Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Arbeidsinspectie Eindrapportage Inspectieproject gemeenten 1996 - 2000

Eindverslag inspectieproject gemeenten



0. COLOFON
Naam: Inspectieproject gemeenten Inspectieperiode: augustus 1996 tot en met juni 2000. Landelijk Projectleider: M. Kunst
Landelijk Projectsecretaris: F.J.A. Luyckx
Bedrijfstakcoördinator: mr. J.P. Laemers
Verslaglegging: M. Kunst, F.J.A. Luyckx en mevrouw A. Stapel, Arbeidsinspectie, regio Noord, Groningen Informatie: F.J.A. Luyckx
Landelijk Projectsecretaris, Arbeidsinspectie, regio Noord Postbus 30016
9700 RM GRONINGEN
tel.: (050) 5225 307 Datum eindverslag: februari 2002

Eindverslag inspectieproject gemeenten 2



INHOUDSOPGAVE
0. Colofon en inhoudsopgave

1. SAMENVATTING

2. INLEIDING

3. DOEL

4. DOELGROEP
4.1 Algemeen
4.2 Taken
4.3 Arbeidsomstandigheden bij gemeenten
4.4 Omvang
4.5 Werkwijze

5. INLEIDING INSPECTIEPUNTEN
5.1 Module 1, Arbobeleid, RI&E en plan van aanpak 5.1.1 Intentie
5.1.2 Arbo-beleidsinstrumenten
5.1.3 Risico-inventarisatie en -evaluatie en plan van aanpak 5.1.4 Arbo-coördinator
5.1.5 Arbodiensten
5.1.6 Ondernemingsraden
5.1.7 Werkoverleg
5.1.8 Medewerkers
5.1.9 Training, voorlichting en onderricht 5.1.10 Leidinggevenden
5.1.11 Ziekteverzuim
5.1.12 Bedrijfshulpverlening
5.1.13 Beleid fysieke belasting
5.1.14 Psychische belasting
5.2 Module 2, Arbeidsplaatsen, inrichting
5.2.1 Oppervlakte werkruimten
5.2.2 Daglichttoetreding en verlichting 5.2.3 Sanitaire voorzieningen
5.2.4 Schaftlokalen / pauzeruimte
5.2.5 Vaste trappen
5.2.6 Tweede uitgangen en vluchtwegen 5.2.7 Brandmelding en brandbestrijding 5.2.8 Elektrische installatie
5.2.9 Deuren en beweegbare hekken
5.2.10 Beeldschermwerkplekken
5.2.11 Kantoorergonomie
5.2.12 Baliewerkplekken
5.2.13 Goederenopslag en magazijnstellingen 5.3 Module 3, Gevaarlijke stoffen
5.3.1 Voorkomen blootstelling aan gevaarlijke stoffen (algemeen) 5.3.2 Ventilatie opslag gevaarlijke stoffen 5.3.3 Persoonlijke beschermingsmiddelen 5.3.4 Arbeidshygiënische strategie
5.3.5 Gevaarlijke stoffen en het voorkomen van ongewilde gebeurtenissen

Eindverslag inspectieproject gemeenten 3



5.3.6 Veilige opslag algemeen
5.3.7 Oogspoelvoorziening / nooddouche 5.3.8 Voorlichting, onderricht over gevaarlijke stoffen 5.3.9 Registratie van gevaarlijke stoffen 5.3.10 Etikettering van gevaarlijke stoffen 5.3.11 Veiligheidsinformatiebladen 5.3.12 Kankerverwekkende stoffen
5.3.13 Werken in situaties met asbest 5.3.14 Beleid microbiologische agentia 5.4 Module 4, Fysieke belasting en fysische factoren 5.4.1 Tillen, dragen, duwen en trekken 5.4.2 Ongunstige werkhoudingen
5.4.3 Klimaatbeheersing kantoorwerkplek 5.4.4 Schadelijk geluid
5.4.5 Zittend en staand werk
5.5 Module 5, Machines / arbeidsmiddelen
5.5.1 Machines / arbeidsmiddelen (algemeen) 5.6 Module 6, werk- en rusttijden
5.6.1 Werk- en rusttijden
5.7 Totaaloverzicht van de overtredingen per module 5.8 Verschillen tussen grote en kleine gemeenten 5.9 Handhaving
5.9.1 Hercontrole
5.9.2 Tendensen inspectieperiode

6. CONCLUSIES
6.1 Algemeen
6.2 Systematische arbozorg
6.3 Medezeggenschap
6.4 Diensten

7. FOLLOW UP
BIJLAGE

1. Tekst van de aankondigingsbrief

2. Foto's

3. Cijfermatige onderbouwing

Eindverslag inspectieproject gemeenten 4




1. SAMENVATTING
Het inspectieproject "Gemeenten" heeft plaatsgevonden in de periode augustus 1996 tot en met juni 2000. Bij de opzet van het inspectieproject is besloten dat in de inspectiepe- riode alle Nederlandse gemeenten geïnspecteerd zouden worden. De inspectie is destijds bij de gemeenten aangekondigd als een inspectie op "systeemni- veau." In dit inspectieproject is geïnspecteerd op de combinatie van beleid en praktijk. Een en ander diende tot uitdrukking te komen in een integrale risico-inventarisatie en eva- luatie waarbij een concreet plan van aanpak inzicht gaf in de aanpak van de geconstateer- de tekortkomingen en de daarvoor gekozen oplossingen. Uit de inspectieresultaten is gebleken dat arbozorg bij gemeenten een moeizaam verlo- pend onderdeel van beleid is. Arbobeleid maakt nog geen deel uit van het totale bedrijfs- beleid en loopt daardoor in de uitvoering veel vertragingen op. Binnen het gemeentelijk apparaat zijn taken en bevoegdheden op het terrein van de arbeidsomstandigheden sum- mier omschreven. Dit maakt dat het proces onvoldoende beheersbaar is. Er is bij voor- beeld onvoldoende zicht op de voortgang in de afwerking van zaken die in het plan van aanpak zijn opgenomen. Zaken worden dan doorgeschoven zonder dat de verantwoorde- lijken daar op worden aangesproken. Dit bevestigt de voorgaande opmerking dat het pro- ces onvoldoende helder is binnen de organisatie.
Er zijn overtredingen geconstateerd op het hebben van de verplichte beleidsdocumenten zoals beleid seksuele intimidatie, beleid agressie en geweld, bedrijfshulpverlening, ge- structureerd werkoverleg, etc. Ook was de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) in een aantal gevallen niet aanwezig, niet compleet of ontbrak het plan van aanpak. Als er wel een plan van aanpak gemaakt was, dan was dit in een groot aantal gevallen niet con- creet. Er waren onvoldoende termijnen in genoemd om het als een beheersbaar en contro- leerbaar plan te kunnen gebruiken. Ook ontbrak het aan de toetsing door de arbodienst en de goedkeuring van de ondernemingsraad.
Bij het overzicht van de concrete tekortkomingen blijkt dat deze alle facetten beslaat. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de inrichting van baliewerkplekken en kantoorwerk- plekken, beeldschermergonomie, de veiligheid van gereedschappen en machines, de op- slag van gevaarlijke stoffen, elektrische veiligheid, geluid en onveilige arbeidsplaatsen. Over het algemeen lijkt de zorg voor goede arbeidsomstandigheden nog geen hoge priori- teit te hebben bij gemeenten. Er zal meer moeten worden geïnvesteerd in procesbewaking en toezicht op werkplekken.

Eindverslag inspectieproject gemeenten 5




2. INLEIDING
De Arbeidsinspectie heeft in de periode september 1996 tot en met april 2000 een in- spectieproject uitgevoerd bij gemeenten in heel Nederland. Vóór 1996 heeft de Arbeidsinspectie ook een aantal inspectieprojecten bij gemeenten uitgevoerd. Zo zijn onder andere inspecties uitgevoerd bij begraafplaatsen, bij de ge- meentelijk werkplaatsen, bij de gemeentelijke inzamelplaatsen voor klein chemisch afval, gemeentelijke kantoren en zwembaden. Daarnaast zijn er klachten en ongevallen in deze branche in behandeling genomen.
In 2000 is het inspectieproject "Kraak-perswagens" uitgevoerd waarin ook de gemeenten werden bezocht.
In bovengenoemde inspectieprojecten is in eerste instantie gekeken naar de concrete overtredingen. De inspecteur inspecteerde bijvoorbeeld de werkplaats en maakte na de inspectie afspraken om de aangetroffen overtredingen op te heffen.

In oktober 1990 is de 3e fase van de oude Arbeidsomstandighedenwet in werking getreden. De Arbeidsomstandighedenwet is van toepassing op alle vormen van arbeid in dienstverband. Derhalve is ook de gemeente gehouden aan naleving van deze wet. In de arbowet wordt meer aandacht besteed aan het systeem van arbozorg. De werkgever is verplicht een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) uit te voeren (voor over- heidsinstellingen sinds 1996 verplicht). Vóór 1996 waren het arbojaarplan en jaarver- slag verplicht. De RI&E heeft een meer structurele vorm, het is een dynamisch proces dat over de jaargrenzen loopt. Een wettelijk verplicht onderdeel van de RI&E is een plan van aanpak. Hierin worden de maatregelen genoemd om de in de RI&E aangetrof- fen tekortkomingen binnen een bepaalde termijn op te heffen.

Bij de ontwikkeling van het inspectieproject "Gemeenten" is rekening gehouden met de invoering van de Arbowet voor overheidsinstellingen (1996) en de RI&E. Het was de bedoeling in dit project de gemeenten te inspecteren op integrale arbozorg (bij integrale arbozorg heeft een organisatie arbobeleid ontwikkeld dat in alle onderdelen van die or- ganisatie wordt toegepast).
Het ging er in dit project niet zozeer om wat er niet in orde was maar waarom het niet in orde was. Deze insteek had tot gevolg dat er op "systeemniveau" gehandhaafd zou moeten worden. Er werd naar aanleiding van eventueel geconstateerde concrete overtredingen, op de verschillende werkplekken, gekeken naar het arbozorgsysteem. "Hoe komt het dat ik, inspecteur, deze overtreding aantref en daar niets over terugvind in de RI&E of het plan van aanpak." De inspectieresultaten zijn in deze eindrapportage vermeld.

Eindverslag inspectieproject gemeenten 6




3. DOEL
Het inspectieproject "gemeenten" was een "narooi-project". Met het woord "narooi" wordt in dit geval bedoeld dat er na de uitvoering van veel onderwerpinspecties bij ge- meenten (zie inleiding) nu nog eens gekeken werd wat er uiteindelijk van het arbobeleid is terecht gekomen. Door middel van dossieronderzoek, aangevuld met een werkplekbe- zoek is beoordeeld of een gemeente systematisch en planmatig werkt aan de arbeidsom- standigheden en daarmee aan de wet voldoet.
De doelstelling van dit project was, in het kader van de in 1996 verplichte RI&E voor de overheid, als volgt geformuleerd:
Elke gemeente, die in het kader van dit inspectieproject bezocht wordt, dient na het inspectietraject structureel arbobeleid te voeren waarvan de risico-inventarisatie en
-evaluatie een wezenlijk onderdeel uitmaakt.
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft voorafgaande aan de nieuwe wettelijke verplichtingen (risico-inventarisatie en -evaluatie en een plan van aanpak voor de overheidsinstanties) een uitgebreide voorlichtingscampagne uitgevoerd om betrokke- nen op de hoogte te stellen van de komende veranderingen. De wijzigingen zijn via een overgangsperiode geleidelijk ingevoerd.

Eindverslag inspectieproject gemeenten 7




4. DOELGROEP

4.1 Algemeen
Tot de doelgroep van het inspectieproject behoorden alle gemeenten in Nederland. Tijdens de inspectieperiode waren er bij verschillende gemeenten veel interne reorgani- saties aan de gang. Ook zijn er diverse gemeentelijke herindelingen geweest die de nodi- ge reorganisaties tot gevolg hadden.
In het verleden bestond het gemeentelijk apparaat uit een aantal afdelingen. Iedere afde- ling had een afdelingschef. De afdelingschef moest verantwoording afleggen aan zijn chef, meestal de gemeentesecretaris.
Tegenwoordig zijn er andere organisatiemodellen binnen het gemeentelijk apparaat. Er is bij verschillende gemeenten gekozen voor het zo genaamde "Sectoren"-model. Hier zijn dan een aantal afdelingen die veel raakvlakken met elkaar hebben bij elkaar gevoegd. In dit model is er een sectorhoofd en zijn er afdelingshoofden. Het sectorhoofd is verant- woording verschuldigd aan de gemeentesecretaris.
Er zijn ook gemeenten die werken met een diensten-organisatie. Iedere dienst heeft een eigen directeur. Voor de verschillende afdelingen zijn afdelingshoofden benoemd, met daaronder weer de nodige chefs. Het verschil met het sectoren-model zit in de verant- woordelijkheid. Bij het dienstenmodel zijn er directeuren die in het management zitten en direct verantwoordelijk en aanspreekbaar zijn. Bij het sectoren model dient het sec- torhoofd verantwoording af te leggen aan de gemeentesecretaris. Werkgevers behoren conform artikel 3 van de Arbowet 1998 een arbobeleid te voeren en tevens, op grond van artikel 5 van de Arbowet 1998 een risico-inventarisatie en
-evaluatie te hebben.
Deze RI&E dient per 1 januari 1998 door een erkende arbodienst te zijn goedgekeurd. Uiteindelijk is het College van Burgemeester en Wethouders verantwoordelijk voor het arbobeleid binnen de gemeentelijke diensten.

