Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Verpleeghuis De Nieuwe Hoeven te Schaijk

De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

DBO-K-U-2298325

14 augustus 2002

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen, gesteld door het lid van uw Kamer Kant (SP) over het verpleeghuis De Nieuwe Hoeve te Schaijk (2010212240).

De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

drs. Clémence Ross-van Dorp

Verpleeghuis De Nieuwe Hoeven te Schaijk 1. Verpleeghuis De Nieuwe Hoeven te Schaijk

Kamerstuk, 14-8-2002

Om het kamerstuk op te halen: Zie het origineel http://www.minvws.nl/document...er=393&page=18251 .

Antwoorden op kamervragen van Kant over het verpleeghuis De Nieuwe Hoeven te Schaijk (2010212240).


---

Vraag 1.

Is het waar dat in het verpleeghuis Nieuwe Hoeven in Schaijk in 1999 89 mensen zijn overleden tegen gemiddeld 60 in de jaren ervoor en dat dit mogelijk te maken heeft met de hete zomer in 1999 en de slechte klimaatbeheersing in het verpleeghuis? Zo ja, is het u bekend dat familieleden en cliëntenraad hierover al sinds de zomer van 1999 aan de bel trekken bij de instelling?

Antwoord

In 1999 zijn inderdaad 89 mensen overleden tegen gemiddeld 60 in de jaren ervoor en in 2000 en 2001. Zowel in de maanden april, mei en augustus van 1999 zijn meer mensen overleden dan in de andere maanden; het is dus niet exclusief een "zomerprobleem". De hogere mortaliteit in verpleeghuis Nieuwe Hoeven in 1999 is door de directie geanalyseerd en hiervoor is geen éénduidige oorzaak aan te geven. Ook uit het rapport Thermische behaaglijkheid in verpleeghuizen (College bouw ziekenhuisvoorzieningen, juli 2002) blijkt dat er geen éénduidig verband gelegd kan worden tussen de binnenluchttemperatuur en een stijging van mortaliteit.
De instelling heeft de Inspectie geïnformeerd over de signalen van familieleden en cliëntenraad. Over de klimaatproblemen heeft de directie van Nieuwe Hoeven zeer regelmatig contact met de cliëntenraad. Dit is ook een vast agendapunt voor de vergaderingen van de directie van de Nieuwe Hoeven met de cliëntenraad.
Vraag 2.
Is het u bekend dat uit onderzoek van Sweegers en De Bruin in 2000 blijkt dat de klachten van verwanten over het klimaat gerechtvaardigd zijn, dat bovendien sprake is van een te hoog CO2-gehalte met name in de winter en dat uit een meetverslag van hetzelfde bureau blijkt dat het effect van de genomen maatregelen nog onvoldoende is? Antwoord
Ja, de klachten waren gerechtvaardigd. De directie van de Nieuwe Hoeven heeft de Inspectie over het onderzoek van Sweegers en de Bruin in 2000 geïnformeerd. Inmiddels zijn door het verpleeghuis aanvullende maatregelen genomen waardoor het CO2 gehalte is gedaald en uit een op 1 juli 2002 uitgebracht meetrapport blijkt dat het CO2 gehalte geen risico kent voor de gezondheid van de bewoners. In overleg met de directie adviseerde de Inspectie in 2000 om aanvullende maatregelen te nemen voor bewoners die extra koeling nodig hebben, zoals het, waar nodig, gericht plaatsen van mobiele airconditioners. Deze zorg op maat wordt geleverd in combinatie met de uitvoering van een protocol hoe te handelen bij warm weer. Vraag 3.
Is het waar dat de regionale Inspectie hiernaar nu een onderzoek gaat instellen? Wat heeft zij ondernomen sinds 2 april 2002 toen zij een gesprek met verwanten heeft gehad naar aanleiding van klachten over de klimaatbeheersing in verpleeghuis Nieuwe Hoeven? 2
Antwoord
Ja, de Inspectie heeft gehandeld volgens de leidraad onderzoek meldingen. In het kader van de oriëntatie op de melding heeft de Inspectie advies gevraagd aan het College bouw ziekenhuisvoorzieningen en de GGD Hart voor Brabant. Uit de ontvangen adviezen blijkt dat de maatregelen die getroffen zijn door de directie van Nieuwe Hoeven adequaat zijn. Daar er zich geen omstandigheden voordoen die nader onderzoek rechtvaardigen (conform artikel 4 leidraad onderzoek meldingen) zal door de Inspectie vooralsnog geen nader onderzoek worden ingesteld.
