FNV BOUW

FNV Bouw: bouw moet socialer worden

Het is hoog tijd voor sociaal beleid in de bouwnijverheid. Dat concludeert FNV Bouw uit onderzoek van het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid onder 'uittreders'. Van de 10.000 mensen die in 2000 de bouw verlieten, had van tweederde een beter beleid het vertrek voorkómen. De helft was gebleven als de werkgever meer had betaald; een derde vindt dat de baas beter met het personeel had moeten omgaan; een kwart noemt te hoge werkdruk en slechte organisatie van het werk als reden van vertrek. Verbaasd is FNV Bouw niet. De bond pleit al jaren voor verdere verbetering van de arbeidsomstandigheden en voor sociaal beleid zoals promotie en werkoverleg. Tegelijkertijd ziet FNV Bouw ook een positieve kant: de bouw is geen 'doodlopende weg', want de 'uittreders' weten hun positie te verbeteren.

Bouwbedrijven kampen met een tekort aan personeel: ruim 40 procent in 2000. Toch kiezen werkgevers de gemakkelijkste weg, vindt FNV Bouw: inschakeling van onderaannemers en zelfstandigen zonder personeel (zzp'ers). Slechts 20 procent zegt pogingen te hebben ondernomen om personeel vast te houden; van de bedrijven waar mensen wegliepen, was dat 30 procent. De bouw heeft 'goud' in handen, want de helft van de ondervraagde uittreders had een positieve keuze voor de bedrijfstak gemaakt: zij werken graag buiten en vinden het werk aantrekkelijk. Een derde meent dat het werk bij opleiding en vakkennis aansloot. Dit in tegenstelling tot het veelal heersende beeld dat een keuze voor de bouw na een negatieve selectie tot stand komt, een imago dat FNV Bouw overigens steeds heeft bestreden.
Het gebrek aan sociaal beleid in de bouw komt vooral naar voren bij de opvang van jonge werknemers: 40 procent krijgt geen enkele instructie in het eerste bouwbedrijf. Van de 60 procent die wel uitleg krijgt, gaat die over het bedrijf en de aard van het werk, niet over aspecten als veiligheid en gezondheid. Het EIB concludeert in het onderzoek dat daarover dus 80 procent van de jonge uittreders geen informatie ontvangt.

Het EIB deed het onderzoek naar de redenen van vertrek uit de bouw op verzoek van de partijen bij de CAO, het Algemeen Verbond Bouwbedrijf, FNV Bouw, Hout- en Bouwbond CNV en Het Zwarte Corps. Werknemers verlaten de bouw omdat het werk niet leuk is of lichamelijk te zwaar, elders meer valt te verdienen of betere vooruitzichten bestaan, vanwege te hoge werkdruk en slechte organisatie van het werk, om de slechte omgang met de baas, vanwege de gezondheid. Het verlies voor de bedrijfstak is groot: zes op de tien uittreders heeft een vakopleiding afgerond. Bovendien stijgt het percentage dat de bedrijfstak vrijwillig verlaat naarmate de dagopleiding hoger is. Uittreders weten over het algemeen hun positie te verbeteren: zes op de tien noemt daarbij inhoud van het werk, zwaarte van het werk, arbeidsomstandigheden, vrijheid en zelfstandigheid van werken. Ruim de helft is in netto inkomen vooruitgegaan. Zo'n 15 procent is als zelfstandige zonder personeel in de bouw doorgegaan. FNV Bouw staat daar ambivalent tegenover. De bond juicht het toe wanneer vakmensen hun ondernemerskwaliteiten ontplooien, maar wijst 'schijnzelfstandigheid' af. Van dat laatste is veelal sprake wanneer de ex-werknemer als zzp'er voor z'n vroegere werkgever blijft werken. Die ontwikkeling mag niet gestimuleerd worden, vinden zowel FNV Bouw als FNV Zelfstandigen Bouw.

VOOR DE REDACTIE,