ChristenUnie


Interpellatie Women on waves Woensdag 3 Juli 2002 - 10:29

De heer Rouvoet (ChristenUnie): Voorzitter. De commotie van vorig jaar rond de organisatie Women on Waves staat mij nog helder voor de geest, net als de verontwaardiging bij mij en vele anderen in dit land. Het gaat om een organisatie die als een actiegroep dwars tegen wet- en regelgeving van een andere EU-lidstaat in de Nederlandse abortuspraktijk wil komen aanbieden op een abortusboot. Abortus provocatus als exportartikel. De tegenwerping van de minister in dit debat dat het geen export is, omdat het op Nederlands grondgebied gebeurt, is natuurlijk een gekunstelde uitvlucht. Als ik als jurist tegen deze minister zeg dat ik het een formalistische redenering vind, moet zij extra gewaarschuwd zijn! Ik vind het als Nederlander nog steeds een schande wat toen gebeurd is. Toen al heb ik mijn verbazing erover uitgesproken dat hiervoor zoveel steun te vinden was bij politici die bij andere gelegenheden plegen te zeggen dat je je eigen morele opvattingen niet mag opdringen aan anderen, en dat niemand zijn eigen standpunt superieur mag vinden aan opvattingen van anderen. Ik heb dat toen, en ik herhaal dat in deze zaal, een vorm van moreel imperialisme genoemd, wat mij nog wel eens werd verweten door diezelfde woordvoerders.
Wij zijn een jaar verder. De vergunning voor abortus provocatus is geweigerd. In een bezwaarprocedure heeft die weigering terecht stand gehouden. Vorig jaar heb ik gezegd: als Women on Waves werkelijk een vergunning krijgt, is dat het ultieme bewijs dat de Wet afbre-king zwangerschap een wassen neus is, omdat met geen mogelijkheid valt in te zien hoe aan de wettelijke voorwaarden kan worden voldaan, en hoe daarop adequaat toezicht kan worden gehouden door de inspectie en waar nodig het openbaar ministerie. Dat nu is ook de opvatting van de inspectie zie het advies van de inspectie en van de minister. Zij zegt dat de argumenten van de inspectie voor zichzelf spreken, en dat dacht ik ook. Althans, de opvatting van de minister ten aanzien van zwangerschapsafbreking.
Tot zover graag akkoord, en een zekere tevredenheid, alhoewel die wordt getemperd door de enthousiaste goede wensen van de minister aan het eind van haar brief aan Women on Waves. Maar dan: in de brief aan Women on Waves maakt de minister toch een uitzondering voor de overtijdbehandeling, zich beroepend op een uitspraak van de Hoge Raad in 1995. Daarmee gaat zij voorbij aan datzelfde advies van de inspectie, waarvan zij zojuist heeft vastgesteld dat de argumenten voor zich spreken, en in datzelfde advies staat wel degelijk dat op goede gronden betoogd moet worden dat het onderscheid tussen zwangerschapsafbreking en overtijdbehandeling achterhaald is. De overtijdbehandeling is volgens de inspectie een vroege abortus, die daarmee de verwijzing naar de uitspraak van de Hoge Raad op zijn minst kwestieus maakt. De inspectie stelt dat de overtijdbehandeling tegenwoordig op dezelfde wijze plaatsvindt als zwangerschapsafbreking, namelijk ofwel via zuigcurettage ofwel via abortuspil; mifepriston. Het lijkt mij dat een overtijdbehandeling met de abortuspil, anders dan met de morning-afterpil, als zwangerschapsafbreking moet worden aangemerkt.
Dat is de formele redenering. Die staat los van mijn opvatting, want daarover zouden wij nog wel een tijdje kunnen doorspreken. In deze redenering moet dat toch de conclusie zijn. Dat wil zeggen dat de overtijdbehandeling met de abortuspil onder de Wet afbreking zwangerschap valt. Dat betekent ook dat er niet zomaar een vergunning kan worden verleend voor overtijdbehandeling.
