Ministerie van Buitenlandse Zaken


---

Algemeen ambtsbericht Koeweit/Irakezen maart 2002


Bijlagen:


Bijlage II Literatuurlijst


1

---


2 Inleiding

---

In dit algemeen ambtsbericht wordt informatie gegeven over de positie van Irakezen in Koeweit die van belang kan zijn voor beoordeling van asielverzoeken van Irakezen uit Koeweit in Nederland en voor de besluitvorming over de terugkeer van afgewezen Iraakse asielzoekers naar Koeweit.

Dit ambtsbericht is een actualisering van het algemeen ambtsbericht over de positie van Irakezen in Koeweit van 27 december 2000 met kenmerk DPC/AM-698650 en beschrijft onder meer ontwikkelingen die zich sindsdien hebben voorgedaan. Dit ambtsbericht dient gelezen te worden in samenhang met het algemeen ambtsbericht Koeweit/bedouns van 29 november 2000, waarin met nadruk wordt gesteld dat het onderscheid tussen Irakezen enerzijds en bedouns van Iraakse afkomst anderzijds in theorie duidelijk bestaat, maar in de praktijk niet door eenieder wordt gemaakt. Dit onderscheid komt er in essentie op neer dat wanneer de term Irakezen in de ambtsberichten over Koeweit wordt gehanteerd, het gaat om personen die erkennen in beginsel Iraaks staatsburger te zijn, en in tegenstelling tot bedouns geen aanspraak maken op de Koeweitse nationaliteit.

Aan de totstandkoming van dit ambtsbericht liggen in eerste instantie bevindingen ter plaatse ten grondslag. Daarnaast is gebruik gemaakt van rapportages van de Nederlandse ambassade in Koeweit, alsmede van documenten van UNHCR, Amnesty International, Human Rights Watch, het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken en het Internationale Rode Kruis. Ook is gebruik gemaakt van officiële Koeweitse documenten, alsmede van vakliteratuur en berichtgeving in de (Koeweitse) media. Daar waar niet vertrouwelijke bronnen staan vermeld, is de tekst in veel gevallen ook gebaseerd op informatie die op vertrouwelijke basis is ingewonnen. Een overzicht van de openbare bronnen is opgenomen in de literatuurlijst.

In de hoofdstukken 2 en 3 wordt een beeld geschetst van de achtergrond van de problematiek van Irakezen in Koeweit. Hoofdstuk 2 handelt met name over het verleden; hoofstuk 3 behandelt actuele ontwikkelingen.

In hoofdstuk 4 komen juridische aspecten aan de orde. De hoofdstukken 5, 6 en 7 handelen respectievelijk over de mate waarin UNHCR zich kan inzetten voor Iraakse vluchtelingen en asielzoekers, het Koeweitse gevangeniswezen en het Koeweitse verwijderingsbeleid. Hoofdstuk 8 betreft de terugkeermogelijkheden naar Koeweit. In hoofdstuk 9 komen relevante documenten aan de orde. Hoofdstuk 10 gaat in op het beleid van westerse landen, waarna wordt afgesloten met een samenvatting in hoofdstuk 11.


3 Historische achtergrond

---

In de loop der jaren hebben veel Arabieren en andere buitenlanders zich in Koeweit gevestigd. Met de Koeweitse 'oil boom', die zich sinds de jaren vijftig voltrok, groeide het aantal Irakezen en andere buitenlanders verder, zeker nadat voor veel houders van Arabische paspoorten de visumplicht was weggevallen. Ook gedurende de jaren zeventig en tijdens de Iraaks-Iraanse oorlog kreeg de Koeweitse arbeidsmarkt te maken met een gestage instroom van onder meer Irakezen. Veel van de Irakezen die zich vestigden in Koeweit waren gekwalificeerde krachten die voor een deel bereid bleken hun Iraakse nationaliteit op te geven om bedoun te worden, opdat zij in aanmerking konden komen voor toetreding tot Koeweitse overheidsdienst. Anderen namen de status van bedoun aan vanwege de sociale voorzieningen en de economische voordelen.

Halverwege de jaren tachtig was in Koeweit tot op zekere hoogte sprake van binnenlandse onrust en instabiliteit, die onder meer tot uiting kwam in bom- en moordaanslagen. In mei 1985 pleegde een Iraaks lid van de in Koeweit verboden islamitische organisatie Al-Da'wa al-Islamiyya een mislukte aanslag op de emir van Koeweit. Hierop volgde nieuwe wetgeving en een tijdelijke stop op afgifte van inreisvisa en verblijfsvergunningen als uitvloeisel van een stringenter veiligheidsbeleid. Gedurende de Iraaks-Iraanse oorlog was bij de Koeweitse regering zorg ontstaan over de Iraanse invloed op de sji'itische bevolking van Koeweit. In 1985 en 1986 werden bijna 27.000 buitenlanders gedeporteerd, waaronder vele Iraniërs

In 1989 werd krachtdadig een 'Kuwaitization' - programma nagestreefd; doel daarvan was om tegen het jaar 2000 een meerderheid van Koeweiti's in de bevolking te bereiken.

Ten tijde van de Iraakse invasie op 2 augustus 1990 was er in Koeweit sprake van een aanzienlijke Iraakse gemeenschap, waarvan een aantal leden zich als bedoun beschouwde. Na de bevrijding van Koeweit door de geallieerden in 1991 bleek dat het aantal inwoners van Koeweit aanmerkelijk was teruggelopen. Volgens census-resultaten nam het inwonertal van Koeweit toe van 206.473 in 1957 tot 1.357.952 in 1980 en tot 1.697.301 in 1985. Naar schatting was het inwonertal van Koeweit na de Golfoorlog afgenomen tot 1,2 miljoen, met name als gevolg van het vertrek van een groot gedeelte van de voormalige niet-Koeweitse inwoners. Deze hadden voorheen de meerderheid van de bevolking uitgemaakt.

