Ministerie van Buitenlandse Zaken


---

Algemeen ambtsbericht Sri Lanka Mei 2002


1. Inleiding

---

In dit ambtsbericht wordt informatie gegeven over de situatie in Sri Lanka, voor zover van belang voor de beoordeling van asielverzoeken en de vraag of uitgeprocedeerde Srilankaanse asielzoekers kunnen terugkeren naar Sri Lanka.

Dit ambtsbericht Sri Lanka is een actualisering van het ambtsbericht van 11 juli 2001 en beschrijft de ontwikkelingen die zich sindsdien voordeden in Sri Lanka. De verslagperiode van dit ambtsbericht loopt van juli 2001 tot en met begin mei 2002. Voor zover niet anders gemeld, is het gestelde in het ambtsbericht van 11 juli 2001 nog van toepassing.

In hoofdstuk 2 van dit rapport worden de recente ontwikkelingen bij het zoeken naar een politieke oplossing voor het conflict met de LTTE beschreven, alsmede de militaire ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan.

In hoofdstuk 3 wordt onder meer ingegaan op de risico's die Tamils in Colombo lopen om te worden gearresteerd en gedetineerd en daarbij te worden onderworpen aan mensenrechtenschendingen.

Hoofdstuk 4 behandelt het terugkeerbeleid voor afgewezen asielzoekers van andere westerse landen. Tevens wordt het standpunt van de UNHCR inzake gedwongen terugkeer belicht.

Het ambtsbericht wordt afgesloten met een samenvatting.

Bij de opstelling van dit ambtsbericht is gebruik gemaakt van openbare bronnen en rapporten, alsmede van vertrouwelijke rapportages van de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging te Colombo. Daarnaast is voor dit ambtsbericht een dienstreis verricht tijdens welke gesproken is met vertegenwoordigers van de Srilankaanse autoriteiten en Tamilvertegenwoordigers alsmede met vertegenwoordigers van diplomatieke vertegenwoordigingen, internationale organisaties en andere niet-gouvernementele organisaties (NGO's). Voor de lijst van openbare bronnen zij verwezen naar bijlage 1.


2. Recente ontwikkelingen

---

2.1 Politieke ontwikkelingen

---
De Srilankaanse autoriteiten hebben in de verslagperiode het beleid voortgezet om het reeds negentien jaar durende conflict met de LTTE via een combinatie van politieke en militaire middelen op te lossen. Na de verkiezingen van 5 december 2002 (zie pagina 7) ligt de nadruk op het vinden van een politieke oplossing voor het conflict.

Sinds de verkiezingen van 10 oktober 2000 werd Sri Lanka geregeerd door een coalitie van People's Alliance (PA, waaronder de leden van de Sri Lanka Muslim Congress (SLMC) die zeven zetels in de PA bekleedden), National Unity Alliance (NUA) en de Tamilpartij Eelams People Democratic Party (EPDP). Op 20 juni 2001 stapten de zeven leden van de Sri Lanka Muslim Congress (SLMC) uit de coalitie nadat hun leider, Rauf Hakeem, als minister van Handel door president Kumaratunga was ontslagen uit het kabinet. Door het vertrek van de leden van de SLMC (NUA), verloor de coalitie haar meerderheid in het parlement. Enkele dagen later diende de grootste oppositiepartij de United National Party (UNP) een motie van wantrouwen in tegen het kabinet.

Op 4 juli 2001 dreigde een stemming over verlenging van de noodtoestand geen meerderheid in het Srilankaanse parlement te halen, waarop president Kumaratunga besloot de stemming niet door te laten gaan. Hierdoor werd de noodtoestand opgeheven. Hiermee werden ook alle Emergency Regulations (ER's) buiten werking gesteld. Wel werden een aantal bepalingen gebracht onder de Prevention of Terrorism Act (PTA).

Op 10 juli 2001 stuurde president Kumaratunga van de PA het parlement tot 7 september 2001 naar huis om te voorkomen dat er gestemd zou worden over de door UNP ingediende motie van wantrouwen. Tevens besloot zij om op 21 augustus 2001 een referendum te houden over de noodzaak van een nieuwe Grondwet. In het referendum diende de volgende vraag aan de orde te komen: 'Are you agreeable to the proposal that the country needs a constitution which is a national requirement and a national prerequisite'. Het verzet tegen de schorsing van de werkzaamheden van het parlement en tegen het referendum was groot en kwam vanuit zowel de kleinere politieke partijen die minderheden vertegenwoordigen, zoals Tamil- en moslimpartijen als ook vanuit boeddhistische kring, de rooms-katholieke kerk en beroeps- en maatschappelijke organisaties. Bij heftige protesten in Colombo naar aanleiding van de schorsing van het parlement vielen twee doden en meer dan tachtig gewonden. Op 7 augustus 2001 besloot Kumaratunga, mede op aandrang van boeddhistische leiders, politieke partijen, vakbonden en maatschappelijke organisaties, het referendum uit te stellen tot 18 oktober 2001. In de reactie op dit besluit overheerste bij de oppositiepartijen teleurstelling, omdat niet werd besloten tot een definitief afblazen van het referendum.

Tijdens de periode waarin het parlement was geschorst, is door vertegenwoordigers van de PA en de UNP onderhandeld over de vorming van een kabinet van Nationale Eenheid. Nadat deze onderhandelingen eind augustus 2001 stuk waren gelopen sloot de PA begin september 2001 een Memorandum of Understanding (MoU) met de Janata Vimukthi Peramuna (JVP) waarin de JVP toezegde met de tien zetels die ze bekleedde in het parlement, een jaar lang steun te verlenen aan de PA. Een andere bepaling in het MoU was het definitief afblazen van het voor 18 oktober 2001 geplande referendum. Andere bepalingen stelden onder meer dat het kabinet van Kumaratunga teruggebracht diende te worden naar twintig ministers, in plaats van de 44 ministers van dat moment , de oprichting van een onafhankelijke verkiezingscommissie, alsmede van onafhankelijke commissies die toezicht dienen te houden op de politie, het ambtenarenapparaat en de rechterlijke macht. Op 24 september 2001 werd een grondwetswijziging met betrekking tot deze onafhankelijke commissies aangenomen met de benodigde tweederde meerderheid, mede omdat deze 17e grondwetswijziging overeenkwam met de wensen van de UNP.

Op 28 september 2001 diende de UNP wederom een motie van wantrouwen in tegen de regering van Kumaratunga. Daarnaast verklaarde de UNP openlijk dat het overlopers van de PA, die hen steunden in de motie van wantrouwen, zou ondersteunen.Op 10 oktober 2001 ontbond Kumaratunga het parlement, exact een jaar nadat de vorige verkiezingen waren gehouden. Eerder is grondwettelijk niet mogelijk. Ook riep Kumaratunga nieuwe verkiezingen uit voor 5 december 2001. Middels deze ontbinding van het parlement voorkwam de president dat er gestemd zou worden over de bovengenoemde motie van wantrouwen, die haar kabinet naar alle waarschijnlijkheid niet zou overleven.

Op 16 oktober 2001 verliet Anura Bandaranaike, de UNP parlementsvoorzitter (en de broer van Kumaratunga), de UNP zonder het opgeven van nadere redenen. Aangenomen wordt dat hij deze stap heeft gezet om de positie van zijn zus te versterken en daarmee te voorkomen dat de Bandaranaike-dynastie zijn machtspositie zou verliezen. Inmiddels is hij teruggekeerd naar de UNP.

De verkiezingen van 5 december 2001

De aanloop naar de verkiezingen was gewelddadig. In totaal werden meer dan 800 gewelddadige incidenten gemeld bij de politie, waarbij circa 45 doden zijn gevallen. Net als bij de verkiezingen van 10 oktober 2000 vonden met name in Kandy, de hoofdstad van het centrale deel van Sri Lanka, veel incidenten plaats.

Op de verkiezingsdag zelf zouden 14 doden zijn gevallen, waaronder tien aanhangers van de SLMC in Udawalathenne/Madawala nabij Kandy. De niet gouvernementele organisaties(NGO's) People's Action for Free and Fair Elections (Paffrel) en het Centre for Monitoring Elections Violence (CMEV) meldden dat er meer dan 2200 aan de verkiezingen gerelateerde incidenten hadden plaatsgevonden. De meeste incidenten betroffen conflicten tussen aanhangers van de PA en de UNP, maar er zijn ook conflicten geweest tussen aanhangers van de Tamil National Alliance (TNA) en EPDP, en rellen die veroorzaakt werden door aanhangers van de SLMC. Voor zover bekend zijn er geen incidenten geweest waarbij JVP-aanhangers zijn betrokken. De LTTE heeft in aanloop naar de verkiezingen geen gewelddadige acties uitgevoerd.

Het leger verbood tienduizenden inwoners van de Vanni de gang naar de stembus, omdat men bang was dat de LTTE de verkiezingen wilde verstoren.

De uitslag van de verkiezingen was als volgt : United National Front (UNF): 109 zetels (45,6%) , People's Alliance (PA): 77 zetels (37,2%), Janatha Vimukthi Peramuna (JVP): 16 zetels (9,1%), Tamil National Alliance (TNA): 15 zetels (3,9%) , Sri Lanka Muslim Congress (SLMC): 5 zetels (1,2%), Eelams People Democratic Party (EPDP): 2 zetels (0,8%) en Democratic People's Liberation Front (DPLF): 1 zetel.

Op 9 december 2001 werd Ranil Wickremasinghe van de UNF benoemd tot Minister-president. Hij vormde een coalitie met de leden van de Sri Lanka Muslim Congress.

Ontwikkelingen na de verkiezingen

Sinds 9 december 2001 heeft Wickremasinghe een aantal maatregelen getroffen om het vredesproces te bevorderen. Er werd een comité opgericht dat moet gaan functioneren als liaison met de LTTE. Rond kerstmis werden de meeste roadblocks en checkpoints in Colombo weggehaald. Met ingang van 15 januari 2002 werd het mogelijk onbeperkt voedsel en medicijnen in te voeren in de Vanni en de beperkingen die aan de visserij in het noorden en oosten zijn opgelegd, werden versoepeld.

Staakt-het-vuren

Op 24 december 2001 kondigde de LTTE een staakt-het-vuren voor een maand af, waarop ook de regering een staakt-het-vuren voor een maand afkondigde. Op 24 januari 2002 verlengden beide partijen dit staakt-het-vuren voor een maand. Op 23 februari 2002 werd een staakt-het-vuren voor onbepaalde tijd van kracht. De overeenkomst tot dit staakt-het-vuren werd op 22 februari 2002 getekend door zowel premier Wickremasingheals de leider van de LTTE, Velupillai Prabhakaran. Het doel van dit staakt-het-vuren is via normalisering van de situatie, de weg vrij te maken voor verdere onderhandelingen over het beëindigen van het conflict. Na ondertekening van dit staakt-het-vuren is een belangrijke ontspanning in Sri Lanka opgetreden.

Noorwegen leidt een monitormissie die moet toezien op de handhaving van het staakt-het-vuren. De Sri Lanka Monitoring Mission (SLMM) bevat naast vertegenwoordigers uit Noorwegen ook vertegenwoordigers van de Srilankaanse autoriteiten, de LTTE, Zweden en Finland. Ook het parlement zal een monitormissie benoemen. President Kumaratunga heeft verklaard achter het staakt-het-vuren te staan, maar heeft kritiek op de wijze waarop dit tot stand is gekomen. Zij is van mening dat zij zelf te laat is geïnformeerd en dat de Noren door hun optreden verder zijn gegaan dan alleen faciliteren. Kritiek op het staakt-het-vuren werd ook geuit door diverse nationalistische partijen zoals de JVP en de Sinhale Urumaya , die een rechtszaak tegen het akkoord hebben aangespannen. Op 10 april 2002 hield de leider van de LTTE, Velupillai Prabhakaran, een persconferentie in Kilinochchi in de Vanni. Tijdens deze persconferentie verklaarde hij zich te committeren aan het vredesproces maar niet bereid te zijn onmiddellijk de wapens neer te leggen en hiertoe pas bereid te zijn op het moment dat een permanente oplossing voor het conflict was bereikt. Daarna benadrukte Prabhakaran dat het verbod op de LTTE opgeheven moet zijn, alvorens er vredesbesprekingen kunnen plaatsvinden. Premier Wickremasinghe heeft de uitspraken van Prabhakaran uitgelegd als de mogelijkheid dat de LTTE een autonome deelstaat binnen Sri Lanka in plaats van een aparte staat als mogelijke oplossing zouden kunnen accepteren. Er wordt naar gestreefd in juni 2002 aan te vangen met directe vredesonderhandelingen. Deze gaan vooralsnog plaatsvinden in Thailand.

Lokale verkiezingen

Eind maart 2002 werden in Sri Lanka in 222 van de 311 kieseenheden lokale verkiezingen gehouden. Doordat in een aantal plaatsen de kieslijsten betwist werden, werden aldaar verkiezingen uitgesteld. De verkiezingen werden een klinkende overwinning voor de UNP van premier Wickremasinghe. Het verkiezingsresultaat wordt beschouwd als een ondersteuning van het vredesproces dat door Wickremasinghe is ingezet. De aanloop naar deze verkiezingen was beduidend minder gewelddadig dan de aanloop naar verkiezingen in voorgaande jaren.

Rol van Noorwegen

Noorwegen heeft zijn faciliterende rol in het overleg tussen de Srilankaanse regering en de LTTE voortgezet. In juli 2001 werd van de zijde van de Srilankaanse autoriteiten twijfel geuit over de onafhankelijkheid van de speciale Noorse gezant Erik Solheim, omdat hij zich publiekelijk te openhartig zou hebben geuit over de voortgang van het vredesproces. Begin juli 2001 maakte Lakshman Kadirgamar, de voormalig Srilankaanse minister van Buitenlandse Zaken, bekend dat Noorwegen een team van vier personen had aangewezen dat de vredesbesprekingen nieuw leven moest inblazen. Dit team bestond uit Raymond Johanssen, toenmalig onderminister van Buitenlandse Zaken, Jon Westborg, de Noorse ambassadeur in Colombo, Erik Solheim, Noors parlementariër en Kjersti Tromsdal, staflid van het Noorse ministerie van Buitenlandse Zaken. Na de aanslag op het vliegveld Bandaranaike van 24 juli 2001 (zie paragraaf 2.3.5) leek het er op dat de vredesonderhandelingen in een impasse waren geraakt, maar na de verkiezingen van 5 december 2001 en het aan de macht komen van premier Wickremasinghe kreeg het vredesproces een nieuwe impuls. Na zijn aantreden heeft Wickremasinghe de Noren verzocht hun faciliterende rol voort te zetten. Begin januari 2002 had Vidar Helgesan, de nieuwe Noorse onderminister van Buitenlandse Zaken, in Londen een ontmoeting met de LTTE-ideoloog Anton Balansingham. In de daarop volgende weken voerde Helgesan in Sri Lanka gesprekken met onder meer president Kumaratunga, premier Wickremasinghe en vertegenwoordigers van de Tamilpartijen die zijn verenigd in de Tamil National Alliance. Na afloop van deze gesprekken sprak de Noorse delegatie zich voorzichtig optimistisch uit en meldde dat ze mogelijkheden zag om stap voor stap naar onderhandelingen over een duurzame vrede te gaan. Uiteindelijk werd op 22 februari 2002 een akkoord over een staakt-het-vuren aan beide partijen voorgelegd. Dit akkoord werd door zowel de regering als de LTTE ondertekend. De ondertekende exemplaren zijn aan de Noorse ambassadeur in Sri Lanka overhandigd.

Rol van India

India heeft gedurende de verslagperiode enkele malen aangedrongen op een politieke oplossing van het conflict in Sri Lanka. Na de aanslag op het vliegveld op 24 juli 2001 drong India er bij de Srilankaanse autoriteiten op aan een vreedzame, politieke oplossing na te streven voor het conflict. India stelt zich op het standpunt dat de oplossing niet ligt in het creëren van een onafhankelijke Tamilstaat, maar dat een oplossing moet worden gezocht die tegemoet komt aan de aspiraties van alle groepen in de Srilankaanse samenleving waarbij de territoriale integriteit van Sri Lanka wordt behouden.

In India zouden zich ongeveer 110.000 Tamil-vluchtelingen bevinden waarvan er 1620 in 2000 zouden zijn gearriveerd. Het US State Department rapport van 2001 maakt melding van 64.990 Srilankaanse Tamils die zich zouden bevinden in 131 vluchtelingenkampen in India en ongeveer 80.000 Tamils die zich buiten deze kampen in India zouden bevinden. UNHCR meldt in de brief van 17 april 2002 met betrekking tot de situatie in Sri Lanka (zie bijlage IV), dat er weliswaar positieve veranderingen zijn in Sri Lanka, maar dat het op dit moment nog te vroeg is om de terugkeer van vluchtelingen naar Sri Lanka actief te bevorderen.

2.2 Militaire ontwikkelingen

---
Gedurende de verslagperiode zijn er zowel op land als op zee diverse militaire schermutselingen geweest tussen het Srilankaanse leger en de LTTE. Na 22 februari 2002 dienen deze schermutselingen te worden gerapporteerd aan de SLMM. Met uitzondering van het hieronder vermelde confrontaties van 21 februari 2002 en van 1 mei 2002 (zie p.12), hebben zich sinds het van kracht worden van het staakt-het-vuren in december 2001, geen militaire confrontaties meer voorgedaan. Er hebben zich geen wijzingen voorgedaan met betrekking tot het door de partijen gecontroleerde gebied. Een groot deel van de Vanni (gelegen in noord-centraal Sri Lanka, onder Jaffna-schiereiland), een deel van Jaffna-schiereiland, waaronder de strategisch belangrijke Elephant-pass en een groot deel van de kustlagune in het oosten van Sri Lanka, met uitzondering van de aldaar gelegen steden Trincomalee, Ampara en Batticaloa, is in handen van de LTTE. Na de ondertekening van het staakt-het-vuren hebben zich in het oosten van Sri Lanka enkele schietincidenten voorgedaan waarbij enkele burgers zijn omgekomen.

Bombardementen

Naar aanleiding van de aanslag op het vliegveld Bandaranaike en de nabij gelegen luchtmachtbasis op 24 juli 2001 (zie paragraaf 2.3.5), is de Srilankaanse luchtmacht een luchtoffensief op Tamilstellingen begonnen. Reeds enkele uren na de aanslag vonden de eerste bombardementen op Tamilstellingen in het noordoosten van Sri Lanka plaats. Op 28 juli 2001 vond een tweede ronde van bombardementen plaats die werd beperkt door slecht zicht. Begin augustus werden een week lang bombardementen uitgevoerd op Tamilstellingen op Jaffna-schiereiland, en in de omgeving van Trincomalee en Batticaloa. Op 13 augustus 2001 bombardeerde de luchtmacht Tamilstellingen in Chempiyanpattu, op het Jaffna-schiereiland. Bij deze bombardementen zouden onder meer een communicatietoren en een haven van de LTTE zijn getroffen, aldus zegslieden van het ministerie van Defensie. Ook de LTTE-basis in Soranpattu, eveneens op Jaffna-schiereiland, zou getroffen zijn. Naast bombardementen op delen van Jaffna-schiereiland die in handen zijn van de rebellen, werden stellingen van de LTTE in het oosten van Sri Lanka gebombardeerd.

Confrontaties op Jaffna-schiereiland

Bij een klein legeroffensief in de nabijheid van Kilali op Jaffna-schiereiland, werden eind augustus 2001 zes LTTE-strijders gedood. Twaalf regeringssoldaten raakten tijdens dit offensief gewond. Op 7 november 2001 werden drie rebellen gedood in een confrontatie in de nabijheid van Nagarkovil, eveneens op Jaffna-schiereiland.

Confrontaties in de Vanni

Op 23 augustus 2001 lanceerde de LTTE een aanval op de legerkampen Kokkuthoduvai en Janakapura, gelegen in het Veli Oya-gebied van het district Mullaitivu. Hierbij werden 13 soldaten gedood en raakten 24 soldaten gewond.

Confrontaties nabij Vavuniya

Bij een confrontatie in de nabijheid van Omanthai, ten noorden van Vavuniya, op 7 november 2001, kwamen 16 LTTE-ers en 2 regeringssoldaten om het leven, aldus een militaire woordvoerder. De dag ervoor werden ten noordwesten van Vavuniya twee regeringssoldaten gedood door LTTE-strijdkrachten.

