Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
VVA. 2002/1969
datum
28-06-2002

onderwerp
Beantwoording vragen naar aanleiding van voortgangsrapportage I&R TRC 2002/5561

bijlagen

Geachte Voorzitter,

Hierbij treft u de antwoorden aan op de vragen van uw Commissie naar aanleiding van mijn brief van 28 februari 2002 inzake de voortgang van de identificatie en registratie van dieren (LNV-02-155).

datum
28-06-2002

kenmerk
VVA. 2002/1969

bijlage

1
De verantwoordelijkheid voor het I&R-systeem heeft altijd bij het Ministerie van LNV gelegen. De aansturing van de uitvoering was in het verleden in medebewind opgedragen aan het Productschap voor Vee en Vlees; de daadwerkelijke uitvoering lag bij de Gezondheidsdienst voor Dieren. Ik vond dit een onheldere situatie waarin onder andere de verantwoordelijkheid van de Minister van LNV op het gebied van dierziektebestrijding en volksgezondheid onvoldoende recht werd gedaan. Om deze reden heb ik het besluit genomen het medebewind te beëindigen. In dit verband wil ik er nog op wijzen dat ook de Europese Commissie, onder andere in het kader van haar beoordeling van de aanpak van de klassieke varkenspest in 1997/1998, Nederland heeft geadviseerd meer direct verantwoordelijkheid te nemen voor het I&R-systeem.
Binnen het Ministerie van LNV is overigens de nodige deskundigheid op het gebied van I&R zeker wel aanwezig.

Overigens blijf ik prijs stellen op nauwe betrokkenheid van het bedrijfsleven bij de verdere ontwikkeling van I&R. Zo is medio 2001 binnen het Ministerie van LNV een Taskforce I&R in het leven geroepen die de beëindiging van het medebewind en de ontvlechting van publieke en private taken en gegevens op het gebied van I&R heeft begeleid en daarnaast werkt aan de ontwikkeling van een nieuw I&R-stelsel. Daarbij wordt de sector zoveel mogelijk betrokken. Daartoe is een Klankbordgroep I&R en zijn Adviesgroepen voor de runder- en vleeskalverensector, de schapen- en geitensector en de varkenssector in het leven geroepen. Daarnaast is een ambtelijke Adviesgroep ingesteld vanuit de LNV-diensten.

De Adviesgroepen hebben tot taak de (tussen) producten uit de informatie-analyse te beoordelen op kwaliteit, deugdelijkheid en volledigheid. Tevens zal de Adviesgroepen gevraagd worden voorgestelde oplossingen voor geconstateerde knelpunten te beoordelen, dan wel mogelijke oplossingsrichtingen aan te geven en de implementatie van het nieuwe I&R-stelsel te begeleiden. In de Adviesgroepen zijn belanghebbende organisaties uit de respectievelijke sectoren vertegenwoordigd.

2
De identificatie en registratie van runderen en schapen en geiten wijkt in belangrijke mate af van die van varkens. Waar runderen en schapen en geiten individueel en uniek worden geïdentificeerd, wordt bij varkens volstaan met een identificatie waarbij het UBN-nummer wordt aangebracht.
Verplaatsingen van runderen moeten per rund worden gemeld en worden centraal geregistreerd. Bij varkens wordt de verplaatsing koppelgewijs gemeld en eveneens centraal geregistreerd. De I&R-systematiek voor varkens is derhalve een andere dan voor runderen en schapen en geiten.

Voor mijn beweegredenen om het medebewind van het Productschap voor Vee en Vlees te beëindigen op het gebied van I&R zie de beantwoording van vraag 1.

3
Een omvangrijk en gecompliceerd project als het optuigen van een nieuw I&R-stelsel voor de diersoorten runderen, schapen en geiten en varkens behoeft een zorgvuldige voorbereiding. Voordat een dergelijk nieuw stelsel ontwikkeld en geïmplementeerd kan worden, zullen eerst onderzoeken naar onder meer de technische en financiële haalbaarheid dienen plaats te vinden. Daaronder valt ook inzicht in de wensen en het draagvlak vanuit de sector. De Adviesgroepen worden daarom nauw betrokken bij alle plannen.

