Ministerie van Justitie

Wijzigingen zedenlijkheidswetgeving: virtuele kinderporno wordt strafbaar
9 juli 2002

Virtuele kinderpornografie wordt strafbaar. De strafmaat wordt vier jaar; maar wanneer van dit misdrijf een beroep of gewoonte wordt gemaakt, dan is de maximumstraf zes jaar. De Eerste Kamer is akkoord gegaan met een wetsvoorstel tot partiële wijziging van de zedelijkheidswetgeving van minister A.H. Korthals van Justitie. Virtuele kinderpornografie is kinderpornografie waarvoor kinderen niet daadwerkelijk fysiek zijn misbruikt of gebruikt, maar waarbij afbeeldingen (digitaal) zijn gemanipuleerd.

De wijziging vloeit voort uit het feit dat het met moderne (digitale) technieken mogelijk is levensechte beelden te vervaardigen zonder de fysieke betrokkenheid van kinderen. In de bestaande strafbepaling is die betrokkenheid voorwaarde voor strafbaarheid. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno met name op het Internet, moet het echter ook mogelijk zijn om op te treden tegen schijnbaar echte kinderporno. Het doel van de zedelijkheidswetgeving blijft de bescherming van kinderen tegen seksueel misbruik, maar de wetswijziging beoogt kinderen ook te beschermen tegen het gebruik van hun afbeeldingen waarbij seksueel misbruik wordt gesuggereerd.

De leeftijdsgrens voor kinderporno wordt verhoogd van zestien naar achttien jaar. Dit is het gevolg van de ratificatie van het ILO-verdrag betreffende 'het verbod en de onmiddelijke actie voor de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid'. In de prostitutie geldt al een minimumleeftijd van achttien jaar.

Daders van ontucht met kinderen tussen de twaalf en de zestien jaar kunnen door de wetswijziging voortaan worden vervolgd zonder dat een strafklacht bekend is. Tot dusver kon het Openbaar Ministerie ontucht met kinderen tussen de twaalf en de zestien jaar alleen vervolgen na een klacht van een slachtoffer, diens wettelijke vertegenwordigers of de Raad voor de Kinderbescherming. In plaats van dit klachtvereiste krijgen slachtoffers tussen de twaalf en de zestien een hoorrecht. Zij worden gehoord over het gepleegde feit. Uit evaluatie bleek het klachtvereiste niet goed te functioneren, bijvoorbeeld wanneer slachtoffers niet bekend zijn en een klacht dus ontbreekt. Het klachtvereiste staat vervolging van de ontuchtplegers dan in de weg.

Seksuele exploitatie van kinderen zonder dat daarbij seksueel contact plaats heeft met een andere persoon, bijvoorbeeld in een peepshow, is op dit moment niet strafbaar. Met de wetswijziging wordt deze uitbuiting 'van andere seksuele dienstverlening dan prostitutie door minderjarigen' strafbaar gesteld. Het strafmaximum daarvoor wordt zes jaar. Ook de klant van deze dienstverlening wordt met de voorstellen strafbaar, met een maximumstraf van vier jaar.

Naar huidig recht is het strafbaar om seksueel contact te hebben met iemand die bewusteloos is of verkeert in een toestand van lichamelijke onmacht. In 1998 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen in een zaak waarin een vrouw in een toestand van halfslaap werd misleid omtrent de identiteit van degene die met haar gemeenschap wenste en daarop gemeenschap toestond. Omdat de vrouw niet bewusteloos of lichamelijke onmachtig was, en verkrachting niet kon worden bewezen ging de dader vrijuit. De voorgestelde strafbaarstelling van seksueel misbruik van een persoon met verminderd bewustzijn beoogt deze leemte op te vullen. Het strafmaximum is zes of, bij penetratie, acht jaar.

De wetswijziging levert ook een bijdrage aan de bestrijding van sekstoerisme. Nederlanders en personen die in Nederland een vaste woon- of verblijfplaats hebben, en die zich buiten Nederland schuldig maken aan seksueel misbruik van kinderen, worden in Nederland vervolgbaar, ook al zou het desbetreffende feit naar het recht van de plaats van het misdrijf niet strafbaar zijn. Voor seksueel misbruik van kinderen komt het zogenoemde vereiste van de dubbele strafbaarheid dus te vervallen.

De wijziging van de zedelijkheidswetgeving maakt onderdeel uit van een geïntegreerde aanpak van seksueel misbruik en geweld. Zij leveren een bijdrage aan de vergroting van de effectiviteit van strafrechtelijk optreden tegen seksueel misbruik en geweld en verhogen de bescherming van slachtoffers van zedendelicten.