en dat de werkingssfeer van dit patent zich niet alleen beperkt tot de techniek zelf, maar zich ook uitstrekt tot de levende, gekloneerde producten, geproduceerd met behulp van de betreffende methode?

Ja.
Het gaat om een octrooi dat voor de V.S. is aangevraagd op 18 juni 1998 door de Universiteit van Missouri. Het United States Patent and Trademark Office (USPTO) heeft het octrooi op 3 april 2001 verleend onder nr. 6.211.429. De titel luidt "Complete oocyte activation using an oocyte-modifying agent and a reducing agent". Het octrooi heeft o.a. betrekking op een kloneringsmethode voor zoogdieren, in het bijzonder vee. De betrokken uitvinding gaat over een verbetering van de werkwijze voor het kloneren van zoogdieren, meer in het bijzonder een methode voor het transplanteren van een kern afkomstig van een zoogdiercel, zoogdierembryo, zoogdierfoetus of volwassen zoogdier naar een van de kern ontdane zoogdiereicel van hetzelfde soort zoogdier. De in het octrooischrift gegeven experimentele voorbeelden ter onderbouwing van de uitvinding beperken zich tot gebruik van eicellen van varkens en runderen. In het octrooischrift wordt vermeld dat de erin beschreven methoden echter algemeen toepasbaar zijn op een breed scala van onbevruchte zoogdiereicellen, waaronder - maar niet beperkt tot - onbevruchte eicellen van varkens, runderen, muizen, schapen, geiten, paarden, katten, honden en mensen. In het octrooischrift worden de genoemde methoden ter verbetering van het kloneren voor toepassing op menselijke eicellen dus niet uitgesloten.


2
Hoe reëel acht u de mogelijkheid dat dit patent wordt opgeheven, gelet op het feit dat onlangs in de VS een wetsvoorstel is aanvaard dat tot doel heeft het kloneren van mensen te verbieden?

Ik acht de kans dat dit octrooi wordt opgeheven niet groot. Essentie van octrooirecht is dat het de octrooihouder het recht geeft ieder ander te verbieden de handelingen te verrichten die zijn voorbehouden aan de octrooihouder. Het verval of nietig verklaren van dit octrooi zou dan het ongewenste gevolg kunnen hebben dat een ieder de geoctrooieerde handelingen zou kunnen verrichten omdat dan immers geen toestemming meer vereist is van de octrooihouder, tenzij er wettelijke maatregelen zijn die deze handelingen verbieden of beperken.

Het Amerikaanse octrooirecht kent, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Europees Octrooiverdrag of de Rijksoctrooiwet 1995, geen algemene uitzondering op de octrooieerbaarheid van uitvindingen, wegens strijd met de openbare orde of goede zeden.

Het Europees Octrooiverdrag bepaalt in artikel 53 dat Europese octrooien niet worden verleend voor uitvindingen waarvan de openbaarmaking of de toepassing strijdig zou zijn met de openbare orde of goede zeden. Artikel 3 van de Rijksoctrooiwet 1995 kent een vergelijkbare algemene bepaling.

De in onze nationale wetgeving nog niet geïmplementeerde richtlijn 98/44/EG, betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen, bepaalt in artikel 6, lid 1, dat uitvindingen, waarvan de commerciële exploitatie strijdig zou zijn met de openbare orde of met de goede zeden, van octrooieerbaarheid worden uitgesloten. Artikel 6, lid 2, aanhef en onder a, van deze richtlijn bepaalt dat met name werkwijzen voor het kloneren van mensen niet octrooieerbaar worden geacht. Zouden alleen werkwijzen voor het kloneren van mensen niet octrooieerbaar worden geacht, dan zou het probleem kunnen ontstaan dat de uitkomst van die werkwijze (het voortbrengsel), indien die uitkomst zou voldoen aan de vereisten voor octrooi, nog wel octrooieerbaar zou kunnen zijn. In het onderhavige geval zou dan een werkwijze voor het kloneren van mensen niet octrooieerbaar zijn en de uitkomst, een menselijke kloon, wel octrooieerbaar. Om dat te voorkomen is in artikel 5, lid 1 van richtlijn 98/44/EG bepaald dat het menselijk lichaam in de verschillende stadia van zijn vorming en ontwikkeling niet octrooieerbaar is. Een toelichting op de betekenis van de artikelen 5 en 6 van de richtlijn wordt gegeven in een tweetal brieven aan uw Kamer (TK 2001-2002, 26568 (R 1638) en 27423, nrs. 28 en 32). De bepalingen van de richtlijn zijn overgenomen in het Uitvoeringsreglement bij het Europees Octrooiverdrag en opgenomen in het wetsvoorstel tot wijziging van de Rijksoctrooiwet, de Rijksoctrooiwet 1995 en de Zaaizaad- en plantgoedwet (Kamerstukken II, 26568 (R 1638), nrs. 1-2).