Een onderzoek dat inmiddels heeft plaatsgevonden in het kader van het nieuwe I&R-stelsel is het harmonisatieonderzoek. Daarbij is onderzocht of en in hoeverre het zinvol is de verschillende diersoorten uniform te behandelen met betrekking tot regelgeving, bestuurlijke omgeving, handhaving, procesverloop en geautomatiseerde ondersteuning. Aansluitend vindt een informatie-analyse plaats waaruit moet blijken welke gegevens in het nieuwe I&R-systeem moeten worden opgeslagen. Na afronding van deze informatie-analyse kan het ontwerp en de nieuwbouw van het I&R-systeem worden aanbesteed. Nadat de resultaten van de informatie-analyse bekend zijn, zal meer duidelijkheid bestaan over het moment waarop het I&R-systeem operationeel wordt voor de verschillende diersoorten.
Gelet op de gecompliceerdheid van het project en de zorgvuldigheid waarmee uitvoering dient te worden gegeven aan de ontwikkeling van het nieuwe I&R-stelsel, zijn deze vorderingen niet gering te noemen.

4
Direct naar aanleiding van de MKZ-crisis zijn de nodige maatregelen genomen. Eén van de maatregelen betreft bijvoorbeeld de invoering van een vervoersdocument voor schapen en geiten en de verplichting om schapen en geiten binnen 30 dagen na geboorte te identificeren. Ook voor de ontwikkeling van een I&R-stelsel voor schapen en geiten geldt dat een zorgvuldige voorbereiding belangrijk is. In de afgelopen periode zijn vorderingen gemaakt inzake het definiëren van de verbeteringen aangaande I&R bij schapen en geiten. Zo is een harmonisatieonderzoek uitgevoerd waarin geconstateerd is dat voor schapen en geiten een I&R-regime wenselijk is dat in grote mate overeenkomt met I&R voor runderen. Dit betekent ook voor schapen en geiten individuele dieridentificatie en centrale registratie van gebeurtenissen betreffende het dier.

Verder is een haalbaarheidsstudie gestart om te onderzoeken of zulks op korte termijn (gestreefd wordt naar invoering in 2003) realiseerbaar is door middel van een tussenoplossing, vooruitlopend op een geheel nieuw I&R-stelsel.
De resultaten van deze haalbaarheidsstudie komen dit jaar in oktober beschikbaar.

5
Mij is bekend dat er runderen zonder oormerk worden gedumpt. Het aantal is, voorzover mij bekend, echter beperkt. Het overgrote deel van de gedumpte kadavers betreffen schapen. Om een goed beeld te krijgen van de omvang van de dumpingen en de ontwikkeling daarvan is de AID gevraagd de monitoring voort te zetten. De AID zal, na een melding van dumping, een onderzoek instellen en, indien mogelijk, tegen de geconstateerde overtreding optreden.

7
In de I&R-regelgeving wordt geen onderscheid gemaakt tussen bedrijfsmatig en hobbymatig gehouden dieren. Ook iemand die slechts één varken, rund, schaap of geit heeft, is verplicht om aan het I&R-systeem deel te nemen en het dier te laten registreren. Wel zijn de tarieven zo opgezet dat de vaste bijdrage per jaar voor mensen die minder dan 20 dieren houden geen drempel vormt om hun dieren te laten registreren.
Om houders van dieren te informeren over de veranderingen in het I&R-systeem is begin dit jaar op grote schaal een brochure verspreid, ook in het Turks en Arabisch. Ook andere communicatiemiddelen worden ingezet om specifiek hobbyhouders op de hoogte te stellen van de I&R-regels, bijvoorbeeld informatie op de website van het ministerie, via televisieprogramma's over dieren en op plattelandsjaarmarkten. De hobbydierhouders zijn eveneens vertegenwoordigd in de Adviesgroepen.

8
Onder meer de privacyregelgeving en de technische mogelijkheden zijn bepalend voor de mate waarin de I&R-gegevens breder kunnen worden benut. Derden, die belang hebben bij gegevens uit I&R-systemen, zullen onder gelijke omstandigheden gelijk worden behandeld. Kosten die daarvoor gemaakt moeten worden, zullen aan betrokkenen in rekening worden gebracht.

