Centrale Raad van Beroep Utrecht

Vreemdeling niet tijdig om voortgezette toelating gevraagd; verschoonbare termijnoverschrijding.

Bron: Centrale Raad van Beroep Utrecht

Datum actualiteit: 28-08-2002

De Raad stelt vast dat de gelijkstelling van de in artikel 1, aanhef en onder b, (oud) van het Besluit gelijkstelling bedoelde vreemdeling niet alleen geldt indien de vreemdeling binnen de daartoe gestelde termijn bezwaar of beroep heeft ingesteld tegen de intrekking van de toelating, maar ook indien sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Ten aanzien van de vreemdeling als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, (oud) van het Besluit gelijkstelling komt uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 7, derde lid, (oud) van de Abw en van het Besluit gelijkstelling naar voren, dat indien de vreemdeling de termijn voor het indienen van een verzoek om voortgezette toelating heeft overschreden, de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) beoordeelt of deze termijnoverschrijding verschoonbaar is. Indien dat het geval is, wordt de vergunning verleend als ware het verzoek tijdig ingediend (Kamerstukken nr. 24 233, EK 24 maart 1998, p. 25-1266). Gelet hierop is de Raad van oordeel dat indien de vreemdeling niet vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van de vergunning tot verblijf en dus niet tijdig in de zin van artikel 7, derde lid, aanhef en onder a, (oud) van de Abw om voortgezette toelating heeft gevraagd, niet aan de voorwaarden voor gelijkstelling met een Nederlander als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Abw is voldaan, tenzij blijkt dat deze termijnoverschrijding door het ter zake bevoegde orgaan, te weten de IND, verschoonbaar is geacht of dat in bezwaar of beroep is geoordeeld dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Indien en zolang daarvan geen sprake is, dient het bijstandsverlenend orgaan bij de beoordeling van de aanspraken op bijstand tot uitgangspunt nemen dat geen sprake is van een tijdig verzoek om voortgezette toelating als bedoeld in artikel 7, derde lid, (oud) van de Abw.

Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AE6178
(Zie het originele bericht)