Confrontaties in het oosten

Bij gevechten tussen de LTTE en regeringstroepen in de nabijheid van Batticaloa-stad werden eind juli 2001 twee burgers gedood.Op 16 augustus 2001 werden drie leden van een marinepatrouille gedood en raakten er twee gewond, nadat zij in de omgeving van Trincomalee door de LTTE in een hinderlaag waren gelokt. In de gevechten die volgden zijn vier LTTE-strijders gedood. Bij een LTTE-aanval op het 'Central Camp'-politiebureau in de nabijheid van Ampara op 21 augustus 2001 werden tenminste 15 agenten gedood en raakten 18 agenten gewond. Ook twee burgers en zes rebellen werden gedood in de gevechten. Ongeveer 150 rebellen, naar het schijnt allemaal vrouwen, bestormden met behulp van een tractor het politiebureau en slaagden er in het voor enkele uren te bezetten. Pas nadat de Special Task Forces (STF) werden ingezet, kon het politiebureau worden ontzet. De LTTE-rebellen slaagden er wel in enkele wapens en munitie mee te nemen. De aanval zou te maken hebben met het incident omtrent de Tamilvrouw Koneswary Murugesapillia, die op 21 augustus 1997 werd verkracht en vermoord in het 'Central Camp'-politiebureau. Op 6 september 2001werden door onbekenden handgranaten gegooid naar een bijkantoor van het Internationale Rode Kruis (ICRC) in Muttur. Het gebouw en een auto van de ICRC werden hierbij beschadigd. De aanslag zou uitgevoerd zijn door een groep die zichzelf 'Jihad' noemt en inmiddels uit 350 leden zou bestaan. Als gevolg hiervan schortte de ICRC haar werkzaamheden in Muttur op. Het kantoor werd op 21 januari 2002 weer heropend. Op 10 oktober 2001 bezette de LTTE voor korte tijd de luchtmachtbasis Weliwerikulam in de nabijheid van Trincomalee. Op de basis bevonden zich geen vliegtuigen. Bij deze bezetting vonden vier soldaten van de luchtmacht de dood en raakten er zeven gewond.Op 26 oktober 2001 viel de LTTE een militaire post in een moslim school in Muttur aan; daarbij zouden een dode en drie gewonden aan de kant van het leger zijn gevallen. Ook zou een burger zijn omgekomen. Daags daarna vielen nog meer slachtoffers. Meer dan 400 Tamils en moslims verlieten daarop hun huizen. Na de dood van een jonge Moslim werd de avondklok ingesteld en keerde de rust enigszins terug. Bij een LTTE-aanval op een politiepost in de nabijheid van Muttur op 1 november 2001, werden tenminste 11 politieagenten gedood.

Confrontaties met de Sea Tigers

Tijdens de verslagperiode hebben enkele confrontaties plaatsgevonden tussen de Srilankaanse marine en de Sea Tigers, de zeestrijders van de LTTE. Op 15 september 2001 blies een zelfmoordcommando een Sea-Tigerboot op in de monding van de haven van Trincomalee. Hierbij werd een kanonneerboot van de Srilankaanse marine zwaar beschadigd. Op 16 september 2001 werd een ander schip van de Srilankaanse marine, 'The Pride of the South (Asia)', aangevallen door ongeveer twintig bootjes van de LTTE die vol waren geladen met explosieven en zwaarbewapende Tamilstrijders. Na een hevige strijd werd het schip ontzet met behulp van enkele marineschepen en de Srilankaanse luchtmacht. Bij de strijd zouden 11 marinemannen om het leven zijn gekomen en 24 marinemannen gewond zijn geraakt. De Sea Tigers zouden hierbij 10 strijders hebben verloren, waaronder 4 Black Tigers. Op 23 september 2001 vond een zeeslag plaats aan de noordoost kust van Sri Lanka, voor de plaats Mullaitivu (ten noorden van Trincomalee), die in handen is van de LTTE. Tijdens deze slag werden vier LTTE-bootjes door de marine tot zinken gebracht, waarbij circa dertig doden vielen. Bij een zeeslag op 5 oktober 2001 voor de noordoost kust van Sri Lanka, werden wederom twee scheepjes van de LTTE tot zinken gebracht, waarbij meer dan twintig doden vielen. Daags voor de ondertekening van het akkoord tot het staakt-het-vuren op 21 februari 2002, vonden voor de kust van Mullaitivu twee confrontaties plaats tussen de Srilankaanse marine en een aantal LTTE-bootjes, die er van werden verdacht wapens te smokkelen. Aan de zijde van de marine zijn hierbij vier doden gevallen, en aan de zijde van de LTTE circa twaalf. Op 1 mei 2002 explodeerde een schip van de Tamil Tijgers nadat het was aangehouden voor controle door de Srilankaanse marine. Onduidelijk is wat de toedracht is van dit incident. Wickremasinghe heeft over deze incidenten verklaard dat 'such minor incidents are to be expected on the tough road to peace'.

Staakt-het-vuren in verband met vaccinaties

In de periodes 21-22 september 2001 en 19-20 oktober 2001 vond een tijdelijk staakt-het-vuren plaats in de noordoostelijke gebieden in Sri Lanka, om UNICEF in de gelegenheid te stellen de kinderen in dat gebied te vaccineren tegen polio.

De LTTE is in mei 1976 opgericht door de huidige leider Velupillai Prabhakaran.

Momenteel wordt de LTTE bestuurd door het Central Committee dat opereert vanuit de Vanni. Prabhakaran is nog steeds de absolute leider van de LTTE met de in Londen woonachtige Anton Balansingham als zijn politieke adviseur. Naast Prabhakaran en Balansingam zijn ook Pottu Amman (hoofd inlichtingen van de LTTE, Sornam (militair commandant van Jaffna), Balraj (plaatsvervangend hoofd van de militaire vleugel), en Thamilendhi (hoofd Financiën) zeer vooraanstaande LTTE-leden. Op 25 maart 2002 keerde Balansingham, met medeweten van de Srilankaanse autoriteiten, na een afwezigheid van meer dan drie jaar, terug naar Sri Lanka en voerde in de Vanni gesprekken met Prabhakaran en vertegenwoordigers van Noorwegen.

De LTTE heeft een internationale en een nationale afdeling. De nationale afdeling is opgesplitst in een politieke vleugel en een militaire vleugel. Het internationale secretariaat opereerde tot de zomer van 2001 vanuit Londen, maar is, nadat Groot-Brittannië de LTTE als terroristische organisatie had gekwalificeerd, teruggehaald naar de Vanni. De leiding van dit secretariaat is in handen van Antonraja, Manoharan en Thilakar.

Prabhakaran en de leden van het Centrale Comité zijn verantwoordelijk voor het bepalen van zowel het militaire als politieke beleid. Zij zetten de grote lijnen uit, die door de verschillende afdelingen of de desbetreffende militaire eenheden worden uitgevoerd.

De politieke vleugel

De LTTE heeft het gebied dat ze onder controle heeft, opgedeeld in 8 districten: Vanni, Mannar, Jaffna-schiereiland, Batticaloa/Ampara, Trincomalee, Mullaitivu/Weli Oya, Vavuniya en Kilinochchi.

Het hoofdkwartier bevond zich in Mallavi, in de Vanni, maar is in oktober/november 2001 verplaatst naar Kilinochchi. De politieke tak is verantwoordelijk voor het bestuur van de gebieden die onder LTTE-controle staan. Zij bemannen onder meer de rechtbanken, innen belastingen, controleren de media en verzorgen de propaganda ten bate van de rekrutering. De politieke vleugel wordt geleid door Thamil Chelvam, woonachtig in de Vanni. De tweede man is Karikalan, die tevens hoofd is van de politieke vleugel in het Amparai/Batticaloa-district. Zijn standplaats is Kokkaddicholai. De plaatsvervanger van Karikalan was Vishu, maar er zijn berichten dat Karikalan als hoofd van de politieke vleugel in het Amparai/Batticaloa-district onlangs is vervangen door Vishu. Niet is bekend of Karikalan ook zijn positie als tweede man van de politieke vleugel is kwijtgeraakt. Assistenten van Karikalan of Vishu zijn Thurai, Sachchu Master en Jeyam. Hoofd van de politieke afdeling in Trincomalee is Ainkaran.

De politieke tak bestaat verder uit diverse ondersteunende afdelingen, die hieronder worden genoemd (niet uitputtend), inclusief de leiders van deze afdelingen:


- Onderwijs (Baby Subramaniam);


- Kunst en cultuur (Pudhavai Ratnathurai);


- Financiën (Thamilendhi);


- Gezondheid (dr. Suri Maduran);


- Communicatie en media (Yogi);


- Propaganda (Javan en Miresh);


- Vrouwen (Tamilini);


- Politie (Nadesan);


- Juridische afdeling (Para Rajasingham);


- Tamil Eelam Economic Development Organisation (Teedor) (Ruban);

- Internationale afdeling (Manivannan);


- Studentenorganisatie van de Tamil Tijgers (Idayan).
Fondsenwerving door de LTTE

De LTTE verkrijgt veel van haar financiële middelen door fondsenwerving onder zowel in- als buiten Sri Lanka woonachtige Tamils. Fondsenwerving buiten Sri Lanka kan in Sri Lanka niet strafrechtelijk worden vervolgd. Niet is bekend of de Srilankaanse autoriteiten onderzoek doen naar fondsenwerving in het buitenland. In persberichten wordt er regelmatig melding van gemaakt dat de LTTE de oorlog ook mede zou financieren uit de opbrengst van drugshandel. Het US Department of State meldt hierover dat noch de Amerikaanse ambassade noch het Police Narcotics Bureau in Sri Lanka enig bewijs hebben dat deze verdenking zou ondersteunen.

De militaire vleugel van de LTTE

Tot 1990 had de LTTE geen vaste militaire structuur, maar werden de guerrilla- activiteiten uitgevoerd door regionale cellen die onderling nauwelijks waren verbonden. Wel werden deze cellen centraal aangestuurd door het LTTE-hoofdkwartier in de Vanni.

In 1990 werd aangevangen met het opbouwen van een militaire structuur. Deze structuur volgt de lijn van een conventioneel leger: van groot naar klein: leger, divisie, brigade, bataljon of regiment, compagnie, peloton, sectie. Sinds 2000 duiden de LTTE-strijders zichzelf aan als leger. In 1993 werd de Charles Anthony Brigade opgericht. Deze brigade bestaat uit reguliere secties, pelotons, compagnies en een hoofdkwartier. Het hoofdkwartier wordt gevormd door de hoofden van de diverse compagnieën. Dit bataljon is de belangrijkste gevechtseenheid van de LTTE in de Vanni. De militaire vleugel staat onder directe leiding van Prabhakaran. Balraj is het plaatsvervangend hoofd van de militaire vleugel.

Oorspronkelijk werden ook de LTTE-ers die opereerden buiten de Vanni (bijvoorbeeld in Colombo), ondergebracht in secties en pelotons. Sinds 1995 opereren de LTTE-ers die werkzaam zijn buiten de Vanni, in cellen. Dit zijn kleinere eenheden dan de reguliere secties of pelotons. Tot op heden wordt de werkwijze in celvorm gehandhaafd.

De LTTE beschikt ongeveer over 10.000-15.000 zogenaamde kaders. Dit zijn goed opgeleide strijders die in het algemeen als zeer gedisciplineerd worden beschouwd. Deze strijders hebben om hun nek een glazen capsule met cyanide die zij door moeten bijten indien ze gearresteerd dreigen te worden. Zelfmoord en daarop volgend martelaarschap wordt geprefereerd boven de vernedering van arrestatie door de Srilankaanse autoriteiten. Daarnaast voorkomt het dat de Srilankaanse autoriteiten informatie kunnen ontfutselen. Naast deze kaderstrijders heeft de LTTE enkele duizenden Tamils voor zich werken in administratieve, logistieke en andere ondersteunende functies. Ten slotte kunnen vrijwel alle inwoners van de door de LTTE bezette gebieden worden opgeroepen of worden gedwongen om ondersteunende diensten te verrichten zoals bijvoorbeeld het bouwen van bunkers.

Rekrutering door de LTTE

De LTTE rekruteert strijders door het houden van wervingsacties en het verspreiden van propagandamateriaal. Zo zou bijvoorbeeld na de aanslag op het international vliegveld van juli 2001, een grote wervingsactie zijn gehouden waarbij gebruik werd gemaakt van beelden van de aanslag. De LTTE dwingt bewoners van de Vanni militaire training te ondergaan als ze een tekort aan manschappen dreigt te krijgen. Dorpshoofden worden verplicht de namen te geven van alle mannen die ingezet kunnen worden in de strijd tegen het Srilankaanse leger. Deze mannen worden vervolgens onder druk gezet. Zo werd bijvoorbeeld bij winkeleigenaren gedreigd dat hun winkel gesloten zou worden indien zij niet deelnamen aan deze militaire training. De wijze van rekrutering van minderjarigen is beschreven in paragraaf 3.3.3.

Interne hiërarchie

In het noorden en oosten van Sri Lanka werkt de LTTE volgens de bovengenoemde militaire structuur. De militaire structuur kent acht regionale commandocentra die grofweg overeenkomen met de acht districten in het noorden en oosten van Sri Lanka. Aan het hoofd van ieder commandocentrum staat een districtscommandant die, zoals vrijwel iedere Tamil-tijger, alleen bekend is onder zijn alias. Deze districtscommandant heeft de rang van luitenant-kolonel. Er wordt geen gebruik gemaakt van insignes, strepen of sterren op uniformen. Het beleid wordt voornamelijk mondeling doorgegeven. Binnen een district opereren diverse eenheden of secties die weer worden aangestuurd door kapiteins, luitenanten of onder-luitenanten. Alleen het hogere kader, vanaf het niveau van districtscommandant, heeft inzicht in de te voeren strategie en de wijze van uitvoering hiervan. Zij beschikt daarnaast over een aanzienlijke mate van autonomie. De verschillende commandocentra opereren onafhankelijk van elkaar, maar kunnen, als de bepaalde strategie daarom vraagt, wel worden samengevoegd om gezamenlijk een aanval uit te voeren. Ook voor de secties geldt dat ze een bepaalde mate van autonomie hebben. Cellen die opereren buiten het door de LTTE bezet gebied, worden aangestuurd vanuit het Central Committee.

De rang van kolonel is de hoogste rang binnen de LTTE. Enkele kolonels zijn: Karuna die twee brigades in het oosten leidt; Paduman, die een brigade leidt in Trincomalee; Theepan (eigen naam: Subramaniam Thevan), die twee brigades leidt in de Vanni; Sornam (militair commandant te Jaffna); Banu (militair commandant in het oosten) en Pottu Amman (hoofd Inlichtingendienst).

De LTTE heeft recentelijk te maken gehad met het verlies van enkele vooraanstaande leden. Op 14 juni 2001 kwam Nizaam, leider van de politieke vleugel voor de districten Batticaloa en Ampara door een landmijn om het leven in Nallathanni Odai, ongeveer 36 kilometer ten zuidwesten van Batticaloa. Begin juli 2001 werd Gangai Amaran alias Anthony Johnson, gedood bij een aanval van Singalese regeringstroepen in de nabijheid van Akkarayan Kulam, in het district Kilinochchi. Op 26 september 2001 werd één van de leiders van de LTTE, Kolonel Shankar (eigen naam: Vatithilingam Sornalingam), in de nabijheid van Oddusuden (Vanni) gedood. Shankar stond bekend als een vertrouweling en een naaste adviseur van Prabhakaran. De LTTE beschuldigde het Srilankaanse leger van deze aanslag die verricht zou zijn door een zogenaamde Deep Penetration Unit van het leger, maar het leger ontkende betrokken te zijn bij de dood van Shankar. Op 15 oktober 2001 kwam Mano, hoofd communicatie van de LTTE in het district Batticaloa, om het leven toen hij met zijn motor op een landmijn reed. Naar aanleiding van deze doden en enkele aanslagen die zijn gepleegd op andere vooraanstaande LTTE-ers, werd Balraj door Prabhakaran aangewezen als speciale bevelhebber voor de Vanni met als doel een einde te maken aan deze aanslagen. Voor zover bekend heeft de dood van deze vooraanstaande LTTE-ers geen gevolgen gehad voor de structuur of de kracht van de LTTE.

Sea Tigers

De Sea Tigers zijn de zeestrijders van de LTTE en behoren tot de militaire vleugel van de LTTE. Zij plegen regelmatig aanslagen op marineschepen van het Srilankaanse leger en trachten soms handelsschepen te kapen of op te blazen. De Sea Tigers staan onder leiding van de special commander Soosai. Het hoofdkwartier van de Sea Tigers is in Mullaithivu. Binnen de Sea Tigers bestaat een zogenaamde kikvors-unit die wordt gebruikt voor het uitvoeren van onderzeese aanslagen op schepen. Ook hebben de Sea Tigers eigen zelfmoordcommando's, de BlackSea Tigers, die vaak in duikuitrusting, met explosieven om hun middel gebonden per zee-scooter naar hun doel worden vervoerd. Ten slotte is er ook een vrouwenafdeling, de WomenSea Tigers.

De Sea Tigers opereren in 12 divisies: Sea Battle Regiment; Underwater Demolition Team; Sea Tiger Strike Group; Marine Engineering and Boat Building Unit; Radar and Telecommunications Unit; Marine Weapons; Armory and Dump Group; Maritime School and Academy; Sea Tiger Recruiting Section; Sea Tiger Political, Finance and Propaganda-section; Wellfare section and the Registry; Sea Tiger Rescue Team and Intelligence Section; Exclusive Economic Zone-Marine Logistics Support Team.

De Sea Tigers zijn in het bezit van een aantal schepen die zich onder meer bezighouden met het transporteren van kunstmest, hout, meel, rijst, suiker, cement en andere commerciële goederen. Daarnaast worden de schepen gebruikt voor het transporteren van wapens.

Black Tigers

De Black Tigers zijn de zelfmoordcommando's van de LTTE. De LTTE heeft een groot aantal zelfmoordaanslagen op zijn geweten. De Black Tigers dragen explosieven die meestal om hun middel zijn gebonden, de zogenaamde suïcide jackets. Om Tamils bereid te krijgen hun leven te offeren voor de Tamilstrijd, zijn er uitgebreide rituelen ontwikkeld die voorafgaan aan het daadwerkelijk plegen van de aanslag. Er is een jaarlijkse herdenking van alle martelaren (zelfmoordcommando's die gesneuveld zijn in de strijd) en zelfmoordcommando's die op missie gaan, hebben de avond voorafgaande aan hun vertrek een diner met een hooggeplaatste LTTE'er, waaronder regelmatig Prabhakaran. Ook vrouwen worden vaak ingezet als zelfmoordcommando en zouden ongeveer 30-40% van alle zelfmoordaanslagen voor hun rekening nemen.

Freedom Birds

De LTTE beschikt ook over een vrouwenafdeling: de Freedom Birds. Deze afdeling werd halverwege de jaren '80 opgericht. Oorspronkelijk werden de Freedom Birds geplaatst binnen de verschillende divisies van de LTTE, maar in 1985 werden verschillende vrouwencellen bij elkaar gevoegd, en werd een vrouwelijke gevechtseenheid geformeerd. De special commander van dit vrouwenbataljon is Jena.

Overige militaire onderdelen

Andere onderdelen die onder de militaire vleugel van de LTTE vallen, inclusief hun leiders, zijn:


- Het militaire hoofdkwartier (Raju);


- Air Tigers (Shankar, inmiddels overleden). Het is niet bekend door wie hij is opgevolgd);


- Communicatieafdeling (Ravi);


- Militaire academie (Panduman);


- Medische afdeling (Rega);


- Bevoorrading (Pandiyan);


- Buitenlandse aankopen (met name wapens) (Kumaran Pathmanathan, KP).
De inlichtingendienst van de LTTE

De inlichtingendienst staat onder leiding van Pottu Amman en valt onder de militaire vleugel. De dienst bestaat uit drie onderdelen. De security intelligence division is verantwoordelijk voor de veiligheid van Prabhakaran en andere hooggeplaatste LTTE-ers. De interne inlichtingendienst is verantwoordelijk voor de interne veiligheid van de organisatie, waarbij moet gedacht worden aan het opsporen van infiltranten, deserteurs en spionnen. Infiltranten lopen het risico te worden gemarteld en gedood. Voor zover bekend gaat de LTTE niet actief op jacht naar personen die de LTTE hebben verlaten en zich hebben gemeld bij de ICRC. Wel kan bij het ouderlijk huis worden gecontroleerd of de desbetreffende persoon zich aldaar bevindt. Niet is bekend of de inlichtingendienst van de LTTE ook opereert in de gebieden die onder controle staan van de regering. Dit is wel aannemelijk. Ten slotte is er een politieke inlichtingendienst die verantwoordelijk is voor het in kaart brengen van politieke ontwikkelingen, zowel binnen als buiten Sri Lanka.

