Politiebond ACP

Uit het landelijk overleg...

Leusden, 16 augustus 2002.

Op donderdag 15 augustus 2002 heeft er een formeel overleg plaatsgevonden van de Commissie voor Georganiseerd Overleg Sector Politie. Namens de Politievakorganisatie ACP was Gerrit van de Kamp bij dit overleg aanwezig. Tijdens het overleg zijn de onderstaande onderwerpen aan de orde geweest.

Wijziging regeling aanstellingseisen

Zoals bekend is vanaf januari 2002 het politieonderwijs grondig gewijzigd. Als gevolg van deze wijziging was het noodzakelijk de op dat moment bestaande aanstellingseisen te herzien. Dit heeft geleid tot de "Regeling aanstellingseisen politie 2002". In deze regeling zijn per instroom niveaucriteria geformuleerd. In de regeling is o.a. opgenomen de psychologische test, ontwikkelbare competenties en het gewenste niveau van de opleiding. Tijdens het formeel overleg is met name aangedacht besteed aan de competenties integriteit en tolerantie. Voor de vakorganisatie zijn de (minimum-)eisen die hieraan gesteld worden van groot belang. Uiteindelijk is met de minister van BZK overeenstemming bereikt over de betreffende regeling.

Fiscale regeling in relatie tot de dienstauto

Bij de inwerkingtreding van het Belastingstelsel 2001 is door de politievakorganisaties aangegeven dat door dit nieuwe stelsel (grote)groepen medewerkers in de problemen zouden komen door het (verplichte) gebruik van een dienstauto in het kader van woon-werkverkeer. Er is bij de minister sterk aangedrongen om hiervoor een oplossing te realiseren. Dit heeft er toe geleid dat aan de politievakorganisaties een regeling is voorgelegd die voorziet in schadeloosstelling van de ambtenaar. De politievakorganisaties zijn met deze voorgestelde regeling akkoord gegaan.

Deze regeling zal op landelijk niveau worden vastgelegd in een ministeriële regeling. Artikel 17, 1e lid van de Regeling Dienstreizen biedt de basis voor een dergelijke landelijke regeling. Gezien het belang van deze regeling wordt hieronder een korte beschrijving gegeven van de belangrijkste elementen van de regeling. Het gaat daarbij om een aantal belangrijke definities, op wie de regeling van toepassing is, voorschotten en registratie. De verdere inhoud van de ministeriële regeling kan opgevraagd worden in uw eigen regiokorps

Definities

Dienstauto : Een door de werkgever ter beschikking gestelde auto.

Woon-werkverkeer: het op tenminste 60 dagen per kalenderjaar binnen een tijdsbestek van 24 uur heen en weer reizen tussen de woning of de verblijfplaats en dezelfde arbeidsplaats.

Arbeidsplaats: de plaats (adres, gebouw, gebouwencomplex, rayon) waar of van waaruit de ambtenaar zijn werkzaamheden verricht.

De regeling is van toepassing op de ambtenaar die:
* voor de uitoefening van zijn functie verplicht is voor het woon-werkverkeer gebruik te maken van een dienstauto of
* een uitdrukkelijke opdracht heeft om voor woon-werkverkeer gebruik te maken van een dienstauto of

* Op grond van zijn functie voor het woon-werkverkeer gebruik maakt van een dienstauto met chauffeur en die door de toepassing van de fiscale wetgeving financieel nadeel ondervindt wordt jaarlijks een schadeloosstelling toegekend.

Voorschot: Vanaf 2003 kan (op verzoek van de ambtenaar) een maandelijks voorschot worden uitbetaald.

Registratie: De ambtenaar is verplicht de gemaakte reizen en afgelegde kilometers te registreren.

ATH-surveillanten naar primaire opleiding

Er waren in de regiokorpsen de nodige vragen gerezen over de wijze waarop met ATH-medewerkers omgegaan moest worden indien zij naar een primaire opleiding gaan. In een circulaire aan de korpsen wordt duidelijkheid gegeven hoe met de afspraken moet worden omgegaan. In de circulaire komt o.a. aan de orde: tijdelijke aanstelling met werkweek van gemiddeld 36 uur, ontslag en gelijktijdige uit ATH-functie en gelijktijdige aanstelling als aspirant, terugkeergarantie en salarisschaal tijdens de opleiding.