Eindverslag inspectieproject gemeenten 8



College van B&W College van B&W

Stafafdelingen
Stafafdelingen
P&O internezaken
P&O internezaken

Gemeentesecretaris Gemeentesecretaris

Managementteam

Sector 1
Sector 1 Sector X Sector X Afdeling
Afdeling Sector 2 Sector 2

afdeling
afdeling

Het organisatiemodel van gemeenten zou er ongeveer uit kunnen zien zoals hierboven omschreven. Er is een Gemeenteraad voor de politieke besluitvorming en het College van Burgemeester en Wethouders is uiteindelijk aanspreekbaar voor het arbobeleid. Daaron- der zit vaak een managementteam waarvan de gemeentesecretaris weer verantwoording verschuldigd is aan het College van B&W over de ambtelijke besluitvorming en uit- voering van het arbobeleid binnen de sectoren of diensten of afdelingen. In sommige gemeenten hebben de wethouders zelf arbozorg in hun portefeuille. Daarnaast kan het voorkomen dat er meerdere wethouders zijn die bepaalde takenpakketten hebben waar arbozorg een onderdeel van is.
Vaak zijn de structuren niet zo eenvoudig als hier in het figuur is aangegeven maar organi- satorisch komt het hier in de meeste gevallen wel op neer. 4.2 Taken
De gemeente, het College van Burgemeester en Wethouders, is belast met het dagelijks bestuur van de gemeente en voert, onder andere, de besluiten uit die de gemeenteraad heeft genomen.
De gemeente voert een groot aantal taken uit. De taken kunnen grofweg verdeeld worden in:
a. taken die uit de politieke besluitvorming ontstaan, b. taken gericht op burgers,
c. taken gericht op handhaving van wetten,
d. taken in de buitendienst,
e. interne taken.
4.3 Arbeidsomstandigheden bij gemeenten
Bij gemeenten is sprake van een veelheid aan werksoorten. Een groot deel van de werk- zaamheden bestaat uit kantoorwerk. Hier zijn aspecten als beeldschermwerk en kantoor- inrichting belangrijke aandachtspunten geweest. De afdeling groenvoorziening, sportvel- den, zwembaden, gemeentereiniging, brandweer en onderwijs zijn diensten van de ge- meente.

Eindverslag inspectieproject gemeenten 9



De meeste gemeenten hebben de beschikking over een werkplaats of garage voor het on- derhoud van voertuigen, een timmerwerkplaats en een schilderswerkplaats. Bij de ge- meente wordt gebruik gemaakt van apparatuur en gereedschappen die ook in het bedrijfs- leven worden gebruikt. Tijdens de inspecties is er steekproefsgewijs gecontroleerd hoe de aandacht voor de arbeidsomstandigheden in de praktijk er uit zag. Door de veelheid aan taken en werkprocessen is de zorg voor veiligheid, gezondheid en welzijn gecompliceerd. Het toezicht op bovengenoemde aspecten blijkt voor de gemeen- telijke organisatie een moeilijke taak te zijn.
4.4 Omvang
De inspecties bij gemeenten hebben in heel Nederland plaatsgevonden. In totaal zijn er 550 gemeenten bezocht. Op het moment van de verslaglegging zijn er in Nederland 505 gemeenten.
Door gemeentelijke herindelingen zijn er geplande gemeenten verdwenen en "opgeno- men" in nieuw gevormde gemeenten die wel bezocht zijn. Anderzijds zijn er gemeenten geïnspecteerd die na de inspecties zijn opgenomen in een gemeentelijke herindeling. De brandweer, een dienst van de gemeente, is tijdens het inspectieproject niet geïnspec- teerd omdat tijdens eerdere inspecties bij gemeenten bleek dat de brandweer een bijzon- dere en gecompliceerde dienst is om te inspecteren. In de periode maart 1999 tot en met juni 2000 heeft een landelijk inspectieproject bij de brandweerkorpsen plaatsgevonden. 4.5 Werkwijze
De gemeenten zijn voor de aanvang van het inspectieproject op de hoogte gesteld van het project (zie bijlage 1).
Het inspectieproject "gemeenten" had een bijzonder vorm. Er moest tijdens de inspectie gecontroleerd worden hoe gemeente naar aanleiding van vorige interventies van de Ar- beidsinspectie de zorg voor de arbeidsomstandigheden integraal had aangepakt. Op grond van voorgaande inspecties was namelijk gebleken dat als bijvoorbeeld bij de afdeling groenvoorziening de arbeidsomstandigheden in orde waren, dat nog niet inhield dat dan ook de gemeentesecretarie in orde was. Bij de verschillende inspecties werden bij een gemeente steeds weer, op deelonderwerpen, nieuwe afspraken gemaakt. Met de invoering van de RI&E zou de Arbeidsinspectie in één keer een beeld van de stand van de arbeidsomstandigheden kunnen krijgen van alle afdelingen en of diensten c.q. sectoren. Hierbij dient opgemerkt te worden dat grote organisaties vaak met deel- rapporten werkten en die uiteindelijk samenvatten in één RI&E. Bij de start van elke inspectie was het noodzakelijk tevoren het dossier te raadplegen om te zien of er nog afspraken liepen, of er zich kort geleden nog ongevallen hadden voorge- daan en of er klachten waren ingediend. Uit het dossieronderzoek moest blijken of een gemeente reeds verbeteringen op het gebied van systematische arbozorg had ingevoerd. Voorafgaande aan de inspecties zijn in de gemeenten gesprekken gevoerd met verschil- lende medewerkers binnen de gemeente. De gesprekken vonden plaats met de gemeente- secretaris, met leidinggevenden en met medewerkers op het uitvoerend niveau. Ook werd de ondernemingsraad uitgenodigd aan de gesprekken deel te nemen of tijdens de inspec- ties mee te lopen.
Tijdens de inspectie werd een aantal werkplekken geïnspecteerd en vervolgens het arbo- beleid gecontroleerd. Hierdoor was het mogelijk te zien of de door de gemeente voorge- stelde actiepunten werkelijk waren uitgevoerd en of er structuur aanwezig was om, in de toekomst, herhaling te voorkomen.

Eindverslag inspectieproject gemeenten 10



Eindverslag inspectieproject gemeenten 11




5. INSPECTIEPUNTEN EN RESULTATEN
Inleiding
De inspectiepunten konden door de inspecteur zelf ingevuld worden, afhankelijk van de opmerkingen uit voorgaande inspecties bij dezelfde gemeente. Samen met de aandachts- punten uit de projectopzet diende dit dan als ingang voor de toetsing van het arbozorgsys- teem. Hierin vormden het hebben van de integrale RI&E en een concreet plan van aanpak de belangrijkste aspecten.
Het is van belang hierbij uitdrukkelijk op te merken dat de geconstateerde overtredingen betrekking hebben op de gehele inspectieperiode van 1996 tot 2000, ongeacht in welke interventie of fase van het handhavingstraject de constatering heeft plaatsgevonden. Ook is het van belang aan te geven dat de gegevens die gebruikt zijn voor de resultaten afkomstig zijn uit de registratie van de inspecties maar ook voor een deel uit de terugkop- peling van de inspecteurs aan de projectleiding. In dit verslag is gebruik gemaakt van modules, hierin zijn de verschillende inspectiepun- ten geclusterd. Bij de behandeling van de module wordt eerst een omschrijving van het inspectiepunt gegeven en vervolgens worden de resultaten beschreven. De modules zijn:

1. Arbobeleid, RI&E en plan van aanpak

2. Arbeidsplaatsen, inrichting

3. Gevaarlijke stoffen

4. Fysieke belasting en fysische factoren
5. Machines / arbeidsmiddelen

6. Werk- en rusttijden
5.1 Module 1.
Arbobeleid, RI&E en plan van aanpak.
Omschrijving van het inspectiepunt.
Bij de controle van het arbobeleid wordt gekeken hoe de taken voor arbozorg verdeeld zijn en hoe daar uitvoering aan wordt gegeven, ook op werkvloerniveau. Het beleid dient gericht te zijn op onder andere de volgende aspecten: Arbo- en verzuimbeleid o.a. RI&E, inschakeling arbodienst, inhoud en organisatie van de arbeid, werkoverleg en medezeggenschap, voorlichting en onderricht, bedrijfshulp- verlening (BHV) en het beleid ten aanzien van fysieke belasting, seksuele intimidatie en agressie en geweld, melding en registratie van ongevallen.

5.1.1 Intentie
In de meeste van de geïnspecteerde gemeenten is de intentie tot het voeren van een arbo- beleid aanwezig. Dit heeft dan ook geleid tot een op schrift gestelde en door de gemeen- teraad geaccordeerde intentieverklaring.

Eindverslag inspectieproject gemeenten 12



5.1.2 Arbo-beleidsinstrumenten
De ontwikkeling van arbo-beleid en -beheersinstrumenten was meestal (op papier) rede- lijk goed van de grond gekomen. Vooral wanneer dit proces goed wordt gestimuleerd en begeleid door het topmanagement blijkt dit het geval te zijn.

Soms was er een arbo-team benoemd om het beleidsproces (verder) te ontwikkelen. Als die "motor" echter uitvalt dan is geregeld gebleken dat het proces weer van voren af aan opgepakt moet worden. Regels, procedures en voorschriften zijn belangrijke condities voor het kunnen voeren van een goed arbobeleid. In het arbobeleid staan de verantwoordelijkheden en de taken van de verschillende me- dewerkers op het gebied van arbozorg. Ook het schema van bijvoorbeeld de voortgangs- besprekingen over de uitvoering van het plan van aanpak van de arbo-knelpunten, de da- tum waarop managers de begroting dienen in te leveren met betrekking tot arbozorg, etce- tera.
Uit de terugkoppeling van de inspecteurs blijkt dat het nogal eens ontbrak aan duidelijk- heid over taken en (gedelegeerde) verantwoordelijkheden ten aanzien van arbozorg. De bevoegdheden zijn soms niet eenduidig toebedeeld, en/of niet schriftelijk vastgelegd. Het arbeidsomstandighedenbeleid maakte in veel gevallen nog onvoldoende deel uit van het totale bedrijfsbeleid.
Soms waren er wel (omvangrijk geformuleerde) arbo-beleidsinstrumenten aanwezig maar bleek toch dat deze in de dagelijkse praktijk onvoldoende operationeel waren. 5.1.3 Risico-inventarisatie en evaluatie en plan van aanpak Uit de terugkoppeling van de inspecteurs blijkt dat inmiddels vrijwel elke gemeente be- schikt over een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E), hetgeen is geconstateerd tij- dens de hercontroles van de inspecties binnen de inspectieperiode. Het opstellen van een RI&E is voor veel gemeenten een zeer langdurige zaak, vaak zijn er jaren mee gemoeid geweest en zijn er verschillende arbo-coördinatoren over gestruikeld. Door veel gemeen- ten is uitstel aangevraagd na handhaving door de Arbeidsinspectie. Geregeld zijn er tus- sen gemeenten en Arbeidsinspectie gesprekken gevoerd over de voortgang wat in veel gevallen eindigde in het geven van een waarschuwing of het opmaken van een proces- verbaal of (in een latere fase van de inspectieperiode) het aanzeggen van een boete. Tijdens de inspecties bleek dat de risico-inventarisatie inhoudelijk nogal eens te wensen over liet. Gemeentelijke organisaties zijn complex en kenmerken zich door een breed scala van risico-situaties. Dit brengt de noodzaak met zich mee dat er meerdere deskundi- gen van een arbodienst betrokken dienen te worden bij het opstellen van de RI&E om de kwaliteit ervan te waarborgen. Hoewel de laatste jaren verbeterd, blijft dit een zorgelijk punt. De RI&E's hebben nog te vaak onvoldoende diepgang. Op basis van de risico- inventarisatie dient een plan van aanpak te worden gemaakt. Hierin worden de oplossin- gen voor de aangetroffen risico's beschreven. Gemeenten beschikken daar niet over dan wel voldoet het plan van aanpak niet aan de te stellen eisen wat betreft planning en ver- antwoordelijkheden.
5.1.4 Arbo-coördinator.
Bij gemeenten is een functionaris gedeeltelijk belast met de coördinatie van het arbobe- leid. Niet altijd wordt deze echter voldoende gesteund door het verantwoordelijke mana- gement. Ook wordt hij/zij beschouwd als de persoon die verantwoordelijk is voor het arbobeleid en de uitvoering daarvan.