Net als Koeweiti's en veel buitenlanders hebben ook veel in Koeweit woonachtige Irakezen Koeweit tijdens de Iraakse bezetting in 1990/1991 verlaten. De dreiging van oorlogsgeweld heeft hierbij ongetwijfeld een rol gespeeld, net als de slechte veiligheidssituatie, voedseltekorten en gebrek aan werk.

Vele Koeweiti's beschouwden alle Irakezen automatisch als medestanders van het regime in Bagdad. Na de bevrijding werden sommige Irakezen beschuldigd van collaboratie met de Iraakse vijand. Een aantal Iraakse inwoners van Koeweit had zich tijdens de bezetting net als de Iraakse bezetters schuldig gemaakt aan ernstige mensenrechtenschendingen. Sommige Irakezen werden na de bevrijding door de autoriteiten opgepakt en vastgezet. Ook werden er Irakezen door de Koeweitse Staatsveiligheidsrechtbank veroordeeld tot gevangenisstraffen. Enige personen zijn onder niet opgehelderde omstandigheden verdwenen. Irakezen in overheidsdienst werden na de Golfoorlog en masse ontslagen. Overigens zijn er ook Irakezen die tijdens de Iraakse bezetting van Koeweit stelling namen tegen de Iraakse bezetter en verzet hebben gepleegd tegen de Iraakse strijdkrachten.

Vrijwel alle Irakezen die vóór de inval van Irak nog de beschikking hadden over een geldige Koeweitse verblijfsvergunning, verloren deze toen de Koeweitse autoriteiten in november 1991 alle vergunningen introkken. Slechts weinigen kwamen in aanmerking voor een nieuwe verblijfsvergunning. Anderen moesten Koeweit verlaten. Een aantal Irakezen werd thuis bezocht door de Koeweitse politie, die op hun vertrek uit Koeweit aandrong. Omdat het onmogelijk was om alle Irakezen in korte tijd het land uit te zetten, verbleven velen nog enkele jaren in Koeweit alvorens hen werd gesommeerd het land te verlaten.

In de periode sinds de Golfoorlog heeft de Koeweitse regering haar beleid van nieuwe en strengere vereisten voor werk- en verblijfsvergunningen voor onder meer Irakezen dan ook voortgezet. Sinds de Golfoorlog hebben de Koeweitse autoriteiten afgifte en verlenging van werk- en verblijfsvergunningen aan onder meer Irakezen vertraagd of verhinderd. Ook werd in veel gevallen gezinshereniging niet toegestaan aan Irakezen in Koeweit die hun gezinsleden wilden laten overkomen.

Enige tijd na de Golfoorlog werd het beleid ten opzichte van Irakezen verzacht en werd aan duizenden in Koeweit verblijvende houders van een Iraaks paspoort een verblijfsvergunning verleend. Desondanks beschouwen de Koeweitse autoriteiten veel Irakezen in hun land als een blijvende bron van onveiligheid.

Er is overigens na de Golfoorlog geen sprake meer geweest van vrij personenverkeer tussen Koeweit en Irak. Tot 1995 waren legale grensoverschrijdingen mogelijk voor Irakezen die op basis van vrijwilligheid of met een 'deportation order' naar Irak terugkeerden. Iraakse medewerking aan dergelijke terugkeerregelingen werd in 1995 stopgezet en de grensovergang is sindsdien zo goed als gesloten. Illegale grensoverschrijding komt desondanks nog steeds voor. Er zijn echter in het jaar 2001 geen gevallen bekend van Irakezen die van Centraal-Irak naar Koeweit zijn uitgeweken en zich vervolgens met een verzoek om erkenning als vluchteling tot UNHCR hebben gewend.


4 Recente ontwikkelingen

---

Het aantal Irakezen in Koeweit is in vergelijking met de periode voor de Iraakse invasie zeer klein. Het exacte aantal Irakezen in Koeweit is niet bekend; schattingen van goed geïnformeerde bronnen gaan uit van maximaal 15.000 personen, waarvan de meesten legaal in Koeweit verblijven. Een groot deel van de Irakezen in Koeweit is afkomstig uit Zuid-Irak en van Arabische etniciteit. Ook is er een klein aantal Iraakse Koerden in Koeweit woonachtig.

Hoewel er geen sprake meer zou zijn van druk op de Irakezen om Koeweit te verlaten, voert Koeweit nog steeds een beleid dat erop is gericht het aantal Irakezen in Koeweit te beperken. Veel Irakezen hebben daarom paspoorten van derde landen aangeschaft om zo eenvoudiger visa, werk- en verblijfsvergunningen te bemachtigen.

Van willekeurige arrestaties of marteling van Irakezen op politiebureaus, in detentiecentra en gevangenissen, is, anders dan direct na de Golfoorlog, geen sprake meer. Ook worden Irakezen niet meer vanwege hun Iraakse afkomst lastig gevallen door Koeweiti's, al komen administratieve problemen met overheidsinstanties wel voor. Discriminatie van niet-Koeweiti's vindt plaats. Irakezen en hun (Koeweitse) gezinsleden kunnen ook het slachtoffer worden van ambtelijke of burgerlijke pesterijen. Er is echter geen sprake van dat men van overheidszijde ernstige problemen zou ondervinden louter omdat men is getrouwd met een Irakees, of een kind uit een dergelijk huwelijk is.

Net als andere buitenlanders kunnen Irakezen geen aanspraak maken op sociale uitkeringen. Als belangrijk probleem wordt ook vaak het gebrek aan toegang tot de openbare onderwijsfaciliteiten gezien. Irakezen zijn doorgaans aangewezen op duur privé-onderwijs. Wel verlenen UNHCR en lokale ngo's in beperkte mate steun aan Irakezen.

