Ingezonden persbericht

Topadvocaat van Nauta Dutilh voor tuchtrechter

Advocaten en accountants in opspraak

UTRECHT, 20020819 -- Vrijdag 23 augustus zal mr. B. G. van Nauta Dutilh zich in appel voor het Hof Van Discipline van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOVA) verdedigen tegen de beschuldiging dat hij ten onrechte geen laakbare en strafbare handelingen rapporteerde van de advocaten D. en P. H. van kantoor De Brauw Blackstone Westbroek en de registeraccountant S. tot voor kort als partner verbonden geweest aan Deloitte & Touche. Een dergelijk rapport was hem gevraagd door ex-directeur en enig aandeelhouder R.G. de Ploeg van technisch handelsbureau Denis De Ploeg BV in vooropdracht naar diens hoofdopdracht toe.

In Amerika is het besef inmiddels doorgedrongen dat accountants en advokatenkantoren elkaar niet langer de hand boven het hoofd mogen houden. Vrijdag zal blijken of ook in Nederland de bereidheid bestaat de bezem te halen door de achterkamertjescultuur van de grote advokaten en accountantskantoren.

De Ploeg heeft in 1997 G. gevraagd voor hem te onderzoeken of zijn vermoeden juist was dat de voor hem werkende advokaten in werkelijkheid, wellicht met een geheime agenda, begonnen waren de belangen van zijn toenalige wederpartij, de Britse fabrikant Metalite Ltd. te Swindon te behartigen. Zij zouden deze wellicht van een faillissement hebben willen behoeden als gevolg van een contractbreuk die wellicht het gevolg was van hun eigen misconceptie.

Pas achteraf is komen vast te staan dat de rapportage van G. misleidend was. Destijds stippelden G. en De Ploeg op basis van deze rapportage samen een strategie uit hoe Metalite in hoger beroep aan te pakken. Maar circa een half jaar na het uitbrengen van de gewijzigde schade-eis in de memorie van antwoord - september 1997 - stelden artsen de diagnose dat De Ploeg zich in een acuut levensbedreigende conditie bevond waarop hij zijn vrouw mandateerde onder regie van G. de zaak te schikken.

G. stelde een berekening op voor een schadevergoeding, die volgens De Ploeg nu, maar 30 procent was van wat hij op grond van de feiten zou hebben moeten berekenen. Na het plotseling wegvallen van de heer De Ploeg, noemde G. tegenover diens echtgenote en zoon een ander schadebedrag als een "goede deal". Omdat zij van de zaak verder niet op de hoogte waren accepteerden zij dat voorstel. Achteraf blijkt dat slechts 4 procent te zijn van de schade die G. van Metalite had behoren te eisen.

Directeur De Ploeg herstelde boven verwachting snel en besloot de zaak tot op het bot uit te zoeken. Eind 1998 was hij met zijn onderzoek al zover gevorderd dat hij bestuursvoorzitter Kwakkie van De Brauw Blackstone Westbroek het sluitend bewijs onder ogen kon brengen dat hij door het advokatenkantoor bedrogen was. Medio 1999 volgde kennisgeving aan politie maar de Officier van Justitie besloot de zaak te seponeren. Van 1999 tot medio 2000 probeerde De Ploeg een advocaat te vinden om de zaak tegen De Brauw Blackstone Westbroek en Nauta Dutilh civielrechtelijk op de rails te zetten. Vergeefs.

Ter zitting in hoger beroep erkende de betrokken accountant 'Ik heb altijd gedacht juist te hebben gehandeld' en in een beslissing van 16 april 2002 erkent het College van Beroep voor het Bedrijfsleven dat de tuchtklacht inhoudelijk juist is. Desondanks meende dit college toch dat het niet in het algemeen belang zou zijn de malverserende registeraccountant te straffen.

De Ploeg hoopt nu dat het Hof van Discipline een andere mening huldigt over wat het belang van de maatschappij is als het er om gaat malverserende advocaten en accountants te straffen of civielrechterlijk aan te spreken.

De zitting van het hof in Utrecht is openbaar.