Eindverslag inspectieproject gemeenten 13



Een arbo-coördinator is echter niet verantwoordelijk voor de daadwerkelijke opheffing van de aangetroffen risico's maar heeft een coördinerende en ondersteunende rol. De ar- bo-coördinator heeft onder andere de taak er voor te zorgen dat het plan van aanpak vol- gens het tijdspad wordt uitgevoerd. Hij kan eventueel advies geven of in overleg treden met de arbodienst.
5.1.5 Arbodiensten
Gemeenten zouden meer een beroep moeten doen op de verschillende deskundigen van een arbodienst. Uit de inspecties en de terugkoppeling van de inspecteurs aan de project- leiding is gebleken dat de inbreng van de arbodienst voornamelijk was gericht op de ver- zuimbegeleiding.
Er kan gebruik gemaakt worden van de arbeid- en organisatiedeskundige van de arbo- dienst in verband met vraagstukken betreffende psychische belasting en/of voor de (ver- dere) ontwikkeling van het arbo-zorgsysteem.
De gemeenten beschikken over het algemeen over een uitgebreid machinepark. Hiervoor zou een beroep gedaan kunnen worden op de veiligheidskundige van de arbodienst om de veiligheidsapecten integraal te beoordelen.
Vooral bij bijvoorbeeld nieuwbouw, investeringen, aankoop nieuw meubilair, gebruik van voor de gezondheid schadelijke stoffen, ergonomie, etc. kan het ontbreken van de inbreng van de juiste deskundigen van de arbodienst tot kostbare "vergissingen" leiden. In een breder perspectief zou het consulteren van een ergonoom, die in een ontwerpfase (bij nieuw- en verbouw of herinrichting van werkplekken) adviserend op kan treden, (balie- werkplekken zijn hier een voorbeeld van) positieve effecten opleveren. 5.1.6 Ondernemingsraden
Ondernemingsraden hebben een belangrijke rol bij de beïnvloeding van de arbeidsom- standigheden. Sommige ondernemingsraden waren van oordeel dat zij onvoldoende in- formatie over het arbobeleid kregen en er daardoor ook weinig invloed op konden uitoe- fenen. Er zijn nog O.R.'en die onvoldoende gebruik maken van de mogelijkheden die de Arbowet en de WOR hen bieden.
Een punt is dat de leden van de O.R. nogal snel wisselen en men telkens opnieuw moet beginnen met inwerken en eventueel bijscholen van de nieuwe O.R.-leden. Tijdens de inspecties is uit de gesprekken met de vertegenwoordigers van de O.R gebleken dat de O.R vaak onvoldoende op de hoogte wordt gehouden van de voortgang van de uitvoering van het plan van aanpak behorende bij de RI&E. De ver-tegenwoordigers van de O.R. gaven aan dat het vaak eenzijdige communicatie betrof, als men er nadrukkelijk om vroeg werd men geïnformeerd. Tevens bleek in een aantal gevallen dat de voortgang niet vol- doende werd bijgehouden en er dus ook niet over kon worden geïnformeerd. 5.1.7 Werkoverleg
Werkoverleg is een uitstekend instrument om arbeidsomstandigheden op de "werkvloer" en toegesneden op de specifieke werkomstandigheden in een afdeling of team te bespre- ken. Naar aanleiding van de gevoerde gesprekken met verschillende medewerkers blijkt dat in het reguliere werkoverleg nog onvoldoende aandacht geschonken wordt aan ar- beidsomstandigheden.
Er werd onvoldoende aandacht besteed aan werkdruk en de verdeling van het werk. Hierdoor liep men de kans onvoldoende in de gelegenheid te komen om knelpunten uit te wisselen en gezamenlijk oplossingen te zoeken.

Eindverslag inspectieproject gemeenten 14



Functioneringsgesprekken werden onvoldoende gehouden. Er werd aangegeven dat er geen tijd voor was of dat het weinig voorstelde. Gebrek aan structuur en systematiek wa- ren enkele gehoorde opmerkingen.
5.1.8 Medewerkers
Sommige medewerkers zijn zich zeer bewust van de risicosituaties in hun werk en werk- omgeving. Toch blijkt dat anderen niet altijd de bereidheid tonen of de zin er van inzien om arbeidsomstandigheden serieus te nemen. Vaak worden gevaren beschouwd als iets dat er nu eenmaal bij hoort. "Dat zijn nu eenmaal de risico's van het vak". Daarnaast blijkt dat verschillende medewerkers moeite hebben om risicosituaties bespreekbaar te maken bij het management of in het werkoverleg aan de orde te stellen. Ook is gebleken dat er bij de gemeentelijke diensten onvoldoende kennis is over wat nu precies een gevaarlijke situatie is of men is niet in staat een gevaarlijke situatie te her- kennen.
5.1.9 Training, voorlichting en onderricht.
Zowel leidinggevenden als ondernemingsraden hebben niet altijd een (minimale) scholing gehad met betrekking tot arbeidsomstandigheden in het algemeen en de specifieke risico's in hun dagelijkse taak. Het krijgen van bijvoorbeeld RSI kan te maken hebben met stati- sche houdingen maar ook met repeterende werkzaamheden. Ook andere werkgerelateerde risicofactoren kunnen van invloed zijn op het ontstaan van RSI.1. In de loop van het inspectieproject werd bijvoorbeeld het fenomeen Repetitive Strain Injury (RSI) wel als mogelijk risico genoemd maar er werd nog weinig preventiebeleid aangetroffen.
Preventiebeleid met betrekking tot RSI is van groot belang om ziekteverzuim op een aan- tal werkplekken binnen het gemeentelijk apparaat te voorkomen. Het ontbreekt aan doel- treffende voorlichtingsinstrumenten toegesneden op de specifieke werksituatie en daarbij gebruikte apparatuur. De voorlichting en instructie over het gebruik van machines en de daarbij behorende persoonlijke beschermingsmiddelen is belangrijk. Met name het toe- zicht hierop is van groot belang. Specifieke aandacht dient besteed te worden aan nieu- welingen en uitzendkrachten in risico-situaties.
5.1.10 Leidinggevenden
Uit de terugkoppeling van de inspecteurs blijkt dat bij een aantal leidinggevenden nog een te geringe belangstelling en deskundigheid met betrekking tot de zorg voor arbeidsom- standigheden is waar te nemen. De zorg voor goede arbeidsomstandigheden hoort door de leidinggevende geregeld op de agenda van het afdelingsoverleg voor te komen. Door een gebrek aan vaardigheden en kennis schiet dit er nogal eens bij in. Hierdoor ontstaat de situatie dat er pas na klachten van medewerkers wordt overgegaan tot actie. Deze klach- ten kan voorkomen door systematisch aandacht aan de arbeidsomstandigheden op de afde- ling te besteden.


1 "Stop RSI" mei/juni 2000 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Eindverslag inspectieproject gemeenten 15



5.1.11 Ziekteverzuim
In de meeste gemeenten wordt verzuimbeleid gevoerd en wordt het verzuim geregistreerd. Er zijn 8 overtredingen geconstateerd. De gebruikte verzuimdefinities zijn echter niet eenduidig. Uitsplitsingen in verzuimduren komen zelden voor. Verzuim per personeelsca- tegorie vindt wel plaats. Het analyseren van de verzuimcijfers levert nogal wat moeilijk- heden op. Zelden zijn managers toegerust om verzuimcijfers te "lezen" en daaruit sociaal- organisatorische conclusies te trekken over bedrijfsgebonden verzuimfactoren. De individuele verzuimbegeleiding, middels het sociaal medische team, is redelijk ont- wikkeld. De verzuimbegeleiding is nog voornamelijk gericht op het individu en in minde- re mate op bedrijfs- of afdelingsgebonden verzuimfactoren (zie ook training, voorlichting en onderricht).

5.1.12 Bedrijfshulpverlening (BHV)
In totaal zijn er 311 overtredingen geconstateerd met betrekking tot de bedrijfshulpver- lening. De overtredingen hadden betrekking op het aantal BHV'ers dat binnen de diverse onderdelen (locaties) van de gemeente aanwezig moet zijn, de organisatiegraad van de BHV, de organisatie om adequate bijstand te kunnen leveren bij calamiteiten en de des- kundigeheid, ervaring en uitrusting van de BHV. Ook met betrekking tot de geoefendheid van de BHV zijn overtredingen geconstateerd. Dat is in de loop van de periode verbeterd. Uit de terugkoppeling is gebleken dat de meeste gemeenten inmiddels wel over een be- drijfshulpverleningsplan beschikken.
5.1.13 Beleid fysieke belasting
Bij gemeenten komen situaties voor waar sprake is van fysieke belasting. Fysieke belas- ting dient als specifiek aandachtspunt in de RI&E opgenomen te zijn. Tevens dient in het plan van aanpak duidelijk omschreven te zijn welke maatregelen getroffen moeten worden om de gesignaleerde problemen op dit terrein op te lossen. In 50 gevallen is geconsta- teerd dat er in de RI&E's nog onvoldoende aandacht was voor dit beleidsmatige pro- bleem. De aanpak van fysieke belasting in veel arbeidssituaties wordt nog onvoldoende geïnventariseerd welke arbeid tot fysieke overbelasting kan leiden. Voorbeelden van si- tuaties waar fysieke belasting bij gemeenten voorkomen zijn werkzaamheden in de plant- soenendienst, de timmerafdeling, de kolkenzuiger, huisvuilbelader, garage, kantoormaga- zijn / drukkerij, etc. Zie ook module 4, fysieke belasting en fysische factoren. 5.1.14 Psychische belasting
Er is tijdens de inspectie aandacht geschonken aan functies met psychische belasting. Met name betrof het aspecten als taakinhoud, afwisseling, autonomie, contacten en informatie over het werk. Door middel van vraaggesprekken met medewerkers en leden van het me- dezeggenschapsorgaan van de gemeente werd getracht een beeld te vormen van de aspec- ten werkdruk, agressie en geweld en psychische belasting. De functies waar de medewer- ker publiekscontacten heeft scoorde hoog op dit item, zoals bijvoorbeeld de sociale dienst, bouw- en woningtoezicht en burgerzaken. Het is van groot belang dat negatieve ervaringen met cliënten, burgers goed in het werkoverleg worden besproken en zodoende onder de aandacht komen van collega's. Echt beleid ten aanzien van agressie en geweld kon slechts zelden worden getoond.
In totaal zijn er 164 overtredingen geconstateerd waarbij er een beleid ontbrak of niet voldoende was uitgewerkt. Dit aspect was wel opgenomen in de RI&E met als actiepunt het ontwikkelen van beleid voor agressie en geweld en seksuele intimidatie maar de stuk- ken waren dan nog in voorbereiding. Ook in het plan van aanpak werd wel aandacht ge-

Eindverslag inspectieproject gemeenten 16



schonken aan het onderwerp maar de concrete maatregelen waren dan nog in ontwikke- ling.
Ook werd er te weinig aandacht geschonken aan werkdruk op het werk. Er werd steeds meer werk gedaan door minder mensen in dezelfde tijd. Reorganisaties en/of gemeente- lijke herindelingen waren hier verstorende factoren. Hierdoor kregen verschillende me- dewerkers het gevoel de opgedragen taken niet op tijd te kunnen afmaken. Er wordt veel tijd in vernieuwing gestoken, nieuwe software programma's, nieuwe me- thodieken om het werk anders uit te voeren, meestal met behulp van geautomatiseerde systemen. Overwerk of werk mee naar huis nemen kwam niet veel voor. Aantal geconstateerde overtredingen
MODULE 1 aantal in % van to- Arbobeleid, RI&E en Plan van Aanpak taal Arbo- en verzuimbeleid algemeen 469 20,4 RI&E en Plan van Aanpak 685 29,8 Voorlichting en onderricht 133 5,8 Werkoverleg 59 2,6 BHV 311 13,5 Arbeidsgezondheidsk. onderzoek 29 1,3 samenwerking meerdere werkgevers 11 0,5 melding en registratie ongevallen 56 2,4 Beleid fysieke belasting 50 2,2 Beleid psychische belasting 234 10,2 Beleid seksuele intimidatie 98 4,3 Beleid agressie en geweld 164 7,1 totaal 2299 100,0

Eindverslag inspectieproject gemeenten 17



5.2 Module 2
Arbeidsplaatsen, inrichting
Omschrijving inspectiepunt:
Bij het inspectiepunt Arbeidsplaatsen, inrichting is gekeken naar concrete situaties die verband houden met de inrichting van een kantoor, werkplaats, of bijvoorbeeld een kantine. In het Arbobesluit is aangegeven waar dergelijke ruimten aan moeten voldoen. Aan de volgende aspecten is in de inspectie aandacht besteed. Arbeidsplaatsen algemeen en inrichting, daglichttoetreding en verlichting, sanitaire voorzieningen, schaftlokaal (kantine) pauzeruimte, vaste trappen, tweede uitgangen/ vluchtwegen, brandmelding en brandbestrijding, elektrische installatie, deuren en be- weegbare hekken, beeldschermwerkplekken, goederenopslag en magazijnstellingen. 5.2.1 Oppervlakte werkruimten
Om kantoorwerk gezond te kunnen uitvoeren zijn er normen voor oppervlakte en inhoud van kantoorvertrekken. In deze norm is rekening gehouden met het aantal mensen en de aard van de werkzaamheden.
Op administratieve afdelingen is het aantal beschikbare m² werkruimte niet voldoende voor het aantal mensen dat er moet werken. Mede door gemeentelijke herindeling blijken gemeenten in de knel te komen met betrekking tot de beschikking over voldoende kantoor- ruimte. Er worden dan vaak tijdelijke oplossingen bedacht die echter niet aan de wettelij- ke normering voldoen. Dit blijkt uit de inrichting van sommige kantoorvertrekken waar door de medewerkers wordt aangegeven dat het slechts om een tijdelijke huisvesting gaat o.a. in verband met gemeentelijke herindeling of het tijdelijk huisvesten van stagiaires. Dat deze tijdelijke situaties soms erg langdurig kunnen zijn (2 tot 5 jaar) blijkt uit de veel gemaakte opmerkingen van het daarin gehuisveste personeel. In deze situaties is vaak geen RI&E gemaakt waar de knelpunten voor (her)huisvesting in beschreven staan en waarop mogelijk in een vroegtijdig stadium maatregelen genomen hadden kunnen worden. Er is onvoldoende begrip voor het feit dat tijdelijke oplossingen, die dus wel eens 2 tot 5 jaar of langer kunnen duren, ook aan de wet moeten voldoen. Uit deze "slechte" werk- plekken kan vaker ziekteverzuim naar voren komen. Problemen over klimaat, ventilatie, privacy en werkhouding werden geregeld gehoord.
5.2.2 Daglichttoetreding en verlichting (31 overtredingen) Daglicht is van invloed op het menselijk functioneren. Inpandige ruimten zonder daglicht- toetreding, die als permanente werkplek worden gebruikt, moeten dan ook zoveel moge- lijk worden voorkomen.
Tijdens de inspecties is 9 keer gebleken dat er gebruik gemaakt wordt van inpandige ruimten zonder daglichttoetreding. Zolang het hierbij gaat om vergaderruimte of een extra spreekkamer is dit geen probleem. Indien er echter langdurig (langer dan 2 uur) plaatsge- bonden arbeid wordt verricht is dit niet toegestaan. Op verschillende werkplekken (22 overtredingen) was de kunstlichtverlichting niet in orde. Het verlichtingsniveau was te hoog voor de beeldschermwerkplek of men had hin- der van spiegeling in de beeldschermen van de verlichtingsarmaturen. Ook kwam het voor dat op het bureau geplaatste bureaulampen hinder veroorzaakten.

