Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Monitor Gemeentelijk Armoedebeleid 1999-2000

derde meting

Rapport

Deloitte & Touche Bakkenist / Cebeon, 28 augustus 2002



© 2002 Cebeon, Centrum Beleidsadviserend Onderzoek BV, Amsterdam.

Gebruik van de inhoud van deze publicatie is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld. Gehele of gedeeltelijke nadruk is mogelijk na verkregen schriftelijke machtiging van Centrum Beleidsadviserend onderzoek BV, Amsterdam.



I Inhoudsopgave

Samenvatting .............................................................................................................................................. 3 S.1 Inleiding ......................................................................................................................................... 3 S.2 Opgenomen informatie................................................................................................................... 3 S.3 Uitgaven armoedebeleid................................................................................................................. 5 S.4 Uitgaven ten opzichte van het fictief budget bijzondere bijstand................................................... 7


1 Inleiding................................................................................................................................................. 9


2 Typering gemeenten, begrippenlijst en onderzoeksaanpak............................................................ 13
2.1 Inleiding ....................................................................................................................................... 13 2.2 Typering van gemeenten .............................................................................................................. 13 2.3 Begrippenlijst ............................................................................................................................... 14 2.4 Aanpak ......................................................................................................................................... 15


3 Uitgaven armoedebeleid: totaal en per module................................................................................ 19 3.1 Inleiding ....................................................................................................................................... 19 3.2 Uitgaven en inkomsten armoedebeleid, totaal en per module...................................................... 19 3.3 Ontwikkeling reserves.................................................................................................................. 25 3.4 Verbijzondering naar sociale structuur......................................................................................... 26


4 Uitgaven versus fictief budget bijzondere bijstand.......................................................................... 31 4.1 Inleiding ....................................................................................................................................... 31 4.2 Ontwikkeling fictief budget ......................................................................................................... 31 4.3 Relatie netto-uitgaven versus fictief budget: totaal en per klasse................................................. 32 4.4 Relatie netto-uitgaven versus fictief budget op individueel gemeentelijk niveau ........................ 36 4.5 Omvang van verschillen tussen netto-uitgaven en fictief budget................................................. 38


5 Bevindingen per module..................................................................................................................... 41 5.1 Inleiding ....................................................................................................................................... 41 5.2 Bijzondere bijstand....................................................................................................................... 41 5.3 Categoriale verstrekkingen........................................................................................................... 43 5.4 Kwijtschelding ............................................................................................................................. 50 5.5 Schuldhulpverlening..................................................................................................................... 51 5.6 Maatschappelijke participatie....................................................................................................... 53 5.7 Overig armoedebeleid .................................................................................................................. 55

Inhoudsopgave 1



Bijlagen...................................................................................................................................................... 57

A Steekproefgemeenten naar grootte en sociale structuur ................................................................. 59

B Onderzoeksaanpak ............................................................................................................................. 63 B.1 Inleiding ....................................................................................................................................... 63 B.2 Optimalisering.............................................................................................................................. 63 B.3 De vragenlijst ............................................................................................................................... 64 B.4 Gebruik externe gegevensbronnen ............................................................................................... 68 B.5 Sociale structuur........................................................................................................................... 70 B.6 Steekproeftrekking, benadering gemeenten en respons................................................................ 72 B.7 Ophoging naar heel Nederland..................................................................................................... 76 B.8 Cahiers en individuele terugkoppeling......................................................................................... 77

C Vragenlijst MGA 1999-2000 inclusief instructie.............................................................................. 79

2 Monitor Gemeentelijk Armoedebeleid 1999-2000



S Samenvatting

S.1 Inleiding

De Monitor Gemeentelijk Armoedebeleid (MGA) is op landelijk niveau een hulpmiddel om te bezien hoe de macro-uitgaven voor gemeentelijk armoedebeleid zich ontwikkelen. De monitor is daarmee van belang voor de vraag of de beschikbaar gestelde middelen en de verdeling daarvan adequaat zijn. De monitor kan eveneens een hulpmiddel voor het lokaal bestuur zijn. De monitor maakt op het niveau van de deelnemende individuele gemeente zichtbaar welke middelen via het gemeentefonds beschikbaar zijn voor armoedebestrijding en welke uitgaven gemeenten op dit terrein verrichten. De transparantie van de bijzondere bijstand op lokaal niveau wordt daarmee vergroot. De MGA brengt feitelijke uitgaven en inkomsten in kaart en kan daarmee een rol spelen bij beleidsevaluaties, maar is op zichzelf geen evaluatie van de verschillende vormen van armoedebeleid.

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft besloten de monitor in elk geval voor de jaren 1999-2001 voort te zetten. Voor u ligt het basisrapport over de uitkomsten van de derde meting van de MGA 1999-2000. Op macro-niveau en voor gemeentegroepen wordt een relatie gelegd met de uitkomsten van eerdere jaren.

