---

Kamervragen en antwoorden
---

Vragen gebruiksvergunningen

15-08-2002

Onder verwijzing naar de brief van de vaste commissie voor Defensie van 8 juli jl. bied ik u hierbij aan de antwoorden op de door u gestelde vragen over de voortgangsrapportage van het project Gebruiksvergunningen voor defensiegebouwen.

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Bijlage bij brief van de Staatssecretaris van Defensie

Antwoorden op de vragen van de vaste commissie voor Defensie over de brief van 6 juni jl. houdende een voortgangsrapportage van het project Gebruiksvergunningen voor defensiegebouwen (Def-02-126).

1 In april 2001 is het plan van aanpak gebruiksvergunningen vastgesteld. Waarom is pas eind 2001 het aanvraagproces van gebruiksvergunningen op stoom gekomen, zoals in de voortgangsrapportage staat vermeld? 17 Hoe is het mogelijk dat nog maar 9% van de gebouwen in prioriteitsklasse 1 over een gebruiksvergunning beschikt? Voordat met het aanvragen van vergunningen kan worden begonnen, moeten voorbereidingen worden getroffen, zoals het inventariseren van gebouwen die een gebruiksvergunning moeten hebben, het vrijmaken van personeel dan wel het aantrekken van extra personeel, het voeren van overleg met gemeenten en het maken van werkplannen en -afspraken. Ook worden vooruitlopend op de vergunningaanvraag al regelmatig aanpassingen doorgevoerd om zeker te stellen dat de aanvraag kan worden gehonoreerd. Hierdoor zijn nog niet zoveel vergunningen verleend als gewenst. Overigens was in midden juli jl. voor 24% van de gebouwen in prioriteitsklasse 1 de aanvraag in behandeling bij of verleend door de betrokken gemeenten (14% aangevraagd, 10% verleend).

2 Heeft de regering als gevolg van het (aanvraag)proces sluiting van defensiegebouwen overwogen? 22 Welke gevolgen ondervinden gebruikers van gebouwen waar infrastructurele aanpassingen nodig zijn, van de aanpassingen? Beschikt Defensie over voldoende capaciteit om deze personen en goederen elders te huisvesten? 23 Kan de regering aangeven hoeveel gebouwen grote gebreken vertonen? Tot op heden is in 7 gevallen het bestaande gebruik van een gebouw op eigen initiatief gestaakt vanwege aan het licht getreden grote gebreken. Het ministerie heeft de gebruikers van deze gebouwen onder kunnen brengen in andere defensiehuisvesting. Het staken van een bepaald gebruik of het uitvoeren van werkzaamheden voor het opheffen van gebreken heeft wel geleid tot ongemak, maar niet tot knelpunten in de huisvesting.

3 Leidt het (aanvraag)proces tot een extra belasting van het begrotingsartikel van de Koninklijke landmacht, wordt hier althans rekening mee gehouden? Ja, de Koninklijke landmacht houdt binnen haar begroting in de komende jaren rekening met extra uitgaven voor brandveiligheidsmaatregelen tot een totaal van 6,8 miljoen. Overigens houden ook andere krijgsmachtdelen in hun begrotingen rekening met kosten voor brandveiligheidsmaatregelen.

4 Hoeveel gebouwen beschikten voor april 2001 over een gebruiksvergunning? De eerste inventarisatie bracht 122 vergunningen voor 139 gebouwen aan het licht. Eén van de vergunningen gold voor 18 gebouwen.

5 Heeft de regering een doelstelling met betrekking tot het tijdstip waarop de gebruiksvergunningen moeten zijn verleend? Nee. Er is alleen een doelstelling ten aanzien van het indienen van vergunningaanvragen, aangezien Defensie dat, in tegenstelling tot de vergunningverlening, in eigen hand heeft. Gebruiksvergunningen voor gebouwen in prioriteitsklasse 1 moeten voor mei 2003 zijn aangevraagd, die voor prioriteitsklasse 2 voor mei 2004.

