Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
TRC/DWK/2002/2135
datum
15-07-2002

onderwerp
Landbouwonderwijsverslag 2001
TRCDEP/2002/5146

bijlagen
1

Geachte Voorzitter,

Hierbij bied ik u het landbouwonderwijsverslag over het jaar 2001 aan. In dit verslag beschrijft de inspectie Landbouwonderwijs en Kennisprogramma's de toestand van het groene onderwijs in 2001. Het verslag geeft de resultaten weer van diverse onderzoeken die door de inspectie zijn uitgevoerd. Tevens beschrijft het een aantal trends die door de inspectie tijdens haar werkzaamheden zijn waargenomen.

In deze brief reageer ik op de belangrijkste bevindingen uit het Landbouwonderwijsverslag 2001 die specifiek zijn voor het groene onderwijs. In het Landbouwonderwijsverslag worden ook aantal aspecten aangegeven die betrekking hebben op het algemene onderwijsbeleid. Voor die aspecten volg ik het beleid van mijn collega van OCenW. In mijn reactie sluit ik aan bij het beleid van mijn beleidsbrief 'Onderwijs voor voedsel en groen 2010: vernieuwing van de inhoud' van maart jl..

In deze beleidsbrief heb ik al aangegeven dat ik van mening ben dat het groene onderwijs kan rekenen op dezelfde invulling van het algemene onderwijsbeleid. Dit geldt ook voor het toezicht op het onderwijs. Met de Wet op het Onderwijstoezicht is een verdere professionalisering van de uitvoering van het toezicht noodzakelijk. De uitvoering van het toezicht van het groen onderwijs zal daarom organisatorisch bij de Inspectie van Onderwijs worden ingepast. Het Landbouwonderwijsverslag wordt derhalve onderdeel van het Onderwijsverslag van de Inspectie van het Onderwijs.

datum
15-07-2002

kenmerk
TRC/DWK/2002/2135

bijlage

Spreidingsbeleid MBO
De inspectie stelt vast dat de AOC's er nog steeds voor kiezen een groot aantal opleidingen op een toenemend aantal locaties aan te bieden, terwijl het aantal leerlingen niet toeneemt. De inspectie betwijfelt echter of de kwaliteit van de opleidingen met dit spreidingsbeleid gediend is. Diverse kwaliteitsmetingen wijzen namelijk uit dat de beschikbare deskundigheid van docenten en faciliteiten niet altijd parallel loopt met het aanbod. Dit maakt het onderwijs kwetsbaar en beperkt ook de mogelijkheden voor ontwikkeling en vernieuwing. Om de kwaliteit in het MBO te waarborgen zou naast nieuwe vormen van onderwijs, concentratie en specialisatie van het aanbod nodig zijn. Dit geldt met name voor die opleidingen waar het aantal leerlingen reeds langere tijd dalende is.

Het spreidingsbeleid maakt deel uit van het algemene onderwijsbeleid. Dit beleid richt zich op het waarborgen van een onderwijsaanbod dat is afgestemd op de vraag vanuit de (regionale) arbeidsmarkt. De instellingen hebben een eigen verantwoordelijkheid om, via de zogenaamde 4 m's (beschikt de instelling over de benodigde middelen, mensen en methoden, en is er een markt voor gediplomeerden) te bepalen met welke opleiding zal worden gestart en welke beëindigd zal worden. In het Eindrapport Evaluatie WEB (Wet educatie en beroepsonderwijs), dat eind 2001 door mijn collega van OCenW mede namens mij aan de beide Kamers is aangeboden, wordt het probleem van spreiding van beroepsopleidingen onderkend.

Aan de SER is inmiddels een adviesaanvraag gericht over een aantal onderwerpen uit de WEB. Onder meer is het oordeel van de SER gevraagd over een voorstel voor de organisatorische vormgeving van de landelijke afstemming tussen vraag en aanbod van beroepsopleidingen. Het advies van de SER zal in het najaar 2002 worden uitgebracht. Op basis daarvan zullen mijn collega van OCenW en ik bezien welke maatregelen genomen moeten worden.
Daarbij zal voor het groene onderwijs de invalshoek uit mijn beleidsbrief 'Onderwijs voor voedsel en groen 2010: vernieuwing van de inhoud' van belang zijn. Daarin geef ik dat ik streef naar meer samenwerking tussen AOC's en ROC's ten behoeve van een efficiënter aanbod van opleidingen in de regio. Spreiding van groene opleidingen hangt daarmee samen. Ik vraag de Raad voor het Landelijke Gebied om, in samenwerking met de Onderwijsraad, om in een briefadvies aan te geven wat gezichtspunten zijn voor een optimale spreiding van groene opleidingen en op welke wijze LNV daaraan richting kan geven. Op basis van het advies zal ik bezien of er aanvullend beleid ten aanzien van spreiding van groene opleidingen noodzakelijk is.