Vraag 4.
Heeft u enig idee in hoeveel verpleeghuizen problemen en/of klachten met de klimaatbeheersing zijn? Zo nee, bent u bereid dit in kaart te brengen bijvoorbeeld met behulp van de landelijke verenigingen van bewoners en cliëntenraden van verpleeghuizen? Antwoord
Er heeft geen gericht onderzoek plaatsgevonden via de cliëntenraden en de landelijke verenigingen van bewoners van verpleeghuizen. Wel is het zo dat cliëntenraden in de verpleeghuizen deze zaken aan de orde stellen, zoals ook in verpleeghuis De Nieuwe Hoeve is gebeurd. Het College bouw ziekenhuisvoorzieningen heeft een aantal onderzoeken verricht in de vorm van praktijkinventarisaties en enquêtes bij verpleeghuizen. Ook is meer wetenschappelijk onderzoek verricht naar de risico's van hitte in verpleeghuizen en op welke wijze daar oplossingen voor kunnen worden geboden. Deze onderzoeken zijn samengebracht in het Signaleringsrapport Thermische behaaglijkheid in verpleeghuizen dat het College op 8 juli j.l. heeft uitgebracht. Daaruit is een goed beeld gekomen van de situatie in verpleeghuizen ten aanzien van warmteproblemen in warme zomerperiodes (zie ook mijn antwoorden op de vragen 5 en 6).
Vraag 5.
Welke maatregelen en richtlijnen rond klimaatbeheersing zijn van kracht na het onderzoek van Borst waaruit bleek dat sterfte in verpleeghuizen toenam bij hoge buitentemperaturen? Antwoord
Het binnenklimaat in de zomersituatie wordt door de bewoners en het personeel soms als problematisch ervaren. Door middel van onderzoek is bij het College bouw ziekenhuisvoorzieningen gedegen kennis opgebouwd over deze problematiek.
Ook zijn er voldoende (ook financiële) mogelijkheden voor verpleeghuizen om bij problemen maatregelen te treffen. Al een aantal jaren is het voor de verpleeghuizen mogelijk gebruik te maken van de middelen die zij via de meldingsregeling beschikbaar hebben om investeringen te doen in klimaatmaatregelen in hun gebouwen. Van deze mogelijkheid is echter relatief weinig gebruik gemaakt.
Bij het College zijn ook overigens weinig klachten bekend van de zijde van de verpleeghuizen. Al met al bestaat de indruk dat bij voorkomende problemen op een goede manier en naar tevredenheid van cliëntenraden, maatregelen (kunnen) worden getroffen. Nog meer inventariserend onderzoek acht ik alles overziend overbodig. 3
Vraag 6.
Klopt de constatering dat de relatie tussen hitte en hogere sterfte allang is aangetoond? Bent u van mening dat voldoende is opgetreden om hogere sterfte te voorkomen? Antwoord
Door middel van onderzoek, afgerond op 6 juni 2001 onder de titel "Verpleeghuizen in de kou", werd op basis van het onderzoek van Borst een criterium ontwikkeld voor de maximaal toelaatbare binnentemperatuur. Stijging van de mortaliteit zou optreden boven een bepaalde waarde van de gemiddelde maximale weektemperatuur van 22,5 °C (buitentemperatuur). De binnentemperatuur zou daar 5 °C boven liggen. Conclusie was dat in een gemiddeld verpleeghuis de binnentemperatuur dus nooit boven de 27,5 °C zou mogen stijgen. Op dit onderzoek is door het College bouw een second opinion gevraagd aan Prof. Ir P.G.S. Rutten, hoogleraar binnenmilieu aan de Technische Universiteit te Eindhoven. Zijn conclusie was dat het criterium van 27,5 °C binnentemperatuur onvoldoende hard was om te kunnen handhaven. Voortbouwend op die bevinding is door prof. Rutten verder onderzoek gedaan. Het resultaat daarvan is dat thans een criterium tot stand is gekomen voor de beoordeling van de thermische kwaliteit van de het binnenklimaat in verpleeghuizen, waarmee de veiligheid en thermische behaaglijkheid voor patiënten gewaarborgd kan worden. Bij dit criterium wordt ervan uitgegaan dat overschrijding