Eindverslag inspectieproject gemeenten 18



5.2.3 Sanitaire voorzieningen
De 30 overtredingen die tijdens de inspecties zijn geconstateerd hielden voornamelijk verband met het niet naar sekse gescheiden zijn van toiletten en of het onvoldoende aan- wezig zijn van toiletvoorzieningen.
5.2.4 Schaftlokaal/pauzeruimte
De werkgever dient, afhankelijk van het aantal medewerkers die tussen de middag over- blijven, een geschikte pauzeruimte in te richten met voldoende zitgelegenheid. In 16 gevallen was de kantine te klein om voldoende zitgelegenheid te bieden voor de aanwezige medewerkers om de pauze door te brengen. Tevens kwam het voor dat er on- voldoende rekening gehouden werd met rokers en niet-rokers. 5.2.5 Vaste trappen
Losse ladders brengen vaak risico's met zich mee. Daarom moet - daar waar mogelijk - een vaste trap met leuning worden aangebracht. Er zijn opmerkingen gemaakt over het ontbreken van een vaste trap indien de ruimte geregeld betreden moest worden. Met name in de werkplaatsen kwamen we onveilige situaties tegen. Op sommige laad- en losbordessen ontbrak een hekwerk of leuning. Bij vaste trappen ontbrak in een aantal ge- vallen een leuning. In totaal zijn met betrekking tot ladders en trappen 18 overtredingen geconstateerd.
5.2.6 Tweede uitgangen vluchtwegen
Om in geval van brand of andere calamiteiten het gebouw snel te kunnen verlaten zijn er voorschriften met betrekking tot het aantal vluchtwegen en de aanduiding van vluchtwe- gen.
In enkele gemeentelijke gebouwen waren de vluchtwegen geblokkeerd omdat er van alles in het pad was neergezet. Ook waren vluchtwegen niet altijd voorzien van een doelmatige noodverlichting en ontbrak soms een signaleringssysteem. Vooral in oude, brandgevoeli- ge gebouwen is het ontbreken hiervan een ernstige tekortkoming. Sommige branddeuren waren geblokkeerd of het ontsluitingsysteem was defect en de vluchtweg daardoor on- bruikbaar. Soms ontbrak een noodzakelijke 2e vluchtweg. In enkele situaties was er wel een nooduitgang maar ontbrak er na de nooduitgang een trap naar beneden men kwam dan bij voorbeeld op het platte dak uit.
In totaal zijn er tijdens de gehele inspectieperiode (eerste inspecties en hercontroles) 113 overtredingen geconstateerd. In de meeste gevallen kon tijdens de inspectie worden vol- staan met het geven van een waarschuwing (100 keer) in de eerste fase. In 13 gevallen was na de hercontrole de inzet van zwaardere instrumenten noodzakelijk. Het betreft in de eerste jaren van de inspectieperiode het geven van een "waarschuwing 2e fase", hetgeen 11 keer noodzakelijk bleek. Deze waarschuwingen hadden allemaal betrekking op de ondeugdelijkheid van de nooduitgang of vluchtweg. In de laatste jaren van de inspectiepe- riode zijn twee boeterapporten geschreven met betrekking tot het ontbreken van een ade- quate signalering van de vluchtroutes.

Eindverslag inspectieproject gemeenten 19



5.2.7 Brandmelding en brandbestrijding
Met betrekking tot brandmelding en brandbestrijding zijn in totaal 28 overtredingen ge- constateerd. In alle gevallen was de ernst van de overtreding zodanig dat worden vol- staan met het geven van een waarschuwing en waren de overtredingen bij de uitgevoerde hercontroles opgeheven.
De overtredingen hadden betrekking op de volgende onderwerpen. In verschillende ruim- ten (kantoren en/of werkplaatsen), waren onvoldoende brandbestrijdingsmiddelen, ont- brak het aan brandmeldingsapparatuur, of was brandmelding en brandbestrijding in com- binatie met bedrijfshulpverlening (BHV) niet in orde. 5.2.8 Elektrische installatie
Over het inspectie-onderwerp zijn 60 overtredingen geconstateerd. Met name in werk- plaatsen werden een aantal onveilige situaties aangetroffen met betrekking tot de elektri- sche veiligheid. Invoertules van handgereedschap waren stuk, trekontlasting op aansluit- snoeren ontbraken, loshangende leidingen en verkeerde (onbeschermde) TL-armaturen werden aangetroffen. In kantoorsituaties zag men dat de aansluitsnoeren van de apparatuur onvoldoende waren weggewerkt in kabelgoten of onvoldoende waren samengebonden waardoor er gevaar op struikelen was. Ook zijn losliggende en loshangende kabels, snoe- ren, wand- en tafelcontactdozen op de vloer aangetroffen. 5.2.9 Deuren en beweegbare hekken
Bij dit inspectiepunt is gekeken naar de automatische afslag, ter voorkoming van knelge- vaar, bij de automatisch sluitende hekken. Ook werd de valbeveiliging en het onderhoud van de overheaddeuren (roldeuren) gecontroleerd. In totaal zijn er 37 overtredingen ge- constateerd.
5.2.10 Beeldschermwerkplekken.
Bij dit inspectiepunt zijn met betrekking tot beeldschermwerkplekken 270 overtredingen geconstateerd. Aandacht en toezicht voor en op werkplekken is onvoldoende aanwezig. Een groot deel van de dagelijkse werkzaamheden van het gemeente personeel bestaat uit beeldschermarbeid. In het Arbobesluit is gedetailleerd aangegeven aan welke eisen het werken met beeldschermen moet voldoen. Deze regelgeving is gericht op de definities van beeldschermarbeid, de inventarisatie van de gevaren voor het gezichtsvermogen de fysieke en psychische belasting die als gevolg van arbeid aan een beeldscherm kunnen ontstaan. In het Arbobesluit staan onder andere ook de wettelijke bepalingen voor fysi- sche factoren zoals licht, geluid, ventilatie, binnenklimaat, kantoormeubilair en afmetin- gen voor kantoorvertrekken vermeld.
De laatste jaren werken er steeds meer mensen met een PC of een laptop. De beeldscher- mergonomie in de diverse gemeentelijke administratieve diensten laat veel te wensen over. Knelpunten zijn onder meer, reflectie van licht van verlichtingsarmaturen en ver- keerde contrastverhoudingen als gevolg van slechte opstelling ten opzichte van het raam; ondoelmatige interne verlichting en/of ontbreken van zonwering; scherm met zwarte ach- tergrond en witte letters; ontbreken van documenthouders. Onder invloed van de automa- tisering zijn werkplekken soms niet geschikt voor beeldschermwerk maar wordt er toch een PC geplaatst. Veel oude bureaus zijn minder geschikt voor beeldschermgebruik. Vaak staat het beeldscherm niet op de juiste hoogte. Er zijn allerlei varianten aangetroffen van beeldschermopstellingen die niet goed aansloten bij de menselijke maten van de me- dewerker die met de apparatuur moet werken.

Eindverslag inspectieproject gemeenten 20



Het is opvallend dat veel medewerkers hun meubilair en beeldschermwerkplekken vaak naar eigen inzicht aanpassen op een ergonomisch onjuiste wijze. Er is dan sprake van een onnodige fysieke belasting en dus is kans op gezondheidsschade, bijvoorbeeld RSI. De werkgever is verantwoordelijk voor goede arbeidsomstandigheden op het kantoor. Hij dient de medewerkers daarover geregeld te (laten) informeren en er op toe te zien dat zij de ter beschikking gestelde middelen op de juiste wijze gebruiken en de aanwijzingen uitvoeren.
Het is opvallend dat er ondanks het verstrekken van informatie en advies over beeld- schermwerkplekken in de praktijk toch zoveel tekortkomingen zijn geconstateerd. Dit kan er op duiden dat er mogelijk onvoldoende toezicht wordt uitgeoefend dan wel dat men nog steeds niet de gezondheidsrisico's inziet die langdurig verkeerd gebruik van meubi- lair en apparatuur met zich kan meebrengen.
5.2.11 Kantoorergonomie.
Onder het kopje "Beeldschermwerkplekken" is reeds aangegeven dat er veel regelgeving is voor de inrichting van kantoorwerkplekken. Ondanks veel regelgeving over dit onder- werp zijn er toch veel overtredingen bij gemeenten aangetroffen. Uit de terugkoppeling van de inspecteurs is gebleken dat in veel gemeenten er nog onvol- doende aandacht is om voor het personeel goed meubilair aan te schaffen. Als men wel over goed meubilair beschikt komt het voor dat men verzuimt het goed in te (laten) stellen en er vervolgens op toeziet dat het meubilair ook gebruikt wordt zoals het is voorge- schreven.
Naast soms uitstekende stoelen zijn er verouderde stoelen met een vaste of te lange arm- leuningen of zonder armleuning in gebruik. In een aantal situaties, waarbij het bureau niet in hoogte instelbaar of verstelbaar was, ontbraken voetensteunen om een juiste zithouding te waarborgen. Informatie over een juiste zithouding wordt nog te weinig gegeven. Bij de inrichting van kantoorwerkplekken wordt nog onvoldoende rekening gehouden met de persoon, de te verrichten taken en het daarbij behorende meubilair. Beeldschermwerkplekken blijft een "lastig" onderwerp. Aan veel aspecten dient aandacht besteed te worden, zonwering, stoelinstelling, afstand beeldscherm, verlichting, bu- reauhoogte, spiegeling, etc. Medewerkers zijn zich in veel gevallen onvoldoende bewust van een slechte werkhouding.
5.2.12 Baliewerkplekken
Een goed ontwerp van een baliewerkplek is vaak complex omdat er op een dergelijke werkplek een veelvoud aan taken moet worden uitgevoerd. Hierbij kan men denken aan: bezoekers te woord staan, telefoon beantwoorden, faxapparatuur bedienen en vaak beeld- schermwerk. Baliewerkplekken worden meestal apart ontworpen en hebben een vaste opstelling. De aandacht voor de vormgeving staat daarbij vaak voorop. De ergonomie van de baliewerkplek komt daardoor nogal eens in de knel. Tijdens de inspectie bleek dat de medewerkers omhoog moesten kijken om bezoekers te woord te kunnen staan. De opstelling van de beeldschermapparatuur, de telefoon en de fax was dan ook slecht. De reikwijdte was in een aantal gevallen te groot, waardoor de kans op nek- en schouderklachten reëel aanwezig was. Andere knelpunten waren onder meer: onvoldoende beenruimte door te dik bureaublad, geen doelmatige verlichting, ongunstige reikwijdte, sociale onveiligheid m.b.t. agressieve

Eindverslag inspectieproject gemeenten 21



"klanten", tochtige omgeving en inpandige ruimte. Ook het klimaat op de werkplek en het weren van zonlicht bleken knelpunten. In totaal zijn er 99 overtredingen geconstateerd die betrekking hebben op het onderwerk baliewerkplek. 5.2.13 Goederenopslag en magazijnstellingen
In kantoren is het in veel gevallen woekeren met de beschikbare ruimte. Dozen en andere goederen worden op gangen en in hallen bij bijvoorbeeld liftschachten of trappenhuizen opgeslagen. Bij het punt vluchtwegen zijn hierover reeds opmerkingen gemaakt. In maga- zijnen en werkplaatsen bleek dat een aantal stellingen onvoldoende was vastgezet of te zwaar of onlogisch (zware goederen boven lichte goederen onder in) waren belast. Ook kwam het voor dat daar waar met een heftruck werd gereden de stellingen onvoldoende beschermd waren tegen aanrijdingen. Er werden 27 overtredingen geconstateerd.