9
Een nieuw I&R-systeem, zoals dat momenteel in ontwikkeling is, is geschikt voor de identificatie en registratie van meerdere diersoorten en dient gegevensuitwisseling met diverse andere systemen van LNV en de sector mogelijk te maken.

De ontwikkeling van een dergelijk systeem, dat als een spin in het web gaat fungeren, dient zorgvuldig en beheersbaar plaats te vinden en kan derhalve niet versneld worden opgeleverd, zonder dat daarmee risico's worden gelopen.

10
Bij runderen geldt de verplichting om een aan- of afvoer binnen 3 werkdagen te melden. Indien een rundveehouder de afvoer van een rund meldt op de derde dag na de fysieke afvoer van het betreffende dier en de ontvanger van het dier, bijvoorbeeld een slachthuis in de buurt, de melding meteen doet op het moment van arriveren van het dier, kan het zijn dat de aanvoermelding eerder bekend is dan de afvoermelding, terwijl beide houders conform de voorschriften hebben gehandeld. Zolang de juiste af- en aanvoerdatum wordt gemeld, is de enige consequentie hiervan dat het I&R-systeem na drie dagen actueel is. De termijn kan niet worden verkort omdat Verordening (EG) Nr. 1760/2000 bepaalt dat de meldtermijn tussen de drie en zeven dagen moet liggen.

Problemen kunnen ook te wijten zijn aan onvolledige of onjuiste meldingen, waardoor gaten en overlap ontstaan. In het door het Ministerie van LNV opgestelde handhavingsprotocol zijn allerlei maatregelen opgenomen om het aantal omissies zoveel mogelijk te beperken. In het I&R-systeem worden bijvoorbeeld voorzieningen aangebracht waarmee geconstateerde omissies periodiek terug kunnen worden gemeld aan de veehouder.

11
Het in het antwoord op vraag 3 aangeduide harmonisatieonderzoek heeft duidelijk gemaakt dat het nieuwe I&R-stelsel bij voorkeur generiek van opzet moet zijn en geschikt dient te zijn voor individuele identificatie van dieren met behulp van elektronische oormerken, en centrale opslag van gegevens over die dieren en de betreffende houders. Daarna is een informatieanalyseproject opgestart waarbinnen eenduidige begrippen worden gedefinieerd en de functionele eisen worden bepaald die aan een dergelijk stelsel te stellen zijn. Parallel aan de informatieanalyse is een haalbaarheidsonderzoek van start gegaan, waarin onderzocht wordt of elektronische identificatie technisch en financieel-economisch een haalbare kaart is, gelet op massale toepassing daarvan binnen de diverse sectoren, en zo ja, op welke wijze een en ander kan worden gefinancierd. Aan de hand van de resultaten van beide trajecten zal tegen het einde van dit jaar besluitvorming plaatsvinden over het al dan niet inrichten van het nieuwe I&R-stelsel voor toepassing van elektronische oormerken. De Europese aanbesteding van de bouw van het I&R-systeem vindt daarna plaats.

12
Uitgangspunt bij de huidige Regeling Tarieven I&R 2002 is dat de gebruiker betaalt en dat de kosten voor de totale sector gelijk blijven. Met de tarieven zoals die voor 2002 gelden is van kostendekkendheid sprake. De totale kosten voor zowel de sector runderen als voor de sector varkens en voor de sector schapen en geiten die in 2002 via heffingen en retributies bij de houders in rekening worden gebracht, zijn niet hoger dan de kosten die in 2001 via de PVE-heffingen bij de verschillende sectoren in rekening werden gebracht. Hiermee wordt het uitgangspunt, dat de kosten voor de sector gelijk blijven, gerealiseerd.

13
Vanaf 1 januari 2002 is de Minister van LNV verantwoordelijk voor het functioneren van het I&R Bureau. De benaming van het I&R Bureau is per 1 januari 2002 dan ook I&R Bureau LNV. Bij het I&R Bureau LNV zijn circa 30 personen werkzaam die alle benodigde kennis in huis hebben. Een deel van de medewerkers is afkomstig van de Stichting Gezondheidsdienst voor Dieren en een deel van CR-Delta.