6 Wat zullen de consequenties zijn indien de gebruiksvergunningen niet

voor mei 2003 zijn aangevraagd en/of niet worden gehonoreerd? Kan de regering in haar antwoord speciaal aandacht besteden aan de gevolgen voor werknemers van Defensie die nu gebruik maken van deze gebouwen? Het aanvragen van de gebruiksvergunningen voor gebouwen met prioriteit 1 voor mei 2003 is een doel dat de defensie-organisatie zich zelf heeft gesteld. Indien dat doel niet (geheel) zou worden gehaald, heeft dat op zichzelf geen consequenties voor het optreden van de betrokken gemeente. Over de gevolgen voor de gebruikers kan het volgende worden opgemerkt. Veiligheid van het personeel staat voorop. Naar aanleiding van de vergunningaanvraag zal de betrokken gemeente zich uitspreken over eventueel te nemen maatregelen. Als in mei volgend jaar er nog geen aanvraag is, of de aanvraag is niet gehonoreerd, dan is het aanvraagproces in ieder geval zo ver gevorderd, dat Defensie voor zichzelf duidelijkheid heeft geschapen of van eventuele ernstige gebreken sprake is. Mochten die er zijn, dan worden terstond maatregelen genomen. (zie ook het antwoord op vraag 2)

7 In de voortgangsrapportage wordt gesteld dat de vergunningplichtigheid van gebouwen vanwege brandgevaarlijke stoffen niet bevredigend geregeld is. Het ministerie van VROM is bezig met een aanpassing van het relevante stoffenbesluit, waarnaar verwezen wordt in de Modelbouwverordening. Hoe staat het precies met de voortgang van deze beoogde aanpassing? Wanneer kan de Kamer een aangepast besluit verwachten? Blijft er voldoende tijd over om het proces voor de voorgestelde data (mei 2003 c.q. mei 2004) af te ronden? 8 Kan de regering aangeven wanneer een herziening van het stoffenbesluit zal plaatsvinden? Genoemde herziening van het stoffenbesluit is alleen relevant voor gebouwen in prioriteitsklasse 2, de opslaggebouwen, waarvoor de indiening van de aanvragen uiterlijk in mei 2004 is voorzien. Op dit moment geldt dat onder het Bouwbesluit diverse ministeriële regelingen vallen, waaronder het hier genoemde stoffenbesluit. In het kader van de invoering van het nieuwe Bouwbesluit per 1 januari 2003 zullen deze regelingen worden geïntegreerd tot één nieuwe ministeriële regeling. Vervolgens zal, zoals aangegeven in de voortgangsrapportage, in de loop van 2003 deze ministeriële regeling op onderdelen worden geactualiseerd. Daarbij zal onder meer worden gekeken naar de juistheid en volledigheid van de lijst met stoffen en zal worden bezien of het mogelijk is ondergrenzen te definiëren. Dit zal gebeuren in nauwe samenspraak tussen de ministeries van BZK, VROM en brandweerdeskundigen (Landelijk Netwerk Brandpreventie), waarbij ook Defensie zal worden betrokken. Zoals aangegeven in de voortgangsrapportage zou door het eventueel introduceren van een ondergrens het aantal gebruiksvergunningsplichtige gebouwen in prioriteitsklasse 2 kleiner kunnen worden. Daarom is de verwachting dat de actualisatie in 2003 van de ministeriële regeling op dit punt geen verstorend en/of vertragend effect zal hebben op de doelstelling in mei 2004 de benodigde gebruiksvergunningen (prioriteitsklasse 2) aangevraagd te hebben. Wel zal Defensie, teneinde onnodig werk voor de eigen organisatie en de betrokken gemeenten te voorkomen, in afwachting van de actualisatie van de ministeriële regeling in geval van twijfel terughoudend zijn met het aanvragen van gebruiksvergunningen in deze klasse.