Aantal geconstateerde overtredingen
MODULE 2 aantal in % van totaal Arbeidsplaatsen, inrichting
Arbeidsplaatsen algemeen en inrichting 342 31,0 daglichttoetreding en verlichting 31 2,8 sanitaire voorzieningen 61 5,5 schaftlokaal / pauzeruimte 16 1,5 vaste trappen 18 1,6 tweede uitgang / vluchtwegen 113 10,3 brandmelding en brandbestrijding 28 2,5 elektrische installatie 60 5,4 deuren en beweegbare hekken 37 3,4 beeldschermwerkplekken 270 24,5 baliewerkplekken 99 9,0 goederenopslag en magazijnstellingen 27 2,5 totaal 1102 100,0

Eindverslag inspectieproject gemeenten 22



5.3 Module 3.
Gevaarlijke stoffen.
Omschrijving inspectiepunt:
Bij dit inspectiepunt is gecontroleerd of er gevaarlijke stoffen worden gebruikt, hoe ze zijn opgeslagen en hoe ze geregistreerd staan. Ook is van belang dat de medewerkers voldoende kennis hebben van - en voorlichting hebben gehad over - de stoffen en de veiligheidsmaatregelen. Tevens zijn de persoonlijke beschermingsmiddelen gecontro- leerd. De volgende aspecten zijn beoordeeld:
werken met gevaarlijke stoffen en het voorkomen van blootstelling aan de stoffen, ventilatie van de opslagruimte gevaarlijke stoffen, persoonlijke beschermingsmiddelen tijdens het werken met gevaarlijke stoffen, aandacht voor de arbeidshygiënische strategie, waarbij gekeken wordt of er moge- lijk andere minder gevaarlijke stoffen gebruikt kunnen worden, het voorkomen van ongewilde gebeurtenissen waarbij men risico's van te voren heeft ingeschat en bij calamiteiten procedures heeft opgesteld, veilige opslag algemeen, oogspoelvoorzieningen / nooddouche, voorlichting en on- derricht gevaarlijke stoffen,
registratie van aanwezigheid gevaarlijke stoffen, etikettering van gevaarlijke stof- fen en de aanwezigheid van de veiligheidsinformatiebladen, wordt er gewerkt met kankerverwekkende stoffen en zijn daar voldoende veilig- heidsvoorschriften voor,
werken in situaties met asbest (sloop, in ontvangst nemen) beleid micro-biologische agentia.
5.3.1 Voorkomen blootstelling aan gevaarlijke stoffen (algemeen) In een aantal werkplaatsen bleek dat omgang met gevaarlijke stoffen niet zo nauw ge- nomen werd. Zo werden verschillende gevaarlijke producten zonder enige vorm van per- soonlijke beschermingsmiddelen gebruikt of verwerkt. Te denken valt hierbij aan bestrij- dingsmiddelen, ontvettingsmiddelen, oplosmiddelen, agressieve schoonmaakmiddelen, ovenreiniger, etc.
In vrijwel alle gemeenten loopt het personeel het risico te worden blootgesteld aan, voor de gezondheid hinderlijke, schadelijke en/of gevaarlijke stoffen. Talrijke, soms ernstige, risicosituaties zijn aangetroffen, zoals bijvoorbeeld in technische werkplaatsen (lasdam- pen), garages (uitlaatgassen), drukkerij en reprografie (diverse chemische stoffen). Er werd onzorgvuldig omgegaan met bestrijdingsmiddelen, er ontbrak een goede en veilige opslagruimte of er was sprake van een ondoelmatige ventilatie daarvoor. In een aantal werkplaatsen ontbrak een doelmatig afzuigsysteem voor houtstof, of deze werd niet tijdig geleegd waardoor het stof zich alsnog in de werkplaats verspreidde. Bij de inzameling van klein chemisch afval (KCA depot) wordt niet altijd de noodzake- lijke zorgvuldigheid in acht genomen. Hier worden allerlei gevaarlijke stoffen aangebo- den terwijl het personeel niet altijd de daarvoor benodigde persoonlijke beschermings- middelen gebruikte of aanwezig had op de werkplek. Het totaal aantal geconstateerde overtredingen op dit onderwerp was 69.
5.3.2 Ventilatie opslag gevaarlijke stoffen. Eindverslag inspectieproject gemeenten 23



In 71 gevallen werd de ruimte waar de gevaarlijke stoffen werden gebruikt onvoldoende of niet geventileerd of was ook de opslagruimte, kast of kluis, onvoldoende geventileerd. 5.3.3 Persoonlijke beschermingsmiddelen.
Daar waar met gevaarlijke stoffen gewerkt moet worden is de werkgever verplicht per- soonlijke beschermingsmiddelen te verstrekken. De medewerker dient deze bescher- mingsmiddelen te gebruiken. Er zijn 47 overtredingen geconstateerd op beide punten. 5.3.4 Arbeidshygiënische strategie.
Er is sprake van een arbeidshygiënische strategie als er maatregelen aan de bron plaats- vinden. De arbeidshygiënische strategie is niet alleen bij het gebruik van gevaarlijke stof- fen van toepassing maar wordt in tal van andere situaties gebruikt indien er sprake kan zijn van kans op gezondheidsschade. Men kiest eerst voor het minst schadelijke product, dan probeert men de blootstelling aan het product te voorkomen, daarna probeert men de blootstellingsduur te beperken en daarna past men eventueel persoonlijke beschermings- middelen toe. Een en ander vergt een beleidsmatige aanpak. In 11 situaties was hier on- voldoende beleid zichtbaar.
5.3.5 Gevaarlijke stoffen en het voorkomen van ongewilde gebeurtenissen. Bij dit inspectiepunt werd er gekeken of er bij calamiteiten met een gevaarlijke stof be- leid aanwezig was om de gevolgen te voorkomen of te beperken. In 68 situaties was dit punt onvoldoende geborgd en zijn overtredingen geconstateerd. 5.3.6 Veilige opslag algemeen.
Bij dit inspectiepunt zijn 122 overtredingen geconstateerd. Onder veilige opslag algemeen wordt verstaan dat stoffen zijn opgeslagen volgens de daarvoor geldende richtlijnen. Er werd gekeken of de opslagruimte aan de eisen voldeed, of er brandblusapparatuur aanwezig was, of er voldoende ventilatie was, of de ruimte afsluitbaar was, of de waarschuwingsinformatie `brandgevaar, open vuur verboden' was aangebracht, of productinformatiebladen aanwezig waren, of de persoonlijke bescher- mingsmiddelen in de nabijheid van de opslagruimte aanwezig waren en of er geen ge- vaarlijke combinaties van stoffen in een ruimte aanwezig waren.

5.3.7 Oogspoelvoorziening/ nooddouche
In situaties waar met irriterende, of etsende stoffen gewerkt wordt is een oogspoel- voorziening verplicht. In laboratoria of in situaties waar ook kans op brand of explosie- gevaar aanwezig is wordt een nooddouche verlangd. Bij gemeentelijke werkplaatsen, garages en zwembaden zijn op dit punt 15 overtredingen aangetroffen. 5.3.8 Voorlichting / onderricht over gevaarlijke stoffen. Daar waar gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen dient de werkgever voorlichting en onderricht te geven over het werken met dergelijke stoffen. Hier valt ook onder dat pro- ductinformatie aanwezig dient te zijn en medewerkers een cursus hebben gevolgd met betrekking tot de omgang/handeling met de gevaarlijke stoffen b.v. asbest. Tijdens de inspectie bleek dit in 21 situaties niet het geval te zijn. 5.3.9 Registratie van gevaarlijke stoffen.
In 113 gevallen bleek er sprake van geen of een ondeugdelijke registratie van gevaar- lijke stoffen. Om een goed overzicht te hebben van gevaarlijke stoffen is het verplicht hiervan een registratie bij te houden. Men weet dan welke stoffen in welke hoeveelheid

Eindverslag inspectieproject gemeenten 24



waar zijn opgeslagen en worden gebruikt. Een dergelijke registratie kan ook helpen dat gevaarlijke stoffen die men wel heeft opgeslagen maar niet meer gebruikt worden, op te ruimen.
5.3.10 Etikettering gevaarlijke stoffen.
In bijvoorbeeld werkplaatsen, garages en zwembaden is het van groot belang te weten welke stoffen zich in de verpakking bevindt. Verwisseling of verkeerd gebruik kan grote gevolgen hebben. Ook bij het herverpakken in kleinere verpakkingen dient er doorgeëti- ketteerd te worden. In een aantal gevallen zijn verpakkingen aangetroffen waarvan de inhoud aan de buitenkant niet herkenbaar was. Ook bleek dat op kleinere (her)verpakkingen het etiket met informatie over de betreffende stof niet (meer) aanwezig was. Over dit inspectiepunt zijn 26 overtredingen geconstateerd. 5.3.11 Veiligheidsinformatiebladen
Bij gemeentelijke zwembaden dienen de veilgheidsinformatiebladen van bijvoorbeeld chloorbleekloog, zoutzuur, zwavelzuur of kooldioxyde op de plaats van gebruik van de stof aanwezig te zijn. In andere gevallen, zoals werkplaatsen en garages dient de informa- tie over gevaarlijke stoffen eveneens beschikbaar te zijn. In 19 situaties ontbrak deze in- formatie op de werkplek.
5.3.12 Kankerverwekkende stoffen.
Daar waar medewerkers in contact kunnen komen met kankerverwekkende stoffen dient de werkgever voorzorgsmaatregelen te treffen. Hierbij kan men denken aan voorlichting en onderricht, beperking van de blootstelling, persoonlijke beschermingsmiddelen en periodiek gezondheidskundig onderzoek. In situaties waar met asbest, bestrijdingsmidde- len of andere kankerverwekkende stoffen wordt gewerkt moet volgens de voorschriften gewerkt worden. Er dient een deugdelijke registratie van de stoffen aanwezig te zijn en er gelden speciale voorschriften voor de opslag van deze stoffen. Er zijn 9 overtredingen geconstateerd. Allen konden worden afgedaan met een waarschuwing.

5.3.13 Werken in situaties met asbest.
Bij gemeenten komen situaties voor dat het personeel aan asbest blootgesteld kan worden. Dit kan op de vuilstortplaats waar particulieren asbest afval aanbieden dat niet goed ver- pakt is. De blootstelling kan ook plaatsvinden tijdens de afvalinzameling van grofvuil dat er stukken asbestplaat of asbestbuis aangeboden worden. Ook kunnen medewerkers door het ophalen van zogenaamd zwerfafval dat asbesthoudend is blootgesteld worden. Goede procedures, afspraken en persoonlijke beschermingsmiddelen zijn noodzakelijk. Met na- me zijn er opmerkingen gemaakt die verband hielden met de handeling van asbest op de overstortplaats van de gemeente.

Eindverslag inspectieproject gemeenten 25



5.3.14 Beleid microbiologische agentia
Bij de afdeling gemeentereiniging kunnen de medewerkers kans lopen om blootgesteld te worden aan biologische agentia. Bij de huisvuilinzameling, bij de reiniging van openbare plaatsen zoals toiletten zwembaden en sportterreinen kunnen medewerkers in contact ko- men met menselijke secreta zoals bloed, fecaliën en urine. De kans op besmetting met hepatitis is niet denkbeeldig. Ook blootstelling aan schimmels en endotoxinen, die voor- namelijk in huisvuil voorkomen, is mogelijk. Hierdoor kunnen verschijnselen van kortdu- rende overgevoeligheidsreacties optreden. De werkgever dient beleid, voorschriften en instructies, te hebben voor de medewerkers die met dergelijke stoffen in contact kunnen komen. De 27 geconstateerde overtredingen hadden betrekking op het ontbreken of de onvolledigheid van het beleid op dit punt.
Aantal geconstateerde overtredingen
MODULE 3 aantal in % van totaal Gevaarlijke stoffen
gev. stoffen voorkomen blootstelling 69 10,8 ventilatie opslag gevaarlijke stoffen 71 11,2 Persoonlijke beschermingsmiddelen 47 7,4 arbeidshygiënische strategie 11 1,7 gev. stoffen voorkomen ongewenste gebeurtenissen 68 10,7 veilige opslag algemeen 122 19,2 oogspoelvoorziening / nooddouche 15 2,4 voorlichting / onderricht gev. stoffen 21 3,3 registratie aanwezigheid gev. stoffen 113 17,8 etikettering gevaarlijke stoffen 26 4,1 veiligheidsinformatiebladen 19 3,0 kankerverwekkende stoffen 7 1,1 Werken in situaties met asbest (sloop, verwijderen) 20 3,1 Beleid microbiologische agentia 27 4,2 totaal 636 100,0

