Ministerie van Financiën

de Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA Den Haag

Datum Uw brief Ons kenmerk (Kenmerk)

19 juli 2010212100 WDB 2002-00417 U 2002

Onderwerp

vragen van het lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal mevrouw B.M. de Vries inzake hybride leningen

Hierbij doe ik u een nota toekomen ter beantwoording van de door het lid B.M. de Vries gestelde vragen inzake hybride leningen in deelnemingssituaties.

De Staatssecretaris van Financiën,

Nota ter beantwoording van vragen van het lid B.M. de Vries inzake hybride leningen in deelnemingssituaties

Vraag 1

Herinnert u zich uw aan de Eerste Kamer gedane toezegging tot nadere bezinning over een wijziging van artikel 4 van de Wet op de dividendbelasting 1965, zonder welke wijziging in deelnemingsverhoudingen dividendbelasting moet worden ingehouden op rentevergoedingen op hybride leningen, welke vergoedingen bij de crediteur zijn vrijgesteld van vennootschapsbelasting?

Vraag 2

Heeft u aan de toezegging al nader vorm gegeven? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet?

Vraag 3

Kunt u toezeggen dat artikel 4, eerste lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965 ook van toepassing is op vergoedingen op geldleningen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969?

Vraag 4

Bent u voornemens artikel 4, eerste lid van de Wet op de dividendbelasting 1965 in die zin te wijzigen?

Vraag 5

Zo neen, kunt u dan toezeggen dat de ontvanger van de vergoeding de ingehouden dividendbelasting kan verrekenen op grond van artikel 25 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969?

1)

Ja.

2)

Ja, in het besluit van 15 juli 2002, nr. CCP 2002/1963M worden de artikelen 4 en 4a van de Wet op de dividendbelasting 1965 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2002 van toepassing verklaard op opbrengsten van leningen zoals bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

3, 4 en 5)

In een fiscaal wetsvoorstel, dat op korte termijn bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal zal worden ingediend, wordt een wijziging van de artikelen 4 en 4a van de Wet op de dividendbelasting 1965 voorgesteld. Deze artikelen worden door deze voorgestelde wijziging met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2002 tevens van toepassing op opbrengsten van geldleningen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

De Staatssecretaris van Financiën,