Kwaliteit en kwaliteitszorg
De inspectie stelt vast dat de hoge scholen kwaliteitszorg serieuzer zijn gaan nemen en voor een systematische benadering hebben gekozen. De inspectie constateert echter dat er met name bij de AOC's nog onvoldoende sprake is van een structurele en systematische aanpak van kwaliteitszorg. Van de 15 beoordeelde kwaliteitszorgverslagen scoorden er slechts vier voldoende tot goed. De inspectie uit haar bezorgdheid over het feit dat bij een aantal AOC's die twee jaar geleden eveneens onvoldoende scoorden er de afgelopen jaren weinig vooruitgang is geboekt.

Goede kwaliteitszorg, ingebed in de organisatie, acht ik essentieel voor de inhoud en kwaliteit van het groene onderwijs. Om die reden heb ik de instellingen waarvan het kwaliteitszorgverslag als onvoldoende werd beoordeeld, in april 2002 verzocht mij een plan van aanpak te doen toekomen waarin wordt aangegeven op welke wijze de instelling van plan is de kwaliteitszorg in de komende drie jaar op voldoende niveau te brengen.
In 2000 heb ik twee landelijke AOC-projecten gefinancierd gericht op het verbeteren van de kwaliteitszorg bij AOC's. Dit zijn 'Landelijke ontwikkeling van meetinstrumenten en kengetallen' en 'Proefvisitatie Bloemschikken'. De AOC-Raad en de instellingen zijn nu aan zet om het initiatief te nemen en te onderzoeken op welke wijze zij het systeem van visitaties verder kunnen benutten ter verbetering van de kwaliteit en kwaliteitszorg van de instellingen.

Ouderbijdrage
De inspectie constateert dat de informatieverstrekking over de ouderbijdrage bij bijna de helft van de AOC's te wensen over laat. Het betreft hierbij zowel de 'vrijwilligheid' als de hoogte van de ouderbijdrage.

De problematiek rondom de ouderbijdrage speelt in het gehele onderwijs. In het advies 'Publiek en privaat' heeft de Onderwijsraad uitgebreid aandacht aan dit onderwerp besteed. Mijn collega van OCenW heeft in zijn beleidsreactie op dit advies aangekondigd met de onderwijsorganisaties te zullen overleggen over een gedragscode rond de vrijwillige ouderbijdrage. Bij dit overleg is het groene onderwijs betrokken.

Praktijkleren
De inspectie constateert dat in 2001 wederom veel aandacht is geschonken aan het leren in een praktische context. Slechts een minderheid van de onderwijsontwikkelingsplannen praktijkleren scoorde in 2001 evenwel voldoende. Dit komt met name omdat de instellingen de onderwijsontwikkelingsplannen als een papieren verplichting zien, die weinig bijdraagt aan de ontwikkeling van het praktijkleren zelf. Toch waren verbeteringen zichtbaar ten opzichte van de plannen voor 2000. De inspectie signaleert dat er in het middelbaar landbouwonderwijs een heroriëntatie plaatsvindt op het gebied van praktijkleren. In toenemende mate vindt praktische vorming plaats in eigen instelling of bij bedrijven in de regio ten koste van praktijkleren bij IPC's.