Eindverslag inspectieproject gemeenten 26



5.4 Module 4
Fysieke belasting en fysische factoren.
Omschrijving inspectiepunt:
Tijdens de inspectie is gekeken of de werkgever voldoende aandacht besteedt aan ver- schillende aspecten van de fysieke en fysische factoren. Onder dit inspectiepunt vallen de volgende aspecten: tillen, duwen en trekken, ongun- stige werkhoudingen, klimaat op de werkplek, schadelijk geluid, etc. In de gemeentelijke organisatie komen verschillende situaties voor waar deze aspecten van grote invloed kunnen zijn op de gezondheid van de medewerkers. Het betreft eigen- lijk alle afdelingen. Zowel op de kantoren als in de werkplaatsen, magazijnen en in de buitendienst zijn deze aspecten van toepassing. Het is echter vaak moeilijk aan te ge- ven waar nu precies het ziekteverzuim door ontstaat. Was de oorzaak nu het klimaat op de werkplek, de hoeveelheid werk, de planning, het zware tilwerk of misschien wel een combinatie van genoemde factoren. Wel is het belangrijk voldoende aandacht te schen- ken aan de verschillende aspecten omdat ze allemaal op zich invloed kunnen hebben op de gezondheid en het welzijn van de medewerkers. 5.4.1 Tillen, dragen, duwen en trekken
Tillen, dragen, duwen en trekken komen binnen verschillende gemeentelijke diensten veelvuldig voor. Over deze punten zijn in totaal 30 overtredingen geconstateerd. Het is belangrijk dat de werkgever dergelijke belastende arbeidssituaties heeft herkend en ze heeft opgenomen in de risico-inventarisatie en -evaluatie en er middels een plan van aanpak oplossingen voor vindt. Uit RI&E's is gebleken dat het punt wel als zodanig werd genoemd maar dat er op verschillende werkplekken nog geen verbeteringen werden uit- gevoerd.
Maar ook binnen het gemeentehuis bleek niet altijd voldoende aandacht voor fysieke be- lasting. In het magazijn of in het personeelsrestaurant moet getild worden. Het ontbrak hier vooral aan kleine tilhulpmiddelen zoals steekkarren en andere wagentjes. In de buitendienst van de gemeente komen op verschillende plekken tilsituaties voor waar hulpmiddelen gewenst zijn. Er zijn bij de gemeente met name nog verbeteringen aan te brengen in de aandacht voor en de aanschaf van kleine hulpmiddelen voor tillen. Bij de gemeentereiniging bleek dat de huisvuilbeladers zich over het algemeen redelijk aan de voor deze beroepsgroep geldende P 90-norm hielden. In deze P 90-norm wordt voor verschillende leeftijdscategorieën aangegeven hoeveel (gewicht of aantal colli) er per dag getild mag worden.
5.4.2 Ongunstige werkhoudingen
Bij kantoorwerkplekken (zie ook module 2 arbeidsplaatsen) is geconstateerd dat de ergo- nomie van de beeldschermwerkplek, ondanks in veel gevallen goed meubilair, toch niet in orde was. Werknemers stellen dan het meubilair verkeerd in of veranderen de werk- plek zelf zodanig dat er geen sprake meer is van een ontspannen stand van de gewrichten. Er wordt met een gedraaid hoofd naar een schuin voor hen opgesteld beeld-scherm geke- ken. In deze houding kunnen zich dan al snel nek- en schouderklachten ontwikkelen. In sommige voertuigen van de gemeentereiniging bestaat ook kans op klachten aan het houdings- en bewegingsapparaat omdat men langdurig in een gedwongen houding moet werken. Voorbeelden hiervan zijn straatveegmachines en ook bij de nieuwe huisvuilbela- dingsvoertuigen met zijbelading bestaat de kans op dergelijke klachten.

Eindverslag inspectieproject gemeenten 27



Verder komen er in de werkplaatsen ook ongunstige werkhoudingen voor. Het is gebleken dat nog niet overal voldoende aandacht is voor hulpmiddelen zoals rolplaten in de gara- ge, hijs- en hefmiddelen, verstelbare werktafels en dergelijke. Door aanschaf van derge- lijke hulpmiddelen kunnen ongunstige werkhoudingen zoals bukken, werken op de knieën, werken met een getordeerde rug of werken boven schouderhoogte worden voorkomen. Er zijn 19 overtredingen geconstateerd.

5.4.3 Klimaatbeheersing kantoorwerkplek
Het binnenklimaat in kantoorvertrekken blijkt een lastig onderwerp te zijn. Er zijn veel normen met betrekking tot het binnenklimaat maar de persoonlijke beleving van het indi- vidu maakt het vaak lastig om voor grotere groepen een prettig binnenklimaat te creëren. Tijdens de inspectie zijn op dit punt 231 overtredingen geconstateerd. De overtredin-gen betroffen voornamelijk gebrek aan ventilatie en tocht op bepaalde werkplekken. In gemeentelijke kantoren wordt door het personeel geklaagd over het binnenklimaat, zo- als: slechte ventilatie, te droge of te vochtige lucht, geen frisse luchttoevoer, tocht, te warm, te koud, ontbreken of slecht functioneren van (doelmatige) zonwering, etc., etc. Ook is achterstallig onderhoud aan de luchtbehandelingsapparatuur geconstateerd. De uitblaas- en afzuigopeningen en eventuele filters waren soms sterk verontreinigd. Bij na- vraag bleek dan onder andere een onderhoudsschema niet aanwezig te zijn. Door de toename van de automatisering is er in de afgelopen 5 jaar meer apparatuur op de kantoren gekomen. Meer apparatuur, meer personeel en slecht onderhoud aan afzuig- apparatuur kan toename van klachten te zien geven. Werknemers waren zelf ook debet aan de slechte omstandigheden. Zo zijn de volgende voorbeelden te noemen van werknemers- gedrag dat een slechte invloed had op de klimaatomstandigheden: men liet de zonwering niet op tijd zakken, deuren en/of ramen bleven open staan of werden niet gesloten, de verwarming werd niet op tijd aan of uitgezet. 5.4.4 Schadelijk geluid
Bij geluid zijn grenzen vastgesteld voor het geluidsniveau om de schadelijke effecten ervan te voorkomen. Geluid kan hinderlijk zijn en stressverhogend werken. Geluid kan ook schadelijk zijn en onherstelbare schade aan het gehoororgaan aanbrengen. De werk- gever dient dan ook te trachten de geluidsbronnen zoveel als mogelijk te beperken. Daar waar dat niet mogelijk is moeten andere maatregelen getroffen worden ter voorkoming van gehoorschade of geluidshinder.
In de RI&E dient de werkgever aan te geven waar schadelijke geluidsniveaus aanwezig zijn en welke maatregelen er genomen dienen te worden om de blootstelling aan die ni- veaus te voorkomen
In de metaal- en timmerwerkplaats is vaak sprake van een te hoog geluidsniveau. Ge- hoorbescherming is vaak niet aanwezig of wordt niet altijd gebruikt als dit noodzakelijk is. De werkruimten met daarin hoge geluidsemissies zijn niet altijd gecompartimenteerd of er ontbreken voorzieningen om geluidsemissies te reduceren. Ook werd in een aantal situaties geen geluidskaart aangetroffen. Op een geluidskaart staat aangegeven welke machines een mogelijk schadelijk geluidsniveau hebben en waar maat- regelen nodig zijn of men verplicht is gehoorbescherming te dragen. Dit laatste, aanduiding voor het dragen van gehoorbescherming, werd dan niet aangetrof- fen.
Schadelijke geluidsniveaus werden aangetroffen in bijvoorbeeld de werkplaatsen, gara- ges en zwembaden, soms ook in de cabine van zware vrachtwagens, tractoren, en cabines van brandweervoertuigen. Bij de genoemde afdelingen is het probleem bekend en men tracht door aanschaf van nieuwe apparatuur daar verbetering in aan te brengen. Voor zo-

Eindverslag inspectieproject gemeenten 28



ver dat direct niet mogelijk is worden medewerkers voorzien van gehoorbeschermings- middelen en worden ze periodiek audiometrisch getest. De 63 geconstateerde overtredingen houden verband met het niet aanwezig zijn van gege- vens over de geluidsniveaus in de werkplaatsen waar met machines gewerkt wordt die veel lawaai produceren (houtbewerkingsmachines, pneumatisch gereedschap). Ook zijn er in dit verband opmerkingen gemaakt over het voorkomen van schadelijk geluid zoals omkasten, isoleren en vervangen door minder lawaaiproducerend gereedschap.

5.4.5 Zittend en staand werk
Langdurig staan belemmert de doorbloeding van de benen en daarmee het transport van voedings- en afvalstoffen en kan uiteindelijk lijden tot ziekteverzuim. Langdurig zitten is daarentegen ook niet goed. Een afwisseling in zitten en staan wordt als het meest gunstig ervaren. Er zijn weinig (15) overtredingen geconstateerd over zittend of staand werk. Hooguit in die gevallen als de werkgever geen zitgelegenheid ter beschikking had gesteld terwijl dit voor het werk wel noodzakelijk was.
Er zou op een aantal plaatsen meer gebruik van sta-steunen gemaakt kunnen worden. Hierbij kan men denken aan baliewerkplekken en in werkplaatsen. Aantal geconstateerde overtredingen
MODULE 4 aantal in % van totaal Fysieke belasting en fysische factoren
klimaat op de werkplek 231 64,5 schadelijk geluid 63 17,6 tillen, dragen, duwen, trekken 30 8,4 ongunstige werkhoudingen 19 5,3 zittend en staand werk 15 4,2 totaal 358 100,0

Eindverslag inspectieproject gemeenten 29



5.5 Module 5
Machines / arbeidsmiddelen
Omschrijving inspectiepunt:
Bij de gemeente wordt door de gehele organisatie heen gewerkt met machines en ande- re arbeidsmiddelen. Uit ongevalsmeldingen blijkt vaak dat de beveiliging van een ma- chine niet in orde was of soms zelfs verwijderd was. Ook achterstallig onderhoud of ondeskundigheid is vaak een oorzaak van het ongeval. Periodiek onderhoud en voor- lichting en instructie zijn dan ook twee belangrijke aspecten bij het werken met allerlei machines of andere arbeidsmiddelen. Ook is hier het toezicht op het gebruik van groot belang. Ook het onderhoud van de apparatuur dient systematisch plaats te vinden, sto- ringen horen op tijd gemeld te worden en ook verholpen te worden. Er is bij dit inspec- tiepunt een onderverdeling gemaakt in: machines en arbeidsmiddelen, ladders en trap- pen, transportmiddelen, hijs- en hefwerktuigen, hijs- en hefgereedschap, vallen van hoogte en persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM's). Op dit inspectiepunt zijn een gemiddeld aantal overtredingen aangetroffen. Er zal niet op elk aspect worden ingegaan. De bijgevoegde tekst en de tabel spreken voor zich. 5.5.1 Machines/ Arbeidsmiddelen (algemeen)
In de werkplaatsen zijn onveilige situaties aangetroffen, (204 overtredingen) zoals: het veelvuldig ontbreken van doelmatige bescherming op gevaarlijke machines (met name in timmerwerkplaatsen), elektrische onveiligheid, beschadigde lasgasslangen, laaghangende TL-armaturen, ontbreken van trapleuningen en bordessen. Diverse niet (goed) beveiligde houtbewerkingmachines waaraan soms gewerkt wordt door niet deskundig personeel. In de groenvoorziening wordt met talrijke gevaarlijke werktuigen gewerkt en daarbij wordt lang niet altijd de veiligheid voldoende in acht genomen. Het personeel is zich vaak nog onvoldoende bewust van de risico's waaraan zij zichzelf blootstellen.
Het toezicht op het onderhoud en het gebruik van machines en arbeidsmiddelen schoot te kort waardoor het kon voorkomen dat medewerkers van de buitendienst werkten met een onbeveiligde bosmaaier, de beschermkap ter voorkoming van het wegschieten van steen- tjes ontbrak geregeld. Ook werd geconstateerd dat machines niet of onvoldoende waren beveiligd. Voorbeelden hiervan zijn het ontbreken van de beschermkap en/of spouwmes op de cirkelzaag. Van sommige hijs- en hefwerktuigen kon het keuringsbewijs niet ge- toond worden. Een enkele keer voldeed een vorkheftruck niet aan de veiligheidseisen.

Eindverslag inspectieproject gemeenten 30



Aantal geconstateerde overtredingen
MODULE 5 aantal in % van totaal Machines /arbeidsmiddelen
machines en andere arbeidsmiddelen 204 58,8 ladders en trappen 15 4,3 transportmiddelen 3 0,9 hijs- en hefwerktuigen 23 6,6 hijs- en hefgereedschap 3 0,9 vallen van hoogten 43 12,4 persoonlijke beschermingsmiddelen 56 16,1 totaal 347 100,0

Eindverslag inspectieproject gemeenten 31



5.6 Module 6
Werk- en rusttijden
Omschrijving inspectiepunt:
Inspectie naar aanleiding van de Arbeidstijdenwet. De werkgever dient beleid te voeren inzake arbeids- en rusttijden van werknemers en houdt daarbij, voorzover dat redelijkerwijs van hem gevergd kan worden, rekening met de persoonlijke omstandigheden van werknemers. Het beleid wordt gevoerd in samen- hang met het arbeidsomstandighedenbeleid. In de RI&E dient aangeven te zijn welke arbeidspatronen er in de organisatie voorkomen en waar mogelijke knelpunten te ver- wachten zijn. Voor jeugdigen en zwangere vrouwen gelden speciale wettelijke ver- plichtingen. De werkgever dient een deugdelijke registratie van arbeids- en rusttijden te voeren die controle op de naleving van de Arbeidstijden wet mogelijk maakt. 5.6.1 Werk- en rusttijden
Bij de gemeenten is gekeken naar de arbeidstijden. Daar het hier meestal om kantoorar- beid gaat is vooral gekeken hoe men omging met de beschikbare tijd. Dit is gedaan door middel van gesprekken met medewerkers over de arbeids- en rusttijden. Veel medewer- kers bepalen in veel gevallen steeds meer zelf wanneer ze aanvangen met het werk, wan- neer ze pauze nemen en wanneer ze stoppen met het werk. Er komen in deze sector erg veel arbeidspatronen voor. Het uitgangspunt is dat het aantal uren per week gemaakt wordt. Door de vrijheid bij het invullen van de uren is het mogelijk dat mensen tussen de middag de lunch achter het bureau gebruiken. Hierdoor is de kans op onvoldoende ont- spanning reëel aanwezig.