Wet verbetering Poortwachter

Over de vertaling van deze wet naar de rechtspositie voor de sector Politie wordt al een aantal maanden onderhandeld. De minister is van mening dat het slechts gaat om een technische wijziging. De werknemer ondervindt materieel geen nadeel van deze wijziging. De vakorganisaties zijn het hiermee niet eens. Het bezwaar van de vakorganisaties spitst zich toe op twee punten nl.: 1. Er moet volgens het voorstel van de minister sprake zijn van een deugdelijk traject om tot reïntegratie te komen terwijl de vakorganisaties de term redelijk opgenomen willen zien. Er is op dat moment namelijk sprake van een bredere toetsing dan bij de term deugdelijk. Reden voor de inzet van de vakorganisaties is dat op het moment dat een werknemer onvoldoende heeft meegewerkt aan zijn of haar reïntegratie (naar het oordeel van het bevoegd gezag) er sprake van sancties kan zijn (ontslag). Toets daarbij is of het reïntegratietraject "deugdelijk" is geweest i.p.v. redelijk. 2. Doordat de werknemer voor het verstrijken van het eerste ziektejaar herplaatst kan worden, omdat er sprake is van een passende functie, kan dit een inkomensnadeel tot gevolg hebben indien er sprake is van OT of plaatsing op een functie met een lager schaalniveau. De werknemer kan dit op grond van de Wet Poortwachter niet weigeren als er sprake is van een passende functie. Ook kan de werknemer op dat moment geen beroep doen op de WAO (herplaatsingtoelage of invaliditeitspensioen) aangezien er geen sprake is van een WAO keuring. De werknemer heeft op dat moment geen inkomensgarantie zoals vastgelegd in de WAO. Ook op dit punt is de minister van mening dat er feitelijk geen verandering optreedt t.o.v. de huidige situatie.

Over dit punt zijn de volgende afspraken gemaakt: 1. Het interne traject (bij BZK) om tot regelgeving te komen zal ingezet worden. Het is mogelijk om gedurende dit traject nog wijzigingen aan te brengen op de punten zoals hierboven beschreven.
2. De minister zal aan de hand van voorbeelden (jurisprudentie) duidelijk maken wat de term "deugdelijk" inhoudelijk betekent in de sociale zekerheid. Op grond daarvan zal beoordeel worden of deze term vervangen zal worden door "redelijk". 3. De komende maanden bekeken worden of er in voorkomende gevallen inderdaad sprake is van "lagere" aanspraken dan in de huidige situatie. Als blijkt dat dit aan de orde is, dan is overleg over aanpassing van de regeling mogelijk.
4. Op een later moment zal de formele instemming van de vakorganisaties nog volgen.

Regeling uitzending bij Vredesmissies

De regeling bevat een groot aantal afspraken over uitzending van politiemensen bij Vredesmissies. Tot nu toe bestond er voor de politie geen arbeidsvoorwaardelijke en rechtspositionele regeling. De regeling die voorgelegd is aan de vakorganisaties is nagenoeg gelijk aan die van de Koninklijke Marechaussee (Kmar).

Deze regeling stond op de agenda om formeel af te doen. De vakorganisaties hadden nog een groot aantal vragen voor de voorliggende conceptregeling. De minister heeft toegezegd de vragen z.s.m. schriftelijk te beantwoorden. Aangezien er grote tijdsdruk zit op de totstandkoming van de regeling is afgesproken om, indien, nodig, extra overleg te voeren. De regeling zal op 1 januari 2003 van kracht moeten worden.

Regeling Verlofsparen

Na maanden van overleg is overeenstemming bereikt over de regeling verlofsparen. Er is uiteindelijk overeenstemming bereikt over de gevolgen die een werknemer ondervindt op het moment dat tijdens het opnemen van spaarverlof sprake is van ziekte. Afgesproken is dat de werknemer maximaal 4 weken voor eigen rekening neemt op één spaarverlof van maximaal 1 jaar. Dit werkt niet cumulatief (dus niet per keer dat er sprake is van ziekte 4 weken voor eigen rekening tijdens het opnemen van spraakverlof). Deze vier weken worden naar evenredigheid toegepast indien de werknemer 4 maanden spaarverlof geniet i.p.v. 1 jaar (4/12 x 28 dagen = 9 dagen voor eigen rekening). De regeling zal op 1 januari 2003 van kracht worden. Dit is een jaar later als overeengekomen in de CAO 2001-2003. Aangezien deze afspraak verbonden was aan de afspraak over de afbouw van de verlofstuwmeren heeft dit tot gevolg dat de einddatum op zal schuiven naar 1 januari 2006.

Reorganisatie Vreemdelingendienst

Over de reorganisatie van de Vreemdelingendiensten is op een aantal punten meer duidelijkheid gekomen (overhevelen van "toelating" naar de IND). Het eerste punt is dat er formeel nog steeds geen besluit is genomen door het kabinet. Wel is duidelijk dat er geen sprake is van een regio overstijgende reorganisatie. Gevolg daarvan is dat er geen sprake zal zijn van een landelijke sociaal statuut. Dit heeft tot gevolg dat iedere regio zelf verantwoordelijk is voor de betreffende medewerkers en dat er in iedere regio een sociaal statuut moet komen. Ook is nog niet duidelijk of de korpsen de budgetten die aan de taak toelating zijn gekoppeld mogen houden.

De ACP heeft haar teleurstelling uitgesproken over de wijze waarop dit proces tot nu toe is verlopen. Ook is aangegeven dat de ACP graag een landelijke aanpak van deze reorganisatie had gezien. Er is inmiddels veel tijd verloren gegaan doordat de verwachting was dat er sprake zou zijn van een landelijke aanpak. De medewerkers in de korpsen zijn vooral de dupe nu er alsnog 27 regionale afspraken gemaakt moeten worden. De ACP zal op RGO niveau z.s.m. inzetten op één regionaal Sociaal Statuut.