14
Met de Stichting Gezondheidsdienst voor Dieren zijn afspraken gemaakt die onder meer betrekking hebben op de eigendomsverdeling van de gegevens en de toepassingsprogrammatuur van het I&R Rundsysteem, het beheer en onderhoud van het I&R Rundsysteem en over de levering van I&R Rund-gegevens aan deze organisatie. In de overeenkomst over de levering van I&R Rund-gegevens is aangegeven welke gegevens ter beschikking worden gesteld van de Stichting Gezondheidsdienst voor Dieren, tegen welke voorwaarden (onder andere rekening houdend met de privacywetgeving) en welke prijs. Het in de overeenkomst opgenomen tarief is van toepassing op private activiteiten van de Stichting Gezondheidsdienst voor Dieren en geldt niet voor de uitvoering van overheidstaken in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Met CR-Delta is een overeenkomst gesloten met betrekking tot het onderhoud en operationeel beheer van het I&R Rundsysteem. Over de voorwaarden waaronder het Ministerie van LNV de gegevenslevering aan CR-Delta voortzet zijn partijen nog in onderhandeling.

Met betrekking tot de beëindiging van het medebewind zijn tussen het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en het Productschap voor Vee en Vlees (PVV) afspraken gemaakt die zijn neergelegd in een overeenkomst. De afspraken hebben onder meer betrekking op de financiering van de exploitatie, overname van rechten en verplichtingen en vergoeding van de kosten.

Onder meer is afgesproken dat de kosten in verband met de beëindiging van het medebewind voor rekening van het Ministerie van LNV komen. Daarnaast vergoedt het Ministerie van LNV eenmalig een bedrag van EUR 409.090 aan het PVV aan te wenden als vergoeding voor personele herschikking bij het productschap voortvloeiend uit de beëindiging van het medebewind.
Met het PVV is tevens afgesproken dat het Ministerie van LNV de gegevens uit het I&R-bestand ter beschikking stelt aan het PVV ter uitoefening van haar taken, voorzover de Wet Bescherming Persoonsgegevens dat toelaat.

15
In geval van geconstateerde omissies worden houders van dieren in staat gesteld deze omissies te herstellen. Voor het herstellen van deze omissies worden door het I&R Bureau LNV (runderen) en de Stichting Gezondheidsdienst voor Dieren (varkens) zogenaamde herstelprotocollen gehanteerd. Blijft de houder van dieren in gebreke dan kan de AID waarschuwingen uitdelen en een proces-verbaal opleggen.

Om geconstateerde omissies nog beter onder de aandacht te brengen bij de veehouders is de kwartaalstallijst hierop aangepast. Omissies in de registratie worden met behulp van een indicatie aangegeven. De houders hebben daarbij een uitleg gekregen wat de procedure is bij het herstellen van deze omissies.
In het algemeen geldt dat de AID, naar aanleiding van geconstateerde omissies, waarschuwingen uitdeelt en verbaliseert.

16
De Kamer is door middel van voortgangsrapportages regelmatig geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de nieuwbouw van het I&R-stelsel. De laatste drie rapportages dateren van 28 februari 2002, 9 oktober 2001 en van 20 juli 2001.

Het harmonisatieonderzoek waarvan hiervoor (vraag 3 en 11) melding gemaakt is, heeft onder meer geleerd dat het nieuwe I&R-stelsel bij voorkeur generiek van opzet moet zijn en geschikt dient te zijn voor individuele identificatie van dieren met behulp van elektronische oormerken, en centrale opslag van gegevens over die dieren en de betreffende houders.
Het onderzoek is uitgevoerd door de Taskforce I&R en een beperkt aantal materiedeskundigen van binnen en buiten LNV.

17
Voor bijzondere huisdieren en zeldzame rassen worden geen afzonderlijke I&R-systemen opgezet of bijgehouden. De zeldzame landbouwhuisdierrasen bij runderen, varkens, schapen en geiten vallen volledig onder de vigerende I&R-regelgeving en de daarbij gehanteerde I&R-registers. Het al dan niet zeldzaam zijn van bepaalde rassen van landbouwhuisdieren is dus geen onderscheidend gegeven ten aanzien van de vigerende verplichtingen vanuit de regelgeving.