9 Hoe verhoudt zich het gegeven uit de eerste inventarisatie dat circa 3.000 gebouwen als gebruiksvergunningplichtig kunnen worden aangemerkt tot het aantal van 2.644 (inclusief Duitsland) gebruiksvergunningplichtige gebouwen binnen Defensie? De eerste inventarisatie was een voorzichtige inschatting die achter het bureau is gemaakt. In de huidige getallen zijn de resultaten van overleg met de gebruikers van de gebouwen, met gemeenten en inmiddels gehouden inspecties verwerkt. Daarbij is onder meer gebleken dat de functies van bepaalde gebouwen zijn veranderd, waardoor ze niet meer vergunningplichtig zijn.

10 Hoever zijn betrokken partijen met het ontwikkelen van een plan van

aanpak voor gebouwen in Duitsland, die naar Nederlands recht gebruiksvergunningplichtig zouden zijn? 11 Op welke wijze is de voortgang van het proces ten aanzien van Defensiegebouwen in Duitsland afhankelijk van de medewerking van bevoegde autoriteiten ter plaatse? Hoe verloopt deze medewerking? 12 Het plan van aanpak ten aanzien van de Duitse gebouwen moet nog ontwikkeld worden. Kan de regering aangeven hoe de vertraging van het proces, specifiek voor de gebouwen in Duitsland, ingelopen wordt? De gebouwen van de Nederlandse krijgsmacht in Duitsland vallen onder de Duitse wetgeving. De verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de gebouwen ligt formeel bij de zogenaamde Standortverwaltung. De Duitse wetgeving voorziet niet in een stelsel van gebruiksvergunningen. Er is niettemin voor gekozen om de bestaande gebouwen aan een inspectie door de brandweerinspecteur van de Koninklijke landmacht te onderwerpen en bij nieuwbouw en verbouwingen extra aandacht aan het vastleggen van de gewenste brandveiligheidssituatie te besteden. Medewerking van Duitse autoriteiten is daarbij niet nodig. Het streven is om uiterlijk midden 2003 de gehele "Nederlandse" infrastructuur in Duitsland (de legerplaats Seedorf, de Prins Clauskazerne en de scholen) geïnventariseerd en onderzocht te hebben.

13 Is met alle gemeenten die in aanmerking komen overleg gevoerd? Hebben alle gemeenten aangegeven dat de beoogde einddata van het project gehaald kunnen worden? Hebben zij daartoe hun medewerking toegezegd? Met alle gemeenten waar een substantieel aantal gebruiksvergunningplichtige gebouwen aanwezig is, is overleg gevoerd. De meeste gemeenten geven aan de in te dienen aanvragen binnen de wettelijke termijnen (13 weken, eventueel met 13 weken te verlengen) te kunnen afhandelen.

14 In hoeverre is het mogelijk om één lijn tussen gemeenten te trekken met als doel de bestaande verschillen tussen gemeenten waar het de inhoudelijke eisen aan vergunningaanvragen en de opheffing van manco's aan gebouwen betreft, te verkleinen c.q. weg te nemen? Aangezien de bouwregelgeving de gemeenten op deze punten beleidsvrijheid toestaat, kan het ministerie van Defensie dit als aanvrager slechts proberen te bewerkstelligen middels het voeren van overleg met de betrokken gemeenten.

15 Het aantal aangevraagde dan wel verleende gebruiksvergunningen was begin mei 2002 nog beperkt. Voor 49% van de gebouwen moet de voorbereiding van de aanvraag nog worden gestart. Waaruit bestaat de extra impuls van het ministerie van Defensie om de voortgang te versnellen? Kunnen de beoogde einddata van het project met deze extra inspanning gehaald worden? Zo nee, waarom niet? Hoe is de voortgang per krijgsmachtonderdeel afzonderlijk? 16 Kan de regering aangeven of voor de 49% van de gebouwen, waarbij de