De diplomatieke betrekkingen tussen Koeweit en Irak zijn na de Golfoorlog niet meer hersteld. De Iraakse ambassade in Koeweit is na de Golfoorlog niet heropend. Voorzover bekend zijn er ook geen Iraakse ngo's of andere Iraakse organisaties in Koeweit actief. Oprichting van een Iraakse organisatie zou onvermijdelijk tot problemen met de autoriteiten leiden.

Veel Irakezen in Koeweit vrezen in Irak problemen te krijgen omdat zij zich niet hebben geregistreerd voor de militaire dienstplicht, zoals dat verplicht was tijdens de Iraaks-Iraanse oorlog. Zij menen bij eventuele terugkeer in Irak als verraders of opponenten van het Iraakse regime te zullen worden beschouwd. Dit laatste geldt mogelijk nog sterker voor Irakezen die tijdens de bezetting van Koeweit in Koeweit woonden en zich nooit hebben aangemeld voor indiensttreding in het (bezettende) Iraakse leger, zoals dat door het Iraaks leiderschap was vastgesteld.

Iraakse mannen die in Koeweit verblijven worden niet opgeroepen voor de Iraakse dienstplicht.

Iraakse staatsburgers die na de Golfoorlog een Koeweitse verblijfsvergunning hebben bemachtigd, verklaren veelal te vrezen voor het Iraakse regime in geval van terugkeer naar Irak. De Koeweitse regering heeft dergelijke verblijfsvergunningen alleen afgegeven tegen overlegging van getuigenverklaringen van vijf Koeweitse staatsburgers dat de betrokken Irakees zich gedurende de zeven maanden durende bezetting pro-Koeweits heeft opgesteld. Deze procedure is uiteraard ook bekend bij de Iraakse autoriteiten.


5 Wetgeving

---

5.1 Verdragen

---
Koeweit is geen partij bij het Vluchtelingenverdrag van 1951, het Protocol van 1967, of bij (bilaterale) verdragen over vluchtelingen met landen in het Midden-Oosten. Wel zijn er tussen de Koeweitse regering en UNHCR besprekingen over toetreding tot het Vluchtelingenverdrag op gang gekomen. Koeweit is partij bij onder meer de volgende internationale verdragen op het gebied van de mensenrechten:


- Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (New York, 19-12-1966);


- Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (New York, 19-12-1966);


- Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing (New York, 10-12-1084);


- Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (New York, 18-12-1979);


- Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie (New York, 07-03-1966);


- Internationaal Verdrag inzake de uitbanning en bestraffing van de misdaad van apartheid (New York, 30-11-1973);


- Verdrag inzake de rechten van het kind (New York, 20-11-1989);

- Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide (Parijs, 09-12-1948).

Koeweit is geen partij bij het Verdrag tot beperking van staatloosheid (New York, 30-08-1961) of de Overeenkomst inzake beperking van het aantal gevallen van staatloosheid (Bern, 13-09-1973).

5.2 Nationale asielwetgeving

---
De Koeweitse grondwet verbiedt de uitlevering van politieke vluchtelingen. In de grondwet wordt niet nader uitgewerkt wat onder politieke vluchtelingen dient te worden verstaan. Koeweit heeft geen nationale wetgeving die voorziet in bepalingen die de positie van asielzoekers of vluchtelingen regelen. Er zijn geen asielprocedures waarop Irakezen aanspraak kunnen maken.

Het zou voorkomen dat politieke vluchtelingen tot Koeweit worden toegelaten. Daarbij zou formeel geen erkenning als politiek vluchteling plaatsvinden, maar het (tijdelijk) verblijf van de betrokken persoon in Koeweit worden gefaciliteerd.

5.3 Nationaliteitswetgeving

---
Volgens de Koeweitse nationaliteitswetgeving hebben personen die zelf of wier voorouders vóór 1920 in Koeweit woonachtig waren in beginsel recht op de Koeweitse nationaliteit. Hetzelfde geldt voor kinderen van een Koeweitse vader. Kinderen uit een huwelijk van een Koeweitse man met een Iraakse vrouw verwerven automatisch het Koeweits staatsburgerschap. Kinderen uit een huwelijk van een Koeweitse vrouw met een Irakees kunnen geen aanspraak maken op het Koeweits staatsburgerschap.

Naturalisatie van niet-Koeweiti's is in beginsel beperkt wettelijk mogelijk. Op voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken kan onder meer de Koeweitse nationaliteit worden verleend aan personen die zijn geboren uit een Koeweitse moeder, die tot het bereiken van de meerderjarige leeftijd hun woonplaats in Koeweit hebben behouden en wiens buitenlandse (bijv. Iraakse) vader van hun moeder is gescheiden of is overleden; door besluit van de minister van Binnenlandse Zaken kunnen minderjarigen die aan deze voorwaarden voldoen tot aan het bereiken van de meerderjarige leeftijd op dezelfde wijze als Koeweiti's worden behandeld.


6 UNHCR

---

In augustus 1996 heeft Koeweit een overeenkomst met UNHCR geratificeerd die het UNHCR-mandaat voor de bescherming van vluchtelingen erkent. Hiermee heeft de staat Koeweit zijn bereidheid aangegeven UNHCR-medewerkers toegang te bieden tot vluchtelingen en personen die volgens het UNHCR-mandaat vallen onder de UNHCR-statuten.

In de praktijk verschaft de regering van Koeweit UNHCR volledige toegang tot asielzoekers en vluchtelingen. Dit geldt ook voor de toegang tot personen die zich in detentie- of verwijderingscentra bevinden. In het algemeen staat de Koeweitse regering vluchtelingen - in afwachting van een duurzame oplossing - toe op tijdelijke basis in Koeweit te verblijven. De Koeweitse autoriteiten stellen zich jegens UNHCR coöperatief op.