LTTE als terroristische organisatie

Begin november 2001 plaatste de Verenigde Staten de LTTE op de lijst van terroristische organisaties waardoor onder meer banktegoeden bevroren kunnen worden en waarmee aanhangers van deze partij zwaardere straffen opgelegd kunnen krijgen. Ook Australië, Canada en Groot-Brittannië plaatsten de LTTE in 2001 op de lijst van terroristische organisaties. Deze beslissingen werden door de Srilankaanse autoriteiten toegejuicht, omdat juist uit deze landen de meeste bronnen van inkomsten voor deLTTE afkomstig zijn.

In de overeenkomst tot het staakt-het-vuren van 22 februari 2002, is een bepaling opgenomen die stelt, dat alle paramilitaire Tamilgroeperingen binnen dertig dagen na ondertekening van de overeenkomst worden ontwapend. Alle paramilitaire groeperingen, behalve de EPRLF, Varadarajah-fractie, hebben hun medewerking aan het staakt-het-vuren akkoord toegezegd. Op 8 maart 2002 is PLOTE de eerste paramilitaire groepering geweest die haar wapens heeft ingeleverd. Personen die actief zijn geweest binnen een paramilitaire organisatie, kunnen dienst nemen in het Srilankaanse leger (zie artikel 1.8 ceasefire-agreement, zie bijlage V). Zij zullen geplaatst worden in gebieden buiten de conflictgebieden in het noorden en oosten van Sri Lanka.

Zowel PLOTE als TELO, EPDP en EPRLF maken zich schuldig aan afpersing van onder meer winkeliers, boeren en andere middenstanders. Het gaat hierbij zowel om Singalezen als (plantage-)Tamils en moslims. Desalniettemin lijkt het er op dat de paramilitaire organisaties hetzij hun invloed aan het verliezen zijn, hetzij trachten hun imago op te poetsen en zich meer rekenschap geven van de mensenrechten.

Het US department of State rapport over 2000 meldt dat regeringsgezinde militante Tamilgroeperingen, waaronder PLOTE, Tamiljongeren uit met name het oosten van Sri Lanka in het verleden dwongen zich bij deze militante groepen aan te sluiten of anderszins werkzaamheden te verrichten. Dit gebeurde onder bedreiging van deze jongeren of van hun familie. Na een bevel hiertoe van de Srilankaanse autoriteiten lijkt het erop dat deze praktijken zijn afgenomen. Het US State department maakt er tevens melding van dat de exacte omvang van deze paramilitaire groeperingen onmogelijk is vast te stellen.

P LOTE

PLOTE manifesteert zich enerzijds als eengewone 'mainstream' politieke partij in welke hoedanigheid zij een Tamil-minderheidspartij is en zitting had in het Srilankaanse parlement. De Democratic People's Liberation Front (DPLF) is de politieke tak van PLOTE en heeft onder die naam een zetel gewonnen tijdens de verkiezingen van 5 december 2001. Anderzijds opereert zij in Vavuniya, Mannar, Batticaloa en Trincomalee als paramilitaire groepering. De leider van PLOTE is Dharmalingam Sitharthan. De militaire leider is Hari Babu. PLOTE spreekt zich er niet over uit of zij voor of tegen de LTTE zijn. In Vavuniya werkt PLOTE samen met het Srilankaanse leger. Ze beschikken over circa vijftien kampen en ongeveer 600 krachten. Het US Department of State maakt er melding van dat PLOTE en de Razeek-group verantwoordelijk waren voor het vermoorden van een aantal mensen. Ook beschikken zij over wapens, die alleen in en rondom de kampen voor de eigen beveiliging gebruikt zouden mogen worden. In Vavuniya zou de militaire leider van PLOTE Farook zijn en de politieke leider Bawan.

EPRLF

De paramilitaire groepering EPRLF bestaat momenteel uit twee facties. Enerzijds is er de factie die wordt geleid door Suresh Premachandran, de voormalig secretaris-generaal van de EPRLF. Deze fractie maakt ook deel uit van de Tamil National Alliance (TNA). Nadat er discussie ontstond over zijn stijl van leidinggeven, is een tweede factie ontstaan, die onder leiding staat van Varadaraja Perumal. Perumal was in het verleden voorzitter van de North-East Provincial Council. Beide facties staan een federale Tamilstaat binnen een verenigd Sri Lanka voor, waarbij de Perumal-factie zich heeft uitgesproken tegen de LTTE.

EPDP

EPDP maakte deel uit van de vorige regering. Het hoofdkantoor van EPDP is gevestigd in Colombo, maar zij is voornamelijk actief in het noorden en oosten. Zij richt zich met name op bestrijding van de LTTE, onder meer uit zelfbescherming. EPDP heeft zich uitgesproken als voorstander van het staakt-het-vuren, maar is wantrouwend tegenover de LTTE. De leider van de EPDP is Douglas Devananda. EPDP heeft geen aparte militaire en politieke vleugel.

TELO

TELO is partij bij de Tamil National Alliance (TNA). TELO-leider en parlementslid is Selvam Adaikalanathan. TELO is actief in Vavuniya, Mannar, Batticaloa en Trincomalee. De politieke tak van TELO heeft een kantoor in Colombo. In Vavuniya beschikt TELO over ongeveer tien tot vijftien kampen en heeft naar schatting een paar honderd man in dienst (zie ook paragraaf
3.2.5). TELO beschikt in Vavuniya over wapens, maar zou deze hoofdzakelijk gebruiken voor bescherming van hun eigen gebouwen en kampen. De lokale leider van TELO in Vavuniya is Suthan. TELO is sinds de verkiezingen van oktober 2000 nauwelijks meer betrokken geweest bij arrestaties.

Razeek-Group

De Razeek-group is een paramilitaire groepering die inmiddels volledig in het leger is geïncorporeerd. Zij is alleen actief in Batticaloa alwaar zij onder meer de checkpoints bemant en voordat zij in het leger werd opgenomen, samenwerkte met het Srilankaanse leger.

EROS

EROS is een zeer kleine paramilitaire organisatie die opereerde in Batticaloa, maar aldaar nauwelijks meer actief is.

2.3 Veiligheidssituatie

---
De veiligheidssituatie op het Jaffna-schiereiland blijft fluïde. De macht in Jaffna-stad is gedurende de verslagperiode in handen gebleven van het Srilankaanse leger. Na de verkiezing van Wickremasinghe als premier, is de situatie in Jaffna-stad enigszins meer ontspannen, ofschoon de checkpoints aldaar wel zijn gehandhaafd. Militaire confrontaties op Jaffna-schiereiland zijn sinds 24 december 2001 niet meer gemeld. De criminaliteit op Jaffna-schiereiland is gedurende de verslagperiode toegenomen. Politieonderzoeken naar de misdrijven worden nauwelijks uitgevoerd. Vanaf november 2001 zijn er in Jaffna-stad nauwelijks arrestaties geweest van personen die verdacht worden van betrokkenheid bij de LTTE. Op 14 maart 2002 bezocht premier Wickremasinghe als eerste premier in 20 jaar Jaffna-schiereiland. Veel hoogwaardigheidsbekleders zijn hem sindsdien gevolgd. Ook veel 'gewone' burgers bezoeken Jaffna sinds de transportmogelijk-heden aanzienlijk zijn verbeterd.

Op 25 februari 2002 werd een overeenkomst getekend tussen dr. Jayalath Jayawardena, minister van Rehabilitation, Resettlement and Refugees, en de UNHCR. In deze overeenkomst wordt bepaald dat een Policy, Planning and Coordination Unit (PPCU) opgericht wordt die de mogelijkheden voor terugkeer van ontheemden en vluchtelingen naar Jaffna-schiereiland moet onderzoeken. UNHCR faciliteert bij dit onderzoek. Er is tot op heden geen hervestigingsprogramma voor de naar het vasteland (India) gevluchte bevolking.

Humanitaire situatie

De humanitaire situatie op Jaffna-schiereiland is zorgwekkend. Met name de voedselvoorziening en de medische zorg staan op een laag peil. Op 11 maart 2002 heeft de Europese Commissie een bedrag van 1 miljoen euro toegezegd voor steun aan de bevolking van Jaffna-schiereiland. Van dit geld zullen onder meer medicijnen naar Jaffna-schiereiland worden gezonden. Ook zullen ernstig zieken worden vervoerd naar andere delen van Sri Lanka voor medische behandeling, worden er sanitaire voorzieningen aangelegd en zullen de drinkwater-voorzieningen er mee worden verbeterd.

In de Vanni zijn ongeveer 570.000 mensen woonachtig, waarvan ongeveer 375.000 in de 'uncleared area's', de gebieden die onder controle staan van de LTTE. Een groot deel van de Vanni staat nog steeds onder controle van de LTTE. Gedurende de verslagperiode hebben zich tot het staakt-het-vuren van december 2001 regelmatig confrontaties voorgedaan tussen LTTE-strijders en het leger.

Humanitaire situatie

De humanitaire situatie in de Vanni blijft zorgwekkend. In januari en februari2002 werd het embargo op voedsel- en medicijntransporten naar de Vanni opgeheven en stonden de Srilankaanse autoriteiten weer toe dat er meer voedsel en medicijnen naar de Vanni werden vervoerd. Het embargo op het transport van benzine werd gedeeltelijk opgeheven. Het tekort aan voedsel, medicijnen en andere middelen om te voorzien in de eerste levensbehoeften blijft tot op heden echter bestaan. In het algemeen is er in de Vanni geen sprake van een hongersnood maar wel is er sprake van ondervoeding.

Vavuniya staat onder controle van het Srilankaanse leger. De situatie in Vavuniya is verbeterd ofschoon schendingen van de mensenrechten zich blijven voordoen. Met name de paramilitaire groepering PLOTE maakt zich hier in Vavuniya regelmatig schuldig aan.

De aan de overheid gelieerde paramilitaire Tamilbewegingen PLOTE en TELO persen winkeliers en handelaren in Vavuniya regelmatig geld en goederen af, ongeacht welke etniciteit deze personen hebben. Ook de in Vavuniya woonachtige plantage-Tamils (het gaat hier om enkele honderden) worden in enkele gevallen onder druk gezet door deze paramilitaire groeperingen omdat men vermoedt dat ze sympathie hebben voor of samenwerken met de LTTE.

Humanitaire situatie

De situatie in de door het leger gecontroleerde vluchtelingenkampen (welfare-centres) is nog immer zorgwekkend, alhoewel wel sprake is van enige verbetering in de afgelopen jaren. Er is een constante toestroom van vluchtelingen uit de Vanni naar Vavuniya. De bevolking van Vavuniya zou momenteel ongeveer 145.000 personen omvatten, waarvan ongeveer 71.000 ontheemden (internally displaced persons (IDP's)). Deze vluchtelingen worden in Vavuniya in vijftien kampen opgevangen. In november 2001 bevonden zich ongeveer 19.000 vluchtelingen in deze kampen. In augustus 2001 maakte de Essential Service Commissioner (ESC) bekend dat alle vluchtelingenkampen in Vavuniya gesloten zullen worden voor december 2002. De in de kampen verblijvende vluchtelingen zullen hervestigd worden in regeringsgebied in de nabijheid van Vavuniya.

Het Srilankaanse leger beheerst de volgende steden en gebieden in het oosten van Sri Lanka: Trincomalee-stad, Batticaloa-stad, en Ampara en de kuststrook langs de lagune. De gebieden tussen de steden en jungles achter de kustlagune zijn grotendeels in handen van de LTTE. De LTTE heeft gedurende de verslagperiode periodiek aanslagen uitgevoerd, maar deze hebben zich sinds het staakt-het-vuren van 24 december 2001 niet meer voorgedaan. De situatie in het oosten blijft echter gespannen als gevolg van LTTE-activiteiten. Zo zou de rekrutering en ontvoering doorgaan van kinderen van zeventien jaar en jonger en worden (moslim)- zakenlieden ontvoerd voor losgeld en afpersing. Ook de paramilitaire organisaties maken zich schuldig aan afpersing, wat geschiedt onder de noemer van 'het innen van belastingen'.

Trincomalee

De stad Trincomalee wordt gecontroleerd door de Srilankaanse marine. De elitetroepen van de Srilankaanse politie (de Special Task Force, STF) zijn wel aanwezig in Trincomalee, maar niet actief. De bevolking heeft wel angst voor de STF, die wordt veroorzaakt door hun harde optreden in het verleden. Het aantal meldingen van mensenrechtenschendingen uit Trincomalee is gedurende de verslagperiode afgenomen. Wel werden gedurende de verslagperiode in Trincomalee nog steeds arrestaties uitgevoerd van mensen die verdacht worden van betrokkenheid bij de LTTE. De laatst bekende arrestatie vond plaats in december 2001. In Muttur (ten zuiden van Trincomalee) zorgt de aanwezigheid van de home-guards, die nauw samenwerken met het Srilankaanse leger, voor angst onder de bevolking.

Batticaloa

De situatie in Batticaloa is ook na de verkiezingen van 5 december 2001 gespannen gebleven, maar het aantal arrestaties door leger en politie is ten opzichte van de periode voor de verkiezingen sterk afgenomen. Afpersingen en ontvoeringen doen zich zowel binnen als buiten het door de regering gecontroleerde gebied voor. De checkpoints op de uitvalswegen van de stad zijn niet weggehaald, maar de controles zijn minder grondig dan voor de verkiezingen en vinden vooral 's avonds en 's nachts plaats. De aanwezigheid van de Special Task Force (STF) heeft tot op heden niet geleid tot ernstige schendingen van mensenrechten, maar zorgt wel voor onrust onder de bevolking.

In Colombo zijn volgens officiële cijfers ongeveer 400.000 Tamils woonachtig (op een bevolking van ongeveer 2 miljoen inwoners). Ongeveer 250.000 Tamils waren hier al woonachtig toen in 1983 in het noorden de gevechten uitbraken. 150.000 Tamils zijn vanaf 1983 uit de oorlogsgebieden gevlucht naar Colombo.

In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de veiligheidssituatie in Colombo de afgelopen jaren fluctueerde. Na bomaanslagen, gepleegd door Tamil-tijgers, protestmarsen of andere incidenten die betrekking hebben op de oorlog in Sri Lanka, liepen de spanningen in Colombo op. Controles werden geïntensiveerd en er werden dan grootschalige 'round-ups' gehouden waarbij de Tamil-bevolking in Colombo onderworpen kon worden aan identiteitscontroles, arrestaties en, indien de identiteit niet kon worden vastgesteld, kortdurende detenties door leger en politie. Na enige tijd namen deze controles af en normaliseerde de situatie weer. Na de zomer van 2001 zijn er geen grootschalige 'round-ups' geweest, terwijl na het staakt-het-vuren van 24 december 2001 nauwelijks meer arrestaties hebben plaatsgevonden. Na het aantreden van Wickremasinghe als premier is de veiligheidssituatie in de stad beduidend verbeterd. In Colombo werden de meeste wegversperringen en checkpoints weggehaald en er trad een aanzienlijke ontspanning op in de stad. Wel opereren mobiele checkpoints in Colombo. Dit zijn soldaten en politieagenten die door de stad patrouilleren en af en toe mensen aanhouden en naar hun identiteitspapieren vragen.

Gedurende de verslagperiode heeft zich één zelfmoordaanslag in Colombo voorgedaan. Op 29 oktober 2001 kwamen bij een zelfmoordaanslag in de wijk Narahenpita van Colombo twee politieagenten en de zelfmoordcommando om het leven. Volgens de politiewoordvoerder zou de aanslag gericht zijn tegen de voormalige premier Wickremanayake, die korte tijd daarvoor de plek van de aanslag was gepasseerd. Na deze aanslag hebben niet de 'gebruikelijke' round-ups plaatsgevonden, en evenmin is de politie overgegaan tot grootschalige identiteitscontroles en arrestaties.

Aanslag op vliegveld Bandaranaike

Op 24 juli 2001 vielen gewapende Tamil-Tijgers het militaire vliegveld, dat is gelegen naast vliegveld Bandaranaike (de enige internationale luchthaven van Sri Lanka) aan. Deze vliegvelden delen dezelfde start- en landingsbaan. Het vliegveld ligt op ongeveer dertig kilometer ten noorden van Colombo. Bij de 10 uur durende aanval vonden zeven militairen en veertien LTTE-rebellen de dood en werden elf passagiers- en militaire vliegtuigen vernietigd. Bij de aanslag werden geen buitenlanders gedood. De aanval vond plaats ter gelegenheid van de achttiende verjaardag van de burgeroorlog in Sri Lanka. Direct na de aanslag zijn door zowel politie als leger onderzoeken ingesteld naar hoe het mogelijk was dat de LTTE tot op één van de meest beveiligde plaatsen van Sri Lanka kon doordringen. Deze onderzoeken zijn tot op heden gaande. Direct na de aanslag zijn, voor zover bekend, negentien personen gearresteerd, onder wie drie Singalezen die werkzaam waren op de luchthaven. Op 24 en 25 juli 2001 vonden cordon-and-search-operaties plaats in de wijk Kotahena, waarbij 36 Tamils werden aangehouden. Het merendeel van hen werd na controle van de identiteit weer vrijgelaten. Op 9 augustus 2001 werden, naar aanleiding van de aanslag, in de nabijheid van Kochchikade (ongeveer 50 kilometer ten noorden van Colombo) ongeveer 100 personen aangehouden, waarvan het grootste deel na een ondervraging van enkele uren weer zou zijn vrijgelaten. Eind februari 2002 heeft de Srilankaanse procureur-generaal aan de politierechter van Negombo de instructie gegeven dat alle 32 op dat moment in verband met de aanslag op het vliegveld nog in detentie zittende Tamils vrijgelaten dienden te worden. Op dit moment zitten nog 19 mensen gevangen in verband met de aanslag op het vliegveld. Het vliegveld is een dag na de aanslag weer heropend. De controles rondom het vliegveld zijn sinds de aanval verscherpt. In Colombo zelf is de situatie als gevolg van de aanslag niet gewijzigd.

Paramilitaire Tamilbewegingen

Het leger en de politie staan in Colombo niet toe dat de Tamilbewegingen zoals PLOTE en TELO in Colombo zelfstandig arrestaties, ontvoeringen of ondervragingen verrichten. Tamilbewegingen in Colombo worden wel door het leger en de politie ingeschakeld om informatie te verkrijgen over subversieve en terroristische activiteiten. In Colombo is het voor de Tamil-bewegingen verboden wapens te dragen, maar dit verbod is niet effectief. In het noorden (Vavuniya) en het oosten heeft het leger de Tamil-bewegingen echter nodig gehad om te helpen de LTTE te bestrijden. Het akkoord van 23 februari 2002 voorziet in de ontwapening van de paramilitaire groeperingen.

2.4 Samenvatting

---
De Srilankaanse regering heeft tot december 2002 het beleid voortgezet het reeds negentien jaar durende conflict met de LTTE via een combinatie van politieke en militaire middelen op te lossen. Na verkiezing van de nieuwe regering in december 2002 is een koers ingezet om het conflict op vreedzame, politieke wijze op te lossen. Op 4 juli 2001 dreigde een stemming over verlenging van de noodtoestand geen meerderheid in het Srilankaanse parlement te halen, waarop president Kumaratunga besloot de stemming niet door te laten gaan. Hierdoor werd de noodtoestand opgeheven. Hiermee werden ook alle Emergency Regulations buiten werking gesteld. Een aantal Emergency Regulations zijn vervolgens onder de Prevention of Terrorism Act (PTA) gebracht. Op 24 juli 2001 vielen gewapende Tamil-Tijgers de belangrijkste luchtmachtbasis en het nabijgelegen vliegveld Bandaranaike (de enige internationale luchthaven van Sri Lanka) aan. Op 10 oktober 2001 ontbond President Kumaratunga het parlement en riep nieuwe verkiezingen uit voor 5 december 2001. De verkiezingen werden gewonnen door de UNF. Op 9 december 2001 werd Ranil Wickremasinghe, de leider van de UNF, benoemd tot minister-president. Hij vormde een coalitie met de leden van de Sri Lanka Muslim Congress. Sinds het aantreden van Wickremasinghe op 9 december 2001, is het vredesproces in een stroomversnelling gekomen. Vanaf 24 december 2002 werd door beide partijen een staakt-het-vuren in acht genomen. Dit staakt-het-vuren werd in januari 2002 verlengd en door beide partijen gerespecteerd.

Vanaf 23 februari 2002 is een akkoord met betrekking tot een staakt-het-vuren voor onbepaalde tijd van kracht dat zowel door de Srilankaanse autoriteiten als door de LTTE wordt gerespecteerd. Dit staakt-het-vuren moet de weg vrijmaken voor vredesbesprekingen tussen de strijdende partijen. Vredesbesprekingen vinden mogelijk reeds in juni 2002 plaats.

