Ministerie van Buitenlandse Zaken

Verhagen over de gevolgen van een Ame rikaans veto tegen de verlenging van het mandaat van de VN-missie in Bosnië-Herzegovina Mime-Version: 1.0


---

Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal Binnenhof4 Den Haag Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061 2500 EB Den Haag
Datum 3 juli 2002 Behandeld Flamand, j.a.

Kenmerk DVB/CV-207/02 Telefoon 00 31 70 348 5419
Blad /3 Fax 00 31 70 348 5684

Bijlage(n) E-Mail Ja.flamand@minbuza.nl

Betreft Beantwoording vragen van het lid Verhagen over de gevolgen van een Amerikaans veto tegen de verlenging van het mandaat van de VN-missie in Bosnië-Herzegovina.
Zeer geachte Voorzitter,

Graag bieden wij u hierbij aan de reactie op de vragen van het lid Verhagen over de gevolgen van een Amerikaans veto in de VN-Veiligheidsraad tegen de verlenging van het mandaat van de VN-missie in Bosnië-Herzegovina. Deze vraag werd ons aangeboden op 2 juli jl.

Zoals uw Kamer reeds gemeld in onze brief d.d. 26 juni jl. (kenmerk DJZ/IR-205/02) wordt op dit moment in de VN-Veiligheidsraad gediscussieerd over de Amerikaanse eis dat personeel (zowel van VN-vredesmachten als van troepenmachten die opereren onder machtiging van de VN-Veiligheidsraad) niet zal worden overgedragen aan een internationaal tribunaal zonder de toestemming van de zendstaat. In voornoemde brief hebben wij tevens aangegeven dat dit zijn weerslag heeft op de verlenging van het mandaat van de VN-missie in Bosnië-Herzegovina (UNMIBH).

De discussie in de VN-Veiligheidsraad is nog niet afgerond en zal in elk geval voortduren tot en met vandaag (New Yorkse tijd), wanneer de technische "roll over" afloopt. Het is derhalve nog mogelijk dat een oplossing wordt gevonden voor de gerezen problematiek. Wij blijven van mening dat alle inspanningen er op gericht moeten zijn een voortgaande deelneming van de Verenigde Staten aan vredesoperaties te verzekeren zonder dat afbreuk wordt gedaan aan het Statuut van het Internationale Strafhof.

Mocht het onverhoopt niet komen tot een voor alle VN-Veiligheidsraadsleden aanvaardbare oplossing, dan heeft dit allereerst gevolgen voor UNMIBH. Door het wegvallen van het VN-mandaat komt deze missie ten einde.

Dit heeft met name consequenties voor de VN-geleide International Police Task Force (UNIPTF), die zal moeten worden gestaakt. Overigens was reeds voorzien dat UNIPTF zijn taken per 31 december a.s. zou beëindigen en dat de missie zou worden opgevolgd door de EU Police Mission (EUPM). Voor de afwikkeling van het vervroegde vertrek van UNIPTF zullen nog nadere regelingen moeten worden getroffen. Het zou wellicht kunnen worden opgevangen door de EUPM eerder operationeel te maken dan de nu voorziene datum van 1 januari 2003. Discussies over deze kwestie hebben reeds een voorzichtige aanvang genomen in EU-kader. Nederland is in UNIPTF vertegenwoordigd met 55 militairen van de Koninklijke Marechaussee.

Het wegvallen van het huidige VN-mandaat heeft geen directe gevolgen voor de aanwezigheid van de NAVO-geleide troepenmacht SFOR in Bosnië-Herzegovina. In de NAVO-Raad wordt op dit moment over deze kwestie van gedachten gewisseld. Het lijkt voor NAVO-troepenleverende landen geen belemmering te zullen vormen voor voortzetting van hun deelneming aan SFOR. Dit veronderstelt dat de VS akkoord gaat met de juridische status van zijn militairen. Duitsland vormt in dezen een bijzonder geval, aangezien de deelneming van Duitse eenheden aan SFOR expliciet teruggaat op goedkeuring van de Duitse Bondsdag op basis van een VN-mandaat. In Berlijn wordt naar een oplossing gezocht.

De rechtsgrond van SFOR is primair gelegen in de akkoorden van Dayton (General Agreement for Peace in Bosnia and Herzegovina), die op 21 november 1995 werden getekend. Daarin kwamen de drie verdragspartijen, de Republiek Bosnië-Herzegovina, de Federatie Bosnië-Herzegovina en de Republika Srpska, overeen "The Parties endorse the arrangements made concerning the military aspects of the Peace Settlement as set out in the Agreement at Annex 1-A and
1-B". In de "Agreement on the military aspects of the Peace Settlement (Annex 1-A)" is vervolgens vastgelegd dat "NATO may establish a multi-national military Implementation Force which will operate under the authority and subject to the direction and political control of the NAC". Op 23 november 1995 werd vervolgens separaat een Status of Forces Agreement (SOFA) overeengekomen tussen de Republiek Bosnië-Herzegovina enerzijds en de NAVO anderzijds.

In de akkoorden van Dayton hebben de verdragspartijen zich voorts verplicht de NAVO-geleide troepenmacht toe te staan "to take such actions as required, including the use of necessary force". Zoals U bekend is Nederland in SFOR vertegenwoordigd met zo'n 1350 militairen.

Het wegvallen van de jaarlijkse verlenging van de VN-resolutie, die de instelling van de NAVO-geleide troepenmacht heeft geautoriseerd (VN Veiligheidsraadsresolutie 1031 (1995) op basis van Hoofdstuk VII van het VN-Handvest, behoeft dus evenmin directe gevolgen te hebben voor de wijze van taakuitoefening door SFOR. Daarvan zal eventueel sprake kunnen zijn indien een of meer van de verdragspartijen zich zouden verzetten tegen voorzetting van de huidige taakuitvoering door SFOR.

In dit laatste geval zou het Amerikaanse veto tevens gevolgen kunnen hebben voor het functioneren van de Hoge Vertegenwoordiger (OHR), met name waar het gaat om de door de Peace Implementation Council verleende "Bonn-powers", waarmee de OHR maatregelen kan opleggen aan de Bosnische autoriteiten.

Wij zullen U van de ontwikkelingen op de hoogte blijven houden.

De Minister van Buitenlandse Zaken De Minister van Defensie

J.J. van Aartsen Mr F.G.H. de Grave


Kenmerk

Blad /3

===