UNHCR geeft 'protection letters' af aan personen die door UNHCR-Koeweit als vluchteling zijn erkend. De 'protection letters' worden door het Koeweitse ministerie van Binnenlandse Zaken getekend en van een stempel voorzien.

Er stonden aan het eind van het jaar 2001 bij UNHCR-Koeweit, dat zijn activiteiten in Koeweit in 1991 direct na afloop van de Golfoorlog startte, 1261 Palestijnse, 1200 Iraakse en ruim driehonderd vluchtelingen van andere nationaliteiten geregistreerd.

De activiteiten van UNHCR-Koeweit worden thans geleid door het regionaal kantoor van UNHCR in Saudi-Arabië.

Irakezen in Koeweit kunnen bij UNHCR-Koeweit terecht voor advies, onder meer ten aanzien van problemen op het gebied van verblijfsvergunningen, verlenging van reisdocumenten en toegang tot onderwijs en medische zorg. Daarnaast kan soms financiële steun aan Irakezen worden verleend. UNHCR werkt samen met de Koeweitse Rode Halve Maan en Zakat House, een humanitaire organisatie. UNHCR-Koeweit kan bij (dreiging van) detentie of uitzetting in bepaalde gevallen interveniëren. UNHCR richt zich op hervestiging van Irakezen buiten Koeweit wanneer lokale oplossingen voor problemen niet haalbaar blijken. UNHCR-Koeweit schenkt speciale aandacht aan vrouwen en kinderen.

In geval van illegale inreis van asielzoekers wordt UNHCR-Koeweit door het Koeweitse ministerie van Binnenlandse Zaken geïnformeerd. Dergelijke als 'infiltranten' betitelde personen worden door de Koeweitse veiligheidsdiensten uitgebreid ondervraagd en kunnen tijdens hun detentie door UNHCR worden bezocht en bijgestaan.

UNHCR is met de United Nations Iraq-Kuwait Observation Mission (UNIKOM) overeengekomen dat UNIKOM UNHCR op de hoogte brengt van asielzoekers die de gedemilitariseerde zone tussen Irak en Koeweit passeren. In het jaar 2001 zijn geen gevallen bekend van Irakezen die via de Iraaks-Koeweitse grens Koeweit zijn binnengekomen en zich met een verzoek om erkenning als vluchteling tot UNHCR hebben gewend.


7 Detentie

---

Personen die in aanmerking komen voor verwijdering uit Koeweit, kunnen worden ondergebracht in een detentiecentrum. Refoulement van vreemdelingen geschiedt niet indien betrokkenen hebben aangegeven bezwaar te maken tegen terugzending naar hun eigen land, waarmee hen in afwachting van een oplossing veelal geen ander keuze wordt geboden dan (tijdelijk) verblijf in Koeweitse detentie.

De omstandigheden in de Koeweitse gevangenissen worden door onafhankelijke waarnemers als redelijk gekwalificeerd en voldoen aan of gaan uit boven de minimum internationale eisen met betrekking tot voedselvoorziening, toegang tot basisgezondheidszorg, regelmatig familiebezoek, hygiëne en mogelijkheden voor werk en lichaamsbeweging. Wel is sprake van overbevolking, maar de regering werkt momenteel aan renovatie van de bestaande faciliteiten, terwijl er ook een nieuwe 'maximum security prison' wordt gebouwd.

In tegenstelling tot voorheen waren er in het jaar 2001 geen berichten van mishandeling van gevangenen in Koeweitse detentiecentra. Wel zouden '... some police and members of the security force abuse detainees during interrogation. Reported abuses include blindfolding, verbal threats, and physical abuse'. Niet-Koeweiti's worden hiervan eerder het slachtoffer dan Koeweitse staatsburgers.

De Koeweitse autoriteiten kunnen nog steeds personen interneren die worden verdacht van collaboratie met Irak tijdens de bezetting van 1990/1. Eind 2000 verbleven nog twintig door de voormalige oorlogs- of staatsveiligheidsrechtbanken veroordeelde personen in Koeweitse gevangenissen, waaronder zo'n zeven Irakezen.

Voorts bevonden zich eind 2001 ongeveer tweehonderdvijftig bedouns en buitenlanders in Koeweitse detentiecentra, waarvan sommigen in afwachting van verwijdering.

Het Mensenrechtencomité van de Koeweitse Nationale Assemblée houdt toezicht op de omstandigheden in de gevangenissen. Afgevaardigden van ICRC hebben toegang tot alle plaatsen van detentie en brengen regelmatig bezoeken aan gevangenen in detentiecentra die als gevolg van de Golfoorlog niet over diplomatieke bescherming in Koeweit beschikken, onder wie Irakezen.

ICRC geeft verklaringen van detentie af aan door hen bezochte gedetineerden. De verklaringen worden niet automatisch afgegeven, maar alleen op verzoek van de gedetineerde. Afgifte kan zowel tijdens als na detentie plaatsvinden.

ICRC houdt voorts toezicht op de positie van Iraakse bemanningsleden die door de Koeweitse autoriteiten worden vastgehouden aan boord van vrachtschepen die zijn onderschept wegens het overtreden van de bepalingen van het VN-sanctieregime zoals die zijn vastgesteld op grond van Veiligheidsraadsresoluties. Afgevaardigden van ICRC bezochten in het jaar 2000 onder meer 22 Irakezen aan boord van die schepen.

