P> European Commission

IP/02/1203

Brussel, 8 augustus 2002

Commissie zet licht op groen voor opsplitsing van exploitant van kanaalferrydiensten P&O Stena Line

De Europese Commissie heeft een transactie goedgekeurd waarbij P&O (VK) de volledige zeggenschap zal verkrijgen over P&O Stena Line, de exploitant van kanaalferrydiensten die thans een gemeenschappelijke onderneming van P&O en Stena Line UK Ltd. is. Uit de analyse van de Commissie bleek dat de overgang naar volledige zeggenschap - hetgeen een concentratie in de zin van de concentratieverordening vormt - geen aanleiding geeft tot concurrentieproblemen. De Commissie zal de ontwikkelingen van de markt van kanaaldiensten evenwel zeer van nabij blijven volgen, in nauw contact met consumentenorganisaties en de nationale autoriteiten.

Peninsular and Oriental Steam Navigation Co (P&O) is een in het VK ter beurze genoteerde onderneming die onder andere wereldwijd werkzaam is op het gebied van de maritieme scheepvaart en in havenactiviteiten. In Europa exploiteert P&O, naast haar deelneming in de gemeenschappelijke onderneming P&O Stena Line, passagiers- en ferrydiensten op de Noordzee en het Westelijke kanaal. De gemeenschappelijke onderneming P&O Stena Line is de belangrijkste exploitant van ferrydiensten op de route Dover-Calais; zij kwam in 1998 tot stand na een alliantie van P&O en Stena Line UK Ltd op de markt van de "korte vaart" ("Short Sea"). Die term omvat de korte Kanaalroutes (tussen Dover, Folkstone, Ramsgate Newhaven en Calais, Dieppe, Boulogne en Duinkerke) en de routes in de zuidelijke Noordzee (Ramsgate en Oostende). P&O zal alle aandelen in P&O Stena Line die zij nog niet bezit, verwerven. In feite gaat het bij de voorgenomen concentratie dus om een opsplitsing van de alliantie tussen P&O en Stena in deze sector.

Oorspronkelijk had de Commissie voor de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming P&O SL een driejarige vrijstelling verleend uit hoofde van artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag, die in 2001 werd verlengd voor nogmaals zes jaar. Reeds bij haar onderzoek vorig jaar maakte de Commissie duidelijk dat zij de ontwikkelingen op de markt van de transportdiensten over het kanaal zou blijven volgen.

In dit geval kwam de Commissie tot de conclusie dat een wijziging in de zeggenschap van P&O Stena Line niet zou leiden tot het ontstaan van een machtspositie op de markt van de vracht- en passagiersdiensten tussen het Continent en het Verenigd Koninkrijk, ongeacht de wijze waarop de markt werd afgebakend. De Commissie onderzocht tevens of de alleenzeggenschap over P&O Stena Line voor P&O bijkomende voordelen zou opleveren, waardoor de onderneming concurrenten uit de markt zou kunnen drukken en vervolgens de prijzen verhogen. Uit het onderzoek bleek evenwel dat een dergelijk scenario niet waarschijnlijk is gezien de mate van werkelijke of potentiële concurrentie op de markt en de lage markttoegangsbelemmeringen.

Tenslotte concludeerde de Commissie dat de markt geen kenmerken vertoonde die exploitanten (zowel de ferry-exploitanten als Eurotunnel) in staat zouden stellen zich parallel te gedragen om de prijzen te verhogen in plaats van elkaar te beconcurreren, en dat het feit dat P&O thans de alleenzeggenschap over P&O Stena Line krijgt, dat gegeven niet zou veranderen.

De beslissing van de Commissie in deze specifieke transactie zal haar er evenwel niet van weerhouden de marktontwikkelingen nauwkeurig te volgen om ervoor te zorgen dat de prijzen en handelsvoorwaarden in overeenkomst zijn met de Europese concurrentieregels.

Achtergrond

Op 26 januari 1999 hechtte de Commissie haar goedkeuring aan de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming P&O Stena Line uit hoofde van artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag. Die goedkeuring was echter beperkt tot drie jaar wegens de onzekerheid over de toekomstige ontwikkelingen op de markt(1)
. In december 2000 verzochten de partijen om een verlenging van de vrijstelling tot 2020. Dit verzoek werd gedaan overeenkomstig Verordening nr. 4056/86, op grond waarvan de Commissie over 90 dagen na de bekendmaking van een samenvatting van het verzoek in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen beschikt om ernstige twijfels te uiten indien zij meent dat het onderzoek moet worden voortgezet. Indien de Commissie geen bezwaar maakt, wordt de overeenkomst automatisch voor zes jaar vrijgesteld vanaf de dag van de bekendmaking. In het kader van dat onderzoek besloot de Commissie dat er zich op de markt geen aanzienlijke wijzigingen hadden voorgedaan op grond waarvan een verlenging van de goedkeuring ongerechtvaardigd zou zijn; derhalve besloot zij dat er geen ernstige twijfels bestaan, waardoor de gemeenschappelijke onderneming P&O Stena Line vrijgesteld werd geacht tot 7 maart 2007(2).

(1)
Zie HYPERLINK IP/99/56.
(2)
Zie HYPERLINK IP/01/806.