Een verleend octrooi kan en mag niet beschouwd worden als een vergunning van overheidswege om de in het octrooischrift genoemde handelingen te verrichten. Andere wet- en regelgeving kan de aan de octrooihouder voorbehouden handelingen geheel verbieden of aanzienlijk beperken, bijvoorbeeld in verband met de veiligheid en gezondheid van mensen, ter voorkoming van milieuschade of vanwege ernstige ethische bezwaren. Het enkele feit dat octrooi is verleend, geeft de octrooihouder dus geen enkele toestemming de octrooirechtelijk beschermde handelingen te verrichten. Het verlenen van octrooi voor handelingen die op grond van andere regelgeving zijn verboden of beperkt komt regelmatig voor. De achterliggende gedachte daarbij is dat het onthouden van octrooirecht aan een aanvrager tot gevolg kan hebben dat een ieder op een later tijdstip, zodra de wettelijke verboden of beperkingen zouden zijn opgeheven, de uitvinding zonder toestemming van de uitvinder zou kunnen toepassen. Deze uitvinder had immers geen octrooirecht verkregen en zou anderen dan de commerciële toepassing van zijn vinding niet kunnen verhinderen. De betrokken uitvinder zou aldus de revenuen moeten missen voor zijn gedane investeringen in onderzoek en ontwikkeling om tot de betrokken uitvinding te komen.

Voor de Verenigde Staten geldt dat vorig jaar in het Huis van Afgevaardigden een wetsvoorstel is aangenomen met daarin een totaal verbod op kloneren. Dit verbod omvat zowel een verbod op het kloneren van mensen als een verbod op het kloneren van embryos ten behoeve van het in kweek brengen van embryonale stamcellen (therapeutisch kloneren). Echter, teneinde rechtskracht te krijgen, moet het wetsvoorstel ook in de Senaat worden aangenomen. Op dit moment ligt in de Senaat een tweetal wetsvoorstellen ter behandeling voor: het eerste is gelijk aan het wetsvoorstel zoals besproken in het huis van Afgevaardigden en het tweede staat therapeutisch kloneren onder strikte voorwaarden toe. Aanname van het eerste wetsvoorstel (met het totaalverbod) zal betekenen dat kloneren in de VS volledig verboden zal zijn, ook voor de commerciële sector. President Bush heeft reeds eerder nadrukkelijk aangegeven dat hij voor een totaal verbod op kloneren is. Als de Senaat echter het tweede wetsvoorstel zou aannemen, ontstaat een onduidelijke situatie. Vertegenwoordigers van Senaat en Huis van Afgevaardigden dienen dan in een conference committee tot een compromis te komen. Gezien de aanstaande verkiezingen en de opvattingen van President Bush lijkt de kans dat een compromis wordt bereikt, niet erg groot. Mocht toch een compromis bereikt worden waarin op een of andere wijze kloneren is toegestaan, dan zal de President hoogstwaarschijnlijk een veto uitspreken. Een veto van de President kan alleen door een tweederde meerderheid in de Senaat en Huis van Afgevaardigden ongedaan worden gemaakt. Een dergelijke meerderheid is er op dit moment zeker niet. De resultante van het tweede scenario is dan derhalve dat de situatie waarschijnlijk blijft zoals die nu is, namelijk dat kloneren niet verboden is.