Het gevangeniswezen in Koeweit beschikt over de volgende gevangenissen en detentiecentra:


· Kuwait Central Prison. Deze gevangenis is voor circa duizend gevangenen gebouwd, maar moet regelmatig plaats bieden aan ruim tweeduizend personen. Ook een aantal van drieduizend gedetineerden wordt genoemd. Twee nieuwe gebouwen zijn bijna voltooid, waardoor de capaciteit wordt vergroot tot drieduizend gevangenen. In 2002 is de bouw van drie additionele gebouwen voorzien. In november 2000 diende ICRC bij het Koeweitse ministerie van Buitenlandse Zaken een voorstel in om aan Iraakse gedetineerden in Central Prison een eendaags bezoek toe te staan van in Irak wonende familieleden. ICRC werkt samen met de Koeweitse en Iraakse regering nog aan dit project. Bezoeken van familieleden hebben nog niet plaatsgevonden.


· Talha Detention Centre. Dit is een gevangenis met kenmerken van een open strafinrichting die over goede faciliteiten beschikt. In deze gevangenis bevinden zich personen die zijn veroordeeld in een civiele procedure of voor naar verhouding lichte vergrijpen, of personen die de laatste periode van hun gevangenisstraf uitzitten en spoedig vrij kunnen komen. Alhoewel Talha niet langer een verwijdercentrum is, worden hier van tijd tot tijd wel personen vastgehouden in afwachting van hun verwijdering. In de periode van 1992 tot aan de tijdelijke sluiting in 1998 werden vanuit Talha illegale Irakezen verwijderd naar Irak, indien betrokkenen daarmee instemden. Het betrof vaak Irakezen die na een veroordeling wegens collaboratie met de Iraakse bezettingsmacht een gevangenisstraf van doorgaans zo'n vijf jaar hadden uitgezeten. Na een detentieperiode van één tot twee jaar kon men bij goed gedrag worden overgebracht naar Talha, van waaruit later verwijdering kon volgen. Sinds de heropening van deze gevangenis in 1998 is er geen kritiek geweest van mensenrechtengroeperingen over mishandeling van gevangenen.


· Shuwaikh state security facility. Deze gevangenis doet tevens dienst als verwijdercentrum. Hier bevinden zich mannen die niet over een verblijfsvergunning beschikken en daarom voor verwijdering in aanmerking komen. Het komt vaak voor dat men wordt vrijgelaten op het moment dat een sponsor zich garant stelt en een verblijfsvergunning wordt verkregen. Het betreft veelal Iraniërs, Srilankanen, Indiërs en Pakistani. Er is één geval bekend van een Irakees die acht jaar in detentie op uitzetting heeft gewacht.


· Jeugdstrafinrichting. Deze inrichting richt zich voor een belangrijk deel op reclassering.


· Centrale vrouwengevangenis. Personen die in deze gevangenis zijn gedetineerd en voor verwijdering in aanmerking komen, bevinden zich in een aparte vleugel; het betreft voor een groot deel vrouwen uit Pakistan, India, Filippijnen, Bangladesh, etc. die hun verblijfsvergunning niet (tijdig) konden verlengen.


· Militaire gevangenis Diwan.


8 Verwijdering

---

In Koeweit is het in beginsel mogelijk dat Irakezen net als andere niet-Koeweiti's worden verwijderd, als zij als een specifiek veiligheidsrisico worden beschouwd. Dit geldt bijvoorbeeld voor hen die zijn veroordeeld door de (in 1995 afgeschafte) Staatsveiligheidsrechtbanken. Ook kunnen Irakezen net als andere buitenlanders worden verwijderd als zij niet in staat blijken werk- en verblijfsvergunningen te bemachtigen of te verlengen.

Veel bevelen tot verwijdering worden louter administratief afgedaan, zonder dat er een rechtszaak aan ten grondslag ligt. Verwijdering is mede afhankelijk van de documenten waarover men beschikt.

Refoulement van vreemdelingen geschiedt niet indien betrokkenen hebben aangegeven bezwaar te maken tegen terugzending naar hun eigen land, waarmee hen in afwachting van een oplossing veelal geen andere keuze wordt geboden dan (tijdelijk) verblijf in Koeweitse detentie. Dit laatste geldt vaak voor de Irakezen die de gedemilitariseerde zone tussen Irak en Koeweit passeren; zij worden immers beschouwd als 'infiltranten' die als 'potentiële agent' van het regime in Bagdad mogelijk staatsgevaarlijk zijn en daarom om redenen van veiligheid in verzekerde bewaring worden gesteld. Van lang verblijf van Irakezen in Koeweitse detentie is vaak sprake als zij hebben aangegeven niet naar Irak te willen terugkeren.

Naar verluidt zijn personen die in het bezit zijn van een 'protection letter' van UNHCR in de praktijk gevrijwaard van op verwijdering gerichte detentie, tenzij betrokkenen door de Koeweitse autoriteiten worden beschouwd als een bedreiging voor de staatsveiligheid. UNHCR kan bij dreiging van verwijdering interveniëren. In individuele gevallen kan UNHCR assisteren bij onderhandelingen met betrekking tot de verkrijging van een verblijfs- en werkvergunning. Ook kan UNHCR intrekking van het bevel tot verwijdering en de vrijlating van personen uit verwijdercentra trachten te bewerkstelligen.

Indien een Irakees zich tijdens zijn detentie wendt tot UNHCR-Koeweit en zich terecht beroept op vrees voor vervolging, kan de detentie worden opgeheven. Personen die door UNHCR als vluchteling zijn erkend, maar door de Koeweitse autoriteiten als een risico voor de staatsveiligheid worden beschouwd, blijven in detentie. In die gevallen vindt hervestiging direct vanuit het verwijdercentrum plaats.

ICRC heeft de laatste jaren een aantal keren bemiddeld bij vrijwillige terugkeer van Irakezen naar Irak, in de meeste gevallen via Jordanië, en sporadisch ook via de Iraaks-Koeweitse grens.


9 Terugkeer

---

Koeweit neemt in beginsel geen Irakezen of andere vreemdelingen terug die het Koeweitse grondgebied eerder hebben verlaten, als zij niet in het bezit zijn van een geldig visum of een geldige verblijfsvergunning.

