Centrale Raad van Beroep Utrecht

Voor tijdig instellen hoger beroep in bijstandszaken is tijdig besluit van College van B&W nodig.

Bron: Centrale Raad van Beroep Utrecht

Datum actualiteit: 23-07-2002

Tegen een uitspraak van de rechtbank is (tijdig) hoger beroep ingesteld door de chef Beroep van de Concernafdeling Juridische Zaken van de Sociale Dienst Amsterdam. In het beroepschrift is aangegeven dat het besluit van het College tot het instellen van het hoger beroep zo spoedig mogelijk zal worden nagezonden. Dit besluit is genomen na het verstrijken van de beroepstermijn. Op grond van art 168 Gemeentewet (tekst van 1 januari 1994 tot en met 15 januari 2002) kan het College van burgemeester en wethouders de uitoefening van een of meer van zijn bevoegdheden opdragen aan een of meer van zijn leden, tenzij de regeling waarop de desbetreffende bevoegdheid steunt zich daartegen verzet. Gesteld noch gebleken is dat op het in dit geding van belang zijnde tijdstip ten aanzien van de bevoegdheid van appellant tot het instellen van hoger beroep in bijstandszaken toepassing was gegeven aan artikel 168 Gemeentewet. Op grond van art 120, lid 1 en 2 Abw (tekst sinds 1 januari 1998) kan een mandaat aan gemeenteambtenaren te beslissen inzake verlening van bijstand zich niet uitstrekken tot het beschikken op bezwaarschriften en tot het instellen van beroep. Vaststaat dat het College weliswaar een besluit tot het instellen van hoger beroep heeft genomen, doch eerst na het verstrijken van de termijn voor het instellen van hoger beroep. Op grond daarvan dient het hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard. Met het wettelijke stelsel acht de Raad overigens niet in strijd een binnen de termijn voor het instellen van hoger beroep namens het betrokken College ingesteld hoger beroep ontvankelijk te achten, indien het besluit van dat College tot het instellen van hoger beroep vóór het verstrijken van de termijn voor het instellen van hoger beroep is genomen, maar eerst na het verstrijken van die termijn door de Raad wordt ontvangen.

Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AE5639
(Zie het originele bericht)