Partij van de Arbeid

Den Haag, 23 juli 2002

Vragen van Jeltje van Nieuwenhoven (PvdA), aan de Minister van Justitie.

1. Herinnert de Minister zich de aan hem gerichte brief van de voorzitter van het College van procureurs-generaal van 25 maart jl. betreffende "de zaak tegen een medewerker van het CDA, die informatie heeft vervalst"?
2. Is het juist dat in deze brief de voorzitter van het College van procureurs-generaal u heeft geadviseerd de Kamer niet te informeren over onderhavige kwestie aangezien een politieke partij hierbij betrokken is? 3. Is het vaker voorgekomen dat u met een vergelijkbare argumentatie geadviseerd werd de Tweede Kamer niet te informeren? Zo ja, hoe vaak en wanneer?
4. Is het juist dat de fractievoorzitter van het CDA over onderhavige kwestie de voorzitter van het College van procureurs-generaal in eerste instantie telefonisch heeft benaderd?
5. Heeft de voorzitter van het College van procureurs-generaal de Minister op de hoogte gebracht van dit telefoongesprek en over deze volgens hem "gevoelige zaak".
6. Is het juist dat de voorzitter van het College van procureurs-generaal daarna met de fractievoorzitter van het CDA heeft gecorrespondeerd over onderhavige kwestie?
7. Wat waren de argumenten van de voorzitter van het College van procureurs-generaal om de Kamer informatie te onthouden, maar niettemin een brief over deze zaak te sturen aan de fractievoorzitter van het CDA met daarin informatie over de rechtsgang in de onderhavige zaak? 8. Hoe beoordeelt de Minister van Justitie het gegeven dat de fractievoorzitter van het CDA zich persoonlijk heeft gemengd in de rechtsgang van bovengenoemd justitieel onderzoek?
9. Is het gebruikelijk dat door het OM contacten worden onderhouden over de rechtsgang met personen of functionarissen die een belang hebben bij de zaak?
10. Is de Minister bereid bovengenoemde vragen te beantwoorden voor maandagochtend 22 juli om 12.00 uur?