In de praktijk geldt daarnaast dat Irakezen en andere buitenlanders niet opnieuw tot Koeweit worden toegelaten indien zij langer dan zes maanden buiten Koeweit hebben verbleven. Dit laatste geldt eveneens voor terugkeer in het kader van gezinshereniging, die in beginsel wel mogelijk is in geval van huwelijk met een Koeweits staatsburger.

In veel gevallen wordt gezinshereniging niet toegestaan aan Irakezen in Koeweit die hun gezinsleden willen laten overkomen. Wel is er de laatste tijd een toename zichtbaar van het aantal Irakezen dat een visum krijgt voor een kort bezoek aan (familieleden in) Koeweit. Veel van dergelijke visa worden afgegeven op de Koeweitse ambassade in Amman.


10 Documenten

---

10.1 Reis- en identiteitsdocumenten

---
Een aantal Irakezen verblijft in Koeweit op basis van een al dan niet authentiek Iraaks paspoort of ander reisdocument. Irakezen kunnen in beginsel Iraakse documenten verkrijgen of verlengen bij de Iraakse diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen in Jordanië, de Verenigde Arabische Emiraten Qatar en Bahrein.

Omdat velen van hen niet beschikken over Iraakse identiteitsdocumenten, en omdat de mannen geen Iraakse militaire documenten kunnen overleggen, is het echter niet eenvoudig Iraakse paspoorten te bemachtigen.

Een beperkt aantal Irakezen verblijft in Koeweit met westerse (waaronder Nederlandse en Canadese) reisdocumenten (paspoorten, vluchtelingendocumenten, vreemdelingendocumenten).

Irakezen kunnen hun toevlucht nemen tot het illegaal aanschaffen van paspoorten op de zwarte markt, zowel in Koeweit als in het buitenland. Veel Irakezen hebben paspoorten van derde landen aangeschaft om zo eenvoudiger visa, werk- en verblijfsvergunningen te bemachtigen. Volgens zeer goed ingelichte bronnen betreft het paspoorten van onder meer de volgende landen: Albanië, Rusland, Afghanistan, Nigeria, Somalië, Ethiopië, Colombia, Bolivia, Dominicaanse Republiek, Eritrea, Sierra Leone en Liberia.

Dergelijke praktijken komen sinds 1997 echter op veel kleinere schaal voor dan voorheen. In een aantal gevallen wordt betrokkenheid van de desbetreffende autoriteiten of hun diplomatieke vertegenwoordigingen in het buitenland vermoed. Vaak bleken documenten in de landen van oorsprong als vermist of gestolen geregistreerd te staan. Ook circuleren in beperkte mate volledig vervalste reisdocumenten. Westerse ambassades in Koeweit stuitten een enkele keer op reisdocumenten van fictieve landen. Sommige paspoorten worden via het internet aangeboden.

10.2 Verblijfsvergunningen

---
Irakezen dienen, net als andere houders van buitenlandse reisdocumenten voor verblijf in Koeweit, te beschikken over een geldige verblijfsvergunning. Deze 'residence permits' kunnen in beginsel alleen worden verstrekt indien men over een geaccepteerde (veelal Koeweitse) 'sponsor' beschikt. De geldigheid van verblijfsvergunningen varieert; de maximum verblijfsduur bedraagt vijf jaar. Voor Irakezen lijkt in beginsel te gelden dat verlenging ieder jaar noodzakelijk is. Het komt voor dat leden van hetzelfde gezin verblijfsvergunningen met verschillende perioden van verblijfsduur krijgen toegewezen. De Koeweitse vreemdelingenwetgeving bevat onder meer bepalingen met betrekking tot de verkrijging en verlenging van verblijfsvergunningen. Naast het verplichte sponsorship dient men medische verklaringen te overleggen. Ook een bewijs van ziektenkostenverzekering wordt verlangd.

Verblijfsvergunningen worden geannuleerd indien de houder daarvan gedurende een onafgebroken periode van zes maanden buiten Koeweit verblijft. Uitzonderingen hierop zijn verblijf in het buitenland wegens studie, medische behandeling en afwezigheid in verband met werkzaamheden. Voorafgaande toestemming van de Koeweitse autoriteiten is echter vereist.

In sommige gevallen plaatsen de Koeweitse autoriteiten in buitenlandse documenten een blokstempel met de tekst: 'Absence Exceeding Six Months Out of Kuwait Shall Nullify The Residence Permit'. Dit stempel wordt vaak naast het stempel van de verblijfsvergunning geplaatst.

Naast de verblijfsvergunning bestaan een hieraan gekoppelde werkvergunning en verschillende soorten visa. Volgens goed ingelichte bronnen is het mogelijk visa en vergunningen te verwerven door Koeweitse staatsburgers te betalen voor hun garantstelling en sponsoring. In een aantal gevallen blijken oplichters verblijfs- en werkvergunningen toe te zeggen in ruil voor grote geldbedragen.

Voor wat de verblijfstitel betreft, volgen de kinderen van een Iraakse vader en Koeweitse moeder de verblijsstatus van de Iraakse vader. Deze kinderen dienen, in tegenstelling tot de kinderen van een Koeweitse vader en een Iraakse moeder, in bezit te zijn van een verblijfsvergunning.


11 Beleid westerse landen

---

Het beleid van Europese landen ten aanzien van Iraakse asielzoekers uit Koeweit wordt voornamelijk bepaald door de mate waarin men met deze groep te maken heeft. Het aantal Iraakse asielzoekers uit Koeweit in België, Duitsland, Finland, Italië, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Zwitserland is laag. Genoemde landen hebben dan ook geen specifiek beleid ontwikkeld met betrekking tot deze groep. Voorzover bekend hebben over de periode januari tot november 2001 vanuit deze landen geen verwijderingen van Iraakse asielzoekers naar Koeweit plaatsgevonden. Hierbij speelt onder meer de technische verwijderbaarheid een rol.