van een bepaalde temperatuur gedurende een bepaalde periode aanvaardbaar is mits die periode niet te lang duurt. Met een combinatie van een goede bouwfysische kwaliteit van de gebouwen en de toepassing van topkoeling kan dit criterium (beperking van de duur van warme periodes in het gebouw en beperking van de hoogte van die temperatuur) in elk gebouw worden bereikt. Daarbij is uiteraard ook een goed gebouwbeheer, het gebruikmaken van de mogelijkheden die een gebouw biedt, in termen van temperatuurbeheersing, van belang. Reeds 10 jaar wordt standaard in de verpleeghuizen bij de aanleg van ventilatiesystemen rekening gehouden met de toevoeging op een later moment van topkoeling installaties. Verpleeghuizen waren vrij om uit de opgebouwde trekkingsrechten (financiële middelen voor instandhouding) investeringen te doen in topkoeling. Sedert 1 januari 2001 is de vierkante meterprijs van verpleeghuizen met ¤ 23,- verhoogd om toepassing van topkoeling in alle gevallen mogelijk te maken.
Vraag 7.
Klopt het dat het College bouw ziekenhuisvoorzieningen in juli met bouwregels komt die in het najaar van kracht moeten worden? Zo ja, wat houden die precies in? Gelden deze regels zowel voor nieuw- als oudbouw? Hoe kan het dat dit zo lang heeft moeten duren daar er reeds in 1997 en 1999 kamervragen over zijn gesteld?
Antwoord
Het antwoord op de eerste deelvraag is nee. Zie het antwoord op de vragen 5 en 6. In voorgaande jaren zijn de verpleeghuizen, onder meer via Arcares, gewezen op de noodzaak bij warm weer de mogelijkheden van het gebouw goed te benutten om de warmte buiten te houden en bovendien erop te letten dat de bewoners voldoende vocht toegediend krijgen. Hiertoe zijn warm weer protocollen ontwikkeld. Het beheer van de gebouwen is een verantwoordelijkheid voor de instellingen zelf en die zijn zich daar in het algemeen zeer goed van bewust. 4
Vraag 8.
Is er inmiddels ook antwoord op de vraag of er voor zorginstellingen andere uitgangspunten moeten gelden voor de binnentemperatuur en of de gerealiseerde thermische kwaliteit in verpleeghuizen in de praktijk op een aanvaardbaar niveau ligt?
Antwoord
In mijn antwoord op kamervraag 5 uit 1999 heb ik melding gemaakt van onderzoek, dat toen door het College Bouw ziekenhuisvoorzieningen was gestart, naar de vraag of in verpleeghuizen andere uitgangspunten moeten gelden voor de binnentemperatuur dan de thans geldende. Ook dit punt komt uitvoerig aan de orde in het onderzoek dat ik bij mijn antwoord op de vragen 5 en 6 heb gegeven. De conclusie uit het onderzoek is dat in de zomerperiode moet worden gestreefd naar een maximering van de duur van grote warmte in de verpleeghuizen uitgedrukt in aaneengesloten uren waarin de temperatuur boven de grenswaarde ligt. Beheersing van de temperatuur is het meest van belang bij patiënten die bedlegerig zijn. De thermisch isolerende werking van het bed verdrievoudigt de effectieve thermische weerstand van de kleding van bedlegerige mensen ten opzichte van gebruikelijke kleding in woon- en werkomstandigheden. De conclusies van de onderzoeken met betrekking tot de toepassing van topkoeling zijn daarom met name van toepassing op verpleeghuizen, omdat daar veel mensen verblijven die bedlegerig zijn.
Als algemene conclusie kan worden gesteld dat in de meeste verpleeghuizen de gerealiseerde thermische kwaliteit op een aanvaardbaar niveau ligt, ook in warme zomerperiodes, mits actief met temperatuurbeheersing wordt omgegaan.
In gevallen waarin de bouwfysische kwaliteit van de gebouwen tekortschiet zijn de technische mogelijkheden aanwezig om aanvullende maatregelen te nemen. Ook de financiële middelen zijn daarvoor beschikbaar. Het College Bouw ziekenhuisvoorzieningen controleert plannen voor nieuwbouw daarop. In bestaande gebouwen kunnen instellingen zelf de nodige initiatieven ontwikkelen.