Ministerie van Algemene Zaken

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
001 Plein 2 Den Haag 2511 CR DEN HAAG

19, Den Haag

D a t u m K e n m e r k O n d e r w e r p 19 september 2002 02M439663 Kamervragen

Hierbij doe ik u toekomen de antwoorden op de vragen van het lid van uw Kamer mevrouw E.G. Terpstra (VVD), mij toegezonden met uw brief d.d. 17 september 2002, nr. 2010215500.

De MINISTER-PRESIDENT, Minister van Algemene Zaken,

Mr.dr. J.P. Balkenende



Antwoorden op de vragen van mevrouw E.G. Terpstra (VVD) d.d. 16 september 2002, nr. 2010215500


1. Vraag:
Waarom wilt u niet toezeggen dat het 'wekelijke interview met de minister-president' slechts dan (geheel of gedeeltelijk) (al dan niet 'ook') zal worden ondergebracht bij een commerciële omroep, als ook die uitzending werkelijk van ondertiteling wordt voorzien, zodat sprake is van een zékerheid daarvan, en niet slechts van een 'mogelijkheid'?


2. Vraag:
Kunnen de anderhalf miljoen mensen in Nederland die doof of slechthorend zijn en van wie velen afhankelijk zijn van ondertiteling om televisieprogramma's te kunnen volgen, erop rekenen dat de minister-president elke mogelijkheid aangrijpt om de zo gewenste doorbraak van ondertiteling óók bij commerciële omroepen te bevorderen en zeker niet meewerkt aan een status-quo door geen voorwaarde vooraf te bedingen van ondertiteling van zijn 'eigen' wekelijkse gesprek met de minister-president?


3. Vraag:
Zo neen, waarom niet?

Antwoord 1-3:
Het wekelijkse gesprek met de minister-president wordt ook het komende seizoen uitgezonden bij de publieke omroep, die daarbij zorgdraagt voor ondertiteling via teletekst. Indien er door commerciële omroepen voorstellen zouden zijn gedaan voor (gedeeltelijke) overname van de uitzending van het wekelijks gesprek, dan zou ondertiteling ten behoeve van doven en slechthorenden een belangrijk rol hebben gespeeld in de afspraken daarover. Dit deed zich echter niet voor. Voor het overige zij verwezen naar de antwoorden de vragen van het lid Rehwinkel van heden.