In Denemarken is echter wel sprake van een eenduidig beleid ten aanzien van Iraakse asielzoekers uit Koeweit. Deze groep kan in Denemarken aanspraak maken op vluchtelingenstatus. Deze beleidslijn is gebaseerd op de zienswijze dat Irakezen in Koeweit gediscrimineerd worden en vaak worden gezien als spion voor Irak. Andere beslissingen zijn formeel mogelijk, daar alle aanvragen op hun individuele merites worden beoordeeld.

Omdat Iraakse asielzoekers uit Koeweit niet kunnen worden uitgezet naar Koeweit, krijgen zij in Denemarken in de praktijk een tijdelijke verblijfsvergunning voor één jaar. Deze vergunning kan vier keer worden verlengd. Onder deze verblijfstitel heeft men geen recht op gezinshereniging.


12 Samenvatting

---

In afgelopen decennia hebben zich vele Irakezen in Koeweit gevestigd. Sinds de Golfoorlog is het aantal Irakezen in Koeweit echter aanzienlijk kleiner dan voorheen. Momenteel zouden - afgezien van een groot aantal bedouns van Iraakse afkomst - naar schatting zo'n 15.000 Irakezen in Koeweit verblijven.

Alhoewel geen sprake meer zou zijn van druk op de Irakezen om Koeweit te verlaten, handhaaft Koeweit niettemin nog steeds een beleid dat erop is gericht het aantal Irakezen in Koeweit te beperken. Naturalisatie tot Koeweits staatsburger is in beperkte mate mogelijk. Irakezen kunnen zoals andere niet-Koeweiti's wel eens het slachtoffer worden van pesterijen of incidentele discriminatie.

Sommige Irakezen in Koeweit kunnen zonder problemen over Iraakse paspoorten en andere documenten beschikken; anderen hebben geen contacten met de Iraakse autoriteiten en stellen te vrezen voor het Iraakse regime in geval van hun eventuele terugkeer naar Irak, bijvoorbeeld omdat zij volgens Bagdad tijdens en na de Iraakse bezetting van Koeweit als Iraakse staatsburgers een te weinig pro-Iraakse houding zouden hebben ingenomen.

De Koeweitse nationale wetgeving voorziet niet in bepalingen die de positie van asielzoekers of vluchtelingen regelen. Er zijn geen procedures voor asielaanvragen waarop Irakezen aanspraak kunnen maken. UNHCR kan enige steun verlenen aan onder meer Iraakse asielzoekers en vluchtelingen. Zo kan UNHCR bij dreiging van verwijdering interveniëren. Refoulement naar Irak tegen de wil van betrokkenen vindt niet plaats vanuit Koeweit.

Koeweit neemt in beginsel geen Irakezen of andere vreemdelingen terug die Koeweits grondgebied hebben verlaten, als zij niet in het bezit zijn van een geldig visum of een geldige verblijfsvergunning.


Bijlage 1

kaart Koeweit

Deze kaart is ontworpen voor publieksvoorlichting en is geen officieel document. Aan deze kaart kunnen geen rechten worden ontleend.


Bijlage II

Literatuurlijst

Naast de in de inleiding genoemde bronnen is gebruik gemaakt van de volgende bronnen en publicaties:

Amnesty International, Annual Report 2000 - Kuwait, website

Amnesty International, Annual Report 2001 - Kuwait, website

Arab Times (Koeweits dagblad)

Associated Press

BBC News, website

CIA, The World Factbook 1999 - Kuwait, website, homepage

The Economist Intelligence Unit, Country Profile Kuwait (Londen, mei 2000)

The Economist Intelligence Unit, Country Profile Kuwait (Londen, augustus 2001)

Elsevier bedrijfsinformatie, Nationaliteitswetgeving Koeweit, aanvulling 229 (november 2001)

Europa Publications Limited, The Middle East and North Africa 1999, 45e editie (Londen, 1998)

Europa Publications Limited, The Middle East and North Africa 2001, 47e editie (Londen, 2000)

Gulf States Newsletter (website)

ICRC, Annual Report Kuwait (Genève, 1998)

ICRC, Annual Report 2000 (Genève, juni 2001)

Koeweitse nationaliteitswet (nr. 15/1959)

Koeweitse vreemdelingenwet (nr. 17/1959)

Koeweitse paspoortwet 1962 en amendementen daarop van 1963 en 1977 (Engelse vertaling)

Kuwait Publishing House, Kuwait Pocket Guide 2001, 16e editie, (Koeweit, 2001)

Kuwait Times (Koeweits dagblad)

Ministerie van Buitenlandse Zaken, algemeen ambtsbericht Centraal-Irak (Den Haag, 9 april 2001)

Ministerie van Buitenlandse Zaken, algemeen ambtsbericht Koeweit/bedouns (Den Haag, 29 november 2000)

Ministerie van Buitenlandse Zaken, algemeen ambtsbericht Koeweit/Palestijnen (Den Haag, 28 december 2000)

Takkenberg, Lex, The Status of Palestinian Refugees in International Law, Clarendon Press (Oxford, 1998)

UNHCR, Country Fact Sheet UNHCR Kuwait operations (13 mei 2000)

UNHCR, Country Profiles: Kuwait (Genève, september 1999)

UNHCR, Country Profiles: Kuwait (Genève, 2001)

UNHCR, Global Appeal 2001 (Genève, december 2000)

UNHCR, Mid-Year Progress Report 2001 (Genève, 2001)

UNHCR, Programme for Iraqi Refugees (Genève, december 1999)

USCR, Country Report, Kuwait (2000) website
www.refugees.org/world/countryrpt/mideast/kuwait.htm

