---

Kamervragen en antwoorden
---

De selectie van ERP-pakketten voor Defensie

15-08-2002

Hierbij bied ik u aan de antwoorden op de vragen van de vaste commissie voor Defensie van 3 juli 2002 over de brief van mijn ambtsvoorganger van 26 april jl. over de planning van Defensie inzake de selectie van een Enterprise Resource Planning (ERP) pakket.

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Antwoorden op vragen van de vaste commissie voor Defensie (uw kenmerk Def-02-96)

1. Waarom is voorbereiding voor de selectie van het ERP-pakket ten behoeve van de ondersteuning van de financiële en materieel-logistieke processen niet tegelijkertijd met de voorbereiding van de selectie van het ERP-pakket voor het personeelsbeleid ter hand genomen?

Zoals is verwoord in de Kamerbrief over het defensieplan voor de informatievoorziening (IV) van 10 september 2001 (Kamerstuk 27 400, nr. 51) is de complexe materie van de IV-Defensie in tien programma´s verdeeld om op beheerste wijze invulling te geven aan de behoeftestellingen op dit gebied. De programma´s kunnen niet alle tegelijkertijd worden aanbesteed of uitgevoerd omdat dit financieel onhaalbaar en fysiek onuitvoerbaar is. Ook de implementatie van een Enterprise Resource Planning (ERP) toepassing vraagt veel van het aanpassings- en het absorptievermogen van de organisatie. Daarom is gekozen voor een gefaseerde invoering van de deelprogramma´s. Dit beperkt de risico´s en vergroot de kans op een goed functionerend Defensie IV-systeem. De projecten, waaronder de personele-IV, de financiële-IV en de materieellogistieke-IV, worden in een zekere volgorde uitgevoerd volgens een meerjarig plan waarbij een strakke centrale regie wordt gevoerd.

De grondslag voor een geïntegreerde IV-omgeving bij Defensie is in 1998 gelegd, toen met het Project Herinrichting Informatievoorziening Defensie (PHIDEF) de inrichting van de IV in relatie tot de te ondersteunen bedrijfsvoeringsprocessen werd onderzocht. Vervolgstudies op het PHIDEF-eindrapport toonden aan dat vooral personele processen relatief onafhankelijk van materieel-logistieke en financiële processen verlopen. Personele processen als carrièrebeleid, persoonsbeoordelingen, interne aanstellingen en management-development hebben geen directe relatie met de dagelijkse gang van zaken op materieel-logistiek- en financieel gebied. Er zijn weliswaar raakvlakken, maar deze zijn relatief gering.

Met de brief van 16 oktober 2001 over het project Personeel & Organisatie 2000+ (P&O 2000+) is de Kamer geïnformeerd over de behoefte aan een defensiebreed P&O IV-systeem (Kamerstuk 28 000, nr. 5). Bij Defensie is thans een veelheid aan P&O IV-systemen in gebruik wat problemen oplevert voor de kwaliteit van de IV en voor de doelmatigheid in het beheer en het onderhoud van de systemen. De versterking van het personeelsbeleid is een van de speerpunten van het defensiebeleid en omdat vooral het personele proces onvoldoende door de huidige IV-systemen wordt ondersteund, is aan de personele-IV prioriteit gegeven. Overigens houdt het project P&O 2000+ nadrukkelijk rekening met de raakvlakken tussen enerzijds de personele processen en anderzijds de materieel-logistieke en financiële processen die, zoals gesteld, bekend zijn.

2. Wanneer zal sprake zijn van een goed functionerend geïntegreerd systeem van beide ERP-pakketten?

Zoals gesteld in de brief van 10 september 2001, is de integratie van de ERP-pakketten voor respectievelijk het personele functiegebied en het financiële- en materieel-logistieke functiegebied een proces van jaren. Het precieze tijdstip waarop een geïntegreerd systeem functioneert, is in dit stadium niet bekend. Zo is bijvoorbeeld de selectie van een materieel-logistieke ERP-pakket nog niet voltooid. Dit is op zijn vroegst aan het eind van dit jaar te verwachten, een verdere detailplanning omtrent het selectiemoment is thans niet mogelijk, aldus ook de brief aan Uw Kamer van 26 april 2002 (kenmerk: Def-02-96) .

Nieuws Ministerie van Defensie