Hieronder wordt eerst aangegeven welk type informatie is opgenomen in de MGA en worden centrale begrippen toegelicht (S.2). Vervolgens worden de belangrijkste uitkomsten in beeld gebracht: de uitgaven op zichzelf (S.3) en de uitgaven in relatie tot de omvang van het `fictief budget bijzondere bijstand' (S.4).

S.2 Opgenomen informatie

uitgaven en inkomsten
In de Monitor Gemeentelijk Armoedebeleid zijn de uitgaven en inkomsten van gemeenten opgenomen in het kader van:

* de verstrekking van de bijzondere bijstand (ex art. 39-41 Abw);
* overig gemeentelijk minimabeleid/armoedebestrijding (ex art. 108, eerste lid Gemeentewet);
* kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en heffingen. De uitgaven betreffen aan personen overgemaakte bedragen of projectmatige uitgaven. De uitvoeringslasten die hiermee zijn gemoeid, zijn hier dus niet in opgenomen. In de MGA 1999-2000 zijn ook toevoegingen aan reserves niet opgenomen in de uitgaven. De bruto-uitgaven minus de specifieke middelen leveren de `netto-uitgaven' ten laste van de algemene middelen op. Deze specifieke middelen zijn uitsluitend gemeentelijke inkomsten die een directe relatie hebben met de uitgaven. Het betreft financieringsbronnen vanuit het Rijk of van derden, bijvoorbeeld de WIW-middelen.

Samenvatting 3



relatie met de algemene middelen
De netto-uitgaven zijn in verband gebracht met het `fictief budget bijzondere bijstand'. Dit zijn de middelen die in het Gemeentefonds zijn opgenomen ten behoeve van de uitvoering van de bijzondere bijstandsverlening en gemeentelijk minimabeleid.1 Beleidsmatig wordt het zowel van de kant van de gemeenten (VNG) als van het Rijk zinvol geacht om inzicht te hebben in de omvang van dit budget, hoewel de besteding ervan (als onderdeel van de algemene uitkering uit het Gemeentefonds) vrij is voor gemeenten. De verdeling van het fictieve budget bijzondere bijstand in het Gemeentefonds gebeurt op basis van de volgende verdeelmaatstaven: het aantal bijstandsgerechtigden, het aantal uitkeringsgerechtigden, het aantal huishoudens met een laag inkomen en het aantal minderheden.

typering van gemeenten naar sociale structuur
In de rapportage vormt de sociale structuur van gemeenten de belangrijkste ingang voor de presentatie van de gegevens. De typering van gemeenten naar sociale structuur is gebaseerd op de genoemde maatstaven uit het Gemeentefonds, op grond waarvan van het fictief budget bijzondere bijstand over gemeenten wordt verdeeld. Er zijn zes typen onderscheiden, variërend van gemeenten met een `zeer sterke' tot die met een `zeer zwakke' sociale structuur.

onderzoeksaanpak
Bij de aanpak is rekening gehouden met de aansluiting bij de eerdere metingen van de MGA, de aanbevelin- gen uit het optimaliseringsonderzoek dat na de tweede meting heeft plaatsgevonden en met de (veranderingen in) informatiebehoefte van het ministerie van SZW.

De vragenlijst is modulair opgebouwd vragenlijst en bevat de volgende onderdelen:
1. Bijzondere bijstand;
en voorts armoedebeleid buiten het kader van de bijzondere bijstand, namelijk:
2. Categoriale verstrekkingen buiten de bijzondere bijstand;
3. Kwijtschelding gemeentelijke heffingen en belastingen;
4. Schuldhulpverlening;
5. Maatschappelijke participatie;
6. Overig armoedebeleid.
Om gemeenten zo min mogelijk te belasten is bij het opbouwen van de monitor gebruik gemaakt van de Financiële Jaarstatistiek Bijzondere Bijstand van het CBS.

Er is een mix van integrale benadering en steekproeftrekking toegepast: grotere gemeenten met een zwakkere sociale structuur zijn allemaal opgenomen en uit de kleinere gemeenten met een sterkere sociale structuur is een steekproef getrokken. Bij elkaar heeft dit geleid tot de selectie van 230 gemeenten.

De respons bedraagt 60% van de geselecteerde gemeenten en 27% van alle Nederlandse gemeenten. Met name bij de grote gemeenten en gemeenten met een zwakkere sociale structuur is de respons relatief hoog: 100 % van de vier grote steden en 71 % van de overige gemeenten met meer dan 50.000 inwoners hebben deelgenomen.
De 27% van alle Nederlandse gemeenten die gegevens heeft geleverd voor de MGA 1999-2000 vertegen- woordigt in totaal 61% van het totale fictief budget. Dit betekent dat er voldoende waarnemingen zijn voor alle typen gemeenten om een landelijk beeld met differentiatie naar gemeentetypen te kunnen presenteren.