3
Hoe beoordeelt u de in vraag 1 genoemde gebeurtenis in het licht van de onlangs in de Kamer aangenomen Rijksoctrooiwet?

De Nederlandse regering heeft, op verzoek van de Tweede Kamer, pogingen in het werk gesteld om richtlijn 98/44/EG betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen te laten vernietigen door het Hof van Justitie van de EG te Luxemburg. Op 9 oktober 2001 heeft het Hof het verzoek afgewezen, waardoor Nederland gehouden blijft de richtlijn te implementeren.

Octrooirecht kan in Nederland op twee manieren worden verkregen:
- door een aanvraag in te dienen bij het Europese Octrooibureau met aanwijzing Nederland of
- door een aanvraag in te dienen bij het Bureau voor de Industriële Eigendom te Rijswijk.
Het Europees Octrooibureau verleent octrooi met inachtneming van richtlijn 98/44/EG. Deze richtlijn is namelijk al geruime tijd geleden geïmplementeerd in de Uitvoeringsregels bij het Europees Octrooiverdrag. Het Europees Octrooibureau zou een octrooiaanvraag voor het kloneren van mensen dus moeten afwijzen.

Het Bureau voor de Industriële Eigendom verleent op aanvraag octrooi voor Nederland op grond van de Rijksoctrooiwet 1995. Nederland heeft richtlijn 98/44/EG nog niet geïmplementeerd in deze wet. Het betrokken wetsvoorstel (Kamerstukken II, 1998-1999, 26568 (R 1638), nrs. 1-2) is met enkele amendementen door de Tweede Kamer op 23 april j.l. aanvaard. Het wetsvoorstel is op 14 mei j.l. door de Eerste Kamer controversieel verklaard. In dit wetsvoorstel is het hiervoor (bij de beantwoording van vraag 2) genoemde artikel 6 van richtlijn 98/44/EG overgenomen, zodat daarmee uitdrukkelijk wordt bepaald dat het kloneren van mensen op grond van het Nederlandse octrooirecht niet octrooieerbaar geacht zal worden. Zou onverhoopt voor de inwerkingtreding van deze bepaling een octrooiaanvraag voor het kloneren van mensen worden ingediend bij het Bureau voor de Industriële Eigendom, dan zou zo'n uitvinding niet vatbaar voor octrooi zijn omdat de toepassing in strijd zou zijn met de openbare orde en goede zeden op grond van het vigerende artikel 3 aanhef, en onder a, van de Rijksoctrooiwet 1995. Het is wel van groot belang dat het wetsvoorstel ter implementatie van richtlijn 98/44/EG spoedig tot wet wordt verheven om absolute duidelijkheid te krijgen over de niet octrooieerbaarheid van werkwijzen voor het kloneren van mensen en daarmee een situatie zoals in de V.S. waargenomen, te voorkomen.

Wat betreft de feitelijke handelingen van het kloneren van mensen zij opgemerkt dat het wetsvoorstel voor de Embryowet (Kamerstuk I, 2000-2001, 27423, nr. 47) dat op 18 juni j.l. door de Eerste Kamer is aangenomen, in artikel 24, aanhef, en onder f, bepaalt dat het verboden is handelingen met geslachtscellen of embryo's te verrichten met het oogmerk van de geboorte van genetisch identieke menselijke individuen.

Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat werkwijzen voor het kloneren van mensen, op grond van richtlijn 98/44/EG, op grond van het Uitvoeringsreglement bij het Europees Octrooiverdrag als op grond van de vigerende Rijksoctrooiwet 1995, niet vatbaar voor octrooi zijn. Voorts zal op grond van de Embryowet, het kloneren van mensen zijn verboden.