De minister zou mij een dienst bewijzen als zij dat nog een keer helder uiteenzet, temeer omdat zij tegen collega Van der Vlies over een misverstand spreekt, in die zin dat er helemaal geen sprake is van vergunningplicht, omdat dit niet onder de Wet afbreking zwangerschap valt. Ik vraag haar hoe dat standpunt zich verhoudt tot de opmerking van de inspectie in het advies van 15 januari jl. dat de overtijdbehandeling onder artikel 236 van het Wetboek van Strafrecht valt en dus vergunningplichtig is. Wil de minister mij uitleggen dat de inspectie er helemaal naast zit? Het lijkt mij in ieder geval evident dat er een beleidsdaad van de minister nodig is waar belanghebbenden eventueel tegen in het geweer kunnen treden. Daar komt nog bij dat bij overtijdbehandeling vaak nabehandeling nodig is. Het is zeer de vraag of die goed kan worden verleend als de abortusboot weer is uitgevaren en als zich vervolgens complicaties voordoen. De minister zegt dat de overtijdbehandeling verantwoord is als er een gynaecoloog bij is. Heb ik uit de stukken goed begrepen dat Women on Waves niet heeft gegarandeerd dat er te allen tijde een gynaecoloog aanwezig is? Kan de minister daarop reageren? Bij dit alles blijft staan dat het voor de inspectie onmogelijk is de handel-wijze van Women on Waves op de abortusboot adequaat te controleren.
Als de minister zegt dat dit op dezelfde manier gebeurt als in de abortusklinieken, dan zou ik bijna zeggen: zij gelooft toch zelf niet dat dit op een normale manier kan?
Met andere sprekers vind ik het onvoorstelbaar dat de minister in demissionaire staat tot dit omstreden besluit is gekomen. Het ademt de sfeer uit van: de kans grijpen om nog iets door te zetten wat in de toekomst misschien niet meer op die manier zal gebeuren. Dat is toch echt iets anders dan wat Hare Majesteit haar heeft gevraagd. Ik ben blijven spreken van abor-tusboot. Dat mag geen verbazing wekken. Een kliniek waar abortussen plaatsvinden, noemen wij een abortuskliniek. Een boot waarop men abortus had willen plegen, heet dus een abor-tusboot. Dat moet men zelf ook niet gek vinden. Ik houd niet van versluierend taalgebruik. Daarom heb ik moeite met een term als tweedetermijn-behandeling. Het is een zwanger-schapsafbreking, het doden van een vrucht in de moederschoot na een aantal maanden. Dat is geen behandeling in mijn ogen. Een slotopmerking in de richting van mevrouw Van Geen. Ik hoorde haar zeggen dat abortus hoort bij een land dat de rechten van vrouwen respecteert. Het is de vaste overtuiging van mijn fractie dat abortus niet hoort bij een land dat het ongeboren leven wil beschermen en het recht op leven van ongeboren leven respecteert.
Mevrouw Van Geen (D66): Voorzitter. Vindt de heer Rouvoet het vanzelfsprekend om het recht van ongeboren leven meer te respecteren dan het recht van het geboren leven?
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Het standpunt van mijn fractie is altijd geweest dat, als wij spreken over indicaties voor abortus provocatus, de enige indicatie die onze fractie zou willen accepteren de vitale indicatie is. Als het geboren leven staat tegenover het ongeboren leven, dan zul je met alle pijn die dat kost moeten kiezen voor het geboren leven, ten koste van het ongeboren leven. Dat is een ontzettend moeilijke keuze. Ik doe geen afbreuk aan de moeilijke keuze die zich ook in andere situaties voordoet. Mevrouw Van Geen heeft mij daar nooit luchthartig of lichtvaardig over horen spreken. Als het gaat om onze verantwoorde-lijkheid als wetgever daar spreken wij over zijn wij er nooit voorstander van geweest, op grond van het uitgangspunt dat de beschermwaardigheid van het leven hoog in het vaandel van een beschaving behoort te staan, om ook sociale en allerlei andere indicaties te betrekken in die afweging en de rechten of de nood van de vrouw te allen tijde of in veel gevallen voorrang te geven boven het recht op leven van het ongeboren kind.
---