Tijdens het inspectieproject is vrijwel nergens gebleken dat de normen van de Arbeids- tijdenwet werden overschreden.
Aantal geconstateerde overtredingen
MODULE 6 aantal in % van totaal werk- en rusttijden
algemeen 17 100,0 5.7 Totaal overzicht van de overtredingen per module Eindverslag inspectieproject gemeenten 32



De onderstaande tabel geeft een totaalbeeld van de geconstateerde overtredingen van alle modules. Daarbij is in percentages aangegeven hoeveel overtredingen per module zijn geconstateerd ten opzichte van het totaal van alle overtredingen. In bijlage 3 is een totaaloverzicht gegeven van alle overtredingen gerubriceerd naar mo- dules.
Totaal aantal overtredingen per module
Modules totaal in % van totaal Arbobeleid, RI&E en Plan van aanpak 2299 48,3 Arbeidsplaatsen, inrichting 1102 23,2 Gevaarlijke stoffen 636 13,4 Fysieke belasting en fysische factoren 358 7,4 Machines /arbeidsmiddelen 347 7,3 Werk- en rusttijden 17 0,4 totaal 4759 100,0 5.8 Verschillen tussen grote en kleine gemeenten Tijdens de inspectie is niet gebleken dat in grote gemeenten de arbozorg deskundiger en systematischer georganiseerd was dan in kleinere gemeenten. Integendeel, in een aantal zeer grote gemeenten komen relatief, soms aanzienlijk slechtere arbeidsomstandigheden voor en is de arbobeleidsvoering aanzienlijk minder goed ont- wikkeld dan in kleinere gemeenten.Het bleek dat met name in de voortgangscontrole op het plan van aanpak in de grotere gemeenten gaten vielen. In kleinere gemeenten was, als er een duidelijk plan van aanpak aanwezig was, de controle op de voortgang beter. De kortere communicatielijnen hadden daar waarschijnlijk invloed op. Wel moet hier duide- lijk bij vermeld worden dat in kleinere gemeenten het arbobeleid er vaak even bij gedaan moet worden en soms geen sprake was van enige systematiek. Het hangt van het bevoegd gezag af of arbo-zaken serieus worden genomen. Als dat het geval is kan er op systemati- sche en structurele wijze aandacht aan arbeidsomstandigheden worden besteed. Zorg voor goede arbeidsomstandigheden komt eigenlijk nooit goed van de grond als de perso- neelsmedewerker arbo er even bij moet doen.
5.9 Handhaving
Tijdens de inspectiebezoeken zijn er afspraken gemaakt met het bevoegd gezag over de termijn waarbinnen geconstateerde overtredingen zullen zijn opgeheven. De resultaten van de inspecties werden schriftelijk door de Arbeidsinspectie bevestigd. De brieven met tekortkomingen/overtredingen2 en afspraken werden steeds verzonden naar het College van B&W en naar de ondernemingsraad. Daarnaast is er ook contact geweest tussen gemeenten en de betrokken inspecteurs van de Arbeidsinspectie, met name over het niet halen van de eerder afgesproken termijnen.


2 Tot oktober 1998 werd bij de handhaving gesproken over tekortkomingen. Bij de inwerkingtreding van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 is de term "tekortkoming" vervangen door "overtreding".

Eindverslag inspectieproject gemeenten 33



5.9.1 Hercontrole
Gedurende de inspectieperiode zijn ook controlebezoeken uitgevoerd. De hercontroles hadden betrekking op geconstateerde overtredingen waarbij handhavingstermijnen waren afgesproken die binnen de inspectieperiode vielen. Tijdens deze hercontroles is geconstateerd dat een groot deel van de geconstateerde over- tredingen inmiddels zijn opgeheven. Het opheffen van sommige overtredingen duurde wel veel langer dan dat de Arbeidsinspectie gewend is in het bedrijfsleven. Bij gemeenten verlopen de besluitvormingsprocedures erg "stroperig". De geconstateerde overtredingen waren niet allemaal even snel aangepakt en opgeheven. In een aantal gevallen heeft dit geleid tot het inzetten van zwaardere instrumenten om de handhaving af te dwingen (waarschuwingen, eisen en sinds 1998 ook boeterapporten). Ook was het noodzakelijk (voor invoering van de bestuurlijke boete) een proces-verbaal aan te zeggen. In een aantal gemeenten lopen nog steeds handhavingstrajecten. Gehanteerde handhavingsinstrumenten
Peildatum 15 november 2000
Instrument aantal
Eis met opschortende werking 2e fase 2
Stillegging informeel 1
Tekortkoming 1e fase 427
Waarschuwing 2e fase 121
Boeterapport 8
Stillegging 2
Waarschuwing 1e fase 6
Waarschuwing Arbo 74
Stillegging en boeterapport 1
Proces Verbaal 1
totaal 643
Gedurende de looptijd van het inspectieproject hebben de inspecteurs bij hun bezoeken gebruik gemaakt van de eerder omschreven instrumenten om de handhaving van de Arbo- wet af te dwingen.
Een aantal instrumenten is gebaseerd op de Arbowet die sinds 1999 van kracht is (boete- rapport, waarschuwing arbo stillegging en boeterapport), andere instrumenten zijn ge- bruikt op basis van de "oude" Arbowet (Eis met opschortende werking 2e fase, Stilleg- ging informeel, Tekortkoming 1e fase, Waarschuwing 2e fase) en een aantal instrumenten zijn voor beide van toepassing (Proces Verbaal, Stillegging en Waarschuwing 1e fase). 5.9.2 Tendensen inspectieperiode
Zoals eerder vermeld heeft de inspectieperiode 4 jaren geduurd. In deze periode zijn er meerdere bezoeken aan de gemeenten gebracht en zijn verschillende resultaten geboekt. Zaken en interventies
Indien een inspecteur een bezoek brengt aan een gemeente wordt in het geautomatiseerde registratiesysteem van de Arbeidsinspectie een zaak aangemaakt. Hierin worden alle bezoeken en activiteiten bij die gemeente op die locatie geboekt. In sommige gevallen zijn binnen een gemeentelijke organisatie twee zaken aangemaakt. Dit kon voorkomen bij

Eindverslag inspectieproject gemeenten 34



bijvoorbeeld deelgemeenten of inspecties aan aparte locaties. Daarom is het aantal zaken (623) hoger dan het aantal bezochte gemeenten (550). Ieder bezoek aan een gemeente wordt geboekt. Een dergelijke boeking wordt interventie genoemd. Omdat de inspectie bestaat uit meerdere bezoeken is het aantal interventies veel groter dan het aantal zaken.
In het onderstaand overzicht zijn het aantal nieuw ingevoerde zaken en interventies aangegeven, verdeeld over een aantal periodes. De peildatum is 15 november 2001. 1996/1997 1998 1999 2000/2001 Zaken 245 112 87 41 Interventies 447 500 379 389 Uit deze tabel is af te lezen dat er gedurende de gehele inspectieperiode nieuwe zaken zijn aangemaakt. Uiteraard lag de piek in de eerste jaren van de inspectieperiode maar ook in het laatste deel zijn er nog gemeenten bezocht. Er was dan ook geen sprake van een evenredige verdeling van de te bezoeken gemeenten over de gehele periode. Uit de combinatie tussen zaken en interventies is af te leiden dat het aantal nieuwe zaken afnam maar dat het aantal nieuwe interventies over de jaren heen hoog bleef. Dat wordt mede veroorzaakt door het feit dat bij de inspectietrajecten bij sommige gemeenten veel overleg noodzakelijk was en in andere gevallen er verschillende data waren vastgesteld voor de hercontroles. Na iedere datum was een nieuw bezoek noodzakelijk en ontstond er dus binnen die zaak een nieuwe interventie.
Het onderstaand overzicht geeft het aantal nieuwe zaken aan met daarbij de ingezette handhavingsinstrumenten in de 1e fase en het gemiddeld aantal instrumenten per zaak. De handhavingsinstrumenten in de eerste fase zijn door de jaren heen "tekortkoming 1e fase", "waarschuwing 1e fase" en "waarschuwing arbo".
1996/1997 1998 1999 2000/2001 Nieuwe zaken 245 112 87 41 Handhavingsinstrumenten 1e fase 218 138 95 91 Instrumenten per zaak 0,9 1,2 1,1 2,2 Uit dit overzicht blijkt duidelijk dat er in de loop van de inspectieperiode er niet minder te handhaven viel. Het aantal ingezette handhavingsinstrumenten ten opzichte van het aan- tal zaken is gestegen.

Eindverslag inspectieproject gemeenten 35




6 CONCLUSIES
6.1 Algemeen
Uit het grote aantal overtredingen (4759) kan zonder meer geconcludeerd worden dat er geen sprake was van een integrale en systematische aanpak van arbeidsomstandigheden bij gemeenten in de periode 1996 - 2000.
Het grote aantal overtredingen vloeit voort uit het feit dat de inspecteur eerst door de ver- schillende werkplekken is gelopen en daar als "munitie" voor het gesprek met het mana- gement voorbeelden van falend beleid kan aanvoeren. Het college van Burgemeester en Wethouders was zich onvoldoende bewust van de wettelijke verplichtingen met betrek- king tot de Arbeidsomstandighedenwet. Het management was onvoldoende in staat arbo- beleid op te stellen, uit te laten voeren en te controleren. Door de Arbeidsinspectie zijn tijdens het inspectieproject, dat 4 jaar duurde, veel zowel beleidsmatige als concrete overtredingen aangetroffen.
In de inspectieperiode hebben de inspecteurs te maken gehad met een grote hoeveelheid veranderingen. Veranderingen binnen de Arbeidsinspectie, wetgeving, handhavingsbe- leid, automatisering en samenvoeging van diensten tot één inspectiedienst3. Ook kregen de inspecteurs te maken met veranderingen bij de gemeenten zoals gemeentelijke herinde- ling, bestuurlijke reorganisatie, aansluiting bij gecertificeerde arbodienst, en de verplich- ting tot het maken van een risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E). Bovengenoemde aspecten hebben zeker invloed gehad op de termijnen bij de handhaving. Tijdens het inspectieproject is vastgesteld dat veel gemeenten erg veel moeite hadden met het opstellen van een RI&E. Er zijn verschillende mogelijkheden om een RI&E op te stel- len. Het hangt van het organisatiemodel van de gemeente af hoe er uiteindelijk een inzich- telijke RI&E tot stand komt. Het is mogelijk dat een gemeente één integrale RI&E maakt maar de RI&E kan ook bestaan uit deel RI&E's van de verschillende diensten of secto- ren.
Dit proces bleek voor veel gemeenten moeilijk. Er was bijvoorbeeld wel een RI&E van de werkplaats maar andere onderdelen van de het gemeentelijk apparaat waren dan nog niet in beeld gebracht. Een totale RI&E was dan dus niet aanwezig terwijl dat op grond van de Arbeidsomstandighedenwet wel zou moeten. Hierop werd dan een handha- vingstraject ingezet door de inspecteur.
6.2 Systematische arbozorg
Het inspectieproject "gemeenten" is opgezet als een "narooiproject." Het was de bedoe- ling om na een aantal onderwerpinspecties, in voorgaande jaren, te kijken of die inspec- ties invloed hebben gehad op de aandacht voor arbeidsomstandigheden. De inspecteur keek daarom eerst op de werkplek en daarna werd er een gesprek met bevoegd gezag en O.R. gevoerd over de aangetroffen overtredingen versus het eventueel aanwezige arbo- zorgsysteem.
De zorg voor arbeidsomstandigheden is nog niet altijd in de "normale" bedrijfsvoering geïntegreerd, waardoor een voortdurende structurele verbetering van de arbeidsomstan- digheden nog onvoldoende is gewaarborgd.


3 De Arbeidsinspectie heeft gedurende de looptijd van het inspectieproject kort een naamsverandering gehad. Bij de start was de naam gewijzigd in "Inspectiedienst SZW", later is dit weer gewijzigd in "Ar- beidsinspectie".