In Colombo vonden de afgelopen jaren periodiek bomaanslagen plaats, die veelal werden gevolgd door persoonscontroles en eventueel door arrestaties en kortdurende detenties van in Colombo woonachtige Tamils. Na het aantreden van Wickremasinghe als premier in december 2001 is de veiligheidssituatie in de stad beduidend verbeterd en is de sfeer in de stad ontspannen en genormaliseerd. Zo werden in Colombo de meeste wegversperringen en checkpoints weggehaald en trad er een aanzienlijke ontspanning op in de stad. Het aantal identiteitscontroles is drastisch afgenomen en er zijn geen meldingen van arrestaties van LTTE verdachten meer geweest.

3. Mensenrechten

---

3.1 Waarborgen

---
Sri Lanka is onder meer partij bij het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (Bupo-verdrag, New York, december 1966), het verdrag tegen foltering (CAT), en het eerste facultatieve protocol bij het Bupo-verdrag inzake het individuele klachtrecht. Ook is Sri Lanka partij bij de 'Convention for the suppresion of the Financing of Terrorism', en bij het Protocol to the Convention on the Rights of the Child in the involvement of children in armed conflict. Sri Lanka is geen partij bij het Vluchtelingenverdrag van 1951, het bijbehorende protocol van 1967 en evenmin bij het anti-mijnverdrag van Ottawa. De Europese Unie dringt er bij de Srilankaanse autoriteiten op aan deze laatstgenoemde conventie te tekenen.

Afschaffing noodtoestand

Op 4 juli 2001 dreigde de stemming over verlenging van de noodtoestand geen meerderheid in het parlement te halen, waarop president Kumaratunga besloot de stemming niet door te laten gaan. Hierdoor werd de noodtoestand opgeheven. Hiermee werden ook alle Emergency Regulations (ER's) opgeheven. Een aantal maatregelen dat onder de ER's viel, werd vervolgens onder de Prevention of Terrorism Act (PTA) gebracht. Zo werden onder meer alle overheidsgebouwen tot veiligheidszone benoemd en Colombo ingedeeld in de hoogste veiligheidszone. Dit heeft geen gevolgen gehad voor de bevolking van Colombo. Ook werd de LTTE op grond van de PTA verboden en werd bepaald dat voor iedere vorm van ondersteuning van de LTTE een gevangenisstraf van maximaal 15 jaar kan worden opgelegd. Veranderingen ten opzichte van de situatie onder de noodtoestand zijn onder meer dat de politie minder bevoegdheden heeft tot inbeslagname van goederen, dat personen die door het leger gearresteerd zijn onmiddellijk aan de politie dienen te worden overgedragen en dat gearresteerden onder de PTA binnen 72 uur voor de rechter dienen te worden gebracht.

Sinds het van kracht worden van het akkoord tot het staakt-het-vuren, zijn arrestaties op basis van de PTA niet meer aan de orde. Arrestaties dienen op basis van de Criminal Procedure Code (CPC, Wetboek van Strafvordering) te geschieden. De PTA (en voorheen de Emergency Regulations) kent veel minder waarborgen dan het reguliere strafrecht waaronder de CPC valt. Onder de Criminal Procedure Code (CPC) dienen arrestanten binnen 24 uur voor de rechter te worden gebracht. De rechter kan iemand op borg vrijlaten of vijftien dagen voorlopige hechtenis gelasten voor nader onderzoek, te verlengen tot drie maanden. Verdere verlenging kan plaatsvinden op aanwijzing van het gerechtshof of de openbare aanklager.

De PTA kwam indertijd tot stand teneinde krachtiger te kunnen optreden tegen daden van terrorisme. De PTA stelt zwaardere straffen op misdrijven als doodslag, ontvoering, wegvoering van personen, intimidatie van getuigen, bankroof, wapenhandel of wapenbezit, en het verbergen van gezochte personen. Onder de PTA dienen arrestanten binnen maximaal 72 uur voor de rechter te worden gebracht. De maximale termijn waarin betrokkene in voorarrest kon worden gehouden onder de PTA was 18 maanden.

3.2 Naleving en schendingen

---
UNHCR meldt dat de Srilankaanse regering in het algemeen de mensenrechten respecteert in de gebieden die niet door de oorlog zijn aangetast. In Sri Lanka bestaan twee procedures om aangifte te doen van mensenrechtenschendingen. Men kan een algemene klacht indienen, de zogenaamde Fundamental Rights Application (FRA), bij het Hooggerechtshof van Sri Lanka. Deze kan worden ingediend indien men van mening is dat men ten onrechte is gedetineerd, maar ook indien men tijdens de detentie te maken heeft gekregen met mishandeling of marteling. Van deze mogelijkheid wordt veelvuldig gebruikt gemaakt in Sri Lanka. In veel FRA-zaken wordt een regeling getroffen waarbij de verzoeker een schadevergoeding of smartengeld krijgt toegewezen. Ook kan de persoon die de marteling heeft begaan of de Srilankaanse autoriteiten zelf worden veroordeeld. Het is in de praktijk voor zover bekend nog niet voorgekomen dat personen die een FRA hebben ingediend en een schadevergoeding toegewezen hebben gekregen, te maken krijgen met bedreiging of vervolging door degenen tegen wie zij een FRA hebben ingediend. Het US State Department maakt er melding van dat de Srilankaanse autoriteiten niet langer de boetes betalen die naar aanleiding van een FRA zijn opgelegd aan veiligheidsofficieren die zich schuldig hebben gemaakt aan marteling.

Daarnaast bestaat op grond van artikel 141 van de Grondwet de mogelijkheid tot het indienen van een Habeas Corpus-klacht bij het Srilankaanse hof van Beroep. Deze klacht kan niet alleen door betrokkene zelf worden ingediend, maar ook door zijn naasten of nabestaanden en kan tevens dienen om vast te stellen of iemand zich nog in detentie bevindt. Ten slotte bestaat de mogelijkheid dat slachtoffers van mensenrechtenschendingen dit melden bij de Human Rights Commission Sri Lanka of bij een niet gouvernementele mensenrechtenorganisatie om vervolgens via de genoemde procedures onderzoek te laten verrichten.

Persvrijheid

Nadat op 23 mei 2001 de censuur op berichtgeving uit de oorlogsgebieden was opgeheven, stond de regering begin juli 2001 aan journalisten toe de oorlogsgebieden te bezoeken. Hiervoor was wel toestemming van het ministerie van Defensie nodig. Niet is bekend in hoeveel gevallen deze toestemming is geweigerd.

De Tamil Media Alliance, een organisatie die toeziet op de vrijheid van meningsuiting van Tamil-journalisten, beschuldigde in juli 2001 enkele legerofficieren in Batticaloa, omdat zij de Tamil-journalist Iyadurai Nadesan zouden hebben bedreigd met arrestatie en de dood in het geval hij kritiek op leger of regering zou leveren.

Op 24 januari 2002 werd in Colombo een onafhankelijk comité opgericht dat toe moet zien op alle media die in handen zijn van de staat. Deze media publiceerden vaak alleen die informatie die door de autoriteiten was goedgekeurd. Dit comité, dat bestaat uit twee regeringsfunctionarissen, twee oppositieleden en twee journalisten, moet er op toezien dat de media die in handen zijn van de staat onafhankelijk rapporteren.

Protestmarsen en stakingen

Het is in Sri Lanka toegestaan protestacties te houden. Voorafgaande aan protestmarsen moet toestemming worden gevraagd aan de autoriteiten van de plaats waar de mars gehouden gaat worden. Er worden in Sri Lanka regelmatig stakingen gehouden.

Gedurende de verslagperiode vonden enkele grote protestmarsen plaats in Colombo. Op 19 juli 2001 vond naar aanleiding van de schorsing van het parlement door president Kumaratunga (zie paragraaf 2.1) een grote protestmars plaats waaraan enkele tienduizenden mensen deelnamen. Tot de demonstratie was opgeroepen door de UNP. Er was geen formele aanvraag ingediend om deze demonstratie te mogen houden. De demonstratie kon al conform de Referendum Act niet plaatsvinden, omdat deze verbiedt dat in de periode van afkondiging van het referendum tot na bekendmaking van de resultaten demonstraties mogen plaatsvinden. De politie trachtte de demonstratie te breken middels het gebruik van traangas en rubberen kogels, op het moment dat de menigte in de nabijheid van enkele overheidsgebouwen en de ambtswoning van Kumaratunga kwam. Bij deze demonstratie zijn twee doden gevallen en meer dan zestig gewonden. Een onbekend aantal mensen is gearresteerd tijdens deze demonstratie.

Amnesty International veroordeelde op 20 juli 2001 de wijze waarop de autoriteiten hadden opgetreden tegen deze overwegend vreedzame betoging. Amnesty noemde de reactie van de autoriteiten een inbreuk op de vrijheden van meningsuiting en op die van vereniging en vergadering.

Op 19 september 2001 vonden door geheel Sri Lanka demonstraties plaats, waarin zowel regering als LTTE werden opgeroepen een einde te maken aan de burgeroorlog. Op hetzelfde moment organiseerden Srilankaanse nationalisten, onder wie leden van de Sihala Urumaya-partij, in Colombo een tegendemonstratie waarin zij protesteerden tegen besprekingen met de LTTE en de regering opriepen de inspanningen te verdubbelen om de LTTE te vernietigen.

LTTE en vrijheid van meningsuiting

De LTTE staat in de gebieden die onder haar controle staan, geen vrijheid van meningsuiting toe. Er worden beperkingen opgelegd aan zowel de geschreven pers als aan de radio en televisie. Het US Department of State meldt dat de LTTE personen die hebben geschreven over mensenrechten, heeft vermoord. Naar verluidt moeten journalisten tot op heden toestemming van de LTTE krijgen alvorens zij de gebieden die onder hun controle staan mogen bezoeken.

Het is in Sri Lanka vrijelijk toegestaan deel uit te maken van een politieke partij of om een partijpolitieke organisatie op te richten. In de praktijk worden hieraan ook geen belemmeringen opgelegd. In april 2002 opende de LTTE politieke kantoren in Jaffna-stad, Vavuniya, Trincomalee en Batticaloa.

Voor een uitgebreide beschrijving van de politieke partijen wordt verwezen naar het ambtsbericht van 24 juli 1997, p.5-6 en bijlage 2 van het ambtsbericht inzake Sri Lanka van 30 september 1999.

In de grondwet van Sri Lanka wordt vrijheid van religie gegarandeerd. In de praktijk wordt dit ook toegestaan. Ongeveer 70% (voornamelijk Singalezen) van de Srilankaanse bevolking is Boeddhist en 15 % (voornamelijk Tamils) van de bevolking is Hindu.

Positie van Christenen

Ongeveer 8% van de Srilankaanse bevolking is Christen. De Christenen wonen hoofdzakelijk in het westen van Sri Lanka. In het algemeen kunnen Christenen zich vrijelijk bewegen en hun godsdienst belijden in Sri Lanka. Religie is een verplicht onderdeel in het curriculum van de scholen en ouders kunnen kiezen naar wat voor school hun kinderen gaan. Er zijn boeddhistische, islamitische, hindoeïstische en christelijke scholen in Sri Lanka. Echter, het komt voor dat christenen in bijvoorbeeld benoemingen in het staatsonderwijs, worden gediscrimineerd. Bekeerlingen ondervinden in Sri Lanka in het algemeen geen problemen. Zowel bekeerlingen als de bekeerders kunnen in een enkel geval wel lastig gevallen worden door boeddhistische monniken, maar er is geen sprake van een systematisch lastigvallen.

Positie van moslims

Ongeveer 7% van de Srilankaanse bevolking is moslim. De moslims wonen verspreid over Sri Lanka, maar wel in groepen bij elkaar. Moslims kunnen vrijelijk hun godsdienst belijden in Sri Lanka. Na de aanslagen van 11 september 2001 is er geen verandering gekomen in de positie van de moslims in Sri Lanka. Wel vond op 12 oktober 2001 een demonstratie van ongeveer 5000 moslims plaats in Colombo. Zij demonstreerden tegen de bombardementen op Afghanistan. De politie gebruikte traangas om de demonstratie op te breken. In de aanloop naar de verkiezingen van 5 december 2001, kwamen begin december 10 moslims (allen aanhangers van de SLMC) om het leven in Udawalathenne/Madawala, een dorp in de nabijheid van Kandy. Dit bloedbad zou zijn uitgevoerd door gewapende leden van de politieke partij PA. Anurudda Ratwatte, voormalige generaal uit het Srilankaanse leger, voormalig minister van energie en een oom van president Kumaratunga, alsmede zijn twee zonen Lohan en Chanuka Ratwatte worden verdacht van betrokkenheid bij het bloedbad. In februari 2002 werden Ratwatte en zijn zoons op bevel van de Srilankaanse procureur-generaal, in voorarrest genomen.

Gedurende de verslagperiode zijn er verschillende meldingen geweest van ontvoeringen van moslims door de LTTE met het oogmerk losgeld te ontvangen. Met name in Muttur (Oost-Sri Lanka, iets ten zuiden van Trincomalee) werd de moslimgemeenschap lastig gevallen door aanhangers van de LTTE. Op 13 februari 2002 werden vier moslims ontvoerd door vermoedelijk de LTTE. Deze vier moslims zijn de daaropvolgende dag ernstig gewond teruggevonden. Op 14 februari 2002 protesteerden enkele duizenden moslims in Muttur tegen deze ontvoeringen.

Op 5 april 2002 bood de LTTE zijn excuses aan voor de verdrijving van de moslims van Jaffna-schiereiland in 1990. Een week later vond een bijeenkomst plaats tussen Rauf Hakeem, de leider van de SLMC, en Prabhakaran, de leider van de LTTE. Na afloop verklaarde Hakeem dat de LTTE de garantie had gegeven dat er geen geld meer van de moslims zou worden afgeperst, dat de van Jaffna-schiereiland verdreven moslims zouden mogen terugkeren en erkende dat de moslims een aparte gemeenschap vormen met een eigen identiteit en politieke en culturele rechten. Na het aanbieden van de excuses door de LTTE zijn er voor zover bekend geen meldingen meer geweest van ontvoeringen van moslims.

Op 12 februari 2002 maakten de Srilankaanse autoriteiten bekend dat niet langer beperkingen worden opgelegd aan Srilankanen (dus ook aan Srilankaanse Tamils) en aan in Sri Lanka woonachtige diplomaten die naar het door de LTTE bezette gebied willen reizen. Dit betekent dat men geen toestemming van het ministerie van Defensie meer nodig heeft, alvorens af te kunnen reizen naar deze gebieden. Niet-Srilankanen die geen diplomaat zijn hebben een geschreven toestemming nodig van de Srilankaanse vertegenwoordiging die hun visum voor Sri Lanka heeft afgegeven. Bij veel checkpoints in Sri Lanka wordt na de ondertekening van het staakt-het-vuren nauwelijks meer gecontroleerd.

In het staakt-het-vuren van 23 februari 2002 werd, om het transport van goederen en mensen te faciliteren, een afspraak gemaakt met betrekking tot de vestiging van een aantal checkpoints op de grens tussen het door de regering gecontroleerd gebied en het door de LTTE gecontroleerd gebied (artikel 2.7 + annex B). De checkpoints bevinden zich op de volgende lokaties: Mandur, Paddirupur, Kaludaveli Ferry Point, Mamunia Ferry Point, Vanvumateevu, Santhiveli Boat Point, Black Bridge, Sitandy Boat Point, Kiran Bridge, Kinniyadi Boat Point, Valachenai, Makerni, Mahindapura, Muttur, Ugilankulam en Omanthai.

Nationale identiteitskaart (NIC)

Voor de procedure voor het verkrijgen van een nieuwe nationale identiteitskaart (NIC) bij het zogenaamde Front Office, wordt verwezen naar het gestelde op p.29 van het ambtsbericht van 24 maart 1998. De aldaar beschreven procedure wordt tot op heden gehanteerd. Op de identiteitskaart van een Tamil staan de gegevens zowel in het Singalees als in het Tamil genoteerd. Op de identiteitskaart van een Singalees staan die gegevens alleen in het Singalees. Bij een moslim is de taal van de NIC afhankelijk van de taal waarin hij de aanvraag deed. Deed hij zijn aanvraag in het Tamil, dan worden op de NIC de gegevens in zowel Tamil als het Singalees afgedrukt. Deed hij zijn aanvraag in het Singalees, dan worden de gegevens alleen in het Singalees afgedrukt. Ook staat op iedere NIC de geboorteplaats en het adres met de woonplaats van betrokkene vermeld en staat een cijfer gedrukt waaruit is af te leiden uit welk district de houder van de kaart afkomstig is.

Jaffna-schiereiland

De bewegingsvrijheid van mensen die woonachtig zijn in Jaffna en naar andere gebieden in Sri Lanka willen alsmede voor personen die naar Jaffna willen reizen, is verruimd vanaf februari 2002. In het verleden had iemand die naar Jaffna-stad wilde reizen, hiervoor toestemming nodig van het ministerie van Defensie, maar deze voorwaarde is afgeschaft. Wel wordt de identiteit gecontroleerd van iedereen die per schip of vliegtuig aankomt. Op 15 februari 2002 werd de A9, de belangrijkste weg die Jaffna met Vavuniya verbindt en die loopt door de 'uncleared areas' van de Vanni, weer vrijgegeven voor wat betreft het stuk van Vavuniya naar Kilinochchi. In het akkoord inzake het staakt-het-vuren is bepaald dat de weg van Kandy naar Jaffna binnen dertig dagen na ondertekening van het akkoord dient te worden geopend. Op 8 april 2002 werd de A9 definitief geopend, maar tot op heden laat de LTTE geen openbaar vervoer toe op het stuk dat onder hun controle staat.

Het oosten

Het aantal controleposten tussen de steden Batticaloa, Trincomalee en Ampara aan de oostkust enColombo zijn talrijk, maar sinds het staakt-het-vuren van 24 december 2001 zijn de controles bij deze controleposten drastisch verminderd. Ook is een aantal controleposten weggehaald. Op 4 februari 2002 werd de weg tussen Vavuniya en Trincomalee weer geopend. Deze weg was tien jaar geleden door het Srilankaanse leger afgesloten in verband met de oorlogssituatie in het oosten en in de Vanni.

Vavuniya

Er was één checkpoint waarlangs men van LTTE-gebied in regeringsgebied kon komen. Dit checkpoint was gelegen bij Piramananankulam, op de weg van Mannar naar Vavuniya, maar deze werd naar verluidt in december 2001 opgeheven. Het pasjessysteem in Vavuniya werd in januari 2002 vereenvoudigd. Vanaf dat moment waren er nog maar drie afzonderlijke pasjes en werd het eenvoudiger een pasje te verkrijgen. Op 5 maart 2002 werden alle reisbeperkingen opgeheven en sindsdien kunnen bewoners uit Vavuniya en de Vanni zonder pas naar de gebieden reizen die onder controle van de Srilankaanse autoriteiten staan. LTTE-kaders die, na de totstandkoming van het staakt-het-vuren akkoord, naar gebieden willen reizen die onder controle staan van de regering, dienen zich te laten registreren.

Colombo

In Colombo gelden geen beperkingen voor de bewegingsvrijheid. Op 8 maart 2002 werd de registratieplicht voor personen die niet van oorsprong in Colombo en het overige zuiden van Sri Lanka woonachtig waren, afgeschaft. Iedere inwoner van Colombo en iedere nieuwkomer in Colombo diende zich tot 8 maart 2002 te laten registreren bij het plaatselijke politiebureau. Het kon zijn dat de politie bij het registeren vroeg naar de specifieke verblijfsreden van degene die werd geregistreerd. Er bestonden geen specifieke registraties voor Srilankanen die in Colombo kwamen werken. Er bestond geen vaste termijn voor de duur van de registratie. Dit kon variëren van één maand tot een jaar. Er waren geen gevallen bekend waarin de politieregistratie niet werd verlengd, ofschoon dit regelmatig met enige vertraging gebeurde. Bij met name Tamils die niet oorspronkelijk afkomstig zijn uit Colombo en pas na het begin van de oorlog in 1983 in Colombo zijn gaan wonen, werd er streng op toegezien dat zij zich hadden geregistreerd of zich door de lodge-eigenaar alwaar zij verblijven, hadden laten registreren. Het kwam voor dat aan een Tamil geld wordt gevraagd alvorens hij werd geregistreerd (200-300 roepies). Het is niet zo dat aan Tamils die geregistreerd waren bij een bepaald politiebureau, beperkingen werden opgelegd in de bewegingsvrijheid. Wel kon bij een identiteitscontrole worden gevraagd waarom men zich in een bepaald gebied in Colombo bevond. Wettelijk was het aan de autoriteiten niet toegestaan naar de registratie te vragen, maar in de praktijk werd Tamils die oorspronkelijk uit het noorden en oosten van Sri Lanka kwamen en die op straat werden staandegehouden, regelmatig naar deze registratie gevraagd. De laatste maanden hebben nauwelijks meer identiteitscontroles plaats gevonden.

