KV Koenders en De Graaf over Britse oliemaatschappij Premier Oil te
Birma
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Azië en Oceanië
Afdeling Zuidoost-Azië en Oceanië
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
11 oktober 2002
Behandeld
Roeland Kollen
Kenmerk
DAO/0854-02
Telefoon
070-3484715
Blad
/4
Fax
070-3485323
Bijlage(n)
E-Mail
rad.kollen@minbuza.nl
Betreft
Beantwoording vragen van leden Koenders (PvdA) en De Graaf (D66) over
de Britse oliemaatschappij Premier Oil te Birma
Graag bied ik u hierbij, mede namens de Staatssecretaris voor
Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris van Economische
Zaken, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de
leden Koenders (PvdA) en De Graaf (D66) over de Britse
oliemaatschappij Premier Oil te Birma. Deze vragen werden ingezonden
op 25 september 2002 met kenmerk 2020300350.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Mr. J.G. De Hoop Scheffer
Antwoord van de heer De Hoop Scheffer, minister van Buitenlandse
Zaken, mede namens mevrouw van Ardenne-van der Hoeven,
staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking en de heer Wijn,
staatssecretaris van Economische Zaken, op vragen van de leden
Koenders en De Graaf over de Britse oliemaatschappij Premier Oil te
Birma
Vraag 1
Bent u op de hoogte van het feit dat de Britse oliemaatschappij
Premier Oil onlangs Birma heeft verlaten naar aanleiding van
jarenlange protesten door vele maatschappelijke organisaties?¹
Antwoord
Het is mij bekend dat Premier Oil zich uit Birma terugtrekt. Ook is
het mij bekend dat de belangen van Premier Oil in het Yetagun Project
worden overgedragen aan Petronas International Corporation Limited
(PICL), een Maleisische oliemaatschappij.
Vraag 2
Bent u bereid in het licht van deze situatie en in vervolg op eerdere
vragen² van de leden Koenders en Hoekema er bij IHC Caland op aan te
dringen Birma ook te verlaten, dit gezien het feit dat IHC Caland zich
tot nu toe altijd heeft beroepen op een lopend contract met onder meer
Premier Oil?
Antwoord
Op 8 april jl. maakte IHC Caland, mede op dringend verzoek van de
staatssecretaris van Economische Zaken, bekend geen nieuwe
activiteiten te zullen ontplooien in Birma, zolang de politieke en
mensenrechtensituatie in dat land geen structurele verbeteringen te
zien geeft. Gezien de contractuele verplichtingen heeft IHC Caland
destijds aangegeven het lopende contract voor het Yetagun Project wel
uit te dienen. De in antwoord 1 genoemde overdracht brengt daarin geen
verandering, aangezien er geen wijziging komt in de feitelijke
juridische contractpartij van IHC Caland bij het project. Dat blijft
namelijk Premier Petroleum Myanmar Limited. Nu Premier Oil haar belang
in die onderneming overdraagt aan PICL, verwerft PICL een
meerderheidsbelang in Premier Petroleum Myanmar Limited.
Ik zie geen aanleiding er bij IHC Caland opnieuw op aan te dringen om
stappen te ondernemen ter voortijdige beëindiging van genoemd
contract.
Overigens geldt hierbij nog steeds dat de OESO-richtlijnen als
leidraad kunnen dienen voor verantwoord gedrag bij het uitdienen van
het contract door IHC Caland. Vragen die hierover door FNV en CNV zijn
gesteld aan het Nationaal Contactpunt, worden in overleg met betrokken
partijen, inclusief IHC Caland, behandeld.
Vraag 3
Kunt u aangeven welke actie(s) de regering sinds april 2002 heeft
ondernomen ten aanzien van het bij brancheorganisaties, inclusief
reisorganisaties onder de aandacht brengen, van het
ontmoedigingsbeleid van de regering met betrekking tot handel en
investeringen in Birma?
Antwoord
In antwoord op eerdere vragen van de leden Koenders en Hoekema2 is
uitgebreid stilgestaan bij het ontmoedigingsbeleid van de regering met
betrekking tot handel en investeringen in Birma. Hieraan kan worden
toegevoegd dat het ministerie van Economische Zaken dit beleid zo
breed mogelijk onder de aandacht brengt bij het Nederlandse
bedrijfsleven. De website www.mvo.ez.nl bevat officiële informatie
over maatschappelijk verantwoord ondernemen, zoals het
regeringsstandpunt en antwoorden op schriftelijke vragen.
Het lijkt aannemelijk dat het algemeen ontmoedigingsbeleid op Birma bijdraagt aan de dalende trend in handelsvolumes tussen Nederland en Birma, die inmiddels tot zeer bescheiden proporties zijn teruggelopen. Ook bij het onderlinge dienstenverkeer, met inbegrip van het toerisme, gaat het statistisch gezien om niet noemenswaardige bedragen.
De regering hecht er sterk aan dat het ontmoedigingsbeleid generiek
van karakter blijft en dat derhalve geen onderscheid naar sectoren of
bedrijven wordt gemaakt. Uit contacten met brancheorganisaties is
gebleken dat deze, mede dankzij de activiteiten van maatschappelijke
organisaties en het ontmoedigingsbeleid van de regering, goed op de
hoogte zijn van het beleid ten aaanzien van Birma. De regering ziet op
dit moment geen aanleiding om haar beleid te wijzigen. Mocht de
situatie in Birma zodanig verslechteren dat een aanscherping van het
Gemeenschappelijk Standpunt van de Europese Unie gerechtvaardigd zou
zijn, dan kan opnieuw bezien worden of aanvullende maatregelen nodig
en zinvol zijn.
¹ Persbericht Burma Centrum Nederland,
17 september 2002, www.burmacenter.nl
² Aanhangsel Handelingen nr. 1087,
vergaderjaar 2001-2002.