---

Kamervragen en antwoorden
---

Tekort aan munitie bij het leger

04-07-2002

Onder verwijzing naar uw brief van 31 mei 2002 (uw nummer 20102101870) bied ik u hierbij aan de antwoorden op de schriftelijke vragen van de Tweede-Kamerleden de heer Kortenhorst en mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven over tekort aan munitie bij het leger.

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE,

H.A.L. van Hoof

Bijlage bij de brief van de Staatssecretaris van Defensie d.d. 4 juli 2002 nr. D2002002138

1 Is het waar dat de Nederlandse landmacht over te weinig scherpe munitie beschikt om soldaten mee te laten oefenen? Zijn er eveneens tekorten ontstaan aan andersoortige munitie?

2 Zo ja, hoe groot zijn deze tekorten exact? Hoe zijn deze tekorten ontstaan? Sinds wanneer is bekend dat deze tekorten er zijn?

De Nederlandse landmacht beschikt thans over voldoende munitie om mee te oefenen in tegenstelling tot de eerste maanden van dit jaar, toen niet altijd de gewenste munitie beschikbaar was om elke oefening te ondersteunen. Dit heeft overigens niet tot onaanvaardbare situaties geleid (zie ook het antwoord op de vragen 3 en 4).

Het grootste probleem betrof de oefenmunitie bij de schooleenheden. Dit kwam vooral door verscherpte procedures op het gebied van veiligheid en milieu die tot restricties bij het hergebruik van niet-verbruikte munitie hebben geleid. De hierdoor ontstane tekorten worden thans aangevuld.

Wat scherpe munitie betreft was er tijdelijk een tekort aan 9mm (pistool) eveneens door aangescherpte milieu- en veiligheidseisen waardoor oude munitie niet meer mocht worden gebruikt. Dit probleem is inmiddels opgelost. Verder betrof de minder dan gewenste beschikbaarheid een gering aantal speciale soorten munitie. Hier speelde het strikte beleid t.a.v. typeclassificatie een rol.

De Koninklijke landmacht bezint zich thans in het kader van haar stijgende exploitatie-uitgaven op de mate waarin scherpe munitie wordt gebruikt. Hiermee samenhangend wordt sinds 2001 al een meer restrictief beleid gevoerd ten aanzien van oefen- en scherpe munitie.

3 Wat betekenen deze tekorten voor het aantal oefeningen dat benodigd is voor de kwalitatieve gereedheid van de Koninklijke landmacht?

4 Wordt als gevolg van deze tekorten aan scherpe munitie op alternatieve wijze geoefend? In hoeverre en in welk opzichten leiden alternatieve schietoefeningen, zoals met lasersystemen of simulatoren, tot verminderde geoefendheid voor gevechtssituaties? Beoordeelt u de geoefendheid van militairen mede met het oog op uitzendingen naar crisisbeheersingsgebieden thans als voldoende? Zo neen, welke maatregelen gaat u nemen opdat de geoefendheid wel optimaal is?

Alle parate eenheden krijgen voldoende munitie om de noodzakelijke schietprogramma's uit te voeren en de vereiste kwaliteit te halen. De militairen die op uitzending naar crisisgebieden worden gezonden, zijn dus voldoende geoefend. Hieraan worden geen concessies gedaan.

Het schietopleidingstraject voorziet in een mix van onderwijsleermiddelen, simulatoren en oefen- en scherpe munitie. De schietoefeningen met scherpe munitie dienen als bevestiging van de behaalde leerdoelen op de simulatoren en bouwen daarop voort. Recent onderzoek (in Canada) geeft duidelijk aan dat de beste resultaten worden behaald bij een goede verhouding tussen simulatie en scherp schieten. De Koninklijke landmacht gebruikt oefenmunitie vooral bij zogenaamde gevechtssimulatiesystemen waarbij lasers worden gebruikt voor de registratie van treffers. Dit verhoogt het gebruik van oefenmunitie, maar levert een aanmerkelijk beter opgeleide militair op.

Zoals in antwoord op de vragen 1 en 2 is gesteld, betrof het grootste probleem het tekort aan oefenmunitie bij schooleenheden. Voor kleinere oefeningen is vooral bij de schooleenheden oefenmunitie niet altijd beschikbaar. Dit is geen ideale situatie, omdat het de motivatie van de soldaten nadelig beïnvloedt en afbreuk doet aan het beginsel train as you fight. Dit probleem wordt thans aangepakt, maar de financiële beperkingen leiden hoe dan ook tot een restrictiever munitiebeleid dan in het verleden werd gehanteerd.

5 Hebben de tekorten aan munitie te maken met het overschakelen op een centraal bevoorradingssysteem? Welke tijdelijke maatregelen neemt u om de bevoorrading zelf ook nú zeker te stellen?

De tekorten hebben niets te maken met een centraal bevoorradingssysteem. Naast het interen op de munitievoorraden is waar mogelijk versneld munitie aangeschaft en wordt er geleend van andere krijgsmachtdelen en zonodig ook van Navo-partners

6 In hoeverre speelt de interne inkooporganisatie c.q. de organisatie van het afstemmingsproces tussen enerzijds de inkooporganisatie en anderzijds de onderdelen die door deze inkooporganisatie van materiaal worden voorzien in dezer een rol? Vindt u deze organisatie optimaal functioneren? Zo neen, welke processen bestaan en overweegt u om deze te verbeteren?

Een extra munitiebehoefte kan bijvoorbeeld ontstaan door veranderde opleidingsprogrammas maar ook door aangescherpte veiligheids- en milieueisen. De mogelijkheden van de interne inkooporganisatie om op korte termijn aan veranderende wensen en eisen te voldoen zijn beperkt. Dit komt ondermeer door de doorlooptijd van het verwervingsproces dat conform bestaande wettelijke kaders wordt uitgevoerd. Verder is het voor sommige munitiesoorten in verband met de veiligheid nodig om extra activiteiten op het gebied van kwaliteitsborging uit te voeren. Bij munitiesoorten waarvan slechts kleine aantallen worden verbruikt ontstaan hierdoor soms problemen. Met behulp van kwaliteitsmanagement worden de processen voortdurend verbeterd.

7 In hoeverre speelt in deze de commerciële relatie tussen Defensie en de leverancier(s) van deze munitie een rol? Worden eventuele contracten terzake correct nageleefd? Zo neen, wat doet u daar aan?

De relatie tussen Defensie en munitieleveranciers speelt in deze kwestie op zich geen rol. Wat wel meespeelt, is de omvang van de bestelorders die voor een belangrijk deel de prioriteitstelling bepalen van de door de leveranciers op te zetten productielijnen. In sommige gevallen moet de Koninklijke landmacht achter aansluiten of wachten totdat een grotere serie wordt opgeleverd. Voor bepaalde munitiesoorten is de verwervingsprocedure sinds enige tijd versneld door hiervoor langer lopende raamcontracten af te sluiten.

8 Is er een relatie tussen deze tekorten aan munitie en het ontbreken van een eigentijds automatiseringssysteem waardoor men een goed voorraadoverzicht ontbeert? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens te treffen?

Nee.

Nieuws Ministerie van Defensie