Checkpoints in Colombo

In Colombo bevonden zich checkpoints op belangrijke doorvoerwegen, kruispunten, bij overheidsgebouwen, bij gebouwen waar internationale organisaties waren gevestigd, in de nabijheid van woningen van hooggeplaatste personen, in de nabijheid van de haven en op alle andere plaatsen waarvan men vermoedde dat de LTTE er aanslagen op zou kunnen en willen plegen. In december 2001 is het merendeel van deze checkpoints weggehaald, behalve de checkpoints bij de toegangswegen naar Colombo en die bij het presidentieel paleis, het parlementsgebouw en bij belangrijkste overheidsgebouwen. Daarnaast zijn er zogenaamde 'vliegende' of 'mobiele' checkpoints die op ieder moment overal kunnen worden opgezet. De checkpoints worden in de regel bemand door het leger.

De rechtsgang volgens het normale strafprocesrecht is beschreven in het ambtsbericht van 6 november 1998 (p.11-14). De grondwet voorziet in een onafhankelijke rechtspraak en in de praktijk wordt dit door de overheid gerespecteerd. Verschillende bronnen in Sri Lanka hebben verklaard in zijn algemeenheid vertrouwen te hebben in de objectiviteit en onpartijdigheid van de rechterlijke macht.

Bekentenis door marteling

Bekentenissen komen regelmatig onder dwang tot stand en worden vaak in het Singalees opgesteld. Bekentenissen als gevolg van marteling worden niet toegestaan op grond van de 'Evidence Ordinance'. Indien tijdens een rechtzaak door de rechter wordt vastgesteld dat het bewijs via marteling is verkregen, dan zal deze bekentenis in de praktijk in het algemeen niet worden meegewogen bij het uiteindelijke oordeel. De bewijslast ligt bij degene die de bekentenis heeft afgelegd. In februari 2002 gaf de Srilankaanse procureur-generaal de rechtbanken de opdracht, dat alle rechtszaken dienen te worden geseponeerd waarin personen terechtstaan die zijn aangeklaagd op basis van een eigen verklaring, die middels marteling zou zijn verkregen en de zaken van personen die zijn aangeklaagd vanwege het niet verstrekken van informatie over de LTTE. Tot op heden is niet duidelijk in hoeverre aan deze opdracht gehoor is gegeven.

De aangeklaagde kan via het rapport van de Judicial Medical Officer (JMO) aantonen dat hij is gemarteld. JMO's zijn door de overheid aangesteld en het betreft hier dus geen particuliere dokters. In het algemeen worden de JMO's in Sri Lanka als betrouwbaar gezien. Een aanvraag voor onderzoek door een JMO kan door een rechter ten alle tijden worden gevraagd.

Ondersteunende werkzaamheden voor de LTTE

Tamils die werden beschuldigd van het verrichten van ondersteunende werkzaamheden voor de LTTE, zoals het bieden van schuilplaatsen aan LTTE-strijders, bunkers bouwen, de verkoop van goederen die de LTTE zou kunnen gebruiken voor de oorlogsvoering zoals brandstof, chemicaliën en rubber, of het inwinnen van informatie voor de LTTE, en van wie de beschuldiging werd bewezen, werden in de praktijk tot een gevangenisstraf van ongeveer 1 à 2 jaar veroordeeld met aftrek van voorarrest. Niet is bekend of hierin na het van kracht worden van het staakt-het-vuren verandering is gekomen. Wanneer een persoon gedwongen diensten voor de LTTE verrichtte, is deze formeel niet strafbaar. In theorie dient de bewijslast hiertoe bij de openbaar aanklager te liggen, maar in de praktijk dient een beschuldigde zelf meestal aan te tonen dat hij gedwongen werd diensten voor de LTTE te verrichten.

Rechtspraak door de LTTE

De rechtspraak door de LTTE vindt plaats in zogenaamde Kangaroo-Courts. Deze Kangaroo-Courts zijn vermoedelijk gevestigd in Kilinochchi, Mallavi, Puthukkudiyiruppu, Mallaitivu en Jeyapuram. De LTTE zou de volgende strafmaten hanteren. Op het verlaten van de LTTE staat zes maanden tot een jaar werkkamp. Voor financiële malversaties kan men drie tot zes maanden werkkamp krijgen. Voor belastingfraude of het ontduiken van belasting kan men drie maanden werkkamp krijgen. Op zware misdaden als verkrachting, moord en terroristische aanslagen (waaronder wordt verstaan het trachten te doden van hooggeplaatste LTTE-ers) staat de doodstraf.

Arrestaties en detenties van met name jonge mannelijke en vrouwelijke Tamils kwamen vooral voor na aanslagen van de LTTE, na het vinden van explosieven ofrond belangrijke feestdagen. Deze arrestaties werden verricht op basis van de 'Prevention of Terrorism Act' (PTA). Hiertoe werden onder meer 'round-ups' en 'cordon and search'-operaties gehouden. Gedurende de verslagperiode zijn weinig round-ups en cordon and search operaties in Colombo gehouden. Na 24 december 2001 hebben er nauwelijks meer arrestaties op basis van de PTA plaatsgevonden. Sinds het van kracht worden van het akkoord tot het staakt-het-vuren op 23 februari 2002, zijn arrestaties op basis van de PTA niet meer aan de orde.

Slechts een gering aantal Tamils werd in Colombo gearresteerd na staandehouding bij een checkpoint. In de oorlogsgebieden kwam dit vaker voor. Amnesty International meldt in het jaarrapport 2001 dat in Sri Lanka aan het einde van 2000 tenminste 1500 Tamils zonder aanklacht of proces werden vastgehouden waarvan sommigen al vier jaar. Het US State Department maakt er melding van dat na het opheffen van de noodtoestand in juli 2001, het aantal gedetineerden dat werd vastgehouden op militaire bases significant is afgenomen, omdat het Srilankaanse leger minder arrestaties verricht en arrestanten sneller worden overgedragen aan de politie.

Risicofactoren

Indien een Tamil voor de afkondiging van het staakt-het-vuren van februari 2002 op straat of bij een round-up werd gecontroleerd en hij beschikte over geldige identiteitspapieren en een geloofwaardige verklaring waarom hij zich in Colombo bevond, was er in de regel geen aanleiding voor arrestatie. In het algemeen leidde slechts een combinatie van factoren tot verdenking van LTTE-betrokkenheid en risico op arrestatie. De meest van belang zijnde factoren waren: het niet beschikken over een identiteitsbewijs, het ontbreken van de politie-registratie, het hebben van littekens , het niet kunnen geven van een geldige verblijfsreden, het zich schichtig of bangelijk gedragen waardoor de betrokkene de verdenking van LTTE-betrokkenheid op zich laadt, en het zijn van een jonge Tamil die recentelijk afkomstig is uit de oorlogsgebieden en die maar een beperkte kennis heeft van de Singalese taal. Na afkondiging van het staakt-het-vuren van februari 2002 zijn er voor zover bekend geen meldingen meer geweest van Tamils die in Colombo zijn gearresteerd na staandehouding voor identiteitscontrole bij een checkpoint.

Littekens

Het slechts hebben van uiterlijk direct zichtbare littekens van welke aard dan ook, leidt in zijn algemeenheid niet tot directe verdenking van LTTE-activiteiten, zeker niet indien men over goede identiteitspapieren beschikt. Wel kunnen uiterlijke littekens een aanleiding zijn voor staandehouding. In de praktijk komt het slechts uiterst zelden voor dat iemand enkel wegens een litteken wordt meegenomen naar het politiebureau voor ondervraging. Er zijn geen aanwijzingen dat Tamils tijdens identiteitscontroles bij checkpoints worden gesommeerd zich te ontdoen van hun kleding om te controleren of zij littekens op hun lichaam hebben.

Detenties korter dan 48/72 uur

Van de tijdens 'round-up's' en 'cordon and search'-operaties of bij een checkpoint gearresteerde Tamils wordt het overgrote deel, nadat de identiteit is vastgesteld en niets is gebleken dat aanleiding geeft tot verdenkingen van betrokkenheid bij de LTTE, binnen 48/72 uur weer vrijgelaten. Het enkel hebben van littekens leidt in het algemeen niet tot een verhoogd risico op detentie van langer dan 48/72 uur. Het kan voorkomen dat Tamils tijdens een detentie van 48/72 uur ter controle van hun identiteit ruw (zoals bijvoorbeeld slaan) worden behandeld, maar in de praktijk komt dat binnen deze categorie weinig voor. Van marteling is tijdens de detentieperiode van minder dan 48/72 uur in het algemeen geen sprake.

Detenties langer dan 48/72 uur

Indien iemand verdacht wordt van LTTE-betrokkenheid, dan dient rekening te worden gehouden met een langduriger detentie dan 48/72 uur. Aanwijzingen hiervoor zijn onder meer:


- bestaande politiedossiers;


- aanwijzingen van anderen dat betrokkene verdacht kan worden van mogelijke betrokkenheid bij de LTTE;


- een combinatie van factoren als het niet beschikken over een identiteitskaart, het niet kunnen opgeven van een geloofwaardige reden voor zijn of haar verblijf in Colombo, het ontbreken van de politieregistratie, en het niet op andere wijze kunnen aantonen van de identiteit.

In zijn algemeenheid zijn er duidelijke aanwijzingen of vermoedens van LTTE-betrokkenheid alvorens iemand langer zal worden gedetineerd.

Registratie van detentie

Op ieder politiebureau is een speciaal boek aanwezig voor de registratie van arrestanten. Indien iemand wordt gearresteerd, dan wordt zijn of haar naam in het algemeen opgeschreven in dit boek. Ook wordt hierin opgetekend op grond waarvan iemand is gearresteerd, wanneer de arrestant is voorgeleid aan de rechter, welke uitspraak de rechter heeft gedaan en wanneer de arrestant is vrijgelaten dan wel is overgebracht naar de gevangenis. In sommige gevallen worden er pasfoto's gemaakt van de arrestant.

Tweede arrestatie

De registratie van arrestanten is nog niet geautomatiseerd en er is evenmin een centraal register, waardoor in geval van een tweede arrestatie door een ander bureau bij het antecedentenonderzoek door de politie niet eenvoudig nagegaan kan worden of een arrestant reeds eerder is gearresteerd. Bij een onderzoek dient de gearresteerde of zijn advocaat te verwijzen naar eerdere arrestaties, de datum en de locatie, waarna in het boek van het bureau waar betrokkene eerder gedetineerd is geweest, nagegaan kan worden welke behandeling hij heeft ondergaan. Indien men kan aantonen dat de antecedenten reeds eerder zijn gecontroleerd, dan wordt men vrijgelaten. Het boek waarin de detenties worden genoteerd blijft bewaard op het desbetreffende politiebureau. In de praktijk krijgen advocaten inzage in deze boeken. Vrijwel alle arrestaties worden geregistreerd en de meeste arrestanten die voor de tweede maal zijn gearresteerd, worden binnen 48/72 uur vrijgelaten.

Bezoek Internationale Rode Kruis (ICRC)

Het ICRC heeft een 'Memorandum of Understanding' (MoU) afgesloten met de Srilankaanse autoriteiten die het hen toestaat bezoeken af te leggen aan alle gedetineerden die worden vastgehoudenin verband met de burgeroorlog. Het ICRC is bereid te verklaren of zij een gedetineerde in een bepaald detentiecentrum of politiebureau heeft bezocht, maar kan conform het mandaat geen verdere informatie omtrent de bevindingen openbaar maken. Het komt voor dat sommige gedetineerden niet worden getoond wanneer het ICRC een detentiecentrum bezoekt.

Illegale detentiecentra

In het US State Department-rapport van maart 2002 wordt gemeld dat de paramilitaire groeperingen zoals PLOTE nog steeds enkele illegale detentiecentra beheren in Vavuniya. Ook maakt het US State Department melding van illegale detentiecentra in het noorden en oosten van Sri Lankawaar gevangenen door het Srilankaanse leger voor korte tijd worden ondervraagd, alvorens te worden overgebracht naar reguliere detentiecentra. De VN-rapporteur inzake marteling en andere wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing maakt melding van illegale detentiecentra, die zich met name op het Jaffna-schiereiland en in Vavuniya zouden bevinden. Deze detentiecentra staan onder leiding van PLOTE. Onderdelen van de Srilankaanse veiligheidstroepen zouden deze paramilitaire groepering helpen. Ook Amnesty International maakt melding van illegale detentiecentra. Hierbij gaat het om de centra die door PLOTE worden beheerd. EPDP zou leden van haar eigen groepering korte tijd vasthouden in illegale detentiecentra in Jaffna-stad, indien zij zich aan de partijdiscipline hebben onttrokken. In het verleden hebben de Srilankaanse autoriteiten niet opgetreden tegen het bestaan van deze illegale detentiecentra. Niet is bekend of deze illegale detentiecentra van PLOTE en EPDP na het van kracht worden van het staakt-het-vuren akkoord nog steeds bestaan.

Maatregelen van de regering

De regering heeft de veiligheidsonderdelen van defensie zoals leger, de politie en de marine, de STF en de luchtmacht in zijn algemeenheid onder controle. Het is gedurende de verslagperiode voorgekomen dat zowel leger als politie zich met name in de oorlogsgebieden schuldig hebben gemaakt aan mensenrechtenschendingen en overtredingen van de PTA. Na afsluiting van het staakt-het-vuren akkoord zijn hiervan voor zover bekend geen meldingen meer geweest.

Het in juli 1998 opgerichte 'President's Committee of Inquiry into Undue Arrests and Harassments' (CIUAH, in Sri Lanka veelvuldig het Anti Harassment Committee genoemd) heeft haar werkzaamheden gedurende de verslagperiode voortgezet. In de maanden na de verkiezingen van 5 december 2001 zijn de werkzaamheden enige tijd opgeschort in verband met het uittreden van enkele leden die niet waren herkozen in de parlementsverkiezingen en het toetreden van de nieuwe leden. Tot op heden is het comité niet herbenoemd. In dit comité hadden naast enkele ministers en parlementariërs ook de inspecteur-generaal van de politie zitting alsmede vertegenwoordigers van de marine, het leger, de luchtmacht en de directeur van de 'Criminal Investigation Department' (CID). Probleem voor deze organisatie is dat ze is opgericht onder een presidentieel decreet en dat haar taken dus niet in de wet zijn verankerd, dit in tegenstelling tot de Human Rights Commission. Mede daarom heeft zij weinig mogelijkheden om autoriteiten daadwerkelijk te dwingen de mensenrechten te respecteren. Wat zij wel doet is meldingen van klachten onderzoeken en haar bevindingen doorgeven aan de autoriteiten. Mede door de aanwezigheid van hoge vertegenwoordigers van opsporingsautoriteiten, wordt aan klachten die zijn ingediend bij het CIUAH regelmatig gehoor gegeven. Het telefoonnummer van het CIUAH is Colombo-324681, het faxnummer is Colombo-445446.

Bij klachten die zijn gericht tegen arrestaties verricht op grond van de noodwetgeving (PTA), betrof het veelal Tamils die op beschuldiging van ondersteunende activiteiten voor de LTTE, voor langere tijd werden vastgehouden zonder dat er een formele aanklacht tegen hen werd ingediend. In dergelijke gevallen heeft het comité een ultimatum gesteld bij de politie binnen welke tijd er tegen de betrokken gedetineerde een formele aanklacht moet zijn ingediend.

De Human Rights Commission (HRC) heeft zijn activiteiten voortgezet. De HRC beschikt over elf kantoren die gevestigd zijn in geheel Sri Lanka. De HRC is gedurende de verslagperiode beter gaan functioneren en de achterstand in de behandeling van klachten is grotendeels weggewerkt. Begin juli 2000 heeft de HRC een telefoonlijn opengesteld waarop 24 uur per dag meldingen kunnen worden gerapporteerd van mensenrechtenschendingen, die zouden zijn verricht door de politie of het leger tijdens arrestaties en detenties.Het nummer van deze 'hot-line' is Colombo-689064.

In november 2000 werd het Permanent Inter Ministerial Standing Committee on Human Rights opgericht. Ook werd een Inter Ministerial Working Group on Human Rights opgericht. Beide groepen dienen het nakomen van de verplichtingen, die voor Sri Lanka voortvloeien uit de ondertekening van diverse mensenrechten-verdragen, zoals de Convention against torture en het verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten, te waarborgen. Ook werd in november 2000 de Torture Perpetrators Unit (TPU), vallend onder de Procureur-Generaal, opgericht, die onderzoek doet naar meldingen van marteling.

In november 2001 werd binnen het Srilankaanse leger het Directorate of Human Rights and Humanitarian Law opgericht. Dit directoraat is belast met de coördinatie van alle mensenrechtenactiviteiten van het leger. Het betreft hier onder meer de coördinatie van de mensenrechtentrainingen van het Internationale Rode Kruis en het toezicht op de mensenrechtenafdelingen die binnen het leger zijn opgericht. Tot op heden heeft het Directorate of Human Rights and Humanitarian Law een aantal cursussen georganiseerd voor politie-officieren.

LTTE-detentiekampen

De LTTE beschikt in de door hen gecontroleerde gebieden over diverse detentiekampen of werkkampen (zie ook paragraaf 3.2.5). Het betreft hier zowel kampen voor personen die zich schuldig hebben gemaakt aan criminele activiteiten als detentiekampen voor krijgsgevangenen van het Srilankaanse leger. Er is niet veel informatie beschikbaar over deze kampen. Uit verklaringen van voormalige gevangenen van de LTTE in de Srilankaanse pers blijkt dat gevangenen regelmatig overgebracht worden naar verschillende plaatsen. Zo zouden er gevangenissen zijn in Mannar, een gevangenishuis in Mullaitivu, een kamp in het dorp Iranapali, een kamp in Puthukkudiyiruppu, een huis in Kilinochchi en een kamp op een kokosnotenplantage in Skandapuram. Strafkampen zijn er in Vadekachchi, Velankulam en Jeyapuram. Op 22 januari 2002 liet de LTTE enkele gevangenen vrij, waaronder zeven Srilankaanse soldaten, als teken van goede wil ter ondersteuning van het vredesproces. Volgens de LTTE worden op dit moment nog zeven Srilankaanse soldaten als krijgsgevangenen vastgehouden. Dit aantal wordt bestreden door de Association of Relatives of Servicemen Missing in Action, die stelt dat er meer Srilankaanse krijgsgevangenen in handen van de LTTE zijn.

Voor een beschrijving van de opsporingsinstanties zij verwezen naar de ambtsberichten van 30 september 1999, p.20-21 en 28 juli 2000, p.24-25.

Counter Subversive Unit

De Counter Subversive Unit (CSU) is een onderdeel van de politie. Indien een persoon is gearresteerd op verdenking van het verrichten van terroristische activiteiten, dan wordt hij verhoord door de CSU. Bij deze ondervraging kan mishandeling van de verdachte voorkomen. In het algemeen beschikt de CSU over concrete aanwijzingen voor terroristische betrokkenheid alvorens iemand wordt gearresteerd.

Mishandeling en foltering tijdens detentie komt voor bij personen die zijn gearresteerd op verdenking van lidmaatschap van of betrokkenheid bij de LTTE. Het betreft voornamelijk gevallen waarbij er concrete aanwijzingen zijn voor de betrokkenheid bij LTTE-activiteiten, zoals bijvoorbeeld blijkt uit politiedossiers en waarbij het dus om een langere detentieperiode gaat. Ook bij detenties van personen die zijn gearresteerd op verdenking van het begaan van zware commune delicten (zoals moord en verkrachting) komt marteling voor. Foltermethoden zijn onder meer het toebrengen van elektrische schokken, slagen op de voetzolen, ophangen aan de polsen of enkels, testikels fijnknijpen, voor langere tijd in onnatuurlijke positie moeten zitten of zakken gevuld met chilipoeder, insecticide of benzine over het hoofd geplaatst krijgen. In Vavuniya komt het voor dat iemand die verdacht wordt van LTTE-connecties na arrestatie door politie of het leger gemarteld wordt. Ook paramilitaire groeperingen als PLOTE en TELO worden vaak verantwoordelijk gesteld voor martelingen die plaatsvinden in Vavuniya. TELO heeft zich, sinds zij vertegenwoordigd is in het parlement, nauwelijks meer schuldig heeft gemaakt aan marteling. Ook in de detentiecentra van Colombo lopen mensen die verdacht worden van het hebben van banden met de LTTE het risico te worden onderworpen aan marteling. In de regel is hierbij sprake van concrete aanwijzingen van LTTE-betrokkenheid. Het gaat hierbij om enkele gevallen per jaar.

LTTE

Het US Department of State maakt er melding van dat de LTTE zich op routinebasis schuldig maakt aan marteling van krijgsgevangen soldaten. De soldaten die op 22 februari 2002 zijn vrijgelaten door de LTTE (zie paragraaf 3.2.6) verklaarden tijdens hun krijgsgevangenschap goed te zijn behandeld.