18
Zoals in de Voortgangsrapportage van 28 februari 2002 al is gemeld, is het aantal 'zwevende' runderen afgenomen van circa 270.000 begin 2001 naar circa 65.000 medio februari 2002. Mede als gevolg van diverse maatregelen is het aantal zwevende runderen in het I&R-systeem inmiddels verder afgenomen tot circa 48.000.

Een rund is 'zwevend' als na een aan het I&R-systeem gemelde afvoer geen volgende verblijfplaats van een rund in het I&R-systeem bekend is.

Dat kan veroorzaakt worden doordat de laatste afvoermelding onjuist is of doordat de volgende schakel in de keten verzuimd heeft te melden (aanvoer, slacht, export). De laatste afvoermelding kan onjuist zijn doordat:
* het dier niet werkelijk is afgevoerd, maar nog op het bedrijf staat;
* het dier dood gemeld had moeten worden (een dier is levend afgevoerd, maar tijdens het transport overleden); * een exportmelding had moeten plaatsvinden (een dier is geëxporteerd, maar als afvoer gemeld).

De reden waardoor de zogenaamde 'zwevende' runderen tijdens de MKZ-crisis zijn ontstaan, is gelegen in het feit dat veehouders na het ruimen/doden van hun besmette dieren hebben verzuimd de dieren af te melden in het I&R-systeem. Het I&R-systeem is inmiddels opgeschoond, waardoor geen 'zwevende' runderen ten gevolge van de MKZ-crisis meer in het I&R-systeem staan. Bij brief d.d 19 april 2002, Kamerstukken II, 2001-2002, 27622, nr. 97) heb ik de Kamer geïnformeerd over de gang van zaken rond de afmelding van in het kader van de MKZ-crisis geruimde runderen.

19
Het verlies van oormerken is niet de oorzaak van het probleem 'zwevende' runderen.
Onder vraag 18 heb ik u een omschrijving gegeven van het begrip 'zwevende' runderen en daarbij de oorzaak, alsmede de stand van zaken aangegeven.
Ten gevolge van het verlies van oormerken kan een rund niet meer identificeerbaar zijn. Alsdan treedt de procedure op die Verordening (EG) Nr. 494/98 voorschrijft (zie vraag 5).

Het verlies van oormerken moet tot een minimum beperkt blijven. Sinds de invoering van de identificatie en registratie van runderen in 1991 is daar voortdurend aandacht voor geweest. Medio 2001 zijn door het Productschap voor Vee en Vlees, op basis van Europese aanbesteding, nieuwe contracten met oormerkleveranciers gesloten. De kwaliteit van de oormerken dient te voldoen aan de Europese voorschriften en de eisen die gesteld zijn in het aanbestedingsdocument. In de met de fabrikanten gesloten contracten staat een boeteclausule, inhoudende dat bij overschrijding van de in de clausule opgenomen verliespercentages de oormerkleveranciers een boete verschuldigd zijn.

Deze percentages corresponderen met cijfers uit 2001 van de (wat betreft uitval) best presterende (rund)oormerken. Tegen lagere verliesnormen dan die in de contracten zijn opgenomen, wilden de oormerkleveranciers niet offreren. Daarover heb ik de Kamer geïnformeerd bij brief van 11 april jl. (Aanhangsel 2001 - 2002, nr. 1001).

Iedere rundveehouder is zelf verantwoordelijk voor de keuze van het oormerk dat hij wenst te gebruiken. De veehouder kan kiezen tussen de oormerken van de vier leveranciers waarmee een contract is gesloten door het PVV, en in het kader van de beëindiging van het medebewind, is overgenomen door het Ministerie van LNV.

De veehouder is zelf verantwoordelijk voor het correct aanbrengen van de merken in de oren van de runderen. De ervaring leert dat het risico op oormerkverlies sterk toeneemt als het aanbrengen niet zorgvuldig gebeurt. Ook de huisvesting van de runderen of het weer kan van invloed zijn op het verlies van de oormerken. Onder andere door bijsluiters bij de oormerken worden veehouders op deze aspecten gewezen.

Ik heb het I&R Bureau LNV opdracht gegeven het verlies van de oormerken te monitoren, waarbij signalen van veehouders nadrukkelijk worden betrokken.

De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

mr. L.J. Brinkhorst


---