USCR, Country Report, Kuwait (2001) website
www.refugees.org/world/countryrpt/mideast/kuwait.htm

U.S. State Department, 1998 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait (Washington, 26 februari 1999)

U.S. State Department, 1999 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait (Washington, 25 februari 2000)

U.S. State Department, 2000 Country Reports on Human Right Practices: Kuwait (Washington, 26 februari 2001)

U.S. State Department, 2001 Country Reports on Human Right Practices: Kuwait (Washington, 4 maart 2002)

Vertaling uit het Arabisch in het Engels van de Koeweitse nationaliteitswet, amiri decreet no. 15/1959 met amendementen: amiri decreet no. 2/1960 en wetten no. 21/1965 en no. 70/1966

Vertaling uit het Arabisch in het Engels van de Koeweitse vreemdelingenwet, amiri decreet no. 17/1959, met amendementen: amiri decreet no.'s 41/1987 en 7/1988 en ministerieel besluit no. 640/1987.

The Status of Palestinian Refugees in International Law, L. Takkenberg, Oxford, 1998.

Zie Algemeen ambtsbericht Koeweit/bedouns, Ministerie van Buitenlandse Zaken, Den Haag, 29 november 2000.

Voor het in de algemene ambtsberichten over Koeweit gehanteerde onderscheid tussen bedouns en Irakezen zie hoofdstuk 1.

Zie de algemene ambtsberichten over Centraal-Irak, laatstelijk dat van 9 april 2001.

The Middle East and North Africa 1999, 45e editie, Europa Publications Limited, Londen, 1998

The Middle East and North Africa 1999, 45e editie, Europa Publications Limited, Londen, 1998.

The Middle East and North Africa 1999, 45e editie, Europa Publications Limited, Londen, 1998.

Om een nieuwe verblijfsvergunning te kunnen krijgen diende men in het bezit te zijn van een 'verklaring van geen bezwaar' (clearance) van de Koeweitse autoriteiten. Een dergelijke verklaring werd slechts afgegeven indien men afdoende kon aantonen dat men in de Golfoorlog niet de zijde van de Iraakse bezetter had gekozen. Als bewijs moesten verklaringen van Koeweitse onderdanen ('residency sponsors') worden overgelegd die het verhaal van de aanvrager bevestigden en de aanvraag voor een verblijfsvergunning ondersteunden.

Hetzelfde gold voor onder meer Jordaniërs en Jemenieten.

Dit laatste gold ook met betrekking tot Palestijnen en staatsburgers van Jemen, Soedan en Jordanië, al lijkt Koeweit dit beleid ten aanzien van Palestijnen, Jordaniërs en Jemenieten momenteel niet uit te voeren..

Zie ook hoofdstuk 2.

2000 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 26 februari 2001.

Zie ook hoofdstuk 9.

2001Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 4 maart 2002.

Zie ook voetnoot 8.

Zie ook hoofdstuk 5.

Artikel 46: 'Extradition of political refugees is prohibited'.

Counry Report: Kuwait, USCR Worldwide Refugee Information, VS, 2001.

Voor een volledige en juiste beoordeling van de nationaliteitswetgeving dient correctheidshalve te worden verwezen naar de integrale tekst van deze wetgeving. Zie tevens algemeen ambtsbericht Koeweit/bedouns, Ministerie van Buitenlandse Zaken, Den Haag, 29 november 2000.

Besluit nr. 15/1959 inzake de Koeweitse nationaliteit, laatstelijk gewijzigd op 2 augustus 1987, zoals opgenomen in: Nationaliteitswetgeving, onder redactie van F. Zilverentant, Elsevier bedrijfsinformatie, Den Haag, bijgewerkt tot november 2001.

Besluit nr. 15/1959 inzake de Koeweitse nationaliteit, artikel 1.

Ibidem, artikel 2.

Zie algemeen ambtsbericht Koeweit/bedouns, Ministerie van Buitenlandse Zaken, Den Haag, 29 november 2000.

21 jaar en vóór 25 februari 1981 18 jaar.

Een zgn. Cooperation and Office Agreement.

Country Report: Kuwait, USCR Worldwide Refugee Information, VS, 2001; UNHCR Country Profiles - Kuwait, Genève, 2001.

UNHCR'S programme for Iraqi refugees, UNHCR, Genève, december 1999.

UNHCR Country Profiles - Kuwait, UNHCR, Genève, 2001.

Zie ook hoofdstuk 7.

Country Report: Kuwait, USCR Worldwide Refugee Information, VS, 2001.

Zie ook hoofdstuk 6.

2000 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 26 februari 2001.

2000 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 26 februari 2001.

2001 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 4 maart 2002.

2001 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 4 maart 2002.

Eind 2000 bedroeg dit aantal nog zevenentwintig, onder wie zo'n tien Irakezen.

2001 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 4 maart 2002.

2001 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 4 maart 2002.

2000 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 26 februari 2001

ICRC, Annual Report 2000 (Genève, juni 2001).

Arab Times, 13 augustus 2001.

ICRC, Annual Report 2000 (Genève, juni 2001).

2000 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 26 februari 2001.

Zie ook paragraaf 9.2.

2001 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 4 maart 2002.

Zie ook hoofdstuk 5.

Zie ook hoofdstuk 5.

Hiertoe kan een speciaal stempel in het reisdocument worden geplaatst; zie paragraaf 9.2.

Zie ook hoofdstuk 3.

In het Arabisch wordt de term 'iqama' gehanteerd.

Aliens Residence Law, amiri decreet no. 17/1959, met amendementen: amiri decreet no.'s 41/1987 en 7/1988 en ministerieel besluit no. 640/1987.

In het stempel staat ook een dergelijke tekst in het Arabisch.

Zie ook paragraaf 4.3.

Zie ook hoofdstuk 8.

===