In de beleidsbrief 'Onderwijs voor voedsel en groen: vernieuwing van de inhoud' is mijn beleid ten aanzien van praktijkleren en de IPC's weergegeven. De verzelfstandiging van de IPC's is in gang gezet. Praktijkleren wordt vraaggestuurd gefinancierd. Het budget voor praktijkleren wordt daartoe steeds meer toegekend aan de onderwijsinstellingen en steeds minder rechtstreeks aan de IPC's. De instellingen kunnen zo praktijkleren inkopen op de vrije markt. Praktijkleren zal hierdoor beter aansluiten op de wensen van de instellingen. In lijn hiermee zal ook de functie van onderwijsontwikkelingsplannen worden bezien. De onderwijsontwikkelingsplannen krijgen een functie in planning en bekostiging en zijn onderdeel van de kwaliteitszorg voor praktijkleren. Het toezicht op de kwaliteit van praktijkleren is uiteraard een taak van de Inspectie. In overleg met de instellingen worden bovengenoemde eisen. Daarbij zal ook toetsing van vermindering van administratieve lasten wordt meegenomen.

Doorstroming
De inspectie constateert dat ondanks de unieke onderwijsstructuur bij de AOC's: vmbo en mbo in één instelling, de doorstroming tussen vmbo en mbo in het groene onderwijs niet altijd optimaal is. Dit is vooral het gevolg van afstemming tussen beide opleidingstypen. De inspectie meent dat de AOC's hieraan meer aandacht moeten besteden.

Uiteraard vind ik het van belang dat er een goede doorstroming is van vmbo naar mbo in het groene onderwijs. Met de regeling 'Impuls beroepskolom 2001/2002' stimuleer ik initiatieven op dit gebied. In het kader van deze regeling hebben 11 van de 12 AOC's in 2001/2002 projecten lopen die gericht zijn op een betere doorstroming tussen vmbo en mbo. Het merendeel van de middelen wordt door de scholen ingezet ter verbetering van de afstemming tussen beide onderwijstypen. Voor de komende jaren voorziet de 'Regeling Impuls Beroepskolom 2002-2005' in middelen voor initiatieven op dit gebied. Daarnaast heeft het landelijk orgaan Aequor met de impulsmiddelen een onderzoek verricht naar de aansluiting van de eindtermen vmbo - mbo waarvan de uitkomsten aan de scholen ter beschikking zijn gesteld. De zorg voor de meer praktijkgerichte en de zwakke leerling is in het groene onderwijs goed. Dit blijkt uit het aantal van deze leerlingen (lwoo, voorheen i-leerlingen) binnen het groene vmbo. In verhouding tot het overige vmbo is het aantal groot.

Vernieuwingsimpulsen
De inspectie constateert dat de huidige versnippering in het aanbod van regelingen voor inhoudelijke vernieuwingen in het onderwijs de resultaten van de afzonderlijke vernieuwingimpulsen negatief beïnvloedt. De inspectie stelt dat door coördinatie van de inhoudelijke vernieuwing de resultaten zouden verbeteren. In 2001 zijn de VIA-projecten geëvalueerd. De resultaten van deze projecten zijn teleurstellend. Een belangrijke conclusie uit de evaluatie is dat de projecten die in aanmerking komen voor een subsidie in de huidige situatie, waarin docenten reeds zwaar belast zijn met regulier onderwijs, de nieuwe kwalificatiestructuur en leerwegen, te veel vragen van docenten en het management die derhalve andere prioriteiten stellen. De inspectie is van mening dat voor een doelmatige besteding van het beschikbare geld de regeling aangepast zou moeten worden.

In de beleidsbrief 'Onderwijs voor voedsel en groen: vernieuwing van de inhoud' heb ik reeds aangegeven hoe ik het proces van inhoudelijke vernieuwingen van het groene onderwijs wil stimuleren. Ik zal daartoe een nieuw programma 'Inhoudelijke vernieuwingen in het Groen Onderwijs' ontwikkelen. Het LNV-budget voor inhoudelijke vernieuwingen zal in de loop van de komende jaren via dit programma worden ingezet. Dit betekent dat onder meer het budget van de VIA-regeling in dit programma zal opgaan.
Voor de regie van dit proces heb ik een Programmaraad voor Onderwijs voor Voedsel en Groen in het leven geroepen die als taak heeft het proces van vernieuwing te regisseren, te begeleiden en te monitoren. Ik geef dus prioriteit aan het vakdepartementale beleid gericht op de inhoudelijke vernieuwing van groen onderwijs.

De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

mr. L.J. Brinkhorst

Bijlage:
Landbouwonderwijsverslag 2001 (PDF-formaat, 316 Kb)
Voor downloaden van PDF-bestanden: Zie het origineel http://www.minlnv.nl/infomart...2002/par02251.htm .

---