Verkrachting tijdens detentie komt voor en vindt plaats door politieagenten en militairen. Ook komt het voor dat politieagenten tijdens detentie van vrouwen dreigen met verkrachting en op deze wijze angst veroorzaken. Er is geen sprake van systematische verkrachting van Tamilvrouwen in detentie en evenmin komt dit op grote schaal voor. Seksuele intimidatie bij checkpoints in Colombo komt voor. Het is niet zo dat Tamilvrouwen vanwege hun etnische achtergrond een groter risico lopen op verkrachting of seksuele intimidatie dan Singalese of moslimvrouwen. In het zuiden van Sri Lanka vindt een toenemend aantal verkrachtingen plaats dat vaak worden toegeschreven aan deserteurs uit het Srilankaanse leger.

Amnesty International

Op 28 januari 2002 bracht Amnesty International een rapport uit over verkrachting in detentie in Sri Lanka. In dit rapport maakt Amnesty er melding van dat het aantal meldingen van verkrachting tijdens detentie opmerkelijk is gestegen. In het rapport worden acht zaken genoemd, waarvan er zes in 2001 hebben plaatsgevonden. Onder de slachtoffers bevonden zich veel ontheemden, vrouwen die hebben toegegeven lid te zijn (geweest) van de LTTE, vrouwen die van lidmaatschap van de LTTE worden verdacht en vrouwen van wie de echtgenoot lid is van de LTTE. Het merendeel van de meldingen vond plaats in de context van het gewapende conflict tussen de LTTE en het Srilankaanse leger, aldus Amnesty International.

Vrouwen die zijn verkracht kunnen hiervan aangifte doen bij de politie. Zowel politie als leger hebben onlangs enkele vrouwenafdelingen opgericht, die zich zowel met de rechten van vrouwen bezighouden die werkzaam zijn binnen leger en politie, als klachten in behandeling nemen van verkrachting en seksuele intimidatie. Probleem in Sri Lanka is dat veel verkrachtingszaken onopgelost blijven of dat de daders niet worden vervolgd. Volgens Amnesty ligt hieraan een viertal redenen ten grondslag:


- de personen die verantwoordelijk zijn voor het onderzoek zijn vaak collega's van de vermoedelijke daders;


- slachtoffers en hun familie worden bedreigd door daders of collega's van daders;


- het slachtoffer trekt, onder druk van familie, de klacht in. Hierbij speelt vaak het stigma dat iemand opgelegd krijgt na een verkrachting, een grote rol;


- inadequaat of te laat uitgevoerd medisch onderzoek waardoor de sporen van de verkrachting zijn verdwenen en de verkrachting moeilijk te bewijzen is.

Op 25 januari 2002 werd in de verkrachtingszaak van 24 juni 2001 aan het slachtoffer, die een Fundamental Rights Application had ingediend, een schadevergoeding van 150.000 Srilankaanse rupees (ongeveer $1600) toegekend. Amnesty International maakt er melding van dat dit een opmerkelijk vonnis is, omdat voor de eerste maal aan een slachtoffer van verkrachting een schadevergoeding wordt toegekend, waardoor bevestigd zou worden dat verkrachting in detentie als marteling beschouwd kan worden. De daders van deze verkrachting zijn tot op heden niet veroordeeld.

Opvang

In Colombo zijn enkele opvangtehuizen voor vrouwen die te maken hebben gekregen met huiselijk geweld en verkrachting. Dit zijn huizen die opgericht zijn uit particulier initiatief. Soms is tijdelijke opvang in kloosters eveneens mogelijk.Probleem is vaak dat de opvang van tijdelijke aard is en dat vrouwen uit schaamtegevoel over hetgeen hen is overkomen, niet willen en kunnen terugkeren naar hun eigen leefomgeving, omdat zij daar niet meer worden geaccepteerd. De overheid voorziet nog nauwelijks in opvang van vrouwen die te maken hebben gekregen met verkrachting.

LTTE-verkrachtingen

Personen die door de LTTE schuldig worden bevonden aan verkrachting, worden streng gestraft en kunnen zelfs de doodstraf krijgen.

Het aantal meldingen van verdwijningen is gedurende de verslagperiode afgenomen. Er zijn meldingen geweest van verdwijningen van minderjarigen die vermoedelijk hetzij door de LTTE hetzij door paramilitaire groeperingen zijn gerekruteerd. Het US Department of State maakt melding van 10 verdwijningen, hoofdzakelijk in Vavuniya waarbij leger, politie, marine en paramilitaire organisaties betrokken zouden zijn. In Vavuniya zijn gedurende de verslagperiode 44 verdwijningszaken gemeld die tot op heden niet zijn bevestigd. Naast het leger worden ook regeringsgezinde Tamil-milities als PLOTE en TELO verantwoordelijk gesteld voor verdwijningen. Het US Department of State maakt er eveneens melding van dat er berichten zijn van verdwijningen in Colombo. Niet kon worden achterhaald op welke verdwijningen wordt gedoeld.

Gedurende de verslagperiode hebben zich enkele gevallen van buitengerechtelijke executies en politieke moorden voorgedaan. Het aantal meldingen is in vergelijking met voorgaande jaren echter afgenomen. Voor zover bekend hebben de buitengerechtelijke executies zich alleen voorgedaan in de conflictgebieden. Het US Department of State maakt er melding van dat veiligheidstroepen zich schuldig hebben gemaakt aan buitengerechtelijke executies. In Colombo hebben voor zover bekend geen buitengerechtelijke executies plaatsgevonden. Ook de LTTE heeft zich schuldig gemaakt aan buitengerechtelijke executies, maar niet kan worden achterhaald om welke aantallen het gaat.

In het najaar van 2000 laaide in Sri Lanka de discussie op over het opnieuw gaan uitvoeren van de doodstraf. Aanleiding was een kabinetsbesluit van maart 1999 waarin naar aanleiding van de toenemende misdaadcijfers besloten werd het moratorium op het uitvoeren van de doodstraf op te heffen en veroordelingen tot de doodstraf niet meer automatisch om te zetten in levenslange gevangenisstraf. In het najaar van 2000 besloot het uitvoerend comité van de People's Alliance, de partij van president Kumaratunga, dat de doodstraf ook weer uitgevoerd moest gaan worden. Tot op heden is nog geen definitieve besluit genomen of de doodstraf ook weer daadwerkelijk zal worden uitgevoerd. Voor overtredingen van de PTA of van de voormalige ER's kan de doodstraf niet worden opgelegd.

Legerofficieren en soldaten die beschuldigd worden van het plegen van mensenrechtenschendingen kunnen zowel worden berecht door de militaire rechtbank (krijgsraad) als door een civiele rechtbank. In het geval dat iemand schuldig wordt bevonden middels militair snelrecht, is de straf veelal van disciplinaire aard, zoals degradatie of het inhouden of vertragen van een promotie. Het gaat hierbij om kleine vergrijpen. Indien een officier, onderofficier of soldaat door de krijgsraadwordt veroordeeld dan wordt veelal een gevangenisstraf opgelegd of de betrokken militair wordt ontslagen. Indien een zaak voor een civiel hof wordt beslecht en de militair wordt veroordeeld, dan moet de betrokken (onder-)officier of soldaat worden ontslagen.

De overheid is de laatste jaren meer bereid op te treden tegen schenders van mensenrechten, maar straffeloosheid komt nog steeds veel voor. Volgens UNHCR zijn er slechts enkele veroordelingen geweest van personen die zich schuldig hebben gemaakt aan schending van de mensenrechten. Het US State Department maakt er melding van dat de Srilankaanse autoriteiten in de grote meerderheid van zaken waarin militairen zich schuldig zouden hebben gemaakt aan mensenrechtenschendingen, er niet in zijn geslaagd degenen die verantwoordelijk zijn te identificeren en te berechten. Amnesty International noemt de straffeloosheid van schenders van de mensenrechten een punt van grote zorg.

3.2 Positie van specifieke groepen

---
De positie van de zogenaamde 'thee-tamils', 'Indian Tamils' of plantage-Tamils is beschreven in de ambtsberichten van 24 maart 1998 (p.24-25) en 30 september 1999(p.28). In de grondwetswijziging van president Kumaratunga van augustus 2000 was ook een bepaling opgenomen waarin werd gesteld dat de plantage-tamils de Srilankaanse nationaliteit zouden krijgen. Met het uitstel van de stemming over de grondwetswijziging, werd ook de beslissing over dit voorstel uitgesteld. In augustus 2001 sprak de UN Committee on the Elimination of Racial Discrimination haar bezorgdheid uit over het grote aantal plantage-Tamils dat tot op heden niet het staatsburgerschap van Sri Lanka heeft verkregen. Begin februari 2002 kondigde het ministerie van Binnenlandse Zaken, waar het Department of Registrations of Persons onder valt, aan dat een versneld programma in werking gaat treden, waarmee de plantage-Tamils in het bezit zullen worden gesteld van een NIC. Hiertoe worden onder meer mobiele uitgiftebureau's ingericht die worden opgezet op de plantages en in de gebieden waar veel plantage-tamils woonachtig zijn en waar aan plantage-Tamils die niet in het bezit zijn van een identiteitskaart, NIC's zullen worden uitgegeven. Groot probleem hierbij is dat veel plantage-tamils niet in het bezit zijn van een geboortebewijs waardoor hun identiteit moeilijk vast te stellen is.

Diverse bronnen in Sri Lanka hebben verklaard dat de positie van de vrouw in Sri Lanka beter is dan in veel andere Aziatische landen. Vrouwen kunnen worden gediscrimineerd als gevolg van bepaalde voorschriften die verbonden zijn aan hun etnische achtergrond of hun religie. Het is in Sri Lanka niet gebruikelijk dat alleenstaande vrouwen alleen leven. Zij wonen in de regel in pensions of worden opgevangen door hun familienetwerk. In de Srilankaanse grondwet is opgenomen dat mannen en vrouwen gelijke kansen dienen te krijgen in de publieke sector. In de private sector bestaat geen wettelijke bescherming tegen discriminatie. Vrouwen krijgen vaak minder betaald dan mannen voor hetzelfde werk, bekleden minder snel een leidinggevende positie en kunnen te maken krijgen met seksuele intimidatie.

Vrouwen zijn handelingsbekwaam en aan hen kan zelfstandig een reisdocumentworden verstrekt. Hiervoor is geen toestemming van een echtgenoot of familielid vereist. Vrouwen kunnen eveneens zelfstandig eigendommen verwerven.

In Sri Lanka is men vanaf de leeftijd van achttien jaar meerderjarig en volledig handelingsbekwaam. Vanaf de leeftijd van zestien jaar dienen Srilankanen te beschikken over een identiteitskaart. De leerplicht geldt in Sri Lanka tot de leeftijd van veertien jaar. Jongeren van zestien en zeventien jaar worden in het algemeen niet als zelfstandig beschouwd in Sri Lanka.

Kindsoldaten

De LTTE rekruteert kinderen voor het verrichten van ondersteunende diensten of voor gevechtshandelingen. Persberichten en rapporten van mensenrechten-organisaties maken regelmatig melding van de inzet van minderjarige soldaten door de LTTE, waarbij de LTTE ouders van minderjarigen dwingt hun kinderen af te staan onder bedreiging van inbeslagname van grond en huizen. Iedere familie zou minimaal één kind moeten afstaan. Ongeveer zestig procent van de nieuw gerekruteerden zou jonger zijn dan 18 jaar waarbij de jongste rekruten 10-11 jaar zouden zijn. Zij zijn afkomstig uit de armste gebieden van de'uncleared areas' en worden in het algemeen gedwongen gerekruteerd. De LTTE rekruteerde kinderen door voorlichting op scholen, het tonen van films en door bij gezinnen met kinderen langs te gaan. Ouders en hun kinderen werden onder zware psychologische druk gezet. UNICEF stelde eind 2000 dat er geen aanwijzingen zijn dat de LTTE is gestopt met het rekruteren van kinderen. UNHCR rapporteerde in juni 2001 dat er weliswaar bemoedigende signalen zijn die er op wijzen dat de LTTE een gewijzigde politiek voert ten opzichte van het rekruteren van minderjarigen, maar dat enkele beloften zijn gebroken en er in de afgelopen periode melding wordt gemaakt van rekrutering van minderjarigen. Op 14 februari 2002 maakte Amnesty International melding van de voortdurende rekrutering door de LTTE van minderjarigen. Tevens riep zij de LTTE op, te stoppen met deze rekrutering. Begin maart 2002 riepen zowel de Amerikaanse regering als Amnesty International, de LTTE op om te stoppen met de rekrutering van minderjarigen.

Opvang van alleenstaande minderjarige asielzoekers uit Nederland

Aanvragen voor de opvang van uitgeprocedeerde minderjarige asielzoekers geschieden door tussenkomst van het Commissioner's Department of Probation and Child Care Services (DPCC). Het DPCC valt onder het 'Ministry of Social Service'. Voorwaarde om in aanmerking te komen voor de zorg van het bovengenoemde departement is dat de minderjarige asielzoeker geen ouders of verzorgers heeft of indien betrokkene gehandicapt is of minvermogende ouders heeft. De opvangmogelijkheden worden geboden aan zowel jongens als meisjes tot 18 jaar. De tehuizen voorzien in onderdak, voedsel en onderwijs en bieden veiligheid aan minderjarigen. Als een kind de leeftijd van 18 jaar bereikt, dan moet het kind het desbetreffende tehuis verlaten.

Het is de regel om in gevallen waarin de betrokken alleenstaande minderjarige asielzoeker afkomstig is uit het buitenland contact op te nemen met het Srilankaanse ministerie van Buitenlandse Zaken. Hierbij dienen de volgende gegevens overgelegd te worden:


- geslachtsnaam en de voornamen van de minderjarige;

- geboortedatum en -plaats;


- het laatste bekende woonadres in Sri Lanka;


- namen en adressen van familie en relaties.

Het Srilankaanse ministerie van Buitenlandse Zaken regelt de feitelijke toestemming voor de betrokken minderjarige om terug te keren naar Sri Lanka. Tevens wordt er contact opgenomen met het DPCC dat vervolgens bepaalt in welk tehuis betrokkene kan worden opgenomen. Deze selectie vindt plaats op basis van geloof, etniciteit, leeftijd, sekse en de regio waaruit de betrokken minderjarige van oorsprong afkomstig is. Gepoogd zal worden de betrokken minderjarige op te vangen in een tehuis in de regio waaruit hij afkomstig is. Na aankomst in Sri Lanka zal de minderjarige, indien er plaats is, in het desbetreffende tehuis worden opgenomen. Indien er geen plaats is in het geselecteerde opvangtehuis, dan is er een mogelijkheid tot tussentijdse opvang in Colombo. In geval van plaatsing zal de Commissioner trachten ouders en verwanten op te sporen. Indien geen verwanten gevonden kunnen worden, dan heeft het DPCC zelf het mandaat de voogdij te regelen totdat betrokkene meerderjarig is.

Tot op heden hebben zich geen concrete gevallen voorgedaan van een dergelijke opvang van uit het buitenland afkomstige alleenstaande minderjarigen.

Rekruteringen door het Srilankaanse leger

Het Srilankaanse leger is een vrijwilligersleger. In Sri Lanka bestaat geen dienstplicht, en er bestaat daarom geen bepaling omtrent bestraffing van dienstweigering. Rekrutering vindt plaats middels uitgebreide wervingscampagnes waarbij het leger langs scholen, universiteiten en andere openbare gelegenheden gaat om te werven. Met name kinderen uit armere gezinnen gaan in dienst, omdat dit de mogelijkheid biedt de armoede te ontvluchten en een opleiding te krijgen. In januari 2002 is het Srilankaanse leger een nieuwe rekruteringscampagne begonnen. Het leger stelt ongeveer 10.000 nieuwe manschappen nodig te hebben in verband met het hoge aantal deserteurs.

Desertie

Desertie wordt ingevolge artikel 13 van de Army Act bestraft met ten hoogste drie jaar gevangenisstraf. Op het verbergen van een deserteur staat ingevolge artikel 133 van het Srilankaanse Wetboek van Strafrecht een straf van ten hoogste twee jaar. Wegens het gebrek aan vrijwilligers is de bestraffing bij desertie in de praktijk gering en worden deserteurs na een korte detentieperiode in het algemeen teruggestuurd naar het legeronderdeel waarbij zij gestationeerd waren voor hun desertie. Regelmatig worden algemene amnestieregelingen afgekondigd waardoor deserteurs zonder straf weer opgenomen kunnen worden in het leger. Ondanks deze amnestieregelingen zouden er nog ongeveer 15.000 deserteurs zijn, die niet zijn teruggekeerd in het leger. De overgrote meerderheid van de Srilankaanse veiligheidstroepen is Singalees. Er is echter geen sprake van een onevenredige of discriminatoire bestraffing van Tamils die gedeserteerd zijn uit het leger.

3.4 Samenvatting

---
Op 4 juli 2001 werd de noodtoestand in Sri Lanka opgeheven. In het algemeen kan worden gesteld dat de mensenrechtensituatie in Sri Lanka gedurende de verslagperiode tot december 2001 enigszins verbeterd is, en daarna significant verbeterd is, maar dat de situatie nog geenszins ideaal is. De verbetering van de mensenrechtensituatie hangt nauw samen met de voortgang van het vredesproces dat onder leiding van de nieuwe premier Wickremasinghe een nieuwe impuls heeft gekregen.

Arrestaties en detenties van jonge mannelijke en vrouwelijke Tamils kwamen vooral voor na aanslagen van de LTTE, na het vinden van explosieven of tijdens dagen voorafgaande aan belangrijke feestdagen. Hiertoe werden onder meer round-ups en 'cordon-and-search'-operaties gehouden. Van de tijdens deze operaties gearresteerde Tamils werd het overgrote deel nadat hun identiteit is vastgesteld, weer binnen 48/72 uur vrijgelaten. Het aantal arrestaties is gedurende de verslagperiode afgenomen en na 24 december 2001 zijn er nauwelijks meer arrestaties in dit verband geweest. Het kan voorkomen dat deze Tamils tijdens deze detentie ter controle van hun identiteit ruw (zoals bijvoorbeeld slaan) werden behandeld, maar in de praktijk komt dat binnen deze categorie weinig voor. Personen die echter verdacht worden van het hebben van banden met de LTTE, lopen het risico te worden onderworpen aan marteling. Het betreft voornamelijk gevallen waarbij er concrete aanwijzingen zijn voor de betrokkenheid bij LTTE-activiteiten. Op 8 maart 2002 werd de registratieplicht voor alle niet van oorspong uit Colombo en het overige zuiden van Sri Lanka afkomstige personen, afgeschaft.

De Commissioner's Department of Probation and Child Care Services (DPCC) heeft verklaard in alle voorkomende gevallen zijn medewerking te verlenen aan de terugkeer van uitgeprocedeerde minderjarige asielzoekers.


4. Migratie

---

4.1 Vluchtelingen en ontheemden

---
Tamils die de oorlogsgebieden in het noorden en oosten van Sri Lanka ontvluchten, kunnen verblijven in de gebieden die onder controle staan van de regering, waaronder Colombo. Daarbij kunnen de volgende kanttekeningen worden gemaakt.

Tamils werden voor 24 december 2001, met name rond feestdagen, na aanslagen van de LTTE of na het vinden van explosieven in gebieden die onder controle staan van de regering regelmatig onderworpen aan persoonscontroles. Tamils die zich ter plekke konden identificeren en een geloofwaardige verklaring konden geven waarom zij zich in Colombo bevonden, werden in de regel niet gearresteerd. In het algemeen leidde slechts een combinatie van factoren tot verdenking van LTTE-betrokkenheid en risico op arrestatie. De meeste Tamils werden, na controle en vaststelling van hun identiteit en hun antecedenten, binnen 48/72 uur weer vrijgelaten. Na afkondiging van het staakt-het-vuren van februari 2002 is het aantal identiteitscontroles drastisch afgenomen en zijn er voor zover bekend geen meldingen meer geweest van Tamils die in Colombo zijn gearresteerd na staandehouding voor identiteitscontrole bij een checkpoint. In Colombo komt het voor dat Tamils die worden verdacht van banden met de LTTE, tijdens hun verhoor worden gemarteld. Voor zover bekend gaat het hier om enkele gevallen per jaar.

Het komt voor dat Tamils, als gevolg van hun etniciteit, in Colombo lastig gevallen worden door Singalezen, maar in zijn algemeenheid blijkt niet dat Tamils als gevolg van de oorlog in het noorden en oosten van Sri Lanka in Colombo te maken krijgen met repressies door Singalezen. Het betreft, voor zover bekend, tot op heden incidenten.

