ChristenUnie


28384 Wet dualisering provinciebestuur Donderdag 4 Juli 2002 - 11:57

A. Rouvoet - verslag

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennis genomen van voorliggend wetsvoorstel. Na de afronding van het wetsvoorstel tot Dualisering van het gemeentebestuur en de Aanpassingswet is nu de dualisering van het Provinciebestuur aan de beurt. Het lijkt deze leden logisch dat de herziening van de Provinciewet grotendeels gelijk is aan de wijzigingen die zijn aangebracht in de Gemeentewet naar aanleiding van de dualisering. Beide herzieningen zijn gevolg van de bevindingen van de Staatscommissie 'Dualisme en lokale democratie'. En deze commissie heeft immers ook het provinciaal bestuur meegenomen in haar rapport, hoewel dat in eerste instantie niet in haar oorspronkelijke doelstelling was opgenomen. Om die reden vinden genoemde leden het dan ook begrijpelijk dat de behandeling van voorliggend wetsvoorstel niet erg omvangrijk wordt. De leden van de fractie van de ChristenUnie onderschrijven de wens van een duidelijkere rolverdeling tussen de (provinciale) bestuursorganen. Als één bestuurslaag het nodig heeft herkenbaarder te worden dan is het wel het provinciale bestuur. In de Memorie van Toelichting (p. 11) wordt een aantal keer gesproken over het herkenbaar maken van het provinciaal bestuur. De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn dan ook benieuwd naar de zienswijze van de Regering op welke wijze het voorstel tot dualisering van het provinciebestuur zal bijdragen aan een herkenbaarder provinciaal bestuur.
Het is van belang dat ook in voorliggend wetsvoorstel duidelijk wordt aangegeven dat voor de wijzigingen van het provinciaal bestuur voornamelijk een cultuurverandering is vereist. In de Memorie van Toelichting wordt de vraag gesteld of alleen een cultuurwijziging niet voldoende zou kunnen zijn (p. 9). Als nadeel wordt in dat kader opgemerkt dat dan niet in alle provincies op dezelfde wijze de totstandkoming van meer dualistische verhoudingen zou worden bevorderd. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de Regering of een onderscheiden aanpak per provincie ook geen voordelen zou hebben. Op die manier zou toch meer tegemoet worden gekomen aan de eigenheid en de specifieke kenmerken van de verschillende provincies. In de Memorie van Toelichting (p. 10 / 11) wordt gesproken over drie mogelijke vormen van een verplichte provinciale rekenkamer. Het is de leden van de fractie van de ChristenUnie onduidelijk voor welke variant de Regering de voorkeur heeft. Of verstaan zij de Memorie van Toelichting goed als provincies zelf kunnen kiezen welke rekenkamervariant zij willen instellen? Daarnaast komt ook de mogelijkheid van een gemeenschappelijke reken-kamer van gemeenten en provincies aan de orde. De genoemde leden ontvangen graag een uitgebreidere reactie van de Regering op de wenselijkheid daarvan. Eén van de afwijkingen van de voorliggende wet ten opzichte van de dualisering van het gemeentebestuur is dat de regeling voor deelprovincieraden niet wordt gehandhaafd. De leden van de fractie van de ChristenUnie missen in dit kader een verwijzing naar het wets-voorstel Bestuur in stedelijke regio's. Naar hun mening zou het logisch zijn als bij de duali-sering van het provinciaal bestuur ook een verwijzing wordt gemaakt naar mogelijke nieuwe bestuursvormen in stedelijke regio's. Hierover vernemen zij graag de mening van de Regering.
Een ander aspect van voorliggend wetsvoorstel dat de leden van de fractie van de ChristenUnie bevreemdt, is het onderdeel over de onwenselijke verenigbaarheid de functies van van griffier en secretaris door één persoon. De Regering verwijst naar de Gemeentewet waarin deze incomptabiliteit niet is opgenomen. Om die reden stelt de Regering voor om nader te onderzoeken in hoeveel gemeenten voor het samenvoegen van de beide functies is gekozen. Mochten dat er veel zijn, dan acht de Regering het denkbaar om de Gemeentewet te wijzigen. De leden van de fractie van de ChristenUnie vinden dit een vreemde redenering, aangezien het -naar hun mening- alleen de vraag is of beide functie zijn uit te oefenen door één persoon. Daarbij is naar hun mening niet van belang in welke mate een ongewenste situatie zich voordoet. Kan de regering zich in deze benadering vinden? Voor wat betreft de financiële gevolgen van de invoering van deze wet wordt verwezen naar het wetsvoorstel dat de vermindering van het aantal leden van Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten regelt (dat in de Eerste Kamer controversieel is verklaard). De leden van de fractie van de ChristenUnie begrijpen niet goed waarom de invoering van die wijziging van de Provinciewet niet zal leiden tot een verandering in het Provinciefonds. Het lijkt deze leden dat hier wel degelijk een relatie bestaat met voorliggend wetsvoorstel. Zij vragen de Regering om verduidelijking.
Ook bestaan dergelijke vragen over de meerkosten als gevolg van dit wetsvoorstel, waarover de Regering nadere berichten toezegt. Hij verwacht dit voor de zomer aan de Kamers te zenden. (MvT, p. 17). Het verbaast de leden van de fractie van de ChristenUnie dat de meerkosten van behandeling (juli 2002) nog niet bekend zijn. Zij gaan ervan uit dat dit bij de nota naar aanleiding verslag kan worden meegenomen. Eén van de mogelijkheden om te komen tot een andere cultuur is het opstellen van een gedragscode voor de leden (artikel 15 derde lid). Ieder provinciebestuur krijgt maximale vrijheid om deze op te stellen. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de Regering hiervoor geen aanwijzingen (of: minimale criteria) kan geven, omdat er naar hun mening gedragsregels zijn aan te geven die voor alle statenleden zouden moeten gelden. Ook een zekere verbinding naar andere gedragscodes (bijvoorbeeld voor ambtenaren) ligt naar hun idee voor de hand. Daarnaast zou een verbinding naar de artikelen 40b, 44, 45 en 46 voor de hand liggen, waarin wordt gesproken over onverenigbare nevenfuncties. Genoemde leden ontvangen graag een reactie hierop.

---