4
Acht u de mogelijkheid tot patenteren van mensen ook in strijd met de openbare orde en goede zeden? Hoe beoordeelt u de stelling dat met het verlenen van een eigendomsrecht op gekloneerde mensen er feitelijk (letterlijk) sprake is van een nieuwe vorm van slavernij? (de ene mens is het eigendom van de andere)

Met verwijzing naar het antwoord op vraag 3 acht ik het patenteren van werkwijzen tot het maken van mensen, in casu mensen die genetisch identiek zijn aan reeds bestaande of overleden individuen, in strijd met de openbare orde en goede zeden.

De stelling dat met het verlenen van eigendomsrecht op gekloneerde mensen feitelijk sprake zou zijn van een nieuwe vorm van slavernij kan ik niet delen. Intellectueel eigendomsrecht moet worden onderscheiden van gewoon eigendomsrecht. Gewoon eigendomsrecht is het meest omvattende recht dat een (natuurlijk) persoon op een zaak kan hebben (artikel 5:1 BW). Aangezien een persoon geen zaak kan zijn, kan een persoon ook geen eigenaar van een andere persoon zijn. Intellectueel eigendomsrecht is iets anders dan gewoon eigendomsrecht. Bij intellectueel eigendomsrecht gaat het om rechten op voortbrengselen van de geest. Zolang het wetsvoorstel ter implementatie van richtlijn 98/44/EG nog niet tot wet is verheven biedt artikel 3 van de vigerende Rijksoctrooiwet 1995 het aanknopingspunt om uitvindingen voor het maken van mensen niet voor octrooi vatbaar te achten wegens strijd met de openbare orde en de goede zeden.


5
Bent u bereid deze kwestie in Europees verband aan de orde te stellen met als doel een krachtig protest richting de Verenigde Staten te laten horen? Op welke wijze denkt u daarbij de door de Kamer aanvaarde moties (Kamerstuk 26568, nrs. 33 en 35 betreffende het octrooieren van (delen van) het menselijk lichaam te betrekken?

Ik acht het niet raadzaam om de kwestie van octrooiering van werkwijzen tot kloneren van mensen aan de orde te stellen in Europees verband. De reden daarvoor is dat Nederland op grond van artikel 15 van richtlijn 98/44/EG gehouden was om deze richtlijn uiterlijk op 30 juli 2000 in nationale regelgeving om te zetten. Nederland heeft daaraan tot op heden niet voldaan en zal binnen afzienbare tijd door de Europese Commissie voor het Hof van Justitie van de EG kunnen worden gedaagd wegens niet nakoming van verplichtingen op grond van het EG-Verdrag. Nederland kan daarbij uiteindelijk worden veroordeeld tot een hoge dwangsom in geval de wetgever in gebreke blijft met de implementatie van de bedoelde richtlijn. Het zou niet geloofwaardig overkomen een krachtig protest te laten horen waar Nederland zelf al bijna twee jaar in gebreke blijft om o.a. de niet octrooieerbaarheid van werkwijzen voor het kloneren van mensen en de niet octrooieerbaarheid van het menselijk lichaam in de verschillende stadia van zijn vorming en ontwikkeling wettelijk te regelen. Het ligt meer voor de hand dat EG-landen die de richtlijn inmiddels wel hebben geïmplementeerd een verzoek doen aan de Europese Commissie om te protesteren tegen de mogelijkheid om in de Verenigde Staten van Amerika octrooi op het menselijk lichaam in de verschillende stadia van zijn vorming en zijn ontwikkeling en octrooi op werkwijzen voor het reproductief kloneren van mensen te verkrijgen.

Over de aangenomen moties nrs. 33 en 35 heb ik u bericht bij brief van 28 mei 2002 (Kamerstukken II, 26568 (R 1638), nr. 40). Deze moties zijn niet relevant voor het hier aan de orde gestelde onderwerp. Bij de aanvaarde moties gaat het om octrooiering van delen van het menselijk lichaam. Bij het hier aan de orde gestelde onderwerp gaat het echter om de niet-octrooieerbaarheid van werkwijzen voor het kloneren van zoogdieren in het algemeen zonder dat mensen expliciet zijn uitgesloten.