4.2 Terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers

---
Terugkeerovereenkomst

In oktober 2001 werd de bestaande terugkeerovereenkomst tussen Nederland en Sri Lanka verlengd voor een periode van twee jaar.

Identiteitsonderzoek op het vliegveld

Na aankomst op het vliegveld worden de meeste repatrianten gecontroleerd door de Srilankaanse immigratiemedewerkers. Indien er twijfel bestaat omtrent de identiteit van de betrokken persoon, dan wordt deze door de Immigratiedienst doorverwezen naar de 'Criminal Investigation Department' (CID). Bij de CID ondergaan de repatrianten een identiteitsonderzoekwaarbij de personalia van betrokkene worden onderzocht en wordt nagegaan of de desbetreffende repatriant wellicht in het verleden betrokken is geweest bij criminele activiteiten. Hiertoe wordt een verklaring van betrokkene opgenomen waarin onder meer wordt ingegaan op de geboorteplaats van betrokkene, zijn werkzaamheden in Sri Lanka voordat hij het land verliet, wie zijn reisagent was (dit in verband met onderzoeken naar mensensmokkel) en wat de reden is waarom hij is teruggestuurd. Tevens worden de vingerafdrukken van betrokkene genomen. Bij het afnemen van deze verklaring kan het voorkomen dat de repatriant, indien hij niet meewerkt aan het verschaffen van informatie omtrent zijn identiteit, onder zware druk wordt gezet en ruw (zoals bijvoorbeeld slaan) wordt behandeld. Dit is echter sinds juli 2001, voor zover bekend, niet meer voorgekomen.

Bij het 'National Intelligence Bureau' (N.I.B.) wordt gecontroleerd of de betrokken persoon voorkomt in haar registers. Het N.I.B. heeft één dag nodig voor dit onderzoek. Betrokken personen dienen binnen 24 uur te worden voorgeleid aan het Magistrate's Court te Negombo. Gedurende de tijd waarin de gegevens van de betrokken repatriant gecontroleerd worden, verblijft hij in de ruimte van de CID op het vliegveld. De CID beschikt niet over een cellencomplex op het vliegveld.

Sinds 2001 mocht het merendeel van de repatrianten na controle van hun identiteitsgegevens het vliegveld verlaten. Het is enkele malen voorgekomen dat repatrianten, meestal binnen 24 uur maar in sommige gevallen binnen 48/72 uur, zijn overgedragen aan de CID en vervolgens overgebracht naar de rechtbank in Negombo. Dit betekende dus in de praktijk dat de repatrianten onder begeleiding van de CID het vliegveld verlaten. Sommige repatrianten die veel weerstand boden, werden hierbij geboeid. In Negombo besliste de rechter of betrokkene op basis van de op dat moment door de CID aangeleverde gegevens werd overgebracht naar de gevangenis ofwel werd vrijgelaten op borgtocht in afwachting van afronding van het onderzoek, danwel gewoon werd vrijgelaten. Gedurende de verslagperiode zijn, voor zover bekend alle gerepatrieerden nog dezelfde dag vrijgelaten al dan niet op borg.

Het kwam voor dat, indien er sterke aanwijzingen waren dat een persoon zich in het verleden in Sri Lanka schuldig heeft gemaakt aan overtreding van de Srilankaanse wetgeving, bijvoorbeeld omdat hij is geregistreerd bij het N.I.B., hij enkele dagen langer door de CID werd vastgehouden, alvorens hij voor de rechter in Negombo werd gebracht. In de praktijk is dit gedurende de verslagperiode voor zover bekend niet voorgekomen. De behandeling van repatrianten met littekens van welke aard dan ook wijkt niet af van de behandeling van repatrianten zonder littekens. Evenmin zijn er aanwijzingen dat repatrianten met littekens van welke aard dan ook, tijdens de periode van 48/72 uur waarin zij werden vastgehouden door de CID, te maken hadden met een verhoogd risico op verdenking van LTTE-betrokkenheid en een daarop volgende langere detentie.

Reisdocumenten

Op 5 juli 2000 heeft de controller van het Department of Immigration and Emigration, de heer N. Bambaravanage, aan vertegenwoordigers van de Duitse, Australische en Nederlandse ambassade toegezegd dat alle reisdocumenten waarmee repatrianten reizen, bij aankomst in Sri Lanka door de autoriteiten gekopieerd zullen worden, dat de repatriant vervolgens hetzij in het bezit zal blijven van het originele document dan wel in het bezit worden gesteld van een kopie die zal worden voorzien van een aantal stempels. Deze toezegging wordt tot op heden nageleefd.

In de praktijk worden door de Srilankaanse autoriteiten in het buitenland drie soorten vervangende reisdocumenten (laissez passer, LP's) afgegeven:


1. Een zgn. emergency passport in de vorm van een A4-tje. Hierop staat onder meer vermeld dat dit document na aankomst in Sri Lanka overhandigd dient te worden aan de immigratie-autoriteiten.


2. Een zgn. emergency certificate, gelijkend op een gewoon paspoort, waarop eveneens staat vermeld dat dit document na aankomst in Sri Lanka overhandigd dient te worden aan de immigratie-autoriteiten.


3. Een ICOM (Identity Certificate Overseas Missions)-document, gelijkend op een gewoon paspoort, dat voor een bepaalde tijd geldig is. Na aankomst in Sri Lanka wordt dit document door de immigratie-autoriteiten op het vliegveld gecontroleerd waarna het als regel wordt geretourneerd aan de repatriant.

Door de Srilankaanse vertegenwoordiging in Den Haag wordt aan repatrianten een document zoals genoemd onder 3 afgegeven.

De reisdocumenten van Srilankaanse repatrianten uit Nederland worden bij aankomst in Sri Lanka als regel dus niet ingenomen. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Duitse repatrianten, die reizen op een document zoals genoemd onder 2 (zie hierboven), dat derhalve wel wordt ingenomen door de Srilankaanse autoriteiten. Met deze (al dan niet gekopieerde documenten) kunnen repatrianten bij persoonscontroles door veiligheidsinstanties hun identiteit aantonen. Tevens kunnen zij zich hiermee identificeren bij de aanvraag van een vervangend identiteitsbewijs.

In die gevallen waarin het document wel wordt ingenomen (zoals bijvoorbeeld bij repatrianten die afkomstig zijn uit Duitsland), krijgt de desbetreffende repatriant naast de kopie van het document ook een verklaring waarin vermeld staat dat het document is ingenomen en dat het document op het hoofdkantoor van Immigration in Colombo kan worden opgehaald.

Immigrants and Emigrants Act

Teruggestuurde afgewezen asielzoekers behoeven doorgaans niet te vrezen te worden vervolgd op grond van de Immigrants and Emigrants Act, tenzij zij inreizen met een vals reisdocument.

Veiligheidsrisico's

Uit het buitenland gerepatrieerde Tamils, ongeacht of zij oorspronkelijk afkomstig zijn uit het noorden en oosten van het land, dienden er evenals andere Tamils, rekening mee houden in Colombo regelmatig te worden gecontroleerd op hun identiteit. Zij liepen in Colombo en in andere gebieden die onder controle staan van de regering echter niet meer kans gearresteerd en gedetineerd te worden dan andere Tamils die niet van oorsprong afkomstig zijn uit Colombo. Er waren geen aanwijzingen dat repatrianten als gevolg van het verlopen van de geldigheidsduur van het verstrekte reisdocument bloot hebben gestaan aan een verhoogd risico, zoals arrestaties en detenties langer dan 48/72 uur. Het aantal arrestaties is gedurende de verslagperiode afgenomen en na 24 december 2001 zijn er nauwelijks meer arrestaties in dit verband geweest.


4.3 Beleid van andere landen

---
Terugkeerovereenkomsten

Zwitserland sloot reeds in 1994 een terugkeerovereenkomst met Sri Lanka, waarin onder meer is voorzien in assistentie (passieve monitoring) door de UNHCR. Daarnaast biedt Zwitserland aan gerepatrieerden de mogelijkheid desgewenst te worden ondergebracht in een door het Srilankaanse Rode Kruis beheerd opvangtehuis te Nugegoda. Tot op heden is daar slechts zeer sporadisch van gebruik gemaakt. Per 1 november 2000 is in Zwitserland een nieuw terugkeerprogramma operationeel dat vrijwillige terugkeer naar Sri Lanka moet bevorderen. Het programma voorziet in economische hulp, ondersteuning bij aankomst in Sri Lanka en professionele bijscholing voor die Srilankanen die te kennen geven terug te willen keren naar Sri Lanka. Denemarken sloot op 18 augustus 1998 met Sri Lanka een terugkeerovereenkomst die vergelijkbaar is met die welke Nederland in 1997 afsloot. Noorwegen sloot in april 2000 met Sri Lanka een soortgelijke terugkeerovereenkomst.Ook Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk sloten met Sri Lanka een terugkeerovereenkomst. De EU-Commissie ontving op 18 september 2000 een mandaat voor onderhandeling van een terugkeerovereenkomst tussen de EU en Sri Lanka, maar tot op heden heeft dit niet geleid tot daadwerkelijk afsluiten van deze overeenkomst. Eind september 2001 sloot Italië met Sri Lanka een terugkeerovereenkomst die eveneens vergelijkbaar is met degene die Nederland in 1997 afsloot. Sinds het afsluiten van deze terugkeerovereenkomst heeft Italië enkele honderden Srilankanen gerepatrieerd.

Beleid van andere landen

Ook Australië, België, Canada, Duitsland, Groot-Brittannië en Zwitserland achten de situatie in Sri Lanka en in het bijzonder Colombo veilig genoeg om gedwongen terugkeer verantwoord te achten. Alle bovengenoemde landen zijn gedurende de verslagperiode doorgegaan met het terugsturen van Tamils naar Sri Lanka.

4.4 UNHCR-positie

---
In de brief van 17 april 2002 met betrekking tot de situatie in Sri Lanka (zie bijlage IV) verklaart UNHCR onder meer dat de positie van Tamils in Colombo is verbeterd. Er zijn minder beperkingen in de bewegingsvrijheid, maar zij zijn niet volledig afwezig.UNHCR is nog immer van oordeel dat uitgeprocedeerde Srilankaanse asielzoekers kunnen terugkeren naar Sri Lanka en wijst er op dat de situatie bij terugkeer is verbeterd, maar dat ondervraging en, in sommige gevallen, detentie zich blijven voordoen.

4.5 Samenvatting

---
Tamils die de oorlog ontvluchten, kunnen verblijven in de gebieden die onder controle staan van de regering, waaronder Colombo. Tamils werden voor december 2002, met name rond feestdagen, na aanslagen van de LTTE of na het vinden van explosieven in gebieden die onder controle staan van de regering regelmatig onderworpen aan persoonscontroles. Tamils die zich ter plekke konden identificeren en een geloofwaardige verklaring konden geven waarom zij zich in Colombo bevonden, liepen geen kans op arrestatie. In het algemeen leidde slechts een combinatie van factoren tot verdenking van LTTE-betrokkenheid en risico op arrestatie Het merendeel van hen werd binnen 48/72 uur vrijgelaten. Het aantal arrestaties is gedurende de verslagperiode afgenomen en na december 2001 zijn er nauwelijks meer arrestaties in dit verband geweest. Gerepatrieerde Tamils lopen in gebieden die onder controle staan van de regering niet meer kans te worden gecontroleerd dan andere Tamils. Voor zover bekend hebben repatrianten als gevolg van het verlopen van de geldigheidsduur van het verstrekte reisdocument niet bloot gestaan aan een verhoogd risico zoals arrestaties en detenties langer dan 48/72 uur.

Gerepatrieerde Srilankanen, zowel uit Nederland als uit andere westerse landen, kunnen bij terugkeer op het vliegveld door de immigratie-autoriteiten van Sri Lanka worden onderworpen aan een identiteitsonderzoek. Gedurende de verslagperiode mocht het merendeel van de repatrianten na controle van hun identiteitsgegevens het vliegveld verlaten. Het is enkele malen voorgekomen dat repatrianten, meestal binnen 24 uur maar in sommige gevallen binnen 48/72 uur, zijn overgedragen aan de CID en vervolgens overgebracht naar de rechtbank in Negombo.

De rechter in Negombo heeft gedurende de verslagperiode voor zover bekend alle repatrianten die zijn voorgeleid, na voorgeleiding op borg vrijgelaten en vervolgens bij een tweede voorgeleiding vrijgelaten. Uit Nederland afkomstige Srilankaanse repatrianten blijven na aankomst in Sri Lanka in het bezit van hun reisdocument. Hiermee kunnen zij zich in voorkomende gevallen identificeren bij de Srilankaanse autoriteiten.

In de beschreven periode stuurde een groot aantal westerse landen uitgeprocedeerde Srilankaanse asielzoekers terug naar Sri Lanka. In oktober 2001 werd de bestaande terugkeerovereenkomst tussen Nederland en Sri Lanka verlengd voor een periode van twee jaar. UNHCR is nog immer van oordeel dat uitgeprocedeerde Srilankaanse asielzoekers kunnen terugkeren naar Sri Lanka en wijst er op dat de situatie bij terugkeer is verbeterd, maar dat ondervraging en, in sommige gevallen, detentie zich blijven voordoen.


5. Samenvatting

---

De noodtoestand, die sinds 4 augustus 1998 voor het gehele land gold, werd op 4 juli 2001 opgeheven. Na het aantreden van de nieuwe regering onder leiding van premier Ranil Wickremasinghe is het vredesproces in een stroomversnelling gekomen. Nadat in december door de strijdende partijen een staakt-het-vuren voor een maand werd afgekondigd, werd op 23 februari 2002 door zowel de Srilankaanse autoriteiten als de LTTE een overeenkomst getekend waarmee een staakt-het-vuren voor onbepaalde tijd werd afgesloten. Vredesbesprekingen vinden mogelijk reeds in juni 2002 plaats.

In de oorlogsgebieden kwamen ook gedurende de verslagperiode regelmatig mensenrechtenschendingen voor door zowel regeringsgetrouwe partijen als door de Tamil-tijgers.

In de gebieden die onder controle staan van de regering kunnen Tamils die de oorlog ontvluchten, verblijven. Wel konden zij in die gebieden, waaronder Colombo, regelmatig onderworpen worden aan persoonscontroles, arrestaties en detenties. De meesten van hen werden, nadat hun identiteit was vastgesteld, binnen 48/72 uur vrijgelaten. Na december 2001 is het aantal controles en arrestaties significant teruggelopen. Tamils die verdacht worden van connecties met de LTTE kunnen tijdens het verhoor gemarteld worden. Gerepatrieerde Tamils lopen in de gebieden die onder controle staan van de regering niet meer risico te worden gecontroleerd, gearresteerd en gedetineerd dan andere Tamils. Wel is het van belang dat zij terugreizen met een geldig reisdocument dat, indien nodig, tevens als identiteitsdocument kan worden gebruikt. Daarnaast dienen zij te zorgen voor een nieuwe identiteitskaart.

Zowel de UNHCR als een groot aantal andere westerse landen zijn van mening dat het verantwoord is door te gaan met het repatriëren van uitgeprocedeerde Srilankaanse asielzoekers.

Openbare Rapporten


· Amnesty International (Londen):


- 'Sri Lanka, torture in custody' (ASA 37/10/99) juni 1999.

- AI newsrelease d.d. 4 april 2001 (ASA 37/006/2001).

- AI, Urgent Action, d.d. 11 mei 2001 (ASA 37/005/2001).

- AI Jaarboek 2001, hoofdstuk Sri Lanka.


- AI newsrelease d.d. 4 juli 2001 (ASA 37/010/2001).

- AI newsrelease, d.d. 20 juli 2001 (ASA 37/012/2001).

- AI Urgent Action: (ASA 37/014/2001).


- Sri Lanka: 'Rape in Custody must be stopped immediately (ASA 37/002/2002).

- AI newsrelease, d.d. 28 januari 2002 (ASA 37/003/2002).

- Sri Lanka: 'Effective medical reports needed' (ASA 37/004/2002).

- 'Sri Lanka: Fear for Safety/Child Soldiers (ASA 37/005/2002).

· British Refugee Council:


- Sri Lanka Monitor (juli 2001-maart 2002).


· Economist Intelligence Unit, Country Reports Sri Lanka, juli 2001-maart 2002.


· EU Persbericht, d.d. 11 maart 2002,
(http://www.europa-eu-un.org/article.asp?id=1205)


· Far Eastern Economic Review,Ultimate Sacrifice (juni 2000) p.65.

· Forum for Human Dignity, Human Rights Situation Report 2000 (28 maart 2001).


· GN Online: Sri Lanka lifts more restrictions in north (http://www.gulfnews.com/Articles.asp?ArticleID=40842).


· Gunaratna, Rohan, Trends in Martime Terrorism - The Srilankan Case in: Lanka Outlook, (1998).


· Human Right Watch (New York, Washington, Londen, Brussel):

- World Report 2002


· ICRC:


- Annual Report 2000, p.105-108.


- Annual Report 2001, p.152-155.


- News Letter, march 2001.


- News Letter, june 2001.


- News Letter, september 2001.


· Inform, Sri Lanka Information Monitor:


- Monthly Situation Reports (juli 2001- maart 2002).

· International Organisation for Migration.

(http://www.iom.int/Switserland/Srilanka).


· Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambtsberichten:

- 24 maart 1998 (DPC/AM 675518).


- 6 november 1998 (DPC/AM 613652).


- 30 september 1999 (DPC/AM 642893).


- 15 december 1999 (Immigrants and Emigrants-act).

- 28 juli 2000 (DPC/AM 686233).


- 22 augustus 2000 (DPC/AM 690579).


- 7 februari 2001 (DPC/AM 717789).


- 28 april 2001 (DPC/AM 717789).


- 11 juli 2001 (DPC/AM 707997).


· Persberichten:


- BBC, AFP, Associate Press, Reuters, ANP.


· Schweitzer, Yoram, lecture at the International Conference on Countering Suicide Terrorism, 21 februari 2000,
(http://ict.org.il/articles/articledet.cfm?articleid=112)


· Srilankaanse kranten.


- The Island.


- The Daily News.


- Daily Mirror.


· South Asia Analyse Group (dr. S. Chandrasekharan),

- Sri Lanka Update,no.28, 25 oktober 2001.

- Sri Lanka Update,no.32, 28 februari 2002.


· University Teachers for Human Rights:


- Information Bulletin 27, (10 oktober 2001).


- Information Bulletin 28, (1 februari 2002).


· UN Commission on Human Rights:


- Report on Enforced or Involuntary Disappearances (E/CN.4/2000/64).

- Report on Enforced or Involuntary Disappearances, report on the visit to Sri Lanka (E/CN.4/2000/64/add 1).


- Report on torture and other cruel, inhuman or degrading treatment or punishment (E/CN.4/2000/9), par. 929-974.


- Report of the Committee on the Elimanation of Racial Discrimination 2001 (A/56/18) par. 321-342.


· UNICEF, Sri Lanka Donor Update, d.d. 18 oktober 2000

· UNHCR:


- Background paper on refugees and asylum seekers from Sri Lanka, 25 juni 2001.


· U.S. Department of State:


- Sri Lanka Country Report on human rights practices for 1999.

- US Department of State, Report on International Religious Freedom: Sri Lanka, september 2000.


- Sri Lanka Country Report on human rights practices for 2000 (februari 2001).


- India Country Report on human rights practices for 2000 (februari 2001).

- Sri Lanka Country Report on human rights practices for 2001 (maart 2002).

- Narcotics Control Strategy Report South-West Asia (maart 2002).

· Worldwide Refugee Information, Country Report: Sri Lanka.
(http://www.refugees.org/world/countryrpt/scasia/sri_lanka.htm ).

Autoriteiten:


*AG: Attorney General ofwel Procureur Generaal

*DPCC: Department of Probation and Child Care Services.

*GA: Government Agent, lokale vertegenwoordiger van de regering.

*JMO: Judicial Medical Officer. Gerechtelijke arts.

*PSC: Parliamentary Select Committee. Vaste commissie van het Srilankaanse Parlement.


*SLMM: Sri Lanka Monitor Mission

Documenten:


*LP: Laissez-passer, vervangend reisdocument.

*NIC: National Identity Card, identiteitskaart met foto, uitgereikt vanaf 16 jaar, dient iedere Srilankaan steeds op zak te hebben.

Humanitaire hulporganisaties:


*AI: Amnesty International


*MSF: Médecins sans Frontières (= AZG: Artsen Zonder Grenzen)

*ICRC: International Red Cross


*OMCT: Organisation Mondiale contre la Torture

*UNDP: United Nations Development Programm


*UNHCR: United Nations High Commissioner for Refugees
Leger en politie:


*ASP: Assistant Superintendent of Police.


*CDB: Crime Detection Bureau, onderdeel van de politie.

*CID: Criminal Investigation Department, onderzoeksafdeling van de politie.