Eindverslag inspectieproject gemeenten 36



Het bleek bijvoorbeeld dat een gemeente een nieuwe medewerker had aangesteld om de rol als arbo-coördinator uit te voeren. Hierdoor moest door betrokkene eerst een positie als arbo-coördinator in de organisatie veroveren. Daarna kon dan het spel beginnen om zaken voor elkaar te krijgen. "Arbo" blijkt in veel gevallen dan gezien te worden als een verplichte bijzaak.
Als het bevoegd gezag niet duidelijk aangeeft dat arbo een integraal onderdeel uit maakt van het totale bedrijfsbeleid blijft het voor het management een strijd om het een en ander voor elkaar te krijgen.
De arbo-coördinator kon constateren dat de planning niet was gehaald en de punten waren doorgeschoven. Toezicht van boven af, door bijvoorbeeld de gemeentesecretaris, bleek vaak te ontbreken. In een laat stadium, als de Arbeidsinspectie in de organisatie kwam met handhavingsinstrumenten zoals een proces-verbaal en later (november 1999) een bestuurlijke boete, werd de gemeentesecretaris op de hoogte gesteld. Het ontbreken van sturingsinstrumenten met betrekking tot de arbozorg zijn er de oorzaak van dat het plan van aanpak, dat naar aanleiding van een RI&E moet worden opgesteld, niet verscheen of slechts gedeeltelijk en onvolledig. Er werd tijdens het maken van de RI&E onvoldoende aandacht besteed aan de taken en verantwoordelijkheden in de lijn. Medewerkers in de organisatie waren niet of nauwelijks op de hoogte wat er van hun verwacht werd of als ze het wel wisten werden ze er onvoldoende op aangesproken. 6.3 Medezeggenschap
De rol van de medezeggenschap is zwak gebleken. Door wisselingen in de samenstelling van de ondernemingsraad of soms van de ingestelde VGW-commissie (Veiligheid, Ge- zondheid en Welzijn) bleek men niet in staat goed overleg met de werkgever over de voortgang van het plan van aanpak te voeren. Het proces kon dus niet goed vanuit de werknemerspositie gevolgd worden. Geregeld zijn er voor het gemeente personeel, door het toenmalige Nederlands Instituut voor Arbeidsomstandigheden (NIA) in samenwerking met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Arbeidsinspectie cursussen en workshops georganiseerd. In de afgelopen vier jaren is gebleken dat de O.R. en ook de VGW-commissie er ten dele in geslaagd zijn grip te krijgen op het beleid ten aanzien van de arbeidsomstandigheden.
6.4 Diensten
Ook is gebleken dat sommige diensten wat verder van de ambtelijke organisatie afstaan. De brandweer bleek tijdens het inspectiebezoek in het kader van het inspectieproject ge- meenten slechts zelden over een goede RI&E te beschikken. De communicatie tussen de brandweer en het gemeentebestuur bleek erg smal. De commandant van de brandweer werd slechts betrokken in het overleg als er inhoudelijke brandweerzaken aan de orde kwamen. De brandweer hield deze zwakke band zelf in stand door zich in veel gevallen zelfstandig en wat afzijdig te houden. Vaak kwamen financiële aanvragen te laat en wer- den de wensen pas en jaar later op de begroting gezet. De brandweer heeft zich sterk dienstverlenend opgesteld. Het gemeentebestuur heeft in veel gevallen deze toch wel erg technische dienst haar eigen gang laten gaan waardoor de brandweer lange tijd een wat geïsoleerde positie binnen het gemeentelijk apparaat in nam. Uit de inspectie bleek dat er bijvoorbeeld aan de RI&E onvoldoende aandacht was besteed. Meestal, als er al een RI&E was, betrof dit slechts de kantoren, de werkplaats en de stalling van de voertuigen. De werkelijke risico's voor het brandweerpersoneel in de repressieve dienst kwamen onvoldoende aan bod. De arbodienst die bij het maken van een RI&E ingeschakeld dient

Eindverslag inspectieproject gemeenten 37



te worden was in veel gevallen ook niet in staat om met de hen bekende instrumenten een goede RI&E te ontwikkelen.4
Veel gemeenten zeggen geen financiële middelen te hebben om iets aan arbeidsomstan- digheden te doen. Dit argument werd vaak oneigenlijk gebruikt. Bij het opstellen van de begroting worden niet vroegtijdig de budgetten voor arbeidsomstandigheden gereser- veerd.
Bij nieuw- of verbouw en andere investeringen wordt arbeidsomstandigheden niet als een integraal onderdeel in de besluitvorming meegenomen. Er zijn diverse voorbeelden ge- constateerd waarbij dit achteraf soms tot zeer kostbare aanpassingen heeft geleid. Arbozorg maakte in de inspectieperiode in veel gevallen nog onvoldoende deel uit van het totale bedrijfsbeleid en managers zijn onvoldoende in staat de wensen tijdig op de begroting te krijgen.
Men is zich nog in onvoldoende mate bewust dat slechte arbeidsomstandigheden een ne- gatieve invloed hebben op het ziekteverzuim en de motivatie van het personeel.


4 Zie inspectierapport; "Eindverslag Inspectieproject Brandweer"
Eindverslag inspectieproject gemeenten 38




7. FOLLOW UP
Uit de inspectieresultaten is gebleken het arbozorgsysteem bij veel gemeenten nog slecht functioneert. Inmiddels is op 9 juli 2001 het "arboconvenant gemeenten" getekend. Dit convenant bevat een aantal belangwekkende onderwerpen, zoals werkdruk, RSI, agressie en geweld, ziekteverzuimbeheersing (terugbrengen met 1 %) en het ontwerpen van een model-RI&E.
Een aantal van deze onderwerpen leent zich goed voor een gericht inspectieproject. Een inspectieproject op beleid ten aanzien van R.S.I. lijkt zinvol alhoewel daar een in- spectie op werkdruk aan vooraf zou kunnen gaan.
Tevens is het ook mogelijk de voortgang met betrekking tot de arbozorg te controleren op een paar specifieke punten uit het plan van aanpak behorende bij de RI&E.

Eindverslag inspectieproject gemeenten 39



BIJLAGE 1
TEKST AANKONDIGINGSBRIEF

Eindverslag inspectieproject gemeenten 40



"AANKONDIGINGSBRIEF" Aan het College van Burgemeester
en Wethouders van de gemeente ...
Onderwerp:
Inspectieproject
Geacht College,
De Inspectiedienst SZW (voorheen Arbeidsinspectie) zal een inspectieproject uitvoeren bij de gemeenten in Nederland.
Het optreden van de Inspectiedienst SZW is gericht op de handhaving van de wettelijke verplichtingen van onder meer de Arbeidsomstandighedenwet. In het kader van dit in- spectieproject zal ook uw gemeente worden bezocht. Tijdens eventuele voorgaande inspectiebezoeken zijn in een aantal gevallen afspraken gemaakt over de opheffing van de door ons geconstateerde tekortkomingen. Naast het op- heffen van deze concrete tekortkomingen zijn er vaak opmerkingen gemaakt over de wet- telijke verplichtingen ten aanzien van de arbobeleidsvoering, de risico-inventarisatie en - evaluatie en het plan van aanpak dat sinds 1 januari 1994 voor elke gemeente verplicht is. De werkwijze is als volgt.
Eerst zal er contact met uw gemeente opgenomen worden voor het maken van een af- spraak voor een oriënterend voorgesprek met de arbo-coördinator. Na dit voorgesprek zal de feitelijke inspectie plaatsvinden.
De bevindingen tijdens deze inspectie zullen worden besproken met de eind- verantwoordelijke voor het arbobeleid binnen uw gemeente en een vertegenwoordiging van het overlegorgaan.
In het belang van een voor uw gemeente efficiënt verlopende inspectie verzoek ik u hier- bij dit inspectiebezoek alvast bij de sectorhoofden c.q. directeuren bekend te maken. Een afschrift van deze brief is verzonden aan de secretaris van het medezeggenschapsor- gaan van uw gemeente.
Hoogachtend,

Eindverslag inspectieproject gemeenten 41



BIJLAGE 2
FOTO'S

Eindverslag inspectieproject gemeenten 42



foto 1

Eindverslag inspectieproject gemeenten 43



foto 2

Eindverslag inspectieproject gemeenten 44



foto 3

Eindverslag inspectieproject gemeenten 45



foto 4

Eindverslag inspectieproject gemeenten 46



BIJLAGE 3
CIJFERMATIGE ONDERBOUWING VAN DE
GECONSTATEERDE TEKORTKOMINGEN

Eindverslag inspectieproject gemeenten 47



CIJFERMATIGE ONDERBOUWING
Gehanteerde handhavingsinstrumenten
Peildatum 15 november 2000
Instrument aantal
Eis met opschortende werking 2e fase 2
Stillegging informeel 1
Tekortkoming 1e fase 427
Waarschuwing 2e fase 121
Boeterapport 8
Stillegging 2
Waarschuwing 1e fase 6
Waarschuwing Arbo 74
Stillegging en boeterapport 1
Proces Verbaal 1
totaal 643
Gedurende de looptijd van het inspectieproject hebben de inspecteurs bij hun bezoeken gebruik gemaakt van de bovenstaande instrumenten om de handhaving van de Arbowet af te dwingen.
Een aantal instrumenten is gebaseerd op de Arbowet die sinds 1999 van kracht is (boete- rapport, waarschuwing arbo stillegging en boeterapport), andere instrumenten zijn ge- bruikt op basis van de "oude" Arbowet (Eis met opschortende werking 2e fase, Stilleg- ging informeel, Tekortkoming 1e fase, Waarschuwing 2e fase) en een aantal instrumenten zijn voor beide van toepassing (Proces Verbaal, Stillegging en Waarschuwing 1e fase). Geconstateerde overtredingen
Totaaloverzicht alle modules aantal overtredingen in % van totaal Arbo-beleid, RI&E en plan van aanpak 2299 48,3 Arbeidsplaatsen, inrichting 1102 23,2 Gevaarlijke stoffen 636 13,4 Fysieke belasting en fysische factoren 358 7,4 Machines /arbeidsmiddelen 347 7,3 Werk- en rusttijden 17 0,4 totaal 4759 100,0

Eindverslag inspectieproject gemeenten 48



Module 1, Arbobeleid, RI&E en plan van aan- aantal overtredingen in % van pak totaal Arbo- en verzuimbeleid algemeen 469 20,4 RI&E en Plan van Aanpak 685 29,8 Voorlichting en onderricht 133 5,8 Werkoverleg 59 2,6 Bedrijfshulpverlening (BHV) 311 13,5 Arbeidsgezondheidskundig onderzoek 29 1,3 Samenwerking meerdere werkgevers 11 0,5 Melding en registratie ongevallen 56 2,4 Beleid fysieke belasting 50 2,2 Beleid psychische belasting 234 10,2 Beleid seksuele intimidatie 98 4,3 Beleid agressie en geweld 164 7,1 totaal 2299 100,0 Module 2 aantal overtredingen in % van Arbeidsplaatsen, inrichting totaal Arbeidsplaatsen algemeen en inrichting 342 31,0 Daglichttoetreding en verlichting 31 2,8 Sanitaire voorzieningen 61 5,5 Schaftlokaal / pauzeruimte 16 1,5 Vaste trappen 18 1,6 Tweede uitgang / vluchtwegen 113 10,3 Brandmelding en brandbestrijding 28 2,5 Elektrische installatie 60 5,4 Deuren en beweegbare hekken 37 3,4 Beeldschermwerkplekken 270 24,5 Baliewerkplekken 99 9,0 Goederenopslag en magazijnstellingen 27 2,5 totaal 1102 100,0

Eindverslag inspectieproject gemeenten 49



Module 3 aantal overtredingen in % van Gevaarlijke stoffen totaal Gevaarlijke stoffen; voorkomen blootstelling 69 10,8 Ventilatie bij opslag van gevaarlijke stoffen 71 11,2 Persoonlijke beschermingsmiddelen 47 7,4 Arbeidshygiënische strategie 11 1,7 Gevaarlijke stoffen; voorkomen ongewilde ge- 68 10,7 beurtenissen
Veilige opslag, algemeen 122 19,2 Oogspoelvoorziening / nooddouche 15 2,4 Voorlichting / onderricht gevaarlijke stoffen 21 3,3 Registratie van de aanwezigheid gevaarlijke stof- 113 17,8 fen
Etikettering gevaarlijke stoffen 26 4,1 Aanwezigheid / gebruik veiligheidsinformatiebla- 19 3,0 den
Werken met kankerverwekkende stoffen 7 1,1 Werken in situaties met asbest (sloop, verwijde- 20 3,1 ren)
Beleid microbiologische agentia 27 4,2 totaal 636 100,0 Module 4, Fysieke belasting en fysische facto- aantal overtredingen in % van ren totaal Klimaat op de werkplek 231 64,5 Schadelijk geluid 63 17,6 Tillen, dragen, duwen, trekken 30 8,4 Ongunstige werkhoudingen 19 5,3 Zittend en staand werk 15 4,2 totaal 358 100,0

Eindverslag inspectieproject gemeenten 50



Module 5 aantal overtredin- in % van Machines /arbeidsmiddelen gen totaal Machines en andere arbeidsmiddelen 204 58,8 Ladders en trappen 15 4,3 Transportmiddelen 3 0,9 Hijs- en hefwerktuigen 23 6,6 Hijs- en hefgereedschap 3 0,9 Vallen van hoogten 43 12,4 Persoonlijke beschermingsmiddelen 56 16,1 totaal 347 100,0 Module 6 aantal overtredin- in % van werk- en rusttijden gen totaal Werk- en rusttijden, algemeen 17 100,0 totaal 17 100,0

Eindverslag inspectieproject gemeenten 51