VSNU-persbericht
Datum: 17 september 2002
Ambities onderwijs en wetenschap staan op drijfzand
De Rijksbegroting 2003 van OC&W laat zien dat de nieuwe bewindspersonen de ambities van het vorige kabinet op het terrein van hoger onderwijs en wetenschap delen. De invulling van die ambities zal echter grotendeels van de universiteiten afhangen, die hiervoor weinig ruimte krijgen. Integendeel, universiteiten moeten meer doen met minder geld.
Net als het tweede paarse kabinet bevestigt het kabinet
Balkenende de ambities op het gebied van onderwijs en
wetenschap die de universiteiten de afgelopen periode naar
voren brachten. De verwachtingen rondom het
bachelormasterstelsel - de belangrijkste onderwijsinnovatie
van de afgelopen decennia-, internationalisering en de
kenniseconomie zijn hoog gespannen. Helaas biedt de
Rijksbegroting van OC&W weinig houvast om de ambities waar te
maken.
De gelden die de instellingen krijgen om de stijgende
studentenaantallen te compenseren en de noodzakelijke
opleidingscapaciteit op het gebied van geneeskunde te
vergroten, worden door de bezuinigingen en het achterwege
blijven van de prijscompensatie meer dan teniet gedaan:
omgerekend daalt de rijksbijdrage per student de komende vijf
jaar met 10 procent! Dit valt niet te rijmen met de
hooggespannen verwachtingen die bijvoorbeeld rondom de
invoering van het bachelormasterstelsel worden geformuleerd.
De nadruk die het nieuwe kabinet op deregulering legt is
veelbelovend en sluit aan bij de behoefte aan autonomie van de
instellingen. De universiteiten zien dan ook met
belangstelling de concrete uitwerking tegemoet en dringen
daarbij aan op consistentie. De roep om minder regels gaat
namelijk vergezeld met uitgebreide uitvoeringseisen met
betrekking tot rekenschap en verantwoording. De universiteiten
zien de noodzaak van een betere verantwoording zeker in, maar
vrezen, vanuit hun ervaring met het vorige kabinet, een
toename van het aantal regels en van de administratieve
belasting.
Om de ambities op het terrein van de kenniseconomie waar te
maken wordt aangegeven dat onderzoeksinstellingen gevrijwaard
worden van ombuigingen. Dat geldt niet voor de universiteiten,
terwijl zij wel twee-derde van het publiekbekostigde
wetenschappelijke onderzoek voor hun rekening nemen. In de
hele paragraaf over wetenschapsbeleid worden zij nauwelijks
genoemd. Ook is het opvallend dat de universiteiten niet
geholpen worden bij de aanpak van problemen op het gebied van
huisvesting, personeelsbeleid en ICT.
De minister en staatsecretaris zien veel mogelijkheden in de
wijziging van het bekostigingsstelsel voor onderwijs en
onderzoek. Hoewel de universiteiten de inhoudelijke
argumentatie voor de noodzaak tot aanpassing missen, zien zij
de plannen van de bewindslieden met belangstelling tegemoet.
VSNU