*CRD: Criminal Records Department, onderdeel van de politie, bewaart vingerafdrukken.


*CSU: Counter Subversive Unit, onderdeel van de politie.

*DII: Directorate of Internal Intelligence, onderdeel van de politie

*DFI: Directorate of Foreign Intelligence, onderdeel van de politie

*IPKF: Indian Peace Keeping Force, Indiase interventiemacht die in 1987-1990 actief was op Jaffna schiereiland ter handhaving van het Indiase vredesplan.


*JOB : Joint Operations Bureau, in december 1999 opgericht onder de National Security Council (NSC). Voormalig legerchef Rohan Daluwatte benoemd tot hoofd.


*NIB: National Intelligence Bureau, onderdeel van de politie.

*NSC: National Security Council, nationale veiligheidsraad o.l.v. president Kumaratunga.


*OCC: Operation Command Colombo, bestaat uit drie divisies (Noord, Centraal en Zuid), wordt geleid door hoge officieren van het leger, de luchtmacht en de marine.


*OIC : Officer in Charge.


*SP: Superintendent of Police.


*SSP: Senior Superintendent of Police.


*STF: Special Task Force: paramilitaire commando-eenheid van de politie.

*TID: Terrorist Investigation Division, onderdeel van de politie.
Mensenrechtenorganen van de overheid:


*AHC: Anti-Harassment Commission. Op 7 september 1998 herdoopt tot CIUAD.

*CIUAH: Committee of Inquiry into Unlawful Arrest and Harassment, heette voorheen AHC.


*HRC: Human Rights Commission of Sri Lanka.


*HRTF: Human Rights Task Force. Op 30 juni 1997 opgegaan in de HRC.

*TPU: Torture Perpetrators Unit.

Particuliere organisaties:


*CMEV: Centre for Monitoring Election Violence

*FHD: Forum for Human Dignity, mensenrechten NGO in Colombo.

*NAP: National Alliance for Peace.


*Paffrel: People's Action for Free and Fair Election
Singalese partijen:


* JVP: Janatha Vimukthi Permuna (=People's Liberation Front of Volksbevrijdingsfront), linkse singalese partij die in 1971 en in 1987-89 een mislukte opstand in het zuiden van SL ontketende maar bij het aantreden van de PA-regering in augustus 1994 werd gelegaliseerd.


*NFAT: National Front Against Tigers. Radicale Singalese groepering die sterk gekant is tegen iedere concessie aan de Tamils.


*PA: People's Alliance. Alliantie onder leiding van de SLFP.

*PLF: People's Liberation Front. Engelstalige benaming voor JVP (zie hierboven).


*SLFP: Sri Lanka Freedom Party. Socialistische partij, na de onafhankelijkheid van Sri Lanka o.l.v. Solomon Bandaranaike, na zijn dood o.l.v. van zijn weduwe Sirimavo Bandaranaike, nu o.l.v. zijn dochter Chandrika Bandaranaike-Kumaratunga (de huidige president).


*UNF: United National Front. Coalitie van de UNP, CWC, UPF en enkele leden van de SLMC die in deze vorm aan de verkiezingen van december 2001 heeft deelgenomen.


*UNP: United National Party. Singalese partij, regeringspartij in de jaren 1977-1994, thans de grootste regeringspartij. De partij staat onder leiding van de huidige premier Ranil Wickremasinghe.

Gematigde Tamil-partijen en bewegingen:


*ACTC: All Ceylon Tamil Congress. Partij die deel uitmaakt van de Tamil National Alliance.


*CWC: Ceylon Workers' Congress, partij van Plantage-Tamils, samenwerkend met de voormalige PA-regering maar nu onderdeel uitmakend van de UNF.


*DPLFDemocratic People's Liberation Front. Dit is de politieke tak van PLOTE en heeft onder die naam een zetel gewonnen tijdens de verkiezingen van 5 december 2001.


*EPDP: Eelam People's Democratic Party, legale Tamil-partij o.l.v. Douglas Devananda met machtsbasis op de eilanden ten westen van Jaffna, w.o. het eiland Delft.


*EPRLF: Eelam People's Revolutionary Liberation Front, Tamil-organisatie o.l.v. V. Perumal, actief in het oosten, en sinds januari 1997 eveneens in Jaffna.


*PLOTE: People's Liberation Organisation of Tamil Eelam, legale Tamil-partij samenwerkend met het leger in Vavuniya (noorden) sinds januari 1997 eveneens in Jaffna.


*TELO: Tamil Eelam Liberation Organization, legale Tamil-partij, politiek en militair actief in de Oostelijke Provincie, sinds januari 1997 eveneens in Jaffna.


*TNA: Tamil National Alliance. Een coalitie van Tamilpartijen ACTC, TULF, TELO en EPRLF (factie Suresh).


*TULF: Tamil United Liberation Front, legale Tamil-partij, politiek actief in Colombo en in het noorden (op Jaffna-schiereiland).

Radicale Tamil-bewegingen:


*EROS: Eelam Revolutionary Organisation of Students, werkte in het verleden samen met de LTTE.


*LTTE: Liberation Tigers of Tamil Eelam, militante Tamil-beweging o.l.v. Veluppillai Prabhakaran, strijdt voor onafhankelijk Tamil-thuisland (Tamil Eelam) op Sri Lanka.

Partijen van de Plantage-Tamils:


*CWC: Ceylon Worker's Congress o.l.v. S. Thondaman. Werkt samen met de UNF-regering.


*UPF: Upcountry People's Front o.l.v. P.Chandrasekeran. Werkt samen met de UNF-regering.

Moslim-partijen:


*NUA: National Unity Alliance.


*SLMC : Sri Lanka Moslim Congress, maakt deel uit van de UNF-regering.
Wetgeving:


*CCP: Code of Criminal Procedure, het Srilankaanse wetboek van strafprocesrecht.


*ER: Emergency Regulations, noodwetgeving krachtens noodtoestand, voor het eerst ingeroepen in 1983. Afgeschaft in juli 2001.


*FRA: Fundamental Rights Application


*PSO: Public Security Ordinance.


*PTA: Prevention of Terrorism Act (1979), noodwetgeving, van kracht sinds juli 1979.

Naam Ministeries


1. Ranil Wickremasinghe Prime Minister, Policy Development,

Implementation


2. Karu Jayasuriya Power and Energy



3. K.N. Choksy Finance


4. Tilak Marapane Defence, Tranport, Highways, Aviation

5. S.B. Dissanayake Agriculture, Livestock



6. GL Peiris Constitutional Affairs



7. Tyronne Fernando Foreign Affairs



8. Rauf Hakeem Post Development, Shipping, Eastern

Development, Muslim Religious Affairs


9. Arumugam Thondaman Housing, Plantation Infrastructure


10. Mahinda Wijesekera Fisheries



11. Ms. Amara Piyasiri Ratnayake Women's Affairs


12. W.J.M. Lokubanadara Justice, Law Reform, National Reconciliation


13. Gamini Perera Irrigation, Water Management


14. Rukman Senanayake Environment, Natural Resources


15. Alick Aluvihara Home, Provincial & Local Governement


16. John Amaratunga Interior Affairs



17. P. Dayaratne Health, Nutrition, Wellfare



18. Ananade Kularatne Southern Region Development


19. Lakshman Kiriella Plantation Industries



20. Gamini Lokuge Tourism



21. M.H. Mohamed Western Region Development



22. Bandula Gunawardena Rural Economy



23. Tissa Attanayake Central region Development


24. Abdul Cader Cooperatives



25. Karunasena Kodituwakku Human Resources Development, Education and

Cultural Affairs


26. Imithiyas Bakeer Makar Mass Communication



27. Mahinda Samarasinghe Employment and Labour


28. Vajira Abeywardena Public Administration, Management and Reforms


29. Rajitha Senaratne Lands



30. Ravi Karunayake Commerce and Consumer Affairs


31. Milinda Moragoda Economic Reforms, Science and Technology


32. P. Chandrasekran Community Development


Naast deze 32 ministers (die allen zitting hebben in het kabinet) zijn er nog 21 ministers die geen zitting hebben in het kabinet. Hieronder bevindt zich Jayalath Jayawardene (zie paragraaf 2.3.1). Ten slotte zijn er ook nog 11 deputy-ministers. Zie voor meer informatie omtrent de Srilankaanse regering: http://www.priu.gov.lk/gov/indexmin.html


Bijlage V: Memorandum Wapenstilstand

---

Zie voor de zetelverdeling in het parlement sinds de verkiezingen van 10 oktober 2000, het ambtsbericht van 11

juli 2001, p.5.

Het betreft hier zeven leden die verkozen zijn onder de National Unity Alliance (NUA). De NUA is een partij

die valt onder de Sri Lanka Muslim Congress (SLMC). De NUA is opgericht om de partij ook aantrekkelijk te

maken voor niet-moslims. De uiteindelijke macht ligt nog steeds bij het uitvoerend comité van de SLMC.

Tijdens de verkiezingen van 10 oktober 2000 deed een aantal SLMC leden mee onder de PA, en een aantal leden

onder de NUA (zie ook het ambtsbericht van 11 juli 2001).

Zie hiertoe ook paragraaf 3.1.2.

Zie hiertoe het ambtsbericht van 11 juli 2001, p.6.

Zie hiertoe ook paragraaf 3.2.1.

Economic Intelligence Unit , Country Report Sri Lanka, (september 2001).

Zie hiertoe het ambtsbericht van 11 juli 2001, p.6 en bijlage V.

Zie hiertoe het ambtsbericht van 11 juli 2001, p.5.

Zie hiertoe ook paragraaf 3.2.3.

Sri Lanka Monitor, d.ecember 2001.

Sri Lanka Monitor, december 2001.

Het United National Front (UNF) is een coalitie van de UNP, enkele leden van de SLMC en diverse kleine

splinterpartijen. Deze coalitie werd speciaal voor deze verkiezingen gevormd.

De Tamil National Alliance is een alliantie tussen TULF, Tamil Eelam Liberation Organisation (TELO), All

Ceylon Tamil Congress (ACTC ) en Eelam People's Revolutionary Liberation Front (EPRLF, fractie Suresh).

DPLF is de politieke vleugel van de People's Liberation Organisation of Tamil Eelam (PLOTE).

Zie bijlage III voor de lijst met ministers in het nieuwe kabinet.

Zie bijlage V voor de inhoud van de overeenkomst tot het staakt-het-vuren.

Zie voor informatie over deze partij, het ambtsbericht van 28 juli 2000, p.17.

BBC News, d.d. 12 april 2002.

Sri Lanka Monitor, juli 2001.

Reuters, 25 juli 2001.

Worldwide Refugee Information, Country Report: Sri Lanka.

(http://www.refugees.org/world/countryrpt/scasia/sri_lanka.htm ).

US Department of State, India report on human rights practices for 2001, p.25.

Reuters, 29 juli 2001.

Reuters, 14 augustus 2001 .

Sri Lanka Monior, augustus 2001.

South Asia Analyse Group (dr. S. Chandrasekharan), Sri Lanka Update, no.28, 25 oktober 2001.

Reuters, 1 mei 2002.

Zie hiertoe het ambtsbericht van 11 juli 2001, p.8.

Zie hiertoe het ambtsbericht van september 1999, p.11-12 en oktober 1998, p.22-23..

US Department of State, International Narcotics Control Strategy Report, South-West Asia 2001, p.18.

South Asia Analyse Group (dr. S. Chandrasekharan), Sri Lanka Update, no.28, 25 oktober 2001.

Zie hiertoe o.m. Rohan Gunaratna, Trends in Martime Terrorism - The Srilankan Case in: Lanka Outlook,

herfst 1998.

Yoram Schweitzer (ICT), lecture at the International Conference on Countering Suicide Terrorism, 21 februari

2000, (http://ict.org.il/articles/articledet.cfm?articleid=112).

Idem.

ANP, d.d. 8 maart 2002.

US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for 2000, p.12.

US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for 2001, p.4.

US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for 2001, p.4.

The University Teachers for Human Rights, Jaffna, Information Bulletin 27, d.d. 1 februari 2002, p.11.

Sri Lanka Monitor, juli 2001.

Reuters, d.d. 14 maart 2002.

UNHCR signs agreement for resettlement in North (http://www.news.lk/Newsfebruary264.html) .

Persbericht EU, d.d. 11 maart 2002, (http
://www.europa-eu-un.org/article.asp?id=1205).

Reuters, 13 februari 2002.

US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for 2001 (maart 2001 ), p.7.

Zie hiertoe ook paragraaf 3.2.3.

De Home-Guards worden geworven uit de lokale gemeenschappen en moeten bescherming bieden aan de

Singalese- en Moslimgemeenschappen in de oorlogsgebieden. Zij zijn verantwoording verschuldigd aan de

politie (zie US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for 2001 (maart 2002 ), p.1).

Zie ook Amnesty International, ASA 37/014/2001.

Reuters, 29 oktober 2001.

Zie hiertoe p.21 van het ambtsbericht van 28 juli 2000.

Sri Lanka Monitor, juli 2001.

Zie ambtsbericht van 28 juli 2000 inzake de situatie in Sri Lanka, p.25.

US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for 2000 (februari 2001), p.5.

Zie hiertoe ook paragraaf 3.2.2.

Zie hiertoe ook paragraaf 3.2.2. en bijlage V.

Zie hiertoe het ambtsbericht van 11 juli 2001: Bron: UNHCR, Backgroundpaper on refugees and asylum

seekers from Sri Lanka (25 juni 2001),p.21.

Zie het ambtsbericht van 28 juli 2000, p.14.

Zie hiertoe: http://www.unicef.org/crc/opcac-tableweb.htm .

Zie hiertoe ook paragraaf 3.2.6: arrestaties en detenties.

Zie bijlage V, artikel 2.12.

Zie hiertoe ook het ambtsbericht van 6 oktober 1998, p.11-13.

UNHCR, Backgroundpaper on refugees and asylum seekers from Sri Lanka (25 juni 2001), p.24.

Zie hiertoe ook het ambtsbericht van 11 juli 2001, p.26.

US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for 2001, p.6.

Zie hiertoe ook het ambtsbericht van 6 november 1998, p.13-14.

Zie hiertoe het ambtsbericht van 11 juli 2001, p.15.

Sri Lanka Monitor, juli 2001.

Sri Lanka Monitor, juli 2001.

Amnesty International News Release, d.d. 20 juli 2001 (ASA 37/012/2001).

US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for 2000, p.16.

US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for 2001, p.12.

Zie ook de ambtsberichten van 30 september 1999, p.14, en van 24 juli 1997, p.5-6.

US Department of State, 2000 Annual Report on International Religious Freedom, p.1.

US Department of State, 2000 Annual Report on International Religious Freedom, p.1.

UNHCR, Background Paper on refugees and asylumseekers from Sri Lanka, d.d. 25 juni 2001, p.30.

US Department of State, 2000 Annual Report on International Religious Freedom, p.1.

Sri Lanka Monitor, oktober 2001.

Zie hiertoe het ambtsbericht van 24 juli 1997, p.30.

GN Online: Sri Lanka lifts more restrictions in north (http://www.gulfnews.com/Articles.asp?ArticleID=40842).

Zie hiertoe eveneens het ambtsbericht van 30 september 1999, p.13.

US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for 2000, p.19.

Zie hiertoe ook bijlage V, artikel 2.10.

US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for 2000, p.19.

Daily Mirror, d.d. 7 maart 2002.

Zie ambtsberichten van 28 juli 2000 (p.19) en 30 september 1999 (bijlage 5).

US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for 1999, p11. & UNHCR,

Backgroundpaper on refugees and asylum seekers from Sri Lanka (25 juni 2001), p.22.

Zie ambtsbericht van 30 september 1999, p.22.

Zie hiertoe ook Human Rights Watch, Sri Lanka Report 2002.

Rapport van Amnesty International, 'Sri Lanka, torture in Custody' (ASA 37/10/99) p.9.

Zie ambtsbericht van 30 september 1999, paragraaf 3.2.5.

Zie ook paragraaf 3.1.2 en bijlage V, artikel 2.12.

Forum for Human Dignity, Human Rights Situation Report 2000, p. 4.

Amnesty International Jaarboek 2001, hoofdstuk Sri Lanka, p.3.

US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for 2001, p.8.

De conclusie dat in het algemeen een combinatie van factoren aanleiding geeft tot verhoogde kans op

arrestatie, komt voort uit vertrouwelijke gesprekken met diverse mensenrechtenorganisaties,

mensenrechtenadvocaten en buitenlandse vertegenwoordigingen te Colombo. In deze gesprekken is uitgebreid

ingegaan op mogelijke risicofactoren voor staandehouding, arrestatie en detentie.

Zie hiertoe ook de ambtsberichten van 7 februari 2001, 28 april 2001 en 11 juli 2001, p.21.

Zie voor de werking van 'cordon and search'-operaties, het ambtsbericht van 28 juli 2000, p.21.

Zie hiertoe ook paragraaf 3.2.7.

Zie ambtsbericht van 30 september 1999, p.18.

US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for 2001, p.8 (zie hiertoe ook het ambtsbericht van 30 september 1999, p.19).

US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for 2001, p.8.

Rapport van de Special Rapporteur of the Commission on Human Rights on torture and other cruel, inhuman

or degrading treatment or punishment (E/CN.4/2000/9) par. 929-974.

Amnesty International news release, d.d. 4 juli 2001 (ASA 37/010/2001).

US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for 2001, p.8.

US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for 2001, p.10.

The Island, d.d. 26 januari 2002.

Zie hiertoe het ambtsbericht van 28 juli 2000, p.24-25.

US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for 2001, p.6.

US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for 2000, p.9., alsmede het ambtsbericht van 24 juli 2001.

US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for 2001, p.7.

Amnesty International, 'Sri Lanka, rape in custody' (ASA 37/001/2002).

Amnesty International, 'Effective medical reports needed to aid protection of rape of women in custody in Sri

Lanka (ASA 37/004/2002) p.6.

Zie hiertoe het ambtsbericht van 11 juli 2001, p.27 en Human Rights Watch Sri Lanka report 2002, p.4..

Amnesty International, 'Sri Lanka: Landmark judgement on rape case' (ASA 37/003/2002), d.d. 28 januari

2002.

Amnesty International, Fear for Safety/Child Soldiers (ASA 37/005/2002), d.d. 14 februari 2002.

US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for 2001, p.5.

US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for 2001, p.5.

Zie hiertoe ook het US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for 2001, p.2 en de

paragrafen 3.2.1 en 3.2.2.

US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for 2001, p.2.

Report of the Working Group on Enforced or Involuntary Disappearances, add 1: Report on the visit to Sri Lanka (E/CN.4/2000/64/add.1.), p.7-8.

US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for 2001, p.2-3.

UNHCR, Background paper on refugees and asylum seekers from Sri Lanka, p.29.

US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for 2000, p.4.

Amnesty International Jaarboek 2001, hoofdstuk Sri Lanka, p.3.

Zie hiertoe het ambtsbericht van 11 juli 2001, p.5.

Report of the Committee on the Elimination of Racial Discrimination 2001 (A/56/18) .

Sri Lanka Daily News, d.d. 2 februari 2002.

US Department of State, Report on International Religious Freedom: Sri Lanka, 2000, p2. & US Department

of State, Sri Lanka report on human rights practices for 2000, p.21.

US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for 2000, p.23.

Zie hiertoe o.m. The University Teachers for Human Rights, Jaffna, Information Bulletin 27, d.d. 10 oktober

2001.

The University Teachers for Human Rights, Jaffna, Information Bulletin 27, d.d. 1 februari 2002, p.4-5. en US

Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for 2001, p.17.

Zie hiertoe ook: ' Ultimate Sacrifice' in Far Eastern Economic Review , (juni 2000) p.65.

UNICEF, Sri Lanka Donor Update, 18 oktober 2000.

UNHCR, Background paper on refugees and asylum seekers from Sri Lanka (juni 2001), p.38.

Amnesty Internation, Fear for Safety/ Child soldiers, Urgent Action 48/02, d.d. 14 februari 2002.

Zie hiertoe ook de ambtsberichten van 11 juli 2001, p.33-34 en 24 maart 1998, p.25.

Zie ook paragraaf 3.2.6.

Zie hiertoe ook paragraaf 3.2.7 .

Voor een nadere beschrijving voor de behandeling na terugkeer wordt verwezen naar het ambtsbericht van 30

september 1999, p.32-34.

Zie hiertoe het ambtsbericht van13 juli 2000 (kenmerk DPC/AM 690579).

Zie hiertoe het ambtsbericht van 6 november 1998, p.23, noot 29.

Zie hiertoe de ambtsberichten van 30 september 1999 en 15 december 1999 inzake de Immigrants and Emigrants Act.

Zie hiertoe ook: http: www.iom.int/Switserland/Srilanka.

Zie hiertoe ook bijlage V.

===