voorbereiding in prioriteitsklasse 1 van de aanvraag nog moet worden gestart, de termijn voor mei 2003 gehaald gaat worden? Indien deze datum niet gehaald kan worden, wat is hiervan de oorzaak? 19 Kan de regering aangeven wat zij precies bedoelt met: "de noodzaak voor een extra impuls is recent onder ieders aandacht gebracht"? 20 Op welke wijze wordt de aanpak van gebreken op het vlak van brandveiligheid versneld aangepakt? 21 Waarom verloopt het verhelpen van de gebreken van gebouwen nog niet vlot genoeg en wat is hier de oorzaak van? Wat wordt precies verstaan onder "thans wordt gewerkt aan de versnelling van dit proces? Alle beleidsterreinen zijn per brief nog eens gewezen op het belang van het behalen van de gestelde doelen en er is bij hen op maximale medewerking aangedrongen bij het halen van de in het plan van aanpak gestelde doelen. Het overleg tussen betrokken partijen binnen het departement van Defensie over de uitvoering van het plan van aanpak is geïntensiveerd. Het traject van het onderkennen van brandveiligheidgebreken aan gebouwen tot en met het daadwerkelijk verhelpen van het probleem is onderverdeeld in een aantal stappen waarbij verschillende instanties betrokken zijn. In onderling overleg zijn werkafspraken gemaakt om de hiervoor benodigde tijd te bekorten. De inspanningen zijn er op gericht de beoogde einddata te halen. Over de vorderingen wordt periodiek gerapporteerd. Voor gebouwen die in prioriteitsklasse 2 vallen, wordt in dit stadium slechts in een zeer beperkt aantal gevallen een vergunning aangevraagd. De onderhavige aanvragen betreffen vaak gebouwen die ook tot prioriteitsklasse 1 behoren. Voor een algemeen overzicht ten aanzien van prioriteitsklasse 2 wordt verwezen naar de voortgangsrapportage van 6 juni jl. Ten aanzien van prioriteitsklasse 1 is de stand per 15 juli bij de verschillende krijgsmachtdelen als volgt:

Krijgsmachtdeel

Nog te starten

(gebouwen)

In voorbereiding

(gebouwen)

Aangevraagd

(gebouwen)

Verleend

(gebouwen)

Totaal

(gebouwen)

Koninklijke Landmacht

407

210

85


---

Koninklijke Luchtmacht

37

132

74

17

Koninklijke Marine

17

174

17

12

Koninklijke Marechaussee

57


---

16

24

18 Waarop berust de verwachting dat het aantal aanvragen de komende maanden behoorlijk zal toenemen? Voor veel gebouwen zijn al vergunningaanvragen in voorbereiding. De verrichte inspanningen (tekeningen maken, inspecties uitvoeren, mancolijsten opstellen, kosten ramen, aanbesteden, voorbereidende werkzaamheden uitvoeren) zullen uitmonden in aanvragen.

24 Kan de regering de totale kosten en de kosten per onderdeel van dit

project aangeven? Wat zijn de begrote kosten voor aanvang van het project geweest? Hoe zijn eventuele verschillen tussen de begrote en huidige kosten te verklaren? Voor de legeskosten en de inzet van de Dienst Gebouwen Werken en Terreinen (DGW&T) bij het versneld opstellen van de aanvragen van de gebruiksvergunningen is voor de looptijd van het project circa 2,7 miljoen gereserveerd. De kosten van DGW&T lopen redelijk in de pas; de uitgaven aan leges lopen achter. Dit is te verklaren uit het beperkte aantal verleende vergunningen. Voor het overige worden de kosten uit bestaande budgetten gefourneerd. (zie ook het antwoord op vraag 3) Hierbij kan worden gedacht aan de inzet van brandweerinspecteurs van de krijgsmachtdelen. Dit geldt ook voor de kosten voor het treffen van brandveiligheidsmaatregelen (bouw-, onderhouds- en exploitatiebudgetten). Al deze kosten vallen buiten